Nummer 102. Zondag 25 December 1898. 21e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen*
Eerste Blad.
?Ea§Ei,a«&
ANTOON TIELEN,
Nieuwjaarswenschen,
„Vrede op aarde."
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
UITGEVER:
Waalwijk.
Zij die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
Met het oog op den MAANDAG
invallenden 2den Kerstdag, zal 't
volgend nummer iets later dan
gewoonlijk versciiijnen.
Ook wederom dit
jaar zal er, in het num-
van 1 Januari a. s., gelegenheid
bestaan tot het plaatseu van
aan Vrienden, Bekenden en Be
gunstigers, tegen den uiterst ge
ringen prijs van 3 0 cent.
Vanaf HEDEN tot ZATERDAG
31 December, 's middags 12 uur,
kan de inzending geschieden.
De Redactie.
Stille nacht
De bleeke sterren vonken aan den donke
ren hemel. De maan werpt een matten
glans op de schier levenlooze aarde. Het
koude doodsgewaad omhult de sluimerende
natuur. Wegen, boomen, hagen rusten roer
loos onder het blanke sneeuwkleed. Geen
stem, geen tred, geen vogellied, geen wind-
geruisch onderbreekt deze heilige stilte. Geen
teeken van leven. De natuur en hare bewo
ners, alles slaapt.
Stille nachtKerstnacht
Maar hoort, daar wordt eensklaps het
doodsche zwijgen verbroken door het wellui
dend geklep der dorpsklok. In plechtige
regelmaat galmt hare bronzen stem door de
luchtlangzaam golven de statige tonen
over het veld, steeds zwakker en zwakker,
om eindelijk weg te sterven, ver, heel ver.
Het schijnbaar eentonige gelui der klok
ken is altijd eene stem, die tot het gemoed
spreekt. Hetzij ze ons ten tempel roept op
de feestdagen, om een danklied te doen op
gaan tot God hetzij ze ons vereenigt ach
ter de lijkbaar van vrienden of verwanten,
die we naar hun laatste rustplaats volgen
altijd spreekt ze tot de ziel. Maar nooit
vindt dat lied meer weerklank in onze har
ten, nooit is het zoeter melodie in onze
boren, dan op Kerstnacht. We hooren daarin
de herhaling der Engelenzangen, die nu bijna
negentien eeuwen geleden de velden van
Betlehem vervulden en aan de herders de
geboorte des Heeren verkondigden. We
booren daarin de echo van het blijde he
mellied ,/Eere zij God, vrede op aarde."
Vrede op aarde!
Onweerstaanbaar dringt zich voor onzen
geest de herinnering op aan eene gebeurte
nis van dit jaar, die de geheele wereld deed
opzien. In de maand Augustus weerklonk
van uit Rusland het betooverende yVrede"
door Europa Een oogenblik scheen het, als
was de tijd voor den wereldvrede rijp als
waren de volkeren, afgemat en uitgeput door
de steeds toenemende uitbreiding hunner
krijgsmacht, die hun zooveel krachten en
schatten kostte, geneigd gehoor te geven
aan die roepstem. Zou dan werkelijk de
//geheel-ontwapening" te verwezenlijken zijn?
Maar, helaas! weldra, toen het verstand den
boventoon kreeg over het gevoel, bleek de
wereldvrede een onbereikbaar ideaal. Een
oogenblikkelijke sensatie in de pers, een
korte dweeperij in de openbare meening,
eenige gedwongen bewijzen van instemming
der mogendheden: ziedaar alles, wat dit zoo
aantrekkelijke, veelbelovende voorstel ver
mocht uit te werken. Weldra was het niets
anders meer dan eene illusie, een droombeeld,
een hersenschim! Men noemde het de vrucht
der phautasie van een beminnelijken, droo
menden idealist.
Vrede, zoo riepen de volken maar
we hebben bezittingen en rechten te hand
haven, we hebben koloniën te verdedigen,
we hebben nog oude veeten uit te vechten,
we hebben verloren grondgebied te her
winnen.
Vredemaar wie brengt eene oplos-
sing in de quaestie van het oosten tusscben
Rusland en Engeland wie zal in Egypte
zoowel Engeland als Frankrijk geheel en
voor altijd bevredigen
Vrede! Maar zal Frankrijk overElzas
Lotharingen heen aan Duitschland de hand
toesteken Zal Denemarken zijn Sleeswijk—
Holstein vergeten Vergeet Frankrijk den
genadeslag, haar te Waterloo toegebracht
Heeft Polen geen schuld met Rusland te
vereffenen
Vredemaar wie belet Amerika zijn
legers en vloten uit te breiden, zijn koloniale
bezittingen altijd door te vermeerderen, en
te dingen naar de heerschappij over den
Indischen oceaan
arVredeNiets liever dan den Vrede
zoo roepen allen. Maar //vrede den menschen
die van goeden wille zijn", zoo klonk het
eenmaal, en dit is ook nu van toepassing.
