Nummer 20,
Donderdag 9 Maart 1899. 22e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Gemeenteraad van Waalwijk,
ANTOON TïELEN,
Bekendmaking.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
Zij die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
De Echo van het Zuiden,
Wialwijksrir en Lugstraulsehe Conrant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per p08t door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën '1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden *2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat blijkens aanschrijving van den Hoog
Edel Gestrengen Heer Commissaris der koniugin
in Noordbrabant, de invoer van Nederlandsch
melkvee langs de Belgische tolkantoren Bnarle-
Herlog en Watervliet, met ingang van 1 Maart
1899, wederom wordt toegestaan, terwijl vanaf
dieD datum de invoer van melkvee zal zijn ge
sloten langs het Belgische grenskantoor Santvliet.
Waalwijk, 4 Maart 1899.
De burgemeester voorn.,
K. DE VAN DER SCHUBREN.
OPENBARE VEF.G A DERING
op Vrijdag 3 Maart 1899, 's namiddags ten 7
uren.
Aan de orde
I. Verbouwing O. L. School.
Voorzitterde burgemeester K. A. M. rid
der de van der Schueren.
Tegetiwoordig alle leden.
Na de opening leest de secretaris de no
tulen der vorige vergadering voor, welke
worden goedgekeurd.
De Voorzitter: „aan de orde is Verbou
wing der O. L. School" alvorens daartoe
over te gaan wenschte ik de heeren eerst
in gesloten vergadering te spreken, ik schors
daarom de vergadering. (Nadat de leden een
half uur in gesloten vergadering beraadslaagd
hadden, werden de deuren wederom geopend.)
De voorzitter„er is ingekomen een schrij
ven van den districts schoolopziener. Dit
ichrijven wordt door den secretaris voorge
lezen.
II.
47 Het kind.
Ik werkte met woede voort en trachtte die vrees
te verdrijven en ten slotte kwam mij de kuil diep
genoeg voor, dat de wilde dieren het lijkje niet
zouden bespeuren en opgraven.
Toen ik zoover was liet ik de kleine doodkist
langzaam en zacht in de aarde nederdalen. Ik
knielde op den rand van het graf, maakte het
kruisteeken en zeide alle gebeden op, die ik mij
nog herinnerde. Vervolgens vulde ik den kuil
weder en verborg de losgewoelde aarde onder
takken en bladeren. Niemand heeft ooit iets van
het lijkje ontdekt, de aarde heeft het aan haar
toevertrouwde geheim goed bewaard.
Toen ik afgemat, uitgeput thuiskwam, vond ik
mijn vrouw bij het vuur zitten met ons nieuwe
kind slapend op haar schoot.
Zij wierp mij een angstig vragenden blik toe.
Het is geschied, antwoordde ik somber.
O 1 God.
Wij weenden beiden, eindelijk stond zij op,
hield mij het kind voor en sprak
Charles, kus uw zoon, kus onzen kleinen
Filip.
Ik drukte den kleinen knaap in vervoering aan
mijn hart, kuste hem op de donzige wangen en
kwam eensklaps tot kalmte; mijn kind was mij
teruggegeven.
Eenige dagen later verliet mijn vrouw Auvergue
en nam onzen zoon mee. Wij kennen weinig
menschen in die streek, de boschwachterswoning
lag geheel afgezonderd, twee mijlen van liet naas
te dorp verwijderd, maar toch wilde ik niet, dat
iemand het kind zou zien. Een kind van twee
jaar begint reeds uitdrukking in zijn gelaat te
krijgen. Het eerste kind was zwak en ziekelijk,
hel tweede forsch en gezond.
Mi;n vrouw vertrok dus bij avond en ik vertelde
aan ieder dien ik ontmoette, dat mijn kleine Filip
weer wat hersteld was van zijn ziekte en dat ik,
om hem eens flink te .laten opknappen, mijn
De schoolopziener zegt hierin, dat hij met
groote verwondering en teleurstelling het
bericht heeft ontvangen, dat de raad de ver
bouwing der school heeft uitgesteld. Hij
meent ook dat de som vrij groot was, maar
de oorzaak is te lage begrooting. Reeds jaren
werd op verbouw aangedrongen, daar thans
niets dan lager onderwijs gegeven kan worden.
Maar als er niet verbouwd wordt, zal hij
aandringen op wijziging van leerplan, hij zal
zich dan verzetten tegen hel geven van
uitgebreid lager onderwijs, daar zoo uitgebreid
en gewoon lager onderwijs, alles half werk is.
