Nummer27. Zondag 3 April 1898. 21e Jaargang Eerste Blad. ,M Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. VREDE. ANTOON TIELE] Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUJLLETOX. UITGEVER: Waalwijk. De Echo van bet Zuiden, faalwyMe en Langstraalsclie Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk fl,I5. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3raaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsoh- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Iemand heelt eens gezegd „Niets is vol komen waar, zelfs deze bewering". Zoo is het er ook mee gesteld, wanneer men zegtOorlog is een ramp, vrede is een regen.'* En dit wel om velerlei redeuen. De gewapende vrede, waaronder ons we relddeel, men kan zonder overdrijving wel zeggen, gebukt gaat, heeft iets van de stilte, die in den regel den storm voorafgaat, en vraagt men zich vaak ernstig af, telkens wanneer bij een troonrede, bij een officieele plechtigheid of sameukomst tusschen vorsten of hoogwaardigheidsbekieeders van de ver schillende natiën, gewezen wordt op het bestaan vaD dien vrede, niet alsof 't vanzelf spreekt, dat de volkereu in eendracht en rust met en naast elkander voortleven, maar alsof dit een gansch bijzonder geval is, kan wer kelijk de vrede wel als een zegen worden aangemerkt Ja, men zou er toe komen den toestand, die ons werelddeel beheerscht, te vergelijken met een heeten zomerdag, waarop, ondanks den heerlijken zonneschijn, niemand zich recht lustig of opgewekt gevoelt, of van huis durft te gaan zonder regenscherm, met het oog op de dingen die komen kunnen, en al rijn ook de donkere wolkjes aan den horizon, die op de mogelijkheid van een naderend onweer wezen, voorbij gedreven, de menschen, ontzenuwd door de drukkende atmosfeer van deD dag, die hen tot inge spannen arbeid ongeschikt maakte, voor zij zich ten ruste begeven, bij het minste windje dat zich doet gevoelen of het minste 10 Langzaam waren zij voortgewandeld, zijde aan zijde, als behoorden zij voor altijd bij elkander.... en toch waren zij, volgens de begrippen der we reld, door een wijde kloof gescheiden hij, de af stammeling van een oud-adelijk geslacht en zij de dochter van een voroordeelde. Plotseling zag Magda een lichten blos op Raming s gelaat en een flikkering van toorn in zijn oog. Verwon derd keek zij op en bemerkte, dat zij op korten afstand genaderd waren van de armzalige hut van den grijsaard, die aan het venster zat en een zonderlingen blik wierp op het schoone, jonge Het is een vreemdsoortig menscli, die oude; zoover mijn herinnering strekt, leeide hij op ons landgoed. Eerst, tijdens het leven mijns vaders, in een kleine tuinmanswoning, en toen onze tuin man trouwde, wilde ik den ouden en zijn zoon een woning geven in een «ijvleugel van het ka steel, maar hij weigerde. Strikt genomen heeft, mijne moeder niet zoo geheel ongelijk in hare antipathie tegen hem. Maar men mag haar daarin natuurlijk niet versterken, voegde hij er met een vluchtigen glimlach bij. Frits beklaag ik zeer, bracht Magda in het midden, terwijl zij tot Raming opzag. En met het volste recht. De geest van den roensch is een waarlijk goddelijk geschenk en vormt eigenlijk den waren adel. Het meisje keek verwonderd op. En dat zegt gij De trotsche aristocraat Ernstig zag hij haar aan. Ah, gij meent dat ik trotsch ben op mijn adel? Ja, antwoordde zij vrijmoedig. Zoo slecht hebt gij mij beoordeeld Neen, juffrouw Arnold, dat ben ik niet. De adel, or.s door de geboorte verleend, is slechts afhankelijk van het toeval die oude daarginds, bijvoorbeeld, had even goed een slotheer kunnen zijn als ik. En wat de vlekkeloosheid zijner eer betreft, daar voor heeft elke burger met even veel strengheid te waken als iemand, die toevallig een kroon boven zijn naam mag dragen. Voor iederen man gerommel