Nummer 21 Zondag 12 Maart 1899. 22e Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, LEERPLICHT. Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. Ü1TGEV E R WaaJwijk Zij die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. In 'zijn Memorie van Antwoord bestrijdt de Minister allereerst de door sommige leden der Tweede Kamer gedane bewering dat het der Regeering niet te doen zou zijn om leerplicht, maar om dwang tot schoolbezoek want dat, èn blijkens de toelichting èn blijkens art. 1 in verband mot art. 4- huis- ondeiwijs slechts bij uitzondering wordt toe gelaten. Deze opvatting nu rust blijkbaar op misverstand, 't Is der Regeering alleen en uitsluitend te doen om het verzekeren van het noodige onderwijs aan allen. Of dat onderwijs wordt genoten op school of thuis is der Regeering onverschillig, mits slechts de waarborg bestaat, dat deugdelijk onderwijs wordt verstrekt. In het gewijzigd, geheel omgewerkt ont werp luidt nu art. 1 //Ouders, voogden en anderen, krachtens wet of overeenkomst met de verzorging van kinderen belast, zijn ver plicht, voor zoover die kinderen bij hen, in de inrichting onder hun beheer, of met hen bij anderen inwonen, zorg te dragen, dat hun gedurende den tijd en overeenkomstig cle regelen, in deze wet gesteld, voldoende lager onderwijs wordt verstrekt. z/Deze verplichting wordt door hen nage leefd 1. óf door te zorgen, dat het kind als leerling op eene lagere school wordt geplaatst en dat het die school geregeld bezoekt 2. óf door aan het kind huisonderwijs te doen verstrekken.'* Te minder wordt schooldwang beoogd, om dat ouders die in geinoede bezwaren hebben hunne kinderen aan een der scholen in hunne omgeving toe te vertrouwen, volgens de bepalingen van het wetsvoorstel niet ge dwongen kunnen worden toch huu kroost daarheen te zendenen in dat geval van de verplichting bedoeld in art. 1 vrij kunnen komen, ook al bestaat er niet het minst uitzicht, dat hunne kinderen in plaats van schoolonderwijs, huisonderwijs zullen ont vangen. Kan aangetoond worden dat leerplicht vopr Nederland noodzakelijk is, dan moet tot in voering worden besloten, zelfs al ware in deze geen enkel land ons voorgegaan. Er is geen enkel land aan te wijzen, waar de toestanden en de aard van het volkskarakter geheel met die van Nederland overeenkomen. Het best is in dezen ons land nog te vergelij ken met Zwitserland en Denemarken en ook daar bestaat leerplicht. Vast is de Minister overtuigd, dat zeer velen, die nog geen voldoend besef hebben van de beteekenis van goed onderwijs en hun kinderen maar laten rondzwerven, later, nadat de leerplicht zal zijn ingevoerd. den wetgever erkentelijk zullen zijn voor het genomen initiatief. Herziening der schoolwet op sommige punten is wenschelijk, ja drin- gend noodig, en. zal ook na het tot stand komen van de leerplichtwet reeds zeer spoe dig aan de orde worden gesteld. Dat het noodig zou zijn aan de overheid meer macht te geven tegenover de onderwij zers, kan vooralsnog niet worden toegestemd. De Minister kan zich niet vereenigen met de meening, dat aan de invoering van leer plicht behoort vooraf te gaan een aanvulling van art. 47 der schoolwet in dien zin, dat van gemeentewege voor het verstrekken van voedsel en kleeding aan behoeftige schoolgaande kinderen moet gezorgd wordeu. In zijn verdere breedvoerige besprekingen van de onderscheidene paragrafen van het voorloopig verslag herinnert de Minister o.a. dat