Nummer 41.
Zondag 22 Mei 1898.
21eJaargang.
Eerste Blad.
Gemeenteraad van Waalwijk,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen
1
ANTÖON TIELEN4
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
1ND USTRÏËEL EN l
FEUILLETON.
UITGEVER:
"Waalwijk.
Wiialwijksclit' en Langslraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regal,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsoh-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De kamer van koophandel en fabrieken te
Waalwijk houdt zich onledig met het opmaken
van het verslag over 1897.
Heeren industrieeleu worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den voorzitter in te zenden.
De kamer van koophandel en
fabrieken voornoemd.
OPENBARE VERGADERING
op Dinsdag 17 Mei 1898, nam. 7 ure.
Onderwerpen ter behandeling
I. Ingekomen stukken.
II. Kohier Hoofdelijken-omslag.
III. Geldleening, groot f 1000 voor de kos
ten der inhuldigingsfeesten.
IV. Benoeming van een lid der school
commissie.
V. Idem van een lid van het R. C. gast-
huisbestuur.
Voorzitterde burgemeester Jhr. Aug. van
Grotenhuis.
Tegenwoordig alle leden met uitzondering
van den heer Timmermans Wzn.
De voorzitter opent de vergadering en
verzoekt den secretaris de notulen voor te
lezen, die daarna onveranderd worden vast
gesteld, na eenige woordenwisseling over den
inhoud tusschen den voorzitter en den heer
van Schijndel.
Aan de orde
I. Ingekomen stukken.
a. Besluit van Gedeputeerde Staten hou
dende de goedkeuring van de verhooging
P—IIBB—f»—MM«WM—
20
De majoor zweeg het spoorloos verdwijnen
van dien brief kwam hem bijna raadselachtig
voor.
Hij kleedde zich cn verliet het huis met loome
schreden. Hij verkeerde geheel onder den indruk
van dezen onverwachten slag, die het geluk van
zijn kind dreigde te vernietigen of misschien reeds
vernietigd had.
Bn weldra stond de oude man weder tegenover
den chef van het aanzienlijke bankiershuis.
Ik verzocht u nogmaalj hier te komen, ma
joor omdat ik u een zeer ontmoedigende me-
dedeeling heb te doen. Mijn handelsvriend uit
Weenen telegrafeerde mij, dat hij, op reis zijnde,
zich ook een korte poos hier, te Berlijn, zou op
houden. Hoe toevallig, niet waar Gisteravond
bracht ik hem een bezoek in zijn hotel, en
natuurlijk kon ik toen niet nalaten hem de hel
dendaad van zijn beschermeling te vertellen. Ik
zeide u immers gisteren, dat hij mij Arnold met
zooveel warmte had aanbevolen. Hemel, dat is
niet mogelijk zou ik mij in hem zoo vreese-
lijk bedrogen hebben, zou hij de voetstappen zijns
Dóch plotseling zweeg hij, alsof hij te veel
had gezegd. Maar ik drong er op aan dat hij zou
voortgaan. Het is uw plicht te spreken. Stein-
feld. Is u een of ander donker punt uit Arnolds
verleden bekend, dat gij voor mij hebt geheim
gehouden En nu moest hij spreken, en hoorde
ik iets, wat ik nimmer bad kunnen vermoeden
Arnold's vader was eveneens tot misdaad verval
len. Hij had zijnen chef, een zekeren heer Hell-
dorf, voor een niet gering bedrag bestolen, en
werd daarvoor tot drie jaren gevangenisstraf ver
oordeeld. En wat doet thans zijn zoon Hier
aan ziet men weder duidelijk, hoe waar het
spreekwoord is.
Neen, ik geloof integendeel, dat men den
zoon niet verantwoordelijk kan stellen voor de
schuld zijns vaders 1 bracht de majoor thans op
levendigen toon in het midden. Dit is werkelijk
een zeer treurige mededeeling, maar ik ben vast
overtuigd, dat Frans niet het geringste vermoe
der subsidie aan de feestcommissie.
b. Idem houdende verwerping der reclame
van den heer G. van Loon, tegen den Hoof-
delijken omslag.
c. Het verslag der teekenschoolcommissie;
ter visie voor de leden.
d. Een adres van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken; ter visie voor de leden.
e. Een voorstel van B. en W. om hetgeen
betaald moet wot den aan Mr. Loeff, zijnde
de kosten inzake het proces over een gezonken
schip met f95 ie verhoogen.