in de verle dat hun oor treft, el kander met eenige zorg afvragen wat dunkt u, zouden we zwaar weêr te wachten zijn, kunnen we wel gerust gaan slapen Neen, hoe heerlijk en geliefd de zonneschijn en zomerwarmte ook is, men snakt naar verade ming en ondanks de gevaren voor leven, have en goed, verbonden aan een uitbar sting der elementen, ziet men reikhalzend uit naar de onweersbui, die de drukkende span ning zal verbreken, en ondanks de offers, die zij eischt, verfrisschiug en ontspanning zal teweegbrengen. Nu zal deze vergelijking ongetwijfeld op enkele punten hinken, al was het maar al leen,omdat, wat door menschen is veroorzaakt, ook door menschen kan worden veranderd, terwijl aan de wetten der natuur uiet valt te veranderen, en men derhalve in het laatste geval leert berusten in een onvermijdelijkheid, die men in het eerste geval niet wil erken nen; intusschen kan zij ons eenigermate die nen tot het weergeven van de atmosfeer, waarin wij leven. Is de vrede, zooals wij dien thans in ons werelddeel waarnemen, inderdaad een zegen Wij meenen die vraag ontkennend te moe ten beantwoorden. Eeu dusdanige vrede is geen vrede in den rechten zin van het woord, is geen vrede, waarmeê men in waarheid en van harte vrede kan hebben. Ondanks alle defensieve verbonden van de verschillende natiën, ondanks alle vertoogen dat de vrede vooreerst geen gevaar loopt verstoord te worden, gevoelt men dat de tegenwoordige toestand, waarin de geburen naast elkaar voortleven tot de tanden gewa pend, voortdurend meer ten koste leggende aan weerbaarheid, verdedigings- of aanval - lingsvermogen, en de gelden die onmisbaar zijn voor de welvaart des volks, voor werken des vredes, voor een practische oplossing van de sociale quaestie, ten koste leggende aan krijgstoerustingen, op den duur niet houd baar is. moet de eer het hoogste goed zijn. Magda zweeg wel, maar hare schitterende oogen, waarmede zij hem open in het gelaat zag, zeiden hem duidelijk en ontwijfelbaar, dat zij deze ge voelens zeer in hem waardeerde. Hij boog zich zoo dicht tot haar over, dat hare haren zijn voorhoofd raakten. Ben ik u nog altijd debarbaar, waarvoor gij mij hieldt? Zij bloosde Ach, mijnheer Von Raming, daarvoor heb ik u toch werkelijk nooit gehouden, klonk het lachend. En nu werd zij plotseling weder ernstig en zag hem bijna trotsch aan. Gij hebt mij nog niet gezegd, of gij mij mijne onrechtvaardige verdenking wilt vergeven Zij glimlachte treurig en legde haar fijne vingers zacht in zijn forsche rechterhand. Ja, zeide zij toen, eenvoudig en oprecht. En nu groette hij haar beleefd en bleef staan, terwijl Magda snel de trappen opging. Boven op hare kamer gekomen, wierp zij in zenuwachtige haast doek en mantel af. Toen viel zij als vernietigd in een stoel neder en stamelde onder heete tranen O God, ik bemin hem en heb hem reeds lang liefgehad I Hoe onuitsprekelijk rampzalig ben ik... YI. EENE VERLOVING. Paula, ik vraag u nogmaals, waartoe moet eigenlijk deze kennismaking leiden? Mij dunkt, wanneer een meisje eenmaal twintig jaren telt en bovendien nog zulke bittere levenservaringen heeft opgedaan als gij, en als zij dan niets minder is dan schoon dan zou zulk een meisje toch wel wat verstandiger kunnen zijn. Gij bemint hem zeêl gij? Onzin, tracht mij zoo iets niet wijs te maken, mij ouden man. Hij bleef voor zijne dochter staan en zag haar bezorgd aan. Kindl Zoo lang ik leef en het is nu bijna zes en zestig jaren, dat ik op deze wereld rond dwaal. heb ik nog niets kunnen ontdekken van liefde, van vriendschap, en zeker wel liet allerminst van menschelijke liefde. O, beste vader en mama dan Die moet u toch liefgehad hebben, ander was zij toch immers uw vrouw niet geworden. Hij liet haar niet uitspreken. Een scherp, spottend gelach overstemde hare zachtzinnige Men draait in een