N ummer 13. Zondag 13 Februari 1898. 21e Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Ons Feuilleton. ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit twee bladen. SCHOENMAKERIJ. FEUILLETON. De Wraak eener Vrouw UITGEVER: Waalwijk. WaalwUksche ra Lugstnilsrfcf Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door bet geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertehtiëk 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Ons tegenwoordig feuilleton loopt ten einde, en wij kannen onzen abonné's een nieuw aankondigen getiteld, „MAGDA", dat den lezer zal boeien door heerlijken stijl en meeslepende gebeurtenissen, Gerust kunnen we zeggen, dat we zelden aan onze lezers een feuilleton hebben kunnen aanbieden, zoo boeiend en onder houdend als dat binnenkort in de Echo van het Zuiden zal verschijnen. Wij raden daarom onzen abonné's de gedeelten uit te knippeu en te bewaren, daar iedereen na afloop behoefte zal gevoelen, dat heerlijke feuilleton, dien schooneu roman, nogmaals te lezen. r~is~m ~i Woensdagavond ten 8 ure had in het hotel /yMusis Sacrum-* te Dongen, voor een dicht bezette zaal de aangekondigde lezing van den lieer Jacobsen uit Amsterdam plaats. Bij den aanvang nam de lieer Travaglino, president der Yereeniging van schoenfabri kanten te Dongen het woord „Het doel van „De Yereeniging van scho°nfabrikanten te Dongenis de belangen der schoenmakers te behartigen en daarom OF 47 Zou mijnheer dan nog naarHerbiers willen gaan? vroeg Michiel. Ja, Michiel. antwoordde Raymond ja, ik wil voor de laatste maal op het grut van mijne moeder gaan bidden, en daarvan teruggekeerd, zal ik kloeker en sterker zijn. Michiel boog en vertrok. Een half uur later kwam hij Ravmond waar schuwen en beiden reden weg in de richting van Villiers, geheel en al onbewust dat zij gevolgd werden door een ander rijtuig, waarin Spavento, Ricordi en Gerorae gezeten waren. Nadat Ricordi en Spavento in het hotel .de Gouden Arm' waren aangekomen, en zij de ge beurtenissen van den dag nog eens hadden be sproken, overlegden zij met elkander wat hen hier te doen stond. Het i9 een vreemde zaak 1 zeide Spavento. Ik herkende Palmares niet meer, en ik begrijp niet aan welk vreemd gevoel hij toegeeft. Waar om dat terugtrekken Als wij hem niet sinds lang kenden, zouden wij het er voor moeten houden, dat hij bang is. Raymondzeide Ricordi, wie kan toch die Raymond zijn? Van waar komt hij? Waar gaat hij heen? Waarom die verwoedheid jegens ons Het is zeker, zeide Spavento, dat hij onze vijand is.Tegenover ieder ander, zou Palmares niet geaarzeld hebben... en daar zijne gewone voortvarendheid hem in den steek laat, geloof ik, dat wij in zijne plaats moeten handelen. Gij hebt gelijk. Alleen is het maar jammer; dat er zoo weinig tijd is om te handelen. Wat komt er dat op aan I - In de eerste plaats moet er voor gezorgd worden, dat hij morgen zijn tegenstander niet ontmoet. heeft ze gemeend, dat liet zeer nuttig zou zijn, om van tijd tot tijd lezingen over dat vak te laten houden. Tot proef hebben we van avond de eerste lezing. Ik stel u hier voor, mijnheer Ja cobsen uit Amsterdam, die voor velen geeu onbekende is en die zoo beleefd is geweest uit Amsterdam naar hier te komen om heden avond met u over het schoenmakersvak te spreken. Voor de pauze zal hij behandelen het nut van vereenigingen voor vakgenooten. Na de pauze „het vak, de confectie er van en voornamelijk het hoekstelsel. Na de lezing kan men gerust, als men van andere meening is, met den spreker van gedachte wisselenhij is bereid daarop te antwoorden. Daarop begon de heer Jacobsen zijne rede: Mijne heeren „Het is me een waar voorrecht, in deze vergadering te mogen optreden en breng daarvoor ook mijn hartelijken dank aan de Dongensche fabrikanten-vereenigiug en u allen den groet van vele Amsterdamsche collega's. Met veel blijdschap heb ik de uitnoodiging aanvaardom hier over de schoenmakerij te spreken. Ik geloof niet dat er een vak is, dat zóó ten achter staat als het schoenmakersvak. Dit behoeven we mekaar niet te verhelen De loönen der knechts zijn zóó laag, dat we kunnen zeggenze hebben het minimum bereikt en de ondernemers of bazen, ondanks de lage loonen, die zij gevenkunnen nog geen winsten maken. Dat is 't doode punt van de industrie en daarin moeten we ver betering brengen. Nogmaals dus mijnen dank voor de uit noodiging eerst krijgen we het nut var. vereenigingen