Ze willen allen den vrede, maar de goede,
daadzakelijke wil ontbreekt; iets toegeven,
neen, dat willen ze niet. En intusschen
heeft het land, dat niet door allerlei mid
delen op verdediging zijner bezittingen is
bedacht, geene toekomst; intusschen staan
de volken tot de tanden gewapend, en be
steden ze als om strijd schatten gouds aan
de uitbreiding van leger en vloot; intus
schen dreigt van alle kanten de zwarte oor
logswolk, en is de wereldvrede verder dan ooit.
Laat ons hopen, dat na den rumoerigen,
onheilspellenden tijd, dien wij beleven, er
een tijd van rust en kalmte moge aanbreken,
een tijd, dat de oorlog voor goed tot het
verleden zal behooren, en alle volkeren in
De Echo van het Zuiden,
Waalwyksche en Langstratsche Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 eent per reeel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitich-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau vaa
Adoli Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
VI.
26 De schoone Félieienne.
Wanneer de schoone Felicia al nooit een voet
buiten de muren van haar tuin zette, ja zelfs het
witte huisje zelden verliet, haar broeder Daniël
daarentegen maakte veelvuldige wandelingen naar
Glasgow.
lederen avond, zoodra de duisternis was geval
len, ging hij uit, sloot zorgvuldig de buitendeur
achter zich en sloeg met vluggen tred den weg
naar de stad in.
Gewoonlijk kwam hij 's avonds zeer laat thuis,
soms eerst den volgenden morgen.
Na allerlei plannen, het een al onuitvoerbaarder
dan het andere, kwam Bernard ten slotte op een
gelukkig denkbeeld.
Hij wilde Daniël Hilson naar Glasgow volgen,
trachten met hem in aanraking te komen, kennis
met hem te maken en zijn vriendschap te winnen
om ten slotte aan zijn zuster te worden voorge
steld.
Dit plan kwam zoo doeltreffend voor dat hij
het onmiddelijk ten uitvoer bracht en op zekeren
avond ging Bernard De Prabert gelijk met Daniël
Hilson uit en volgde diens spoor. Het was een
heldere, zachte avond, duizenden sterren fonkel
den aan de lucht en er woei een verfrisschend
windje.
De broeder van miss Felicia liep met matigen
tred, hij had een lichte overjas aan, die zeer dui
delijk afstak bij de donkere huizen en het Bernard
gemakkelijk maakte hem in her oog te houden.
Ook in de volte der straten van de groote
fabrieksstad bleef Bernard deD jongen man op
het spoor en volgde hem op den voet.
Trouwens, deze volgde een rechten weg, die
hem zeer goed bekend moest zijn, want hij aar
zelde geen oogenbliktotdat hij eensklaps een
smalle zijstraat insloeg, die uitliep op de haven.
Toen Bernard eveneens die straat inging, was de
lichte overjas verdwenen; hij snelde de straat
door tot aan het einde, maar Daniël Hilson was
nergens meer te zien.
Midden in de straat was een smalle steeg, slechts
spaarzaam velicht door een enkele gasvlam en
die geen tweeden uitgang had.
Zou de jonge man daar binnen zijn gegaan?
Terwijl Bernard eenige minuten weifelend voor
dia steeg bleef staan gingen twee heeren langs
hem heen, die in druk gesprek waren en de steeg
insloegen.
Bernard De Prabert verstond vrij goed Engeisch
en uit eenige woorden, die hij in het voorbijgaan
had opgevangen, leidde hij hij af dat zich in de
steeg, waar die beide mannen en waarschijnlijk
ook Daniël Hilson waren binnen gegaan, een club
bevinden moest.
De partij reeds verlorenmoest revanche
hebbeneen inzet van honderd pond sterling,
dit waren de woorden die Bernard had verstaan.
Een min of meer verborgen speelhuis, zeide
hij voor zich, zooals men die in alle groote zee
plaatsen aantreft. Men zal daar wel niet nauw
gezet zijn voor een vreemdeling, die er geheel al
leen komt.
Hij trad binnen.
Achteraan in de steeg was een deur, die toegang
verleende tot een klein portaaltje en een trap.
Boven gekomen ging Bernard door een kleine
voorkamer, waar een knecht, vrij slordig gekleed,
hem zwijgend groette en een deur voor hem
opende.
Bernard trad toen een eerste salon binnen waar
niemand was en geen licht brandde. Vanachter
een portière drong een gerucht van stemmen tot
hem door.
Hij ging daarheien, schoof de portière weg en
kwam in een tweede salon dat veel grooter was
en waar een twintigtal personen bijeen waren.
Het was inderdaad een speelzaal ei: van zeer
gering soort. De meeste bezoekers waren vreem
delingen, Spanjaarden, Italianen, Amerikanen.
Het spel was zeer levendig, maar de inzetten
waren gering. De meeste spelers waagden slechts
omstreeks f 3 tegelijk en de goudstukken van
een pond sterling waren zeldzaam op het groene
kleea.
Bernard sloeg met nieuwsgierigheid dit tafereel
gade; met één oogopslag had hij den broeder van
miss Felicia gevonden, die aan het raidden van
de tafel zat en geheel in het spel verdiept scheen.
