N ummer 51. Zondag 26 Juni L898. 21e Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, i i 1 4 ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit twee bladen. Pedir- FEUILLETON. UITGEVER Waalwijk. IjTASBS** Uithoofde van den a. s. Woensdag in vallenden R. K. Feestdag, zal het volgend nummer I) I IS S D A G- AVOND verschijnen. Advertenties voor dat nummer worden uiterlijk ingewacht tot Dinsdagmiddag 12 uur. Zij die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. H aal w ij kscbc en Langstraalsck Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. Boven verwachting gunstig was het verloop der krijgsverrichtingen in het Pedirsche, De veldtocht geleek meer op een indrukwekken- den militairen marsch, dan op een doordringen in vijandelijk gebied, zooals de eerste jaren van den Atjeh-oorlog te aanschouwen gaven. Slechts een paar malen hadden onze troe pen den marsch vorm te verlaten en in ge vechtslinie op te rukken tegen vijandelijke sterkten, en dan werd de zege met geringe opofferingen en kleine verliezen van dooden en gewonden behaald de vijand vlood met achterlating van vele gesneuvelden en met IU PW 27 Intusschen ijlde Herma Linden, zoo snel als de duisternis in het park dit toeliet, naar de villa. Reeds in de vestibule ontmoette zij een bediende en zeide, bijna buiten adem Spoedig 1 Roep nog iemand en ga dan beiden met mij mede. Buiten het hek van het Eark licht iemand in bewusteloozen toestand aast u. De heer BrauniDg is bij hem. De man beijverde zich, zoo spoedig mogelijk haar bevel op te volgen, en het duurde niet lang, of Herma was roet twee bedienden weder bij den heer Brauning terug, die nog altijd in dezelfde houding zat, en vergeefsche moeite aanwendde om Arnold.weder tot het leven terug te roepen. lloe dankbaar ben ik u, juffrouw Herma, zeide de rechtsgeleerde ernstig. Toen stond hij behoedzaam op en droeg zorg. dat de lakeien den armen bewustelooze voorzichtig opnamen. Breng hem naar een kamer, die niet in ge bruik is en ga dan den dokter balen. Ik zal u mijn naamkaartje medegeven. Nu liep hij naast de mannen voort, terwijl Herma hen voorging. Zij hoopten ongezien in huis te komen, docu het scheen, dat de andere dame het nieuws reeds had verbreid want toen de sombere stoet aan de vestibule kwam, werden zij daar reeds door een groot aantal gas ten met nieuwsgierige blikken opgewacht. En plotseling riep een schelle stem Ach, goede God een doode 1 Hoe ver schrikkelijk I Hier een doode in huis te brengen, bij daze feestelijke gelegenheid 1 Het is geen doode, freule Von Weitlof 1 ant- wo>rdde de heer Brauning, op scherpen toon. V ree niets. Uwe vreugde zal niet gestoord worden, omdank het gewaagd heb als mensch te hande len. Mom ik dezen ongelukkige daar hulpeloos op den laten liggen? Beleedïg yvierp zij het hoofd in den nek. Op hetzelfde o^nbfik naderde plotseling de heer Helldori. Wie is du an Troeg hij. Alleen eerbied voor den heer i*>^niDgj den beroemde rechtsge- de vrees in het hart voor het nieuwe ge weer der Kafirs, waartegen geen bedekking bestand bleek. De tijden zijn voorbij, waarin Teungkoe di Tiro aan ons durfde schrijven, dat hij vrijheid eischte om zijn gewapende volge lingen te verzamelen om de heilige graven binnen -onze verdedigingslinie van dijken en forten, tot tijd en wijle hij ons voor goed van A.tjeh's grond zou hebben wegge jaagd. Zijn wapenbroeder Toekoe Oemar, die het ons mede zoo lastig wist te maken, dat wij achter die stelling moesten wegschuilen, durfde nu niet tegen ons