De kosten waren geraamd op f 500; nu
komt er nog f 95 bij. Toegestaan.
f. Rekening gasthuisbestuur.
Voorzitter: „de commissie /an onderzoek
adviseert ze goed te keuren."
Goedgekeurd.
II. Voorzilter„Ik heb de rer den raad
aan te bieden het kohier van den Hoofdelij-
ken-Omslag, en ik stel voor eeue commissie
van onderzoek te benoemen van drie leden."
Gekozen als leden de heeren Quirijns,
Mombers en Timmerraaus Bzn.
(De heer Timmermans Wzn. verschijnt ter
vergadering).
III. Voorzitter: „Het Dag.-Best. steltvoor
f 1000 te leenen, voor de a.s. feesten van
onze geöerbiedige koningin Wilhelmioa, en
wij zouden het beste doen hiervoor de kas
siers een inschrijving te laten doen we zullen
het afbetalen in 3 jaren.
De heer vau Schijndel„Met de inschrijving
kan ik mij goed vereenigen, maar niet met
de leening cr staat reeds f 500 op de be
grooting Dus geen f 1000 leenen, maar
f 500, waarmede de post is verhoogd.
De lieer Timmermans Wz. „tol toelichting
dietie dat f 1000 aflossen in 3 jaar gelijdelij-
ker gaat dan f 500 ineens, zooals eerst het
plan was.
Ik zou het gerust durven aanraden, en ik
geloof dat ik ook uit den mond van het
Dag. Best. spreek, als ik zeg dat het in het
voordeel der gemeente is als machtiging er
toe wordt gegeven."
De heer van Schijndel: „ik ben er pertinent
Mj»
•den heeft van zijns vaders schuld. Men heeft hem
doen gelooven, dat zijn vader op reis is gestor
ven, en wanneer hij over hem sprak, was dit
steeds met de hoogste vereering.... of het nuttig
kan zijn hem dit te zeggen Ik geloof neen I
De bankier scheen in zeer opgewonden stem
ming te zijn.
Ik moet u openhartig verklaren, majoor, dat dit
bericht den jongen man geen goed zal doen. De
zoon van een dief blijft hij toch altijd, hoe gij
de zaak ook wilt wenden of keeren. Onbevlekt
is zijn naam nu toch niet meer. Zelfs al kan zijn
onschuld aan het verduisteren van den brief be
wezen worden, wat ik echter sterk betwijfel,
dan neem ik hem toch niet meer in mijne zaak.
Ik kan geen vertrouwen meer 9tellen in een jong-
mensch, wiens vader drie jaren in het tuchthuis
heeft doorgebracht.
Dat vind ik toch wel wat hard, mijnheer
Erdmann, antwoordde majoor Beran ernstig.
Werkelijk, mijnheer, en zoudt gij hem
uwe dochter geven nu gij weet
Donkere wolken vertoonden zich op liet voor
hoofd van den ouden heer, toen zeide hij op vasten
toon:
Neen. mijne dochter zou ik hem niet tot
vrouw geven Ik zou het niet kunnen doen.
Maar door mijnen invloed zou ik trachten hem een
positie in de maatschappij te verschaffenHet
is reeds treurig genoeg dat de schuld der ouders
ten vloek blijft voor de kinderen, gedurende hun
gansche levenNooit moge de jonge man ervaren
dat hij de zoon is van een veroordeelde. Gij
hebt mij een vreeselijke onthulling gedaan, mijn
heer Erdmann. Maar toch dank ik den Hemel, dat
ik het niet tc laat heb vernomen.
Hij stond op en staarde peinzend voor zich
uit- i
En toch ik kan niet aan zijne schuld ge
looven. In het eerst, ja, maar nu reeds heb ik
daar berouw over.... En wanneer komt de zaak
in behandeling?
De bankier haalde de schouders op. Dat zal
nog wel een week of drie duren.
En thans namen de heeren alscheid van elkan
der, doch de majoor kon niet dadelijk naar huis
gaan. Allerlei tegenstrijdige gedachten bestormden
het hoofd van den ouden man. Wie kon licht
ontsteken in deze duistere zaak En dan dit laatste
bericht 1
tegen f 1000daar eenmaal f 500 op de
begrooling is gebracht, moet nu geen f 1000
voor geleend worden; waarvoor nu f 1000? de
som is maar met f 500 verhoogd.
