Nummer 97. Donderdag 8 December 1898. 21e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen* ANTOON TIELEN, Staatkundig overzicht. FEUILLETON. ÜITGEVER: Waalwijk. Zij die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. De Echo van het Zuiden, Wulvyksrtr en Laigstraaische Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden t' 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentién 1 7 regels f0,60daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3raaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscli- land woraen alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. aBWgs——^p1 -ii m im De minister-president van Spanje heeft een vertegenwoordiger van Central News gemach tigd in zijn naam deze verklaring openbaar te maken „Europa is onverschillig gebleven toen wij beroofd werden. De natiën hebben in hun zelfzucht alleen aan uitbreiding van hun eigen koloniale macht gedacht. Zij beseffen niet dat Spanje, thans zwak, zijn oude kracht kan terugkrijgen door vasten wil en zelfopoffering, andere zwaar beproefde natiën hebben dat ook gedaan. Eens zal Spanje opnieuw een belangrijke factor zijn onder de groote mo gendheden. Zelfs nu kan het nog invloed uitoefenen op het evenwicht der machten, door de een of andere zijde te steunen. Wij zullen krachtige pogingen doen om onze po sitie te heroveren, door een goed bestuur, den grondslag der welvaart van een volk. Binuenlandsche hervormingen zullen het eerste gedeelte uitmaken van mijn program, en van dat van ieder partijhoofd die vaderlandsliefde bezit. Het roodboek dat wij zullen uitgeven, zal de bewijzen leveren van de hoogst onbil lijke handelingen die de Amerikaansche. com- miscie te Parijs doorgedreven heeft, en die een schande zijn voor de geschiedenis. Het einde der negentiende eeuw wordt gekenmerkt door het herstel van het recht van den sterkste als in tijden van barbaarschheid. Geheel Spaoje voelt evenals ik de verschrikkelijke wonden die men het geslagen heeft. Er zal een tijd komen dat God ons wreekt, want zulke misdaden blijven niet ongewroken. De huichelachtige dekmantel van raeuschlievende V. 21 De ontdekkingen van Martineau. Boven gekomen kon hij den geheelen bergstroom overzien, waarvan het water aldoor rees en zoo woest was op dit punt, dat hij de vlokken schuim kon zien opspatten. Toch liep het water nog onder de brug door en deze lag schijnbaar zoo stevig als toen Filip en Martineau er 's middags overgingen. Komaan, de brug is nog op haar plaats, zeide Martineau, nadat hij er eeriige minuten naar getuurd had. De luitenant had zijn berekening juist gemaakt, trouwens, dat doet de luitenant altijd. Eensklaps boog hij zich zoover mogelijk over deu kant van de rots heen en hield zijn beide handen bij wijze van koker voor de oogen om beter naar één punt te kunnen zien. Heb ik nu de nachtmerrie, ja of neen? mom pelde hij. Ik geloof toch van neen. Wat zie ik daar aan den overkant van de brug? Men zou zeggen, dat het een donker pak was. Kijk, kijk, het pak beweegt zich, het komt overeind, het staat op. Dat ziet er geheel uit als een mensche- lijke gestalte. Daar begint het te loopen. Het komt hierheen. Wie duivel zou er zoo laat op zoo'n eenzame plek aan het wandelen zijn? Martineau spande zijn oogen zoo in om dit ge heimzinnig wezen gade te slaan, dat hij op een gegeven oogenblik niets meer zag. - Ik ben toch eigenlijk te groot geworden om zoo kinderachtig bevreesd te zijn, mompelde hij. Er is niets, die drie llesschen wijn hebben mij een trek gespeeld. Heb ik nu een man op den vlonder gezien, of heb ik mij maar verbeeld dat ik er een zag? Op die vraag gaf Martineau zichzelf antwooid, zijn oogen werden weer helder en hij zag even duidelijk als tevoren. Het is een man! riep hij uit. Ik heb toch wel goed gezien. De man loopt, hij gaat lang zaam de brug over, hij loopt zeer voorzichtig. Hu is hij aan dezen kant. Kijk, hij bukt zich. bedoelingen, waaronder de