optreden met zijn goed gekleede en goed gedrilde partijgangers, en Panglima Polim, het hoofd der XXII Moekims, dat zich altijd rekende ten minste de gelijke van den Sultan te wezen, verliet have en goed in het terrein, dat hem nog restte van zijn gebied, en zocht een schuil plaats in vreemde streken. Tot op ruim dertig kilometers van de kust drongen onze troepen door en zij door kruisten het stroomgebied der Pedir en Ajer Leboe-rivieren in alle richtingen, zonder noemenswaardigen tegenstand te ontmoeten. Langs smalle voetpaden door de rijstvelden of over steile heuvelkammen werd gedurende enkele dagen marschen afgelegd, die in den langdurigen oorlog slechts hun wedergade vinden tijdens Van der Heyden's tochten naar Lamtoba en Selimoen, en evenals toen zal nu ook wel een groot gedeelte der kam pongbevolking het defileeren der Hollandsche soldaten rustig hebben aangezien, zonder zich te weer te stellen of de vlucht te nemen in het onherbergzame gebergte. Waar waren dan die duizenden en dui zenden strijders, die de beide federatiën in het vuur heetten te kunnen brengen - Waar was die geest van verzet, waarvoor wij jaren leerde, die hem de eer bewees zijn gast te zijn, weerhield hem, om zijn ongenoegen te doen blij ken, dat dit schitterende feest op dergelijke wijze werd verstoord. Ik heb nog geen tijd gehad, zijn papieren te onderzoeken, antwoordde de advocaat sarcastisch. Toen volgde hij de lakeien, die met hunnen zwij genden last naar binnen gingen en Arnold op eeu divan nederlegden. Ik blijf hier, lot de dokter komt, zeide de heer Brauning op zijnen gewonen beslisten toon. Indien u eens beproefde, den armen jongen man wat wijn in te gieten en weder stond Herma vóór hem, met een glas in de kleine rech terhand. Wat zijt gij goed, zeide hij. Een hooge blos kleurde haar vriendelijk gelaat, en toen zij hem het glas toereikte beefde hare hand merkbaar. Nu gaf de rechtsgeleerde zich alle moeite om Arnold tot bewustzijn te brengen en na eenige pogingen kwam er leven in die roerlooze gestalte. Zijne lippen bewogen zich, toen bracht hij de hand naar het voorhoofd en sloeg de oogen op. Zijn eerste blik viel op het slanke, in het wit gekleede meisje. Paula 1 stamelde hij. Doch toen zag hij met groote oogen om zich heen. Waar ben ik? Groote God En met geweld wilde hij zich oprichten, doch de kracht ontbrak hem nog. Gij zijt bij goede menschen, zeide Herma zacht en vriendelijk. Hoe gevoelt gij u nu? Ik dank u. Iets beter. Maar hoe kwam ik in dit huis, dat mij geheel onbekend i9 Wij zagen u liggen bij het hek vac het park. Waarschijnlijk zijt gij plotseling or.wel geworden. Herinnert gij u dat? Frans zag nadenkend in de ernstige en geest volle oogen van den man, die zich over hem heen- boog. Herinneren ik weet niet o ja En nu kwam er weder een uitdrukking van diepe zwaarmoedigheid en droeiheid op zijn bleek gelaat. Ik wilde een bezoek brengen aan mijne zus ter op het slot Raming om afscheid van en jaren lang zóó beducht waren, dat enkel verdedigen waar wij aangevallen werden ons wachtwoord werd Voor het krachtig optreden van kolonel Van Heutsz waren zij versmolten als sneeuw voor de zon. Dit is trouwens geen nieuw verschijnsel in den Atjehkrijg. Generaal Van der Heyden deed daarvan al eenige ondervinding op bij zijn binnenrukken van het diepere gedeelte der XXII Moekims, waarvan de bevolking eveneens ten onrechte zoo strijdlustig geroemd werd. Ook hij beleefde het oogenblik, dat de Atjeher boog voor zijn macht en zich neerlegde bij het