Voorzitter „U woudt ze toch niet van de
groote leening afnemeu, dat mag nietdie
is bestemd alleen voor gemeentewerken.»
De heer van SchijndelWaarom nu f 1000
geleend, als eeist op de begrootirg f500
ervoor is gebrachtik verklaar het motief
van den heer Timmermans Wz. geheel on
gegrond, en betwijfel sterk of het door Ge
deputeerde Staten zal worden goedgekeurd
dat zou ik ook ongeperraiteerd vinden
f 500 moeten er geleend worden meer niet.
De heer Quirijns vraagt of de eerste f500,
die op de begrooting voorkomen, ook nog
geleend worden.
De heer van Schijndel „Men kan het zoo
niet draaien of deze f 500 komen apart."
Voorzitter„Ik acht dit punt genoegzaam
toegelicht, en breng het voorstel van B. en
W. in omvraagaangenomen met 9 tegen 2
stemmen, die van de heeren van Schijndel
en Mombers.
IV. Benoeming van een lid der school
commissie vacature de heer Claessen; op
de voordracht stonden de heeren Dr. Sweens
en P. van Loon Gzn.
Gekozen Dr. Sweens met 8 stemmen.
V. Idem van een lid van het R. K. Gast
huisbestuur.
Op de aanbeveliug waren geplaatst de
heeren P. van Loon Gzn. en J. van Calker.
Gekozeu P. vau Loon, met 6 stemmen.
De heer Verbunt„is er niets bekend
mijnheer de voorzitter, omtient de Vicinaux.»
De voorzitter„het dagelijksch bestuur
heett hun geschreven, welke wijzigingen zij
in de voorwaarden verlangden en ze hebben
mij geantwoord, dat ik de gewijzigde voor
waarden per aangeteekenden brief zou ont-
vangeu; ik geloof dat zij reeds ter post zijn.
Ook hebben zij zelf een onderhoud met ons
gevraagd."
De heer Mulders „komt er verbetering in
de veldwachterswoning
Plotseling kwam de man tot het besef, dat hij
reeds voor zijn huis stond. Hij wist zelfs niet, dat
hij aan de bel had getrokken.
O, papa, wat ziet gij er treurig uit? Brengt
gij slechte berichten mede
Ja, antwoordde de oude heer. En waartoe
zou het dienen iets voor u verborgen te houden
wat gij eenmaal toch moet weten.
Paula werd doodsbleek.
Neen, papa mijn Frans is geen diefriep het
meisje als radeloos van sipart.
Dat weet, behalve hij zelfs, slechts God alleen
Maar over dat punt wilde ik niet spreken... kom
eens hier, Paula, wees verstandig en luister
naar mij.
Smeekend hief het meisje de handen op.
Kwel mij niet onnoodig, papa wat hebt u
mij te zeggen
Paula, zelfs al is uw Frans werkelijk onschul
dig, dan is hij voor u toch verloren.
En waarom, vader?
De majoor hief trotsch het hoofd op.
Omdat de zoon van een misdadiger nooit mijne
dochter naar het altaar mag voeren.
Ik begrijp het niet, papa, stamelde
Paula.
In het eerst heb ik het ook niet begrepen,
maar eerst heden werd mij medegedeeld, dat
zijn vader wegens verduistering werd veroor
deeld, en drie jaren in het tuchthuis heeit door
gebracht.
Het meisje stond een oogenblik als ver
nietigd.
Onmogelijk... maar hij heeft toch geen schuld
aan de misdaad van zijn rampzaligen vader.
Is het raenschelijk, is het rechtvaardig, hem daar
voor te laten boeten? O. vader, ik blijf hem
trouw zijne onschuld zal aan het licht komen,
van alle blaam gezuiverd zal hij weder de we
reld intreden en dan zal ik hem volgen als zijn
vrouw.
De toorn van den majoor was sterker dan het
medelijden met zijn kind.
Zeker in nood en ellende, en misschien op
den weg tot nieuwe misdaden. Maar dit zweer ik
n op mijn woord als koninlijk officier zijn
vrouw wordt gij niet. Niet met mijn wil en
mijn zegen. Als gij den moed hebt zonder die
beide voor het altaar te treden, dan moogt gij het
beproeven.
De voorzitter.- „ja, daar schieten we niet
heel hard mede op, want de twee lui Coppens
en Verwiel kunnen zich over iets niet go*d
verstaan als men ieder afzonderlijk spreekt
zijn beiden genegen.»
