Nu min er 28. Donderdag 6 April 1899. 22e Jaargang. Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen, ANTOON TXELEN, Een lenteliedje bij uit nemendheid. FEUILLETON. UITGEVER Waalwijk. Hoe Toekoe Oemar viel. De Echo van het Zuiden, Wulv(jksrlr ril Langs(raatscli« Courant Dit Lilrtd verschijnt Woensdag' en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden i' 1, Franco per post door liet geheete rijk f 1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plattsifg opgegeven worden 2raaal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau ra* Adol? Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De lente is gekomen. Althans zoo beweert de almanak. Inderdaad heeft t er nog niet veel van, en gewend als we zijn aan de grillen van Maart, die zijn staart roert, en April, die doet wat hij wil, zijn we al zeer tevreden als met den Mei de sinds lang aangekon digde jonkvrouw Lente haar intrede in weikelijkheid wil doen, en we de dikkere en dunnere overjassen eens weer een poosje in de kast kunnen bergen. De Meimaand heeft iets bijzonder be koorlijks, niet slechts voor dichterlijke gees ten, maar ook zelfs voor de meest gewone prozaraenschen, die anders niet licht iu vuur geraken. De wetenschap, dat zwarte Piet, die maanden lang de huisvriend was, eens weer een poosje kan worden opgeborgen en dat men zich weer vrijelijk zal kunnen bewe gen binnen en buitenshuis, zonder kachel- warmte te behoeven of zich van jassen of mantels te hoeven voorzien, brengt verrui ming te weeg, terwijl het lengen der dagen een merkbare verandering bewerkstelligt in het leven van velen, die den ganschen dag zijn gebonden aan kantoor, sehool of werk plaats, en eerst nu weer gelegenheid vinden kunnen om voor of nh den arbeid weer wat van de buitenlucht en de vrije natuur te genieten. 't Is dan ook geen wonder dat de liefe lijke bloeimaand den dichter de ontboeze ming heeft ontlokt: Alles blij maakt de Mei En het harte frisch en vrij. 1 Ditmaal zal de Meimaand een gansch 'izondere beteekenis hebben, en zal 't mo gelijk zijn wellicht dat deze bloeimaand der IV. 55 „Wees gezegend, mijn zoon." Ik geloof het wel, een blond jongraensch, met iets vrouwelijks over zich en altijd naar de laatste mode gekleed. Juist. Welnu, die heer komt kolonel Allevard dik wijls 's middags van het ministerie afhalen om naar de club te gaan. Mijn beste Alassias, dat is mij nog veel on aangenamer dan al de onheuschhedeu van kolonel Allevard. Hoe dat Ik zal het u zeggen, Aurélien De Piabertis mijn verklaarde vijand. Hij had plannen gemaakt om te huwen met mejuffrouw' De Hriais, mijn aanstaande, maar zij heeft hem afgewezen. Duivels Zeg mij eens, kolonel Allevard is toch een man van eer, ondanks zijn wrok jegens mij Zeker. Hij zou zich dus niet leenen tot een of an deren lagen valstrik, die mij gespannen kun worden Stellig niet. Wel zou hij bij de minste fout, of zelfs maar bij het vermoeden van een lout, af de gestrengheid der voorschriften op u van toe passing brengen, maar verder ook niet; tot een laagheid acht ik kolonel Allevard niet in staat. Dan is het goed. Zijn gestrengheid vrees ik r.iet, ik heb mijn dienst altijd stipt volbrachten bovendien heb ik een verlof aangevraagd en reeds gekregen voor drie maanden. Wanneer gaat dat verlof in Zaterdag 12 November, dus over zes dagen. En die '12e November zal de groote dag zijn? Ja, wij staan reeds onder de geboden en behoeven verder op niets meer te wachten. Veel geluk, vriend Dormelles. Bedankt voor uw goede wenschen, mijn waarde Massias, en eveneens voor uw waarschuwing. Kom, kom, dat zijn collega's tegenover elkaar verplicht. wegstervende eeuw den volkeren zal kun nen verschijnen als een jonkvrouw met den palm des vredes in de hand, zaaiende in de voren het zaadje, waaruit zal kunnen groeien de boom, onder welks beschermende takken de gerechtigheid zal kuunen worden gezocht en gevonden. Wanneer daarbuiten alles begint te ont luiken en te bloeien en een nieuw leven den schijnbaren doodslaap heeft overwonnen, dan zullen menschen kunnen getuigen, dat zij 't begrepen hebben, dat de Schepper niet wil den dood, maar de opwekking tot een nieuw en krachtig leven. Aan het tegenwoordig geslacht zal 't ge geven zijn om bij 'i scheiden der negen tiende eeuw den volkeren kond te doen een nieuwe en blijde boodschap en wel deze dat geen glorie kan vergeleken worden bij die der gerechtigheid en geen overwinning schitterender kan zijn dan die van het recht en de rede. Een jonge maagd, rein en bevallig en tee- der, mocht de Regeering aanvaarden over een volk klein in