kringetje rood, vandaag zwaai der geschut, morgen dikker pantser platen, vandaag kogels met grooter door- driogingsvermogen, morgen een uniformklee- ding, waarop de kogels als op een pantser afstuiten, vandaag opwerping van verdedi gingswerken en stellingen, die morgen door een veranderde wijze van krijgvoeren of andere inzichten van een nieuwen bevelhebber buiten werking worden gesteld of critisch worden afgebroken, vandaag recruteert de eene natie zooveel soldaten meer voor zijn legers, morgen moet de andere het voorbeeld volgen, tot op het laatst wellicht het schoone geslacht a la Dahomey en Kenau Hasselaar, de gelederen zal moeten aanvullen. Voor de schatkisten wordt immer meer gevraagd, heden een vermogeusbelasting, morgen een bedrijfsbelasting, overmorgen weer een andere belasting, al naar gelang van de vindingrijkheid van een nieuwen minister, die hier of daar nog een gaatje weet te ontdek ken, maar in den regel, zij het ook indirect, 'ten nadeele vau den haudwerksman, daar bij velen, ja men kan gerust zeggen bij de groote meerderheid van den middenstand, elke nieuwe belasting moet gevonden worden dcor bekrimping van andere uitgaven.waarvan direct of indirect de timmerman, de metselaar, de verver, de kleermaker, kortom de handwerks man de dupe wordt. Van de draagkracht der burgerij in ve'e landen, moet door de regeeringen meer gevraagd worden dan werkelijk kan worden gedragen, eu dat is oorzaak van veler onte vredenheid men beschouwt de verdediging van het lieve vaderland, van huis en have, niet langer als een ernstige plicht, maar als een duren, veel te hoog opgeschroefden lastpost. En wat zal de toekomst baren Wat liggen daar niet een aantal billijke eischen voor de hand, van de zijde van den arbeider, die terecht verbetering van zijn heden en zijn toekomst vraagt. Zal, hetgeen ter bevrediging daarvan billijk woorden Luister eens; als ik eens zeer goed geluimd ben, dan zal ik u de geheele historie eens ver tellen. Weder lachte hij scherp en bitter. O, gij zult verstomd staanPaula, verstomd over de oneer lijkheid, de ellendigheid der menschen. Bedenk wel, dat ik eens een warm, grootmoedig hart heb gehad, dat liefdevol klopte voor mijne me- demenschengedachtig aan de leer van onzen goddelijken Meester- maar plotseling zweeg hij en wendde zich wrevelig van haar af. Paula's groote oogen, de eenige schoonheid van haar bleek en smal gelaat, vulden zich met tranen. Kom, vader, beroof mij toch niet van alle geloof aan de menschheid I Er zullen en moeten toch ook nog wel goede en edele menschen zijn 1 Ja maar men moet er ijverig en met vol harding naar zoeken. Gij zult honderd, neen dui zendmaal teleurgesteld worden. Ik heb het zoeken opgegeven. O maar bij, Frans Arnold. Natuurlijk hij 1 Hij is de held 1 spotte de oude man. Iedere vrouw ziet in den man, dien zij meent lief te hebben, een held. Ik begrijp waarachtig niet wat die Arnold onder ons gezegd, werkelijk een knappe en verstandige jon gen tot u aantrekt! Gij zijt r.iet mooi, daar van kan uw spiegel u elk oogenblik overtuigen, ge zijt niet rijk, want dochters van een gepen sioneerd soldaat zijn zelden millionaires, en ver standig? Och wat een dwaasheid. Alleen van het verstand, dat een vrouw in het huwelijk me debrengt, kan een man de huishouding niet on derhouden. En hongerlijden? Maar Frans zal wel vooruitkomen. O ja, en als het zoover is, zijt gij een verwelkte oude jongejuffrouw. Maar nu ga ik mijn avondwandeling doen, dit onderhoud heeft mij werkelijk warm gemaakt. De oude heer trok zijn overjas en handschoenen aan. Toen hij geheel gereed was om uit te gaan, viel het eerst recht op, welk een gedistingeerd voorkomen hij had. De rechte, stramme houding, het kortgesneden haar verried den gewezen mi litair. Het gelaat was wel nooit zoo schoon geweest vader eri dochter