Vereenigde Staten hun ware streven verscholen hebben, zal die straf niet kunnen voorkomen. De Filippijnen zullen ons het eerst wreken. De Amerikaan sche troepen daarginds zullen gedecimeerd worden door den oorlog en de koorts, van het oogenblik af dat zij zich buiten de steden wagen om de opstandelingen, de verraderlijke Tagalo's, te bestrijden. Opstanden zullen de Amerikanen noodzaken, op de Filippijnen een sterke legermacht te onderhouden en millioe- nen aan het uitzenden van troepen en het onderhouden van een zeemacht ten koste te leggen. Wij zijn gevoelig getroffen door de verwoesting, in ons koloniaal rijk aangericht. Maar door ons de Filippijnen te ontnemen hebben de Amerikanen ods ontheven van een zwaren last. „Ons eerste doel met het hervormen van onze binnenlandsche instellingen is, ons land kracht genoeg te geven om te behouden wat wij nog overgehouden hebben van onze be zittingen in den Groolen Oceaan, den Atlan- tischen Oceaan, de Middellandsche Zee, en de kust van Afrika. Wij wiilen begeerige staten beletten, zich te vestigen op die be zittingen, of zelfs de hand uit te strekken naar Spaansche steden. Wij zijn overtuigd dat alle vleten ter wereld bijeengenomen nog niet ie staat zouden zijn, ons schiereiland te ver overen. De natie, als één man opgerezen, zou zich verdedigen tegen de moderne groote mogendheden, zooals zij dat in de oudheid gedaan heeft. »Wij zullen niet zoo langen tijd noodig hebben om onze krachten terug te krijgen, als velen denken. Indien wij de schulden van Cuba eu de Filippijnen niet behoeven te betalen, zullen wij in staat zijn, binnen vijf jaar de drie milliarden peseta's te betalen die de koloniale oorlogen ons gekost hebben, en ook zullen wij de andere schulden kunnen afdoen. Maar als wij belast worden met de Cubaansche en de Filippijnsche schuld, zal ouze financieele wedergeboorte eerst na veel langer tijd plaats hebben, na een jaar of twintig misschien. ■PB——M—M—m——W—1— Hij is nog op de brug. Nu ligt hij op de boom stammen geknield. Wat doet hij daar? Terwijl hij zoo stond te turen, trachtte Marti neau het raadsel op te lossen, wat een mensche- lijk wezen wel 's avons laat te doen kon hebben op een vlonder, die over een bergstroom ligt. De man bleef daar op den grond liggen en scheen met de eer. of andere geheimzinnige werkzaam heid bezig te zijn. Oho, dat zaakje lijkt mij niet heel zuiver toe, zeide Martineau voor zich. Ik moet eens van na bij zien wat dat manneke daar uitvoert en als het niet veel goeds is, drommels, dan zal hij het te kwaad krijgen met Jules-Léonidas. Zoo gezegd, zoo gedaan, Martineau verliet zijn observatiepost en klom van de rots af, maar dat afklimmen ging niet zonder moeite en hoe voor zichtig hij er ook bij te werk ging, de steenen raakten onder zijn voeten los en rolden met ge raas op den grond. Verder liep het pad tusschen twee rotswanden door en het was er volmaakt donker, zoodat Martineau geen hand voor oogen zien kon. Toen hij op den oever van den stroom kwam, zag Martineau niets meer, noch op den vlonder, noch in de nabijheid daarvan. Geen menschelijke gedaante, noch geknield, noch overeind, Wel alle drommels! riep hij uit, ik heb be paald de nachtmerrie gehad! De twee boomstammen, die bij wijze van brug van den eenen oever op den anderen geworpen waren, lagen nog goed op hun plaats. Niets toonde de aanwezigheid van een menschelijk wezen aan. Het water rees aldoor, maar het was nog drie of vier voet beneden de brug, Ik heb gedroomd, zeide Martineau ten volle overtuigd. Ik heb spoken gezien, dat kan niet anders. Maar die overtuigirg hield niet lang stand. Toch zal de duivel me halen, hernam hij, als ik mij dat idee uit het hoofd kan zeiten, ik Het rollen van een steen, die dicht bij hem op den grond neerkwam, belette hem dien zin te voltooien. Kijk, kijk, hernam de soldaat, daar valt een steen, en een steen valt meestal niet vanzelf. Dat geeft me een heel ander idee