onvermijdelijke als den dui delijk geworden wil van Allah. Maar de toestand van heden wint het verre boven dien van 1880. Toen waren wij enkel heer en meester in de vallei van de Atjehrivier, waaruit de bevolking voor een groot gedeelte de vlucht had genomen naar het Pedirsche en de verdere landschappen op de Noordkust, waaruit steeds aanslagen op het door ons bezette gebied te verwachten waren. Toen was onze macht, ter Westkust hoofdza kelijk berustende op verdragen en contracten, was de Oostkust maar zeeer onvolkomen onder onzen invloed gebracht en toonden de Mosle- min in Samalanga op de Noordkust, dat zij in staat waren den veroveraar der XXII, en XVII Moekims in hin Batoe Ilig met succes het hoofd te bieden. Nu is di' alles veranderd. Groot-Atjeh is in rust en de bevolking bewerkt daar hare rijstvelden, drijft handel op de marktplaatsen of verdient een goed daggeld in onzen dienst. Het Pedirsche heeft geen achteJand, van waar uit nieuw verzet kan worden aangestookt en krachtige ben den fanatieken kunnen opdagen. baar te nemen. En ik ben reeds lang zoo ellendig geweest Frans begreep zelf niet. hoe hij zoo dadelijk tot deze openhartige verklaring kwam. Maar deze twee menschen hadden zooveel liefs en goeds in hunne oogen, dat hij zich onwil lekeurig gedrongen gevoelde hun zijn vertrouwen te schenken. En het was zonderling op dit oo genblik kwam hem zijn ellende minder groot voor. Op het slot Raming? Ja, daar is mijn zuster gezelschapsjuffrouw bij de oude mevrouw. Frans drukte de hand op zijne oogen waarin tranen dreigden op te wellen. Welk een treurige onthulling wachtte het arme meisje 1 Want het land moest hij verlaten, dat was onvermij delijk. Op dit oogenblik trad de dokter binnen. Herma verwijderde zich en Brauning vertelde den art9 in korte, eenvoudige woorden, waar en hoe hij den jongen man had gevonden. De oude genees heer boog zich over tran9 heen. Toen hij zich weder oprichtte, zeide hij Het is alleen een gevolg van buitengewone opgewondenheid en overspanning Een paar dagen volmaakte rust zullen u weder geheel doen her stellen. Maar geef mij antwoord op één vraag: Hebt gij in den laatsten tijd geen zwaren, in- wendigen strijd gehad, jongmensch Gij zult dat moeielijk kunnen tegenspreken, ik ken die ver moeide en pijnlijke trekken om de oogen en om den mond. Dat is misschien de oorzaak dat gij uw bewustzijn hebt verloren en niet lichame lijk lijden alleen. Een donkere blos vloog Frans naar het hoofd, zijn hart klopte geweldig. De blikken van den rechtsgeleerde rustten met levendige belangstelling op Frans Arnolds gelaat. De dokter schreef nu eeD kalraeerend middel voor en nam alscheid. Alvorens te vertrekken gaf hij den heer Brauning een wenk. Zeg eens, mijn waarde, wie is die jonge man eigenlijk Hij ziet er zoo gedistingeerd uit en heeft een buitengewoon schrander voorkomen. Zeg mij vóór alles, of zijn toestand beden kelijk is? luidde de wedervraag. Het zou mij erg leed doen voor hem. Dat niet zoo zeerHij heeft een sterk gestel, en, zooals ik zeide, hij draagt een zeker zieleleed met zich om, en dat drukt hem ter neder. Maar kent gij hem niet, mijnheer Brauning? De Westkust houden wij bezet. Daar is de deur voor den onruststoker Toekoe Oemar gesloten, en zijn uitvoerhavens geopend. Op de Oostkust ontwikkelen zich de land bouw en nijverheid al meer en meer en treedt het Europeesch kapitaal op als bren ger van vrede en welvaart. En op de Noordkust was onze invloed sedert jaren werkzaam. Daar voegen de hoofden