geleken veel op elkander maar uit die trekken sprak verstand, kracht en en noodig zal zijn, kunnen gedragen worden door de natiën als een nieuwe last Wij vreezeu van niet en stellen de vraag of het niet meer voor de hand zou liggen wanneer degenen, die tot regeeren en besturen geroepen zijn en zullen worden, zich onderling trachtten te verstaan en met vermindering van de toerustingen voor het behoud van een vrede, die doet denken aan de geharnaste buren van de riddersloten met hun ophaal bruggen, wallen en grachten uit de raiddel- eeuwen, inderdaad beproefden in vrede met elkaar te leven en met kracht te werken aan het behoud van den binneulandschen vrede, opdat het in eigen boezem meer zal kunnen worden in vrede en tevreden. Waarlijk, dat eischen de tijdsomstandighe den driDgend. Vrede kan een zegen zijn, niet wanneer die kunstmatig in het leven wordt gehouden en niet veel meer is dan een wapenstilstand met een mooien naam, maar wanneer die voortkomt uit den innigen, hartgrondigen wensch om eendrachtig met elkaar te leven, zonder zucht jnaar verovering of naar eeu roem, die hoogst twijfelachtig van allooi, slechts te vinden is op het slagveld, op de puinhoopen van het geluk en de welvaart van duizenden en die gedrenkt wordt door stroomen tranen. Is het zoo in de samenleving der volkeren, in de samenleving der menschen is het evenzoo. Vrede kan een zegen zijn, maar dan moet hel ook werkelijk vrede zijn, dan moet men zich er ook in vrede bij kunnen neerleggen. O't is gemakkelijk vrede te hebben met elk, wanneer men maar ja en amen speelt, wanneer men zich bij alles maar neerlegt, xich alles laat welgevallen. Maar een dergelijke vrede kan geen zegen zijn, omdat die voortspruit uit karakterloos heid. Dan liever den strijd aangebonden van het goede tegen het kwade. Zie, wij rekenen ons niet tot de idealisten, voortvarendheid doch op dit oogenblik ook veel bitterheid. Vader! zeide het meisje nu op zachteR toon. Nu, hebt ge nog iets op 't hart? vroeg hij, terwijl hij zich half naar haar omwendden. Als Frans van avond komt wees dan goed eu vriendelijk jegens hem zeide zij vleiend. OnzinIk ben toch geen menscheneter 1 bromde hij op Yerdrietigen toon. Toen ging hij zwijgend en langzaam zijns weegs. Het is langzamerhand later geworden. In de breede straten van Berlijn golfde een zee van menschen op en neder om van den koelen zo meravond te genieten. Tusschen de wandelaars bewoog zich ook, haastig voortsnellend, Frans Arnold, de jonge, ijverige kantoorbediende van een Duitsche handelsfirma. En nu rende hij in zijn haast, bij het omslaan van een donkere zijstraat, tegen iemand aan. Nu, jongmensch, uw stormpas is voor uwe medemenschen wel wat gevaarlijk. Als ik u een raad schuldig ben. Frans schrok. Overgeef mij ik dacht niet, dat gij het waart, mijnheer de majoor. Hid, denkt gij misschien, dat een ander u zou bedankt hebben, als gij hem hadt omverge- loopen En waar gaat gij heen Naar u majoor. Kom, tracht mij toch niets wijs te maken, jongmensch, om mijnentwil gaat gij niet in een dompige kamer zitten om geduldig naar mijn gebrom te luisteren Hm, zeg eens, wat vindt ge toch eigenlijk zoo aantrekkelijk in mijn kind De beide mannen waren langzaam voortgeloopen in de richting van het huis des majoors. Ik weet het zelf niet, majoor dikwijls bemint men en men weet niet waarom. Dit is geen voldoende opheldering, bromde de oude heer. Arnold glimlachte. Is er van de liefde wel ooit een verklaring te geven Misschien heeft Paula's zachtmoedigheid mij geboeid, misschien ook haar helder verstand of warm gemoed kortom, op den dag, dat ik haar voor t eerst in de oogen zag, wist ik ook dat ik haar lief had. En die liefde is duurzaam, zij zal. De gewezen officier begon spottend te lachen. (Wordt vervolgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1