van de zaak. Daar rollen nog meer steenen. Er klimt iemand tegen de rotsen op en dat kan geen mensch anders zijn dan de man, dien ik daareven op den vlonder „Een carlistenoorlog ?ou natuurlijk al deze berekeningen te niet doen." De Board of Tra '.e in Engeland heelt een zeer belangwekkende statistiek gepubliceerd van de sommen, die de groote mogendheden uitgeven voor het onderhoud van haar zee macht en die bijdragen vergeleken met haar inkomsten. De statistiek is aldus vervat Zeevaartuitgaven. Inkomsten. Engeland 22,886,177 106,614,000 Frankrijk 10,620,539 138,375,000 Japan 8 667.464 16.647,000 Vereenigde Staten 6,625,545 89,664.000 Rusland 5 990.539 141,397,000 Üuitschland 5.806 577 64.773.000 Italië 3.973.452 70.917.000 Engeland is dus meester ter zee, maar ten koste ran bijna 20 percent van zijn totaal inkomen. Van gisteren af is de blokkade van Kreta (begonnen 21 Maart 1897), die feitelijk al lang niet meer streng werd gehandhaafd, opgeheven, maar verboden blijft de invoer van wapenen en schietvoorraad. Prins George is nog niet op Kreta, gelijk onlangs verkeerdelijk is gemeld (het geheele verhaal over den intocht van de christenen in Chalépa was juist, behalve dat prins George er niet bij was), en zal waarschijnlijk niet op het Grieksche koninklijk jacht aankomen maar op het Fransche admiraalschip, dat hem met andere vreemde schepen van Milos zal gaan halen. De Porte had zich beklaagd over het plan om den prins op een Grieksch schip te laten aankomen. Aangaande de kennisgeving van de benoe ming tot lasthebber aan den prins en zijn vader moet nog worden vermeld dat daarin niet gesproken wordt van de souvereiniteit maar alleen van de opperste suzereiniteit« van den sultan. Ook de belofte van een voorschot van vier millioen frank door de mogendheden kwam in de kennisgeving voor. heb gezien. Hij heeft mij hooren komen, zooals ik hem hoor heengaan, hij heeft zich in de een of andere rotskloof verscholen en zoodra ik voor bij wa9, heeft hij zich uit de voeten gemaakt. Ik heb dus niet gedroomd, ik was dus niet zoo'n ezel als ik eerst dacht, mijn spook was dus wel degelijk een man vau vleesch en been. Goed zoo, goed dat ik het weet, maar dat is niet voldoende, ik moet trachten dien vriend in te halen, want ik heb een paar ernstige woorden met liem te spreken. Martineau snelde naar de rotsen, klom en klau terde, keek overal rond, maar hij zag niets vol strekt niets. Hij was ongerust en slecht geluimd. Zijn twijfel kwam terug en hij vond het nu niet eens zoo onwaarschijnlijk, dat hij het rollen van die stee nen ook maar in zijn verbeelding had gehoord. Martineau had geen tijd,om daar lang over na te denken, want hij zag in de verte op den weg twee lantaarns van een rijtuig naderen die den kant van Saint-Colomban afkwamen. Dat is bepaald het rijtuig van mijn luitenant, zeide hij. Zal ik hem vertellen wat ik gezien heb of mij verbeeld heb te zien? Drommels, hij zal mij uitlachen en daar zal hij misschien gelijk in hebben. Nu ook goed, laat hij me uitlachen, daar zal ik niet van bederven. Ik zeg hem alles. Het was inderdaad het rijtuig, waarmee Filip Dormelles van Saint-Colomban terugkerde. De officier liet aan den driesprong stilhouden en staple uit. Ge kunt wel terngkeeren, zeide hij tegen den koetsier. Ik ga niet over Aiqurande, dat is te veel om. Martineau kwam nader, met de hand aan zijn kepi. Present, lnitenant. Zijt gij daar Martineau? Ja luitenant. Ik had toch gezegd, dat ge vanavond wel weg kor.dt blijven? Dat is zoo, luitenant, maar ik dacht mis schien is het beter als ik toch ga. Nu goed, zooals ge wilt. Luitenant, zou ik, voordat de koetsier wegrijdt, hem even een dienst mogen verzoekeD? Wat voor dienst? Ik wilde hem een van zijn lantaarns te leen vragen Het ziet er op de Phillippijnsche eilanden voor de Amerlkaatasche overwinnaars niet zoo heel gunstig uit. Steeds duidelijker blijkt dat de opstandelingen evenmin vrede zullen nemen