Hij hoopt echter dat de raad nog tot ver
bouw zal besluiten.
De voorzitter: »dit schrijven, ingekomen
27 Februari, is een gevolg van het bericht
dat wij den schoolopziener gestuurd hebben,
dat de raad besloten had, den schoolbouw
uit te stellen. Uit dit schrijveu blijkt, dat hij
het zeer wenschelijk en in 't belang van het
onderwijs acht, dat tot verbouwing wordt
overgegaan.
In onze gemeente wordt niet voldaan aan
den eisch der wet. Het aantal kinderen is
zóó groot, dat er een onderwijzer meer moest
zijn, maar er is geen plaats. Het is ook in
dien geest, dat de schoolopziener aan den
Minister en Gedeputeerde Staten heeft toe
gelicht, maar nu kan hij niet meer daarmee
motiveeren.
Gedeputeerde Staten hebben bij schrijven
van 24 Maart 1898 aangedrongen op de
benoeming van nog een onderwijzer. Zij
drongen er zelfs zoo op aan, dat ze een ex
emplaar verlangden van de couranten, waarin
de oproeping voorkwam.
Daarna hebben Burgemeester en Wethou
ders eene conferentie verzocht, met den
schoolopziener, die 24 Mei plaats had toen
werd besloten de school te verbouwen en dan
een onderwijzer meer te benoemen 2 Juni
schreef de schoolopziener hieromtrent en
legde ons een plan voor om te bouwen op de
thans bestaande school, en deelde mede, dat
er dringende behoefte was aan uitgebreid
onderwijsook de schoolcommissie drong er
op aan.
vrouw met hem naar Picardië had gezonden,
waar ik geboren ben, waar de lucht zoo gezond
is en waar men betere koemelk kan drinken dan
te Auvergue, waar het melkvee telkens voor zware
wagens wordt gespannen en in de bosschen moet
werken, als men ossen te kort komt.
Niemand had eenig wantrouwen, en dat kon ook
niet, want met de maatregelen die ik genomen heb,
daag ix iedereen uit mij te bewijzen, dat Filip
Dormelles niet werkelijk en wettig de zoon is van
Charles-Antoine Dormelles en Marie-Jeanne Morin
gelijk het staat ingeschreven op de registers van
den burgerlijken stand te Miramont-la-Montagne.
En terwijl de oude boschwachter Robert Du-
hesme strak aankeek, voegde hij er bij
Gij zoudt dat zelf niet kunnen.
Ik 1 riep Robert Duhesme uit, ik Groote
God
Op neerslachtigen toon ging hij na een korte
pauze voort
't Is waar, de misdaad uit mijn verleden
geeft u het recht mij van alles te verdenken, maar
gij moest toch gevoelen, gij moest toch begrijpen
wat er in mijn hart omgaat, dat daar niets woont
dan oneindige dankbaarheid jegens u en grenze-
looze liefde voor hem. En ik zou naar mijn zoon
gaan en tot hem zeggen
Luister, gij zijt niet de zoon van den braven,
eerlijken man, die u heeft opgevoed, gij zijt de
zoon van01 dwaasheid.
Hij maakte een afwerende beweging met de hand.
Neen, geloof mij, ik ben niet zoo slecht als
nien mij voor liet hof van assises te Riom be
schreven heeft. Daar noemde men mij een dief
en moordenaar. Een dief", ik 1 Wanneer gij den
loop van dat proces kent
Ik ken die, viel de boscliwachter hem in de
rede, ik heb de verslagen nauwkeurig gevolgd,
want ik wilde weten wat voor man gij waart.
Dan zult ge ook wel overtuigd zijn, hernam
Robert Duhesme, evenals de twaalf gezworenen
dat waren, dat ik een dief ben. Ik had mij daarop
misschien kunnen verdedigen, want ik heb niet
gestolen, maar dan had ik dingen moeten zeggen,
die niet over mijn lippen konden komen en het
zou mij waarschijnlijk nog niets gehaat hebben,
wanneer ik geheel mijn bloedend hart had uit
gestortmen zou ongeloovig geglimlacht hebben
en de procureur-generaal had ongetwijfeld uitge-
We hebben 3 Juni aan Gedeputeerde Sta
ten medegedeeld, dat de school verbouwd
zou worden en na de verbouwing een onder
wijzer benoemd zou worden.
Verder wijst de schoolopziener er op dat
't ouderwijs niet aan de eischeu der wet
voldoet, en dat zooals 't nu gegeveu wordt,
't een nadeelig werkt op het ander, en hij
het geven van lager en uitgebreid onderwijs,
zooals thans geschied, niet langer wenschelijk
acht.