voor bazen en voor knechts, en ik hoop dat deze bespreking zegenrijke gevolgen voor u allen moge hebben. Dat dunkt mij ook. Er werd aan de deur getikt. Binnen zeide Ricordi De deur ging open. Een man trad binnen. Het was Gerome. Gij 1 hier... wat komt gij doen vroeg Spa vento. Gerome begon te glimlachen. Hij was gekleed als matroos Een rood flanellen baaitje, een linnen broek en blauwe muts. Ik heb beneden gezegd, begon de schooier, dat ik kapitein van eene bark ben en dat gij mij bevolen hadt om te komen zeggen, hoe laat gij kondt vertrekken. Ha I ha 1 riep Ricordi, dat is slim, maar ik dacht, dat gij al weg waart. Nu, dat zou ik wel willen, hernam Gerome er wordt druk naar mij gezocht en ik geloof als men mij herkende, het niet goed met mij af zou loopeu maar kom, ik dacht dat gij mij noodig kondt hebben en daarom beu ik maar gebleven. Daar hebt gij goed aan gedaanl Dat heb ook bij mij zelven gezegd. Is het waar dat de hertog morgen met den jongenheer moet vechten Morgen, om vier uur. O 1 aan hebben wij den tijd nog. Tijd, waarvoor? Spavento keek Gerome verwonderd aan. Deze laatste haalde de schouders op. Zoudt gij het dan werkelijk willen toe laten, ging hij voort, dat de hertog met Raymond vecht Maar... Dat zou eene dwaasheid zijn. Wij hebben den hertog noodig, en daar dat jonge kereltje bij de hand is, zoude het best kunnen gebeuren, dat Palmares een blauwe boou in zijne maag kreeg, die moeilijk te verteren zoude zijn. Maar weet gij dan een middel om dat duel te voorkomen Er zijn er wel tien, maar aan één hebben wij genoeg. Verklaar u nader. Gérorae kwam dichter bij. Sedert eenige uren, vervolgde hij, sta ik op wacht bij de villa van den ouden Guillemotwat daar gebeurt weet ik niet, maar er schijnt wat bijzonders aan de hand te zyn. Ik zal deze bespreking houden naar aan leiding van twee zeer merkwaardige gezegden van een man, die veel gesproken heeft over de arbeiders en het arbeidsloon, die zelf onder de arbeiders leefde en veel voor hen gedaan heeft. Die man was de eerw. heer jhr. van Nispen tot Zevenaer, die de heerlijke talenten, waarover hij beschikte ten beste gaf voor de werklieden. Door zijn heengaan is eene ledige plaats ontstaan, die niet licht is aan te vullen dat was een man, wiens nage dachtenis men met eere mag herdenken. Die man, zeide ik, heeft een paar merk waardige woorden gesproken. Het eerste was te Amsterdam, in eene vergadering van een commissiedie zich ten doel stelde, eene tentoonstelling in het leven te roepen van werkstukkeu, door werk lieden in vrijen tijd vervaardigd. Toen zeide hij „Ik heb aan deze commissie mijne mede werking niet willen ontzeggen omdat het hier geldt het bedrijf aan te moedigen en de liefde tot het vak te vergrooteu; 't spijt me echter dat ik niet mijn volle sympathie er aan kan hechten omdat, naar mijne meening, geen liefde en toewijding tot het bedrijf kan worden verondersteld, wanneer geen ordelijk bestaan voor hem en de zijnen is gewaarborgd. Het tweede was ook te Amsterdam in een vergadering van eene commissie voor werk verschaffing. „De gedachte lacht mij toe werkeloozen te steunen, een equivalent te scheppen van productieven arbeid, zonder dat het particu lier initiatief wordt benadeeld. Maar dan is er nog niet genoeg gedaan, wat verlangen onze arbeiders Arbeid, werk en daarmee de verzekering van een inenschwaardig be staan.^ Ik geloof niet dat iemand de waarheid van deze twee gezegden in twijfel zal trekken. Hoe zoo Wel daar straks heb ik er Raymond uit zien komen, dien ik naar zijn hotel gevolgd ben. En toen In plaats van naar bed te gaan, wat toch heel natuurlijk zoude zijn, heeft hij om een rijtuig gezonden. Zoo laat Dat komt u verdacht voor, niet waai P Ja zeker. Nu. mij ook en daarom kom ik het u rae- dedeelen. Wij moeten dien man bewaken en weten, wat hij uitvoert en om nu te zorgen, dat hij ons door een overhaast vertrek niet kan ver rassen, heb ik ook een rijtuig besteld, dat op ons wacht. Spavento greep de hand van Géromc die hij met vervoering drukte. Een handdruk is heel goed, zeide deze op spottenden toon, maar een briefje van duizend zou nog beter zijn. Aeh I hernam Ricordi, over onze erkentelijk heid onderhandelen wij niet met u. Dat zal ik dau maar als een gunstig voor- teeken beschouwen. Wat moeten wij nu doen Dat is zeer eenvoudig, antwoordde Gérome; gij gaat een of twee revolvers halen, neemt plaats in het rijtuig en wacht