Nummer 22. Donderdag 16 Maart 1899. 22e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
ANTOON TIELEN,
Navordering bij de
V er mogensbelasting.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk.
Zij die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
Belasting-ontduiking is een leelijke zaak
en een euvel, dat in vrij ruimen kring zich
heeft verbreid. Herhaaldelijk is daarover in
de Kamer en elders van gedachten gewisseld,
en meer dan ooit, sinds de heer Pierson
zijne bekende belasling-hervorming tot stand
bracht en met een bedrijfs- en vermogens
belasting het land bedeelde. Deze beide
belastingen en dit is geen aanbeveling,
al moge het misschien een noodzakelijkheid
zijn grijpen zoo diep in op het „hebben
en h often" der burgers, zij dwingen tot de
beantwoording van zooveel vragen, welke men
liefst voor zich alleen behandelt, zij maken
het meermalen ook zoo moeilijk met volkomen
juistheid de verlangde gegevens te verschaffen,
dat de verleiding tot het doen van onware
opgaven nog grooter moest worden dan
weleer.
Natuurlijk nemen wij het toegeven aan die
verleiding niet in bescherming. Onaantastbaar
lijkt ons de stelling, dat, daar het geld er
nu toch eenmaal wezen moet, hij, die voor
zijn deel te weinig betaalt, hem, die zich
nauwgezetter betoont, te veel laat betalen.
En niets werkt meer demoraliseerend, dan
een premie, directe of indirecte premie, op
de oneerlijkheid.
Wij kunnen het dan ook begrijpen en
billijken, dat de regeering naar maatregelen
zoekt, om de ontduiking tegen te gaan.
III.
49 De voorzorgsmaatregelen van oom Daniel.
Het vraagstuk houdt haar trouwens sinds
lang bezig. Maar dat de oplossing niet zoo
gemakkelijk is, daarvan levert, dunkt ons,
het ontwerp tot wijziging en aanvulling der
vermogensbelasting een zeer overtuigend
bewijs.
De voorgestelde wijziging der verschillende
artikelen kunnen wij nu laten rusten. Het
is voornamelijk in de aanvulling, de navor
dering, dat de pointe van dit product van
wetgeving steekt.
De minister wil het volgende
Indien, na het overlijden van den belasting
plichtige of zijne echtgenoote, het belasting
plichtig vermogen bij de laatste vóór het
overlijden gedane aangifte lager blijkt te zijn
aangegeven, dan het vermogen, dat volgens
de beëedigde aangifte voor het recht van
successie op het tijdstip van het overlijden
aanwezig was, alsdan wordt aangenomen, dat
elk der ingeleverde en alsnog voorhanden
aangiften over de laatste vijf belastingjaren
te laag is gedaan ten bedrage van het verschil.
De erfgenamen zullen dan hebben bij te
passen, wat, naar de opvatting van den fiscus,
in dat tijdbestek te weinig is betaald, echter
zonder rente en zonder boete.
De minister heeft van zijn ontwerp de
beste verwachtingen. Hij redeneert in de
M. v. T. met zijn gewoon optimisme en
zonder blijkbaar veel te gevoelen van het
willekeurige, dat in zijn stelsel besloten ligt.
Immers, wat mogelijk en waarschijnlijk en
aannemelijk is, kan daarom nog niet zeker
worden genoemd. En toch, het is altijd op
een onzekere basis, dat de fiscus zich bij de
navordering zal moeten plaatsen, een basis,
door den minister zei ven als onderstelling
aangeduid, Ziehier zijn redeneering
De ervaring heeft geleerd, dat er groote over
eenstemming is tusschen de opvolgende aangiften
van denzelfden belastingschuldigede meeste
fortuinen wisselen niet sterk af van het eene jaar
Wij hebben in 't bovenstaande enkele
woorden gecursiveerd, waaruit o.i. ten duide
lijkste de zwakheid van het ministerieel be
toog blijkt. Hoe toch kan men spreken van
een bevoegdheid en een recht, waar slechts
wordt uitgegaan van een onderstellingEn
hoe zal het mogelijk zijn voor erfgenamen,
die niet zelden in voor hen geheel, of grooten-
deels vreemde boedels komen, deze onder
stelling met klare bewijzen te niet te doen?
Wordt hier den zuiveren rechtsregel geen
geweld aangedaan, en de deur op een kier
gezet voor allerlei onbillijkheden.
De minister herinnert er in zijn M. v. T.
aan, dat meermalen het denkbeeld is geop
perd tegen onwaar gebleken aangiften straf
te bedreigeu. Hij heeft daarover dikwijls
gedacht, omdat het idee hem op zich-zelf
sterk toelacht. „Maar/ gaat hij voort, „wan
neer ik mij de vraag stelde in welke gevallen
zal de bepaling toepassing vinden, wanneer
zal de administratie bij machte zijn voor den
strafrechter aan te toonen. dat een opzettelijk
onware aangifte is gedaan, bleef het antwoord
steeds in hooge mate onbevredigend/
En verder„...Ook dan, wanneer de ad
ministratie een beëedigde successie-aangifte
in handen heeft, welker saldo afwijkt van
ik zou er om lachen, als die mijnheer Robert Du
hesme niet in een of andere betrekking stond met
de familie Dorraelles.
de laatste aangifte voor de vermogensbelasting,
zal zij het wettelijk bewijs van fraude niet
kunnen leveren, De tegenpartij zal altijd
kunnen beweren, dat het vermogen tusschen
1 Mei en het tijdstip van overlijden ver
meerdering heeft ondergaan; en al beweert
zij dit niet, de strafrechter zal van de ad
ministratie het bewijs verlangen lo dat 't
vermogen onveranderd is gebleven; 2o, dat
de te lage aangifte opzettelijk is geschied.
Sleehls zelden zal men aan deze eischen kun
nen voldoen.
Ilabemus confitentem, zouden wij hier kunnen
zeggen. Indien het bewijs van te laag ge
dane aangifte slechts bij uitzondering te le
veren is, wat rest er dan van de bevoegdheid
en het recht om geld te vorderen, dat alleen
volgens presumptie, zij het. ook dikwerf zeer
gegroöde presumptie, te weinig zou zijn be
taald?... De minister ontvouwt hier een
krachtig argument tegen zijn eigen stelsel.
En nu moge het waar zijn, dat de onder
stelling en daarmede de willekeur doorgaans
een zekere rol bij de inning vau belastingen
vervult, wij zien er geen heil in, maar veeleer
een bedenkelijk precedent, om haren invloed
uit te breiden op een wijze, als in het hier
bedoelde wetsontwerp geschiedt.
De mogelijkheid en zelfs de schijn dat de
fiscus ten onrechte zich sommige bedragen
zou toeëigenen, moet worden vermeden. In
stipte, strenge rechtvaardigheid ga de over
heid steeds voor. C.
Wij cursiveeren. Red.
Waalwykschc en Langstrealscto Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,25.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land woraen alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
Nu, mijnheer Bataille, laat me dan op uw
arm leunen, dat is de eenige dien9t dien ge ons
vanavond kunt bewijzen.
De man met de dichtgeknoopte overjas kwam
nader en buod hem den arm.
Nu eerst bemerkte oom Daniël, dat Aurélien
kreupel liep.
Ongerust vroeg hij:
Gewond
Het heeft niet veel te beduiden, ik zal u alles
wel vertellen zoodra wij thuis zijn.
Slecht nieuws?
Ja.
Maar hoe duidelijk de angst ook op het gelaat
van oom Daniël te lezen was, Aurélien voegde
er geen woord bij en verliet het station, onder
steund door den krachtigen arm van den politieman
Bataille.
Oom en neef stapten in het rijtijg dat buiten
stond te wachten, ae detective klom op den bok
naast den koetsier en voort ging het in gestrekten
draf naar de Champs Elysées.
Toen zij aan de deur van het hotel uitstapten,
zeide Aurélien tegen Bataille
Verwijder u niet, wij hebben u misschien
nog noodig.
Daarop begaven zij zich naar de vertrekken
van mevrouw De Prabert. Aurélien deed alle
moeite om niet te hinken, terwijl hij door de
vestibule en de gangen liep, waar zij verscheidene
bedienden tegenkwamen, maar bij het beklimmen
van de trap kreunde hij zacht en moest zich op
de lippen bijten om het niet uit te schreeuwen
van pijn.
Mevrouw De Prabert verwachtte haar broeder
en haar zoon met het grootste ongeduld.
Mijn hemel, wat zijt gij lang weggebleven 1
riep zij uit, toen zij binnenkwamen.
Aurélien wierp zich languit in een fauteuil.
Hel en duivel 1 schreeuwde hij, blij dat hij
zich nu niet langer behoefde iu te houden, die
pijn zou iemand gek maken 1
Mevrouw De Prabert snelde op hem toe.
Mijn lieve Aurélien. wat deert u? vroeg zij.
O God, wat is er met u gebeurd, antwoord 1
Félicienne sloeg haar armen om haar zoon heen
en kuste en liefkoosde hem.
Een kwaadaardige hond heeft mij in het
been gebeten, zeide Aurélien, terwijl hij zijn
moeder zacht afweeide.
O 1 wee9 maar zoo bang niet, het was geen dolle
hond en ge behoeft Pasteur niet te ontbieden. Neen,
het was eenvoudig de hond van den bo9chwachter
Dorraelles, den vader van onzen mooien kapitein,
een vervloekt mormel, dat het hui9 van zijn mees
ter bewaakt als een draak uit een tooversprookje.
Vol angst riep mevrouw De Pabert uit:
Door een hond gebeten?
En oom Daniël voegde er bij:
Hond van Dormelle??
Ja, ja ja, zeide Aurélien ongeduldig, de hond
van Dorraelles. O! ik heb een allerongelukkigste
reis gehad. Ik zal u al mijn avonturen zoosnel
mogelijk vertellen, want ik heb behoefte aan rust
en aan de hulp van mijn kamerdienaar.
Gij zijt ongeduldig en daar is ook wel reden toe
want er zullen doortastende maatregelen moeten
genomen worden.
Ben gereed, zeide oom Daniël, luister.
Ik zal met het. belangrijkste beginnen: mijn
beste oom uit Amerika, mijn oom Robert Duhes-
me de gewezen dwangarbeider
Welnu? riepen mevrouw De Prabert en oom
Daniël tegelijk.
Welnu, hij is in Frankrijk, ik heb hem gezien.
Daniël sidderde van hooid tot voeten, mevrouw
De Prabert wankelde en haar gelaat werd lijkkleu
rig, zoodat Aurélien vroeg:
Wat is er toch?
Maar geen van beiden gaf hem antwoord.
Inderdaad, het is belachelijk,tich zoovan streek
te maken, wanneer er over dien goeden oom Robert
Duhesme wordt gesproken, vervolgde Aurélien.
VVat steekt er nu eigenlijk voor kwaad in als
die brave Amerikaan zijn moederland eens terug
wil zien
Bedenk toch, ongelukkig kindl riep mevrouw
De Prabert uit, welk een schande!
Dwaasheid.
Ongelijk, Aurélien, ongelijk zeide oom Daniël.
Ik lach er om, hernam Aurélien, tenminste,
op het andere, tenzij door erfenissen, huwelijken
en andere buitengewone omstandigheden.
Zeer aannemelijk is dus de onderstelling, dat,
wanneer na iemands overlijden zijn vermogen
grooter blijkt dan het bedrag der laatste aangifte,
dit verschil niet alleen op den dag en in het jaar,
waarop die aangifte betrekking had, maar ook in
vroegere jaren heeft bestaan. Óp deze onderstelling
is de ontworpen regeling gegrond Zij geeft aan
de administratie bevoegdheid om aan te r.emen,
bijaldien het bovenbedoelde verschil zich open
baart, en voor zoover het niet zijn verklaring vindt
in de schatting van hier te lande gelegen onroe
rende zaken, of in de bizondere regels, die gelden
voor schatting van deze en andere zaken ten be
hoeve van de vermogensbelasting, dat over de
laatste vijfjaren de aangiften voor datzelfde bedrag
te laag zijn geweest. Er ontstaat dan een recht
tot bijvordering.
Met de familie Dormelles? Wat bedoelt ge?
Gezien?
Of ik het gezien heb, mijn beste oom Daniël?
Twee dagen lang heb ik hem overal onder de oogen
gehad. Eerst wilde ik hem ontwijken, toen ben ik
hem gevolgd en ten slotte heb ik hem zelf zijn
naam en voornaam hooren noemen. Ik «ou nog
heel wat meer gehoord hebben, en wie weet hoe
veel belangrijks, wanneer die vervloekte hond.
maar ik verbabbel mijn tijd en ik heb ru9t en
hulp noodig. Gij weet nu in hoofdzaak wat ik
ontdekt heb, tracht er dus uw voordeel mee tedoen.
Zonder in verdere bijzonderheden omtrent zijn
reis naar Miramont-la-Montagne en de ontmoe
tingen op die reis te treden stond Aurélien op en
zeiaef
Goeden avond.
Hij verwijderde zich en liet zijn moeder en zijn
oom met elkander alleen.
Zoolang Aurélien er bij was. hadden zij zich
ingehouden, maar terstond na zijn vertrek vierden
zij aan hun opgewondenheid den vrijen teugel.
Daniël 1 Daniël 1 snikte mevrouw De Prabert,
terwijl zij zich de handen wrong in wanhoop, wij
zijn verloren.
Bangbeefmaar niet verloren
nog niet.
Wat te doen, mijn God, wat te doen?
Weet nog nietzoekenvinden.
De tijd dringt, hij kan hier komen.
Dat nietlaat hem aan de deur arres
teeren terstond order gevendan verder
bespreken.
Daniël schelde en beval dat men den heer Ba
taille zou verzoeken hier te komen.
Een oogenbhk later stond Bataille voor hen.
Intusschen had mevrouw De Prabert haar ont
roering bedwongen en met haar gewone kalmte
en welbe«praaktheid legde zij hem uit, dat de
ontsnapte galeiboef, wiens tegenwoordigheid door
de familie zoozeer werd gevreesd, zich niet had
laten weerhouden door het weigerend antwoord,
dat hij op zijn verzoek om een vrijgeleide had
ontvangen en op dit oogenblik reeds in Frankrijk,
waarschijnlijk zelfs te Parijs was. Het was wel
zoo goed al9 zeker, dat hij aangehouden zou wor
den, maar men moest hem tot eiken prij9 beletteu
De verdeeling van het Heinclsche Rijk.
Kan er feitelijk wel gespreken worden vau
een verdeeling van het keizerrijk China in
verband met het optreden der groote Euro-
peesche mogendheden ziedaar een vraag,
in het hotel De Prabert te komen. Welke maat
regelen zou mijnheer Bataille daaromtrent aan
raden
De detective antwoordde, dat de zaak zoo
eenvoudig mogelijk was, hij zou twee helpers halen
en zich daarmee ter beschikking houden.
Meer meer viel Daniël hem in de rede,
de man is groot, sterkheeft reeds gedood
Goed, zeide Bataille, dan neem ik er drie of
vier, wanneer gij ze wilt betalen.
Ge kunt zooveel onkosten maken als ge wilt,
antwoordde mevrouw De Prabert, wij zullen alles
ruimschoots betalen.
Ik dank u voor zooveel edelmoedigheid
mevrouw.
Er werd afgesproken dat Bataille zich met zijn
helpers in een kleine kamer zou installeeren, die
uitkwam in het voorportaal, tegenover de por
tiersloge en dat elke vreemdeling, die het hótel
betrad, door hen nauwlettend zou worden opge
nomen.
De detective had zich een bevel tot aanhouding
van Robert Duhesme, ontvlucht van het bagno te
Cayenne, weten te verschaffen en hij zag er niet
het minste bezwaar in den burger vau het vrije
Amerika zonder eenig geraas en zonder iemands
aandacht te trekken, te kannen arresteeren, kne
velen en wegvoeren.
Alleen had hij een nauwkeurig signalement
noodig, opdat hij geen vergissing zou begaan. Er
waren in den laatsten tijd verscheidene gevallen
voorgekomen, dat de politie de verkeerde in
hechtenis nam, de couranten schreven er over en
de chefs toonden zich niet zeer toegeeflijk voor
den beambte, die de misvatting beging.
Daniël gaf een beschrijving van aen bedoelden
persoon, zooals hij die kort te voren van Aurélien
had vernomen natuurlijk wees hij met nadruk
op den grijzen kinbaard en de geschoren bovenlip.
Jawel, zeide Bataille, maar er zijn meer
menschen die groot en zwaar gebouwd zijn en
die een grijzen kinbaard dragen. Zoudt ge mij
geen bijzonder kenteeken kunnen noemen
Eensklaps scheen mevrouw De Prabert zich iets
te herinneren.
Ge kunt u niet vergissen riep zij uit. Die
man draagt aan de linkerhand een ovaal iitteeken,
vier of vijf centimeter lang, afkomstig van een
brandwond.
Wordt vervolgd.