Het hoofd der school, de heer Spijkerman,
en ook de schoolcommissie, beiden juichten
het schrijven van den schoolopziener en 't
plan van verbouwing en de beDoemiug van
een onderwijzer zeer toe.
Nu hebben wij den heer Spijkerman zelf
gehoord, en die heeft verklaard, dat de bouw
zooals nu is voorgesteld, niet hinderlijk is.
Hij had meermalen boven les gegeven en 't
onderwijs heeft er geen last van hij had
geen bezwaren tegen bovenbouw, alleen was
't gemakkelijker beneden, dan behoefde hij
niet zooveel trappen te klimmen. Naar aan
leiding van 't een en ander medegedeeld,
stellen Burgemeester en Wethouders voor de
school te verbouwen volgens oorspronkelijk
plan."
De heer Baijens wenscht het in omvraag te
zien gebracht.
De heer van Schijudel„ik vind veel voor
een plan van den benedenbouw te laten
maken. Spijkerman verklaart zelf dat bene
denbouw gemakkelijker is."
De voorzitter,,'t was hem onverschillig,
alleen behoefde hij de trappen niet op."
De heer van Schijnde)„dus er toch iets
voor beneden er komt bij dat het aanmer
kelijk veel in de dubbeltjes zal schelende
kosten voor den bovenbouw zijn veel boven
de begrooting van de gemeente en den ge
meente-bouwkundige. Ik ben er niet voor er
mee door te gaan, 't komt allemaal op de
belastingbetalers neer ik ben echter wel voor
verbouwing
De heer Verbuut„ik wenschte nog nadere
inlichtingen als 't aaugenomen werd, zou 't
dan gegund worden aan de laagste inschrij
roepen „Huichelarij 1*
Trouwens, ik heb er geen oogenblik aan gedacht,
mij tegen de aanklacht te verzetten, ik bekende
alles wat men mij ten laste legde en hoopte slechts
op één uitspraak van mijn rechtersd*n dood.
Maar ook ten tweeden male wees de dood mij
af, men sprak een straf over mij uit, die duizend
maal erger was: levenslangen dwangarbeid.
Bijna altijd is een veroordeelde, die van het
bagno te Cayenne ontvlucht en zich in de bin
nenlanden waagt, een verloren man en er moeten
wel wonderen gebeuren wanneer hij ontsnapt aan
de gevaren, die hem van alle kanten omringen
de zon, de moerassen, de honger, de dorst, de
slangen, de verscheurende dieren en de wilde
volksstammen. Daar ik niets liever wilde dan
het leven, dat mij een zware last geworden was,
van mij af te schudden en zoo spoedig mogelijk
mijn geschandvlekte naam uit het geheugen der
menschen te wisschen, vluchtte ik met twee
kameraden van het bagno de binnenlanden in.
Beiden kwamen om, ik alleen ontsnapte. Onnoodig
u te zeggen hoeveel ik heb geleden, hoeveel
doodsgevaren ik heb doorstaan, voordat ik de
Vereenigde Staten bereikte. De dood wilde mij
echter niet en ontweek mij hardnekkig. In dat
vrije land Amerika, waar men niemand vraagt wie
hij geweest is of van waar hij komt, waar men
een menach slechts beoordeelt naar zijn ijver en
bekwaamheid, had ik mij spoedig een plaats ver
overd, die mijner waardig was. Dat is nu drie-
en-twintig jaar geleden. Ik heb veel gewerkt, veel
geld verdiend, veel nood gelenigd en veel men
schen, mijn werklieden, gelukkig gemaakt. Zelf
was ik echter niet gelukkig, want slechts één
gedachte hield mij onafgebroken bezig: mijn kind.
Leefde het nog? Wat was er van hem geworden?
Hadden zijn pleegouders misschien mijn hulp noo-
dig? Maar mijn eed? In dat uur van wanhoop,
gevolgd door dankbaarheid, had ik geheel afstand
van hem gedaan. Neen neen, ik had het recht
niet iets te veranderen aan het lot dat hem een
eerlijken naam, de liefde van een braven vader
en de teederhied eener ware moeder schonk.