op mij; zoodra ik weet waar de jonge Raymond heengaat, kom ik bij u en zullen wij verder zien. Het is in orde, zeide Spavento. Vertrekt g.j nu Dadelijk. En ik ga terug naar het hotel ,de Zwarte Rotsen". Laat ons vooral voortraaken, want wij hebben geen minuut te verliezen. Aan de tusschenkomst van Gérome hadden Ray mond en Michel het dus te danken dat zij op den voet gevolgd werden, door Ricordi, Spavento en Gérome. Het was een heldere nacht, de maan verlichtte den weg met haar raat schijnsel. In de verte hoorde men het geklots der golven. Nadat zij een uur gereden hadden, 9tond het rijtuig van Raymond stil en steeg hij met Michiel uit. Zij bevonden zich in een woest oord; geen huis of eenig ander menschelijk verblijf was hier te Want onze werklieden verlangen ook en moeten hebben een bestaan, zooals ze het waard zijn. En dat hebben ze niet. Twee vragen dringen zich nu onwillekeurig aan ons op, namelijk I. Wat zijn de oorzaken van dien onge— zonden toestand; II. Welke middelen kunnen leiden tot verbetering? Ik ben uit Amsterdam gekomen, om met u te spreken, niet als onderwijzer; alleen om te zeggen, wat ik ineen dat de waarheid is, wat mij na jarenlange ondervinding, is ge bleken het ware en het beste te zijn. Ik ben ook een schoenmaker en zeg niet, ik ben „maar" een schoenmaker, maar ik ben schoenmaker, ik heb al 39 jaar op mijn driestal gezeten. Laat men na afloop gerust zeggen, wat men denkt, dan kunnen we het verschil van meening zien, dan zal ik zoo goed mogelijk mijn repliek daartegen indienen; dan kunnen we van elkander leeren. Als we eens wat verder kijken dan de vier muren van onze werkplaats, wat ont waren we dan. Overal een haast en een jagen, we zien overal verandering. Ging men vroeger met de trekschuit en verdienden toen daaraan vele menschen hun brood; thans gaat alles met't jaar veel vlug ger en nu verdienen veel meer menschen hun broodwant nu wordt er veel meer gereisd. Brengen we de trekschuit van vroeger in vergelijking, Jdan vliegen we tegenwoordig; van middag om 12 uur zat ik nog een paar halve zolen te zetten in de Nicolaas Beets- straat te Amsterdam en nu sta ik hier voor u; kon ik dat aan m'n grootvader vertellen, hij zou zeggen breng dien man naar Mee- renberg Zeer dikwijls wordt iets onuitvoerbaar bespeuren. Maar Raymond scheen in deze streken, die hij meermalen bezocht had, thuis te zijn hij ging een zijpad op, dat steil omhoog liep, op eenigen afstand gevolgd door zijn intendant. Na een kwartier loopens, bevonden zij zich op den top van een heuvel en stonden zij voor de deur van een dorpskerkhof. Dit kerkhof zag er vrij armoedig uitzwarte kruisen wezen hier en daar een graf aan. De deur stond half open. Bij het binnenkomen vlogen eenige nachtvogels, in hunne rust gestoord ver schrikt omhoog. Ravmond vervolgde zijn wee langs met braam struiken en gras begroeide paden en stond ein delijk voor een zeer eenvoudig graf stil. Het was afgesloten door een zwart geschilderd ijzeren hek op het graf was een kruis opgericht, terwijl met geen enkel woord werd aangeduid, wie hier be graven lag. Raymond viel op zijne knieën hij wa9 zeer aangedaan en een gevoel van bitterheid vervulde zijn hart. OI lieve moeder I., o Irene I zeide hij met eene bedroefde stem dat uwe beide namen, nooit anders dan met liefde en eerbied door mij mogen worden herdacht... Moeder bescherm mij I Irene, vergeef mij 1 Eensklaps hield hij zich stil en richtte zich op. In een der hoeken van het kerkhof meende hij een geheimzinnig geluid te hooren. Hij hield zijn adem in, luisterde en keek scherp toe. Er was geen twijfel aan, hij zag thans eene schaduw zich langs den muur bewegen... hij rilde over zijn geheele lichaam. Maar zijne aarzeling duurde niet lang; luj ging op de verschijning af, die geen poging aanwendde om te ontvluchten. Eensklaps gaf hij een gil. Het was de hertog, die daar voor hem stond, op eenige passen afstand van het graf zijner moeder. Gijl., gij hier, mijnheer, riep Raymond, door blinde woede bevangen... O 1 van zulk eene hei ligschennis zult gij mij rekenschap geven. Mnar nauwelijks had hij dit gezegd, of hij werd door twee handen bij de keel gegrepen. Spavento wierp hem op den grond terwijl Ricordi den loop van zijn geladen revolver tegen zijne slapen hield. Gérome had Michiel voor ziine rekening geno men, dien hij juist ter aarde had geworpen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1