daar wordt gewezen op het verband tusschen leerplicht en kiesrecht. De Minister verklaart het geheel eens le zijn met die leden, die van oordeel zijn, dat lager onderwijs voor allen in onzen tijd van te meer belang is, nu het kiesrecht gaande weg meer wordt uitgebreid. De meening dat de verplichting tot het zenden van kinderen naar de school voor behoeftige ouders ernstige bezwaren heeft, zal de Minister niet geheel tegenspreken. Dat regeling van den veldarbeid van kinderen een noodzakelijk gevolg zou moeten zijn van invoering van leerplicht, kan de Minister niet toegeven. Die arbeid zal reeds beperkt worden door invoering van leerplicht. Dat het schoolverzuim van dien aard in Nederland is, dat leerplicht gerechtvaardigd is, blijft de Minister een feit achten. Onder anderen waren er op 1 Januari 1897 59720 kinderen, die op den leeftijd waarop zij zonder wettige verhinde ring school dienden te gaan, niet school gingen eu zelfs niet ingeschreven waren. De bestrijding der invoering van leer plicht op grond van de achterstelling van 't bijzonder onderwijs bij het openbare, geeft den Minister aanlei ding tor een beschouwing waaruit zijns in ziens blijkt, dat dit verwijt ongegrond is. Ook had de Minister meer erkenning en waardeering verwacht van de wijze, waarop hij aan gemoedsbezwaren heeft trachten te gemoet te komen. De verklaring van art. 8 (nieuw art. 10) le lid wordt barbaarsch en draconisch ge noemd en beschouwd als een ergerlijke inmenging in het ouderlijk gezag. Bedoelde bepaling komt hierop neer, dat een vader, die geen huisonderwijs kan geven en ook in zijn omgeving geen school vindt, waaraan hij zijn kind wil toevertrouwen, om vrij te komen van zijn leerverplichting, de verklaring moet afleggen, dat hij zijn kind liever van onderwijs verstoken wil laten dan het naar een der bedoelde scholen te zenden. Wat daarin barbaarsch en draconisch ge legen is, kan de Minister, met den besten wil, niet inzien. l)at de aan het schooltoe zicht toegekende discretionnaire macht tot óf onuitgevoerd óf tot inquisitie zou leiden, kan de Minister niet toestemmen. Er zijn gevallen, waarin het onverantwoordelijk zou zijn op grond van beweerde gemoedsbezwaren, zonder nader onderzoek, vrijstelling te ver- leenen. De Minister moet ook bezwaar maken om in deze wet te bepalen, dat onder zekere voorwaarden niet gevaccineerde kinderen hetzij op de bijzondere scholen alleen, hetzij De Echo van het Zuiden, WuJwjjksrtf en Lauslnalxrke Coorant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,55. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. II. 48 Het kind. Robert vouwde den brief open en las gretig het volgende „Grenoble 26 October 1891. Mijn goede ouders 1 Goed èn gewichtig nieuws! Weet ge nog wel, moedertje, wat voor lucht- kasteelen wij al niet gebouwd hebben, wanneer ik kapitein zou wezen P Dat was het toppunt van uw wenschen Als ge eens kapitein zijt, daar ging niets boven, als ge een kapitein zijt. Welnu, het is er door, ik ben kapitein. Mijn benoeming staat in de Staatscourant van van morgen en ik heb die te danken aan den goeden uitslag van het werk in de vallei des Villards. Het is meer dan waarop ik had durver, hopen. Wat zult gij gelukkig zijn en dat is eigenlijk mijn grootste vreugde over mijn bevordering. Maar dat is nog tiet alles; met mijn benoeming verlaat ik den actieven dienst en word belast met een betrekking, waar allen mij om benijden, na melijk