Ik heb niets gedaan om inlichtingen omtrent
hem te verkrijgen, ik heb mijn verlangen in het
diepst van mijn hart begraven, want ik was
overtuigd dat, wanneer ik maar het minste van
hem te weten kwam, ik mijn hart niet langer zou
vers of opnieuw aanbesteed, aan nieuwe
inschrijvers
De voorzitter„het Dag. Best. heeft plan
het aan Aarts te geven, van Dommelen kan
't niet doen. Aarts wil het f 100 minder geven;
daarvan gaat nog af 2°/0 overeenkomstig het
bestek 25% restitutie van het rijk, zoodat
de verbouwing slechts f 500 meer zou kosten,
dan op de gemeente-begrooting staat.
Daarna wordt het voorstel van Dag. Best.
om de school volgens bestaand plan te ver
bouwen in omvraag gebracht en met 6 tegen 5
stemmen verworpen.
Vóór de heeren
Timmermans van TurenhoutTimmermans
Wz.GragtmausQuirijnsVan Dooren.
Tegen de heeren:
Baijens van Tilburg VerbuutMombers;
Mulders van Schijndel.
De heer Baijens »ik stel voor een nieuw
plan met begrooting te laten maken voor
benedenbouw't is voordeeliger; als we ten
minste verplicht zijn te bouwen, als er geen
middenweg meer te vinden is, b.v. meer klas
sen in een lokaal o. a., anders zou ik dat nog
beter vinden."
De heer Gragtmans,,'t is nu al wel een
jaar bekend, dat het niet anders kan."
De heer Verbunt„ik geloof dat het voor
stel vau 't Dag. Best. gevallen is door te
weinig toelichting. Nu zal dan even goed het
voorstel Baijens vallen en wat dan
De voorzitter „dan zal een van de heeren
een ander voorstel moeten doen welke nadere
toelichting wenschte U dan
De heer Verbunt „een herbesteding."
De heer van Schijndel„dat gaat nu niet
meer, dat is afgehandeld."
De heer Timmermans van Tureuhout: „ik
wil het voorstel van den heer Baijens amen-
deereu in zooverre, dat ik dan ook een
nieuwe begrooting voor boven zou laten
raakeu, beneden zal het misschien niet veel
minder kosten en daarbij komt nog, dat we
de speelplaats innemen alle ouders staan er
op dat hunne kinderen, als ze vrij zijn, op
een flinke plaats buiten kunnen spelen, dat
is een argument, dat bij mij zeer zwaar
kunnen bedwingen en mijn eed breken zou. Zoo
zijn er drie-en-twintig jaren voorbijgegaan.
Na een oogenblik stilte vervolgde Robert:
Verleden jaar is er evenwel een geheele ver
andering gekomen. Ik werd aangetast door een
hartkwaal, die mij binnenkort tengravezaleleepen.
Volgens de uitspraak van de geneesheerende
geleerdsten en meest ervarenen van New-York
zal ik over eenige maanden mijn einde hebben
bereikt. Ditmaal zal de dood wel gedwongen
zijn mij op te nemen en ik wacht hem met de
meest mogelijke kalmte af. Door die kwaal en de
zekerheid van miin nadeiend einde, is echter mijn
wilskracht gebroken, mijn zelfbeheersching ver
nietigd en ik ben gekomen om u een laatste gunst
te smeken—wanneer gij weigert dan zal ik er
niet op aandringen en mij terstond en zonder een
woord van bitterheid of verwijt naar mijn tweede
vaderland terug begeven ik bid u, vertel me
iets van hem.
't Is goed wij zullen u over onzen zoon spreken,
zeide juffrouw Dormelles met moederlijken trots.
Ik weet niets van hem, hernam Robert, niets
dan hetgeen ik gisteren op het raadhuis Miramont-
la-Montagne heb vernomen, namelijk dat hij Filip
heet en dat hij trouwen gaat. Ol wanneer hij geld
noodig heeft, ik bezit millioenen.
Waar hij niet aan raken mag, viel Marie-
Jeanne hem in de rede,
Het is eerlijk geld, met werken verdiend.
Dat doet er niet tod, het is uw geld.
Robert boog het hoofd.
Vergeef mij, mompelde hij, ik had mij een
oogenblik vergeten.
Op veel zachteren toon hernam juffrouw Dor
melles
Ik zal u een brief laten lezen en daaruit zult
ge raeer vernemen dan uit een omslachtig verhaal.
Zij ging naar een oude secretaire, die in een
hoek van het vertrek stond en haaide daaruit een
brief, nog in de enveloppe, te voorschijn.
Wij hebben hem juist vanavond ontvangen,
met de bestelling van zeven uur, en toen gij nier
kwaaint hadden wij hem juist gelezeu.
Wordt vervolgd.