getal, maar groot, in ge voel van eigenwaarde en vrijheidszin, een volk dat geen knie ooit wilde buigen, geen nek ooit wilde krommen voor een heerscher, maar dat niettemin zijn Koningin, vrij en blij, iu 't harte zal dragen, met een liefde en een geestdrift,, die aan een toover- sprookje doet denkeneen volk dat, zoo immer noodig, zou willen toonen te zijn de ridderlijke beschermer van zijn jonge Vorstin. En in Haar Rijk, in 't eerste jaar Harer Regeering, zal op uitnoodiging van den Al- leenheerscher aller Russen bijeenkomen de conferentie, saamgeroepen om te beslissen over de vraag of het al dan niet mogelijk zal zijn den vijand der menscheid, den oor log, te kluisteren in de handen van het recht. De officieren riepen den kellner, betaalden hun vertering en verlieten het koffiehuis. Aan de deur gekomen viel de blik van Filip op den ouden heer, die hem zooeven een kleinen dienst bewezen had, hij sloeg de hand aan zijn kepi en Robert nam even zijn hoed af. Met betraande oogen bleel hij naar de deur staren, waardoor zijn zoon was heengegaan. Vaarwel, vaarwel, mompelde hij hartstoch telijk, vaarwel mijn zoon, gij hebt mij, zonder het te weten, een vreugde verscha:t, die mij al mijn ongeluk doet vergeten. Meer verlang ik niet, het is voldoende om den weinigen tijd, die mij nog te leven overblijft, te verlichten en mij tevreden en gelaten te doen sterven. Ga, mijn Filip, wees gezegend, mijn zoon. Hij dacht r.og eenige oogenblikken na en ver volgde Niets, ik zie niets dreigends in hetgeen zijn collega hem in vertrouwen heeftmeegedeeld, kleine onaangenaamheden, zooals er in het leven wel meer voorkomen. Komaan, daar behoef ik mij niet ongerust over te maken. Vanavond ga ik Bernard opzoeken en morgen vertrek ik voor goed. V. Bernard en Robert. De Novemberavond was zeer koud en donker, eer. scherpe r.oord-oostenwind woei over Parijs. Er waren zeer weinig menschen op straat, de omnibussen reden bijna ledig voorbij. Robert Duhesme had voor hetgeen hij doen wilde geen gunstiger weer kunnen verlangen. Hij liep met vasten tred recht op zijn doel af. vastbesloten zich door niets te laten weerhouden en met zulk een besluit, vooral bij er»- man als Robert, is een plan reeds half geslaagd. De vraag was nu maar hoe hij het zou aanleggen om het hotel binnen te dringen en de kamer van zijn broeder te bereiken zonder gezien te worden; om het overige maakte hij zich weinig bezorgd. Hij verwachtte wel dat het misverstand tusschen hem en zijn broeder bij het eerste woord zou opgehelderd zijn. Robert Duhesme had, om het hotel binnen te dringen, een uur gekozen, waarin de bedienden, na het diner der meesters, geheel vrij van al hun bezigheden, zijn, op enkele uitzonderingen na, en zich in de keuken of in de dienstbodenkamer verzamelen, namelijk acht uur. We weten niet wat de toekomst zal bren gen, maar men moest wel pessimist zijn om zich niet te verheugen in dit teeken van een nieuw leven, van een nieuwen gedach- tengang, die spot met lauweren van het slag veld en slechts denkt aan de stroomen bloed en tranen, die er vloeien. Voor geheel de menschheid mag de aanstaande vredesconfe rentie van beteekenis zijn, voor de groote rijken zoowel als voor de kleinevoor de kleinere rijken echter is zij van het aller grootste gewicht. De sterke kan zich althans met hoop op goeden uitslag verdedigen tegen den aan rander van ziju rechten, of na een neder laag zich herstellen om opnieuw zijn rechten te doen gelden de zwakkere moet in den regel berusten uit onmacht, want zelfs zijn uiterste pogingen kunnen hem vaak niet redden, als 't er om gaat. Gezegend mogen daarom zijn de uitkom sten van het aanstaand vredes-congres, te houden in het eerste regeeringsjaar onzer Koningin, ook voor ons Vaderland. Wanneer 't straks, in Hare nabijheid, door de uitnemendste mannen van allerlei natiën in 't kleine, vrije Nederland bijeen gekomen, zal worden verkondigd dat 't recht van den sterkste geen recht is maar een onrecht, en het kanongebulder en wa pengekletter niet in staat is te smoren den bitteren kreet van het vermoorde recht, die ten Hemel schreidt, dan zal de. speelman daarbuiten daarmee accoord kunnen gaan in zijn liedeken Alles blij maakt de Mei En het harte frisch en vrij. De Deli Ct. bevat eeu Atjeh-correspouden- tie, waarin een en ander voorkomt over het gevecht in den nacht van 10 op 11 Februari, Bij het binnentreden van het hotel moest hij er in de eerste plaats zorg voor dragen, den hoofd ingang aan de Avenue des Champs Elysées te vermijden, daar deze streng bewaakt werd door politiebeambten. Wanneer