der verschillende staatjes zich naar onze bevelen, daar hebben wij in de haven ran Telok Semawé een débouché voor den handel open gesteld en daar zal Poeloe Weh ons met het wereldverkeer verbinden. Waarlijk, in de laatste drie jaren is er groote vooruitgang te bespeuren in de zaken op Noord-Sumatra en de Gouverneur-Gene raal van heden heeft heel wat meer recht te verwachten, dat zijn naam in de geschie denis zal blijven genoemd als die van den beëindiger van den Atjeh-oorlog dan zijn voorganger ie 1881. Diezelfde geschiedenis wijst hem tevens den weg, dien hij niet moet inslaan, als hij behouden wil, wat hij nu verkreeg en ordenen en consolideeren wat nu nog verward en verbrokkeld dooreenligt. In de reeks van onderling onafhankelijke en op elkaar naijverige kuststaatjes kan geen vrede worden gedecreteerdin vele streken berust ons gezag nog op de bajonetten en verdwijnt het met het wegtrekken onzer soldaten. Kleine expeditiën zullen hier en daar nog noodig zijnposten zullen nog geruimen tijd moeten blijven bezet en troe- penafdeelingen zullen zich nog voortdurend in de gezuiverde terreinen moeten bewegen. Eerst als de hoofden en de bevolking aan de nieuwe toestanden zijn gewend geraakt, als er straat- en tramwegen zijn aangelegd, als veiligheid en orde inheemsch zijn ge worden en handel en welvaart hun intocht In 't geheel niet. Ik zie hem vandaag voor het eerst. Hij vertelde slechts ter loops, dat hij naar het slot Raming wilde gaan, om zijne zuster te bezoeken, die daar gezelschapsjuffrouw is Op het slot Ramirg? viel de dokter hem op levendigen toon in de rede. Ah, dus die jonge, schoone blondine is zijn zuster? Waarachtig, als ik niet zoo'n oude kerel was dan moest juf frouw Magda Arnold Nu was het de heer Brauning, die den arts bijna onstuimig in de rede viel. Arnold zegt gij En gij weet misschien, wie de ouders waren van de dame en dus ook van dit jonge mensch? De dokter zag geheel verbluft den rechtsgeleerde aan, van wien hij zulk een opgewondenheid niet gewoon was. Toen zeide hij Ja. Ik stel zoo levendig belang in dat be hoorlijke, jonge schepsel, dat ik haar zelfs eens bij een toevallige ontmoeting bij eene familie iu het dorp, naar hare ouders vroeg en haar verder nog eenige andere vragen deed. En toen vertelde zij mij eenvoudig en openhartig alles wat ik weten wilde.... Zij sprak mij van haren goeden vader, dien zij nauwelijks had gekend, en die zulk een braaf man was. Hij was kassier bij Max Helldorf. Denk eens aan hoe toevallig, bij uwen gastheer van heden avond en hij stierf op eene reis door Hongarije, die hij op last van zijnen patroon had ondernomen. Ik weet het, klonk het nu ernstig, bijna treurig, uit den mond van den advocaat. Weet gij het? Hebt gij die familie gekend? Deze beide jongelieden zijn weezen.... Ja reeas langen tijd» En waar zal de jonge man nu vannacht heengaan Het zal, dunkt mij, het best zijn, dat hij hier blijft. Doch de advocaat maakte een afwijzend gebaar. Neen, zeide hij met zijn heldere stem, neen, in dit huis is voor hem geen plaats. Ik zal hem met mij medenemen naar mijne woning. En daar zal hij blijven tot hij geheel is hersteld. Hetgeen binnen weinige dagen het geval zal zijn. En nu tot weerziens, mijnheer Brauning, en zorg maar goed voor uwen protégé, liet hij er schertsend op volgen, De advocaat ging terug naar Arnold, terwijl de dokter langzaam en nadenkend de trappen wilde afgaan. Doch hier ontmoette hij den heer des huizes. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1