Zijn anders bleeke wangen gloeiden thans van
koortsachtige opgewondenheid, zijn gewoonlijk
BW—
fletse oogen fonkelden en volgden zenuwachtig
den loop van het spel.
Hij hield de bank, en zijn kleine, blanke han
den deden de kaarten snel rondgaan.
Hij i9 een speler, een hartstochtelijk speler,
zeide Bernard voor zich, het zal mij 'misschien
niet moeielijk vallen met hem in kennis te komen
en zijn vriendschap te winnen.
Terwijl hij zich met deze gedachten bezighield,
naderde hem een heer met achtenswaardig voor
komen, hooge boord en stropdas, die hem zeer be
leefd groette en hem vroeg of iemand van de leden
der club de eer had hem te kennen.
Bernard, die op deze vraag was voorbereid,
antwoordde, dat hij eerst onlangs te Glasgow
was gekomen, dat hij met een paar heeren had
kennis gemaakt, die hem met zeer veel waardee
ring over dit huis gesproken hadden en beloofd
he-ra er te zullen voorstellen. Nu wist hij niet
waar hij zijn avond zou doorbrengen en daarom
was hij hier gekomen in de hoop er hen aan te
treffen, maar tot zijn spijt vond hij hen niet.
Dat is geen bezwaar, antwoordde de achtens
waardige heer, mijn vriend mr. Daniël Hilson en
ik zullen u wel voorstelle.n
De naam van Bernard De Prabert, welken deze
zonder aarzeling had opgegeven, werd als candi-
daat voor het lidmaatschap geuoemd, men deed
aan tafel een vaas rondgaan, elke speler wierp
daar werktuiglijk een erwtje in en Bernard De
Prabert werd met algemeene stemmen aangenomen
als lid der Vreemdelingenclub.
Intusschen ging het spel met toenemende leven
digheid voort, ook werd het meer belangrijk.
De broeder van miss Felicia was niet fortuinlijk.
Met gramstorig gelaat en terwijl hij woedende
trekken aan zijn sigaar deed, stond hij op, na
een aantal slagen, die zijn hoopje geld dat voor
hem lag, 9terk hadden doen verminderen.
Ik heb er genoeg van, zeide hij, wie neemt
de bank over?
Men begon te bieden en kwam tot acht pond
sterling.
Tienl riep Bernard.
Men zag hem met eenige bewondering aan; die
nieuweling maakte een goeden indruk.
Daniël Ililson ging terug en wierp een vijan-
digen blik op den man, wien hij zijn plaats moest
afstaan. Deze echter keek hem zeer vriendelijk j
en met een goedigen glimlach aan.
ggggg" i
Met uw verlof mijnheer; zeide Bernard
zoudtge mij het genoegen willen doen voort te gaan
met het houden der bank, ik versta daar niets
van en het zou mij een eer zijn, wanneer ge met
mij voor gezamenlijke rekening zoudt willen
spelen. Ge zult mij daar een grooten dienst mee
bewijzen.
Deze woorden, op bijna smeekenden toon ge
sproken, konden het hart van een ongelukkig
speler niet ongevoelig laten, want hij zag daar
mede de kans terugkeeren, die hem zoo hard
nekkig had ontweken.
Daniël stemde er dus in toe de functie van
bankier te blijven bekleeden en Bernard, tevreden
oyer zijn goed geslaagde kennismaking, zette
zich achter hem, minder om den loop van het
spel te volgen dan wel om het vertrouwen van
den broeder van mis9 Felicia te winnen.
Het spel werd met afwisselende kansen voort
gezet en werd aldoor belangrijker, aldoor vuriger.
Thans vielen er meer en meer ponden sterling
en banknoten op het groene kleed. De verliezen
werden door Bernard zonder aanmerking betaald
vervolgens keerde het geluk zich naar de zijde
van de bank, er behoefden geen verliezen meer
betaald tc worden, men had slechts winsten op te
strijken en deze klommen tot twee honderd vijf
tig pond. J
Het was_ één uur na middernacht.
Bernard De Prabert was uitgeput van vermoeie
nis, had vreeselijke hoofdpijn en besloot daarom
naar huis te gaan. Hij deelde de winst met den
broeder van mi9s Felicia, wiens oogen van vreugde
schitterden en nam afscheid van zijn deelgenoot
onder belofte den volgenden nacht terug te zullen
komen.
Acht dagen, of liever acht nachten werd dit
losbandige leven voortgezet.
Het aanvankelijke geluk hield niet lang stand
er kwamen verliezen, vrij ernstige verliezen zelfs'
maar Bernard had zijn eigenlijke spel gewonnen!
Gamel Hilson w<is zijn vriend, leende hem soms
geld om te spelen, wanneer hij niet meer bij
zich had, bezocht met hem de verschillende pu
blieke vermakelijkheden van Glasgow en was
onuitputtelijk in zijn lof over den Franschman.
zijn nieuwen vriend.
Wordt vervolgd.