met het Amerikaansche, als met het Spaansche juk, terwijl ook dat deel der in boorlingen, hetwelk Spanje welgezind was zich zal keeren tegen de Amerikanen, waarbij dan nog komt, dat velen de Amerikanen als de vijanden van hun godsdienst besehouwen. Generaals Otis, die het bevel voert over de Amerikaansche troepen op de Philippijnen bevestigt het verontrustende nieuws van ad miraal Dewey met betrekking tot de houding der opstandelingen en hij maakt meer in het bijzonder melding van het optrekken der insurgenten in de richting van Malolos, den zetel van de regeering van Aguinaldo, welke bewegiDg in verband wordt gebracht met de plannen der opstandelingen tot vermeestering van Manilla. Door de generaals Shofleld Hawley en Merritl, wordt de instelling van een militair bewind op de Phillippijnsche eilanden warm bepleit. Uit Washington wordt gemeld, dat de staatssecretaris van oorlog Alger, in zijn rap port over den Spaausch-Amerikaanschen oorlog aandringt op de versterking vau het staande leger tot 100.000 man. Voor een deel wil hij deze strijdmacht recruteeren uit de be volking van de genaaste eilanden, om te voorkomen, dat de Amerikanen in tropische gewesten dienst moeten doen. Alger dringt verder aan op den aanleg van een spoorweg- welke Cuba iu zijn geheele lengte moet door snijden. De bouw er van zou den noodlij denden Cubanen bezigheid verschaffen eu de spoorlijn zou voor dc ontwikkeling en de pacificatie van het eiland van groot belang zijn. In elk geval acht Alger groote bedragen noodig, om te voorzien in de eerste levens behoeften van de Cubanen. De Novoje Wremja wijst op de verwij dering tusschen Üuitschland en Oostenrijk tengevolge vau de uitwijzing van Oostenrijk- sche onderdanen uit Pruisisch-Silezie en constateert, dat Italie's aandeel in de Triple- Dat is niet noodig. Pardon luitenant, ik heb er een bijzondere bedoeling mee, die ik u straks zal zeggen. FiÜB haalde onverschillig de schouders op. Vooruit dan maar. MartiDeau ging naar den koetsier en kreeg de lantaarn, onder belofte dat hij ze den volgenden morgen vroeg terug zou brengen. Vervolgens keerde hij naar den luitenant terug, die reeds den weg naar den vlonder had ingesla - gen en deelde he.n in een paar woorden mee wat Hij gezien had. Filip luisterde verstrooid naar hetgeen zijn op passer hem vertelde en dacht intusscnen aan heel wat anders. Toen Martineau zweeg lachte de lui tenant even en zeide: Ge hebt gedroomd. 't Is mogelijk, luitenant, maar het zou ook kunnen dat ik goed gezien had, in elk geval is het goed dat wij de lantaarn hebben. Inderdaad, die lantaarn bewees uitmuntende diensten. Het was een vermoeiende dag geweest voor Fi lip, er hadden zich zooveel gebeurtenissen op el kaar gestapeld, dat hij zich, ondanks zijn wils kracht en zijn ijzersterk gestel, nu uitgeput voelde. Zijn wond begon hem weer pijn te doen en uit de gaatjes, die Martineau in het vel gemaakt had bij het dichtnaaien van de kloof, kwam het bloed te voorschijn. De jonge officier liep dan ook lang niet vast en de oppasser had al ziin aandacht noodig om hem voor vallen te behoeden. Met de eene hand hield hij de lantaarn vast, waarvan hij het licht op den ongelijken gaond liet vallen, ten einde de steenen eu kuilen te vermijden, met de andere ondersteun de hij den laitenant en behoedde hem voor strui kelen en vallen. Ondertus9chen keek Martineau voortdurend om zich heen en liet geen gelegenheid voorbijgaan om een straal uit zijn lantaarn op de donkere rotspunten en diepe kloven te laten vallen, altijd in de hoop dat hij den gelieimzinnigen man zou vinden, die zich hier of daar verborgen had. Zij kwamen evenwel aan de brug, zonder iets verdachts gezien te hebben. Znudt ge hier nu niet even gaan zitten, lui tenant en wat uit rusten voordat ge over den vlonder gaat? vroeg Martineau. Filip zag het goede vau dien aard in en zette

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1898 | | pagina 1