aan het technisch bureau van het mini sterie. Ik kom dus te Parijs; Parijs is niet ver van Bois- le-Roi en ik zal bij u kunnen komen wanneer ik maar wil, met andere woorden zeer dikwijls. En dan.en dan.heb ik nu geen verlof meer noo- dig om naar mijn lieve Marguerite te gaan. Ik moet nu nog maar wachten tot mijn opvol ger komt, aan hem mijn dienst overdragen, afscheid nemen van mijn kameraden en ik vertrek. Misschien zal mijn tegenwoordigheid te Parijs mevrouw De Prabert wel doen besluiten, wat haast te maken met de toebereidselen voor mijn hu welijk. Reeds tweemaal heeft die goede dame nu een aanleiding gevonden om den oorspronkelijk vastgestelden datum te verschuiven, doch Margue rite en ik zullen daar nu wel eens orde instellen. Wees niet boos op mij dat ik ditmaal niet zoo veel schrijf als gewoonlijk, het is eigenlijk geen brief maar een overwinningsbulletin. Tegen het einde van de week kom ik bij u en dan zal ik u alles in al zijn geuren en kleuren ▼ertellen. O! het zal heerlijk zijn. Kn dan te weten, dat ik aan u alleen, ten koste van de zwaarste opofferingen, te danken heb, dat ik een nuttig dienaar van mijn vaderland ben en thans zooveel geluk smaak 01 ik zal u nooit genoeg kunnen liefhebben. Filip., Robert Duhesme had dezen brief met klimmende aandoening gelezen. Een oogenbiik, bij het einde, had hij opgehouden, verbaasd een bekenden naam te ontmoeten, maar hij had terstond de lezing hervat en met tranen in de oogen gaf hij den brief aan juffrouw Dor- melles terug. Laat mij diep voor u beider, nederbuigen, zeide hij, voor u, die door uw edel voorbeeld en uw verstandige lessen zulk een man van hem ge maakt hebt als hij uit dezen blijkt te zijn. Ik kan mij voorstellen hoe gelukkig ge met hem zijt en dat geluk vindt weerklank in raiju hart, ik gevoel op dit oogenbiik een vreugde, zóoals ik die nooit gekend heb en dat dank ik aan u, ol gij zijt twee heiligen, die men aanbidden moet. Na een korte pauze hernam hij. Ik heb daar een naam ontmoet in den brief van uw zoon, dien van mevouw De Prabert. Wie is die dame. Een tante van mejnffrouw De Briais, de verloofde van onzen Filip, antwoordde de bosch wachter, en de vrouw van mijnheer Bernard De Prabert, die mijn zoon een oprechte vriendschap toedraagt. Robert Duhesme werd doodsbleek en stamelde: BernardBernardo 1 mijn God 1 Luid hernam hij Het komt mij voor, dat ik vroeger, lang geleden, een labrikunt gekend heb, die zoo heette, in Dauphiné, als ik mij wel herinrer. Dat is zoo, antwoordde juffrouw Dormelles, in Dauphiné, op het kasteel Saint-Colombaii, heeft Filip kennis gemaakt met mijnheer De Prabert. Hij is een zeer rijk man, die belangrijke fabrieken moet bezitten in het Zuid-Oosten van Frankrijk. Robert Duhesme was diep geroerd. Ik begrijp het, zeide hij voor zich, Bernard heeft zijn naam veranderd en dien van onze moeder aangenomen, na mijn veroordeeling. Arme Ber nard, hij hield zooveel van mij, wat zal hij ge leden hebben. Helaas, zijn hart moet thans wel voor mij gesloten zijn, want, naar men mij ver zekerd heeft, was hij het, die zich bij het Fransche gouvernement verzette, dat mij het vrijgeleide werd toegekend, waar ik om verzocht had. Met den ongekuii9telden trots der moeders ging juf frouw Dormelles voort Mejuffrouw De Briais moet ook schatrijk zijn. Het arme kind is wees; zij heeft niet alleen haar beide ouders verloren, maar bovendien nog haar stiefmoeder, een zuster van mijnheer De Prabert, zoodat deze slechts een zeer verre bloedverwant van haar is. Deze mededeeling deed Robert Duhesme nog dieper in gepeins verzinken. Marguerite De Briais, de verloofde van Filip, was de stiefdochter van zijn zuster Blanche 1 Hoe wonderlijk had de Voorzienigheid dit alles toch bestierd 't Is goed, antwoordde hij na een lang stilzwijgen, ik heb dien Bernard De Prabert leeren kenneD als een braaf man, een ijverig en bekwaam fabrikant, en het verheugt mij dat Filipuw zoon, zijn vriendschap heeft weten te winnen. Weder zwegen alle drie gedurende eenige mi nuten. Gij ziet dus, hernam Dormelles ten slotte, dat de toekomst van onzen zoon verzekerd is en dat wij niets meer te wenschen hebben dan eenige kleinkinderen, die zijner waardig zijn, bij gevolg Bij gevolg kan ik weder vertrekken, vulde Robert Duhesme aan. Neen, dat wilde ik niet zeggen, verbeterde de boschwachter, nu wij overtuigd zijn van uw goede bedoelingenis het wantrouwen en de ongerustheid die wij eerst getoond hebben, geheel verdwenen. Wij hebben nu alles besproken wat er te bespreken was, willen wij nu kalm het middagmaal gebruiken, dat onder de hand eigen lijk een avondmaal is geworden. De eetlust, die mij eerst verlaten had, is teruggekeerd. Wilt ge ons bescheiden maal met ons deelen Wij zouden juist aan tafel gaan toen gij aankloptet. Wat hebt gij toch een goed hart, wat zijt gij brave menschen, maar de trein Die is al lang voorbij, gij kunt niet meer vertrekken voor morgenochtend. Neen, ik wil niet hier in het dorp gezien worden, ik zal te voet naar Melun gaan en daar op den nachttrein wachten. Naar Melun Dat is een heel eind loopen en dan bij nacht. Geen nood, mijn beenen zijn nog goed. Ik zal met u meegaan, dan kunt ge niet verdwalen, kom, schik nu aan tafel. J&, eet met ons mee, zeide juffrouw Dormelles, terwijl zij een bord voor hem neerzette, onder het eteD kunnen wij nog over hem spreken. Robert Duhesme trok zijn overjas uit eu zette zich aan de tafel. -Ol mompelde hij, ik kan wel begrijpen dat hij zooveel achting en liefde voor u heeft. III. De voorzorgsmaatregelen van oom Daniël. Aurélien De Prabert stapte, zooals men ge makkelijk kon begrijpen in een zeer kwade luim aan het station te Parijs af. De tanden van den hond Roland moesten zeer diep in zijn vleesch gedrongen zijn, want de wond aan zijn been werd meer en meer lastig en pijnlijk. Met moeite stapte hij uit de coupé en hinkend liep hij over het perron naar den uitgang. Oom Daniël stond daar op hem te wachten. De broeder van Félicienne had het telegram van zijn neef ontvangen en zich naar het station be geven tegen den tijd dat de bedoelde trein moest aankomen, maar tot zijn niet geringe verbazing, bevond Aurélien zich niet onder de passagiers. Hij had zich echter niet verwijderd, maar op den volgenden trein gewacht. Achter oom Daniël stond een klein, maar gezet en krachtig gebouwd man, die zijn overjas tot aan zijn kin dichtgeknoopt en zijn slap vilten hoed stijf op het hoofd gedrukt had. '..^aar *9 hiJ eindelijk 1 riep oom Daniël, terwijl hij tusschen de reizigers doordrongen zijn neef tegemoet snelde. Wanhopig! Hebt ge op mij gewacht, oom Daniël? Dat is goed. Man meegebracht. Noodig? - Volstrekt niet, de onderneming, die zoo mooi begon, is jammerlijk mislukt. Laten wij zoo spoedig mogelijk naar huis gaan. Hebt ge een rijtuig Dij u? Het mijne. Hoe heet uw detective? Bataille. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1