De heer Verbunt: „is den havenmeester
nog niet bevolen de hoopen zand en grint op
te ruimen, die op de rijweg op den haven
kade liggen; ik heb het al zoo dikwijls gezegd.»
De voorzitter»ik heb erover geklaagd en
door het dagelijk~ch bestuur is een brief aan
Van de Werft gericht, en hij heeft gezegd
dat hij zou zorgen, dat het beter werd. Ik
ben zelf eens wezen kijken. Daar ligt nu
niet veel meer.»
De heer Verbunt„de havenmeester moet
zeggen, lossen op de losplaats en niet op den
rijweg; nu ligt de rijweg vol zand en grint
en moet men zich een rijweg maken, door
't zand langs den weg. Als u zegt, dat het
beter wordt, dan hebt u het niet gezien.»
De voorzitter„ik ben er zeker geweest.»
De heer Verbunt: „dat kan niet zijn, ofu
hebt niet goed gekeken, ik blijf zeggen dat
de rijweg vol zand en grint ligt."
De voorzilter »is er nog een van de heeren
die het woord verlangt
De heer Van Schijndel: „mijnheer de voor
zitter, u blijft zich niet gelijk in het leiden
der vergaderingen."
De voorzitter „Hé
De heer VaD Schijudel„in de laatste ver
gadering moest ik zeggen, waarover ik wilde
spreken andere leden behoeven dat nooit;
u spreekt dikwijls over eerlijk, de eerlijkheid
van een voorzitter is m. i. in de eerste plaats
onpartijdigheid.
Ik meende niet door de woorden van J.
van Dijck te spreken, maar uit eigen idee
naar mijne meeniug in hel belang der ge
meente.
U zijt verplicht de vergadering onpartijdig
te leiden en ik verzoek dit in vervolg te doen,
auders zal ik mijne maatregelen nemen."
Daar niemand meer het woord verlangt
sluit de voorzitter de vergadering.»
Dan moge God ons bijstaan 1 zeide Paula eo
sloeg biddend de oogen ten hemel op, in haar hart
vast besloten, den geliefde trouw te blijven tot
eiken prijs.
XI
EEN VERLOVINGSFEEST.
Toen Magda, zonder eenig geluid te doen hooren,
aan Ramings zijde was ineengezonken, tag hij in
het eerste oogenblik koel en somber op het arme
meisje neder. Welke gevoelens zijne ziel en welke
gedachten zijn geest bestormden daarvan had
hij zichzelf op dat oogenblik raoeielijk rekenschap
kunnen geven. Maar evenals dikwijls midden door
de donkerste wolken een zonnestraal zich baan-
breekt, evenzoo vertoonde zich thans in den duis
teren nacht zijner gedachen plotseling een schit
terende ster het was de liefde voor Magda. Hij
kon het zich niet meer verhelen—ja, hij beminde
Magda. En hij had zich ook nooit tegen dezen
voortdurend sterker wordenden hartstocht verzet.
Doch daar verbleekte plotseling de helder fon
kelende ster. Er stond een geheim tusschen haar
en hem hij had haar sedert den dood van den
ouden Ritter, scherp gadegeslagen. Zij deed een
zame wandelingen naar deze hut, zij had erkend,
dat Rittersbrief een geheim bevatte maarzij
had ook gezegd, dat zij eerst dan zou spreken,
wanneer het uur daartoe was gekomen.
Maar als zijn liefde jegens haar oprecht en innig
was, dan moest ook zijn vertrouwen op haar on
wankelbaar zijn.
En had hij niet tot haar gezegd: ik houd
van den rechten weg, van zuivere verhoudingen.
Hij boog zich over het meisje heen en strekte
de hand uit om haar op te heffen. Doch plotseling
zag hij op.
In zijne on middel ijke nabijheid hoorde hij een
geruisch als van zijde en in het volle maanlicht
stond daar Lucienne, en bleek, met eeu verachtelijk
glimlachje om de dunne lippen, en met een blik
vol haat in de schitterende zwarte oogen, die op
Magda gericht waren.
Ah, welk een heerlijke verrassing 1 Inderdaad
charmant. Als papa dit eens kon zien I Hij
heeft een zwak voor deze blonde Duitsche,
kuische schoonheid. Ja die Duitsche vrouwen.—
Bij deze woorden hief Raming dreigend de hand
op. Toorn fonkelde in zijne oogen.
(Wordt vervolgd.)