het niet anders kon zou hij over het hek van den tuin klimmen en het vervolgens aan het toeval overlaten, hem een middel aan de hand te doen, in huis te komen. Op den boek van de rue de Penthièvre keek Robert overal rond. Er was niemand. Achter het venster op de eerste verdieping, waaraan hij den vorigen avond zijn broeder Bernard had gezien, brandde licht. Zonder een oogenblik te aarzelen begaf Robert zich naar dit gedeelte van het huis en bleef voor het tuinhek staan. Wel had hij niet meer de lenigheid van zijn jeugd, maar zijn spieren waren nog herculisch sterk. Hij greep het hek met beide handen aan, trok zich omhoog, vond in de ijzeren ornamenten een steunpunt voor zijn voet, zat er weldra bovenop, sloeg zijn beenen er overheen en liet zich aan den anderen kant langzaam afzakken, totdat hij in het zachte gras neerviel. Deze overklimming, hoe snel ook in haar werk gegaan, had veel van zijn krachten gevorderd en hij moest even stilstaan om bij adem te komen en wat te rusten. Hij keek om zich heen. De tuin van het hotel was geheel donker en eenzaam. Alleen de lage vensters van het souterrain van het hotel waren verlicht en daarachter hoorde hij een verward gedruisch van steramen en het ge rinkel van vaatwerk. Dit was voor Robert het bewijs, dat het dienst personeel van het hotel in de benedenvertrekken was en het diner gebruikte. Goed zoo, zeide hij voor zich, menschen die eten slaan zeer weinig acht op dingen buiten hun maal, in dat opzicht ben ik dus gerust. Hoe zal ik nu binnen komen? Er zal wel hier of daar een kleine deur zijn voor het huis- en stalpersoneel, daar moet ik naar zoeken. De veronderstelling van Robert Duhesme was volkomen juist en nadat hij langs den zijgevel was geloopen vond hij in den achtergevel de deur die hij zocht waarbij Toekoe Oemar gesneuveld of zwaar gewond zou zijn. Wij lezen daar „Hoe de verschillende troepen die nu tegen Oemar in 't veld zijn, werden opgesteld, is vroeger reeds medegedeeld. Te Melaboe zelf is niet meer dan de oorspronkelijke be zetting, waarvan dikwijls nog een groot ge deelte afwezig is voor patrouilles. Of Oemar hieromtrent ingelicht was, weten wij niet voor zeker mede te deelen, een feit is het, dat te Melaboe bericht werd ontvangen dat eene groote bende in aautocht was, met het doel de A'jehsche passer in asch te leggen en verder het onzen etablissementen en hunne bezetting zoo onaangenaam mogelijk te maken. Geen kwade zet van Oemar, om te trachten op die manier onze hoofdgedachte van hera af te brengen en hem rustig in Boven-Waila, waar hij zich te Pasir Atjeh ophoudt, te laten zitten. De gouverneur zelf was ook te Melaboe aanwezig. De postcommandant van Melaboe, de le-luitenant Verbrugh, ging met 25 fuseliers van zijn detachemeut, bij Oedjoeng Kalawaar de bende volgens berichten zoude moeten passeeren, in hinder laag liggen. Hoe menigmaal werden hinder lagen te vergeefs gelegd, hoe meuigmaal moesten onze officieren en mennekes huis waarts keeren zonder eenig succes. „Ditmaal zou het anders zijn. Werkelijk daagde de bende op. Voorop eenige Atjehers met een paar karbouwen, daarachter eenige dragers, vervolgens de strijders, met blanke Beaumout-geweren gewapend. Het hart klop pend van ongeduld, zagen de onzen den niets kwaads vermoedenden vijand naderen; korter en korter werd de afstand, die hen vau el kaar scheidde. Plotseling klinken eenige sal vo's door de lucht en zoekt de vijand voor zoover die niet gewond of dood is, een veilig heenkomen. De onzen achtervolgen, doch de patrouille is slechts 25 man sterk en ook wij krijgen een doode en een gewonde. »Negen dooden laat de vijand op de plaats liggen. De luitenant Verbrugh gaat nu terug naar de benting, om den doode en den ge wonde in veiligheid te brengen. Zij was niet afgesloten en vermetel trad hij binnen. Welbeschouwd had Robert slechts één vrees: in handen te vallen van de politiebeambten, die order hadden hem met geweid mee te nemen ten eir.de hem te verhinderen tot den heer des huizes door te dringen, maar de ontmoeting met een bediende leverde hem niet zooveel gevaar op. Hij kon voorwenden dat mijnheer De Prabert hem hier ontboden had en hem in het geheim moest spreken en om alle bedenkingen van een lakei te overwinnen had hij een onfeilbaar middel bij zich, in den vorm van een niet goudstukken ruim voorziene beurs. Hij kon dus in dit gedeelte van het hotel vrij zijn weg zoeken. De gang waar hij was binnengetreden, liep uit op een breed portaal, waar een dienstbodentrap was naar de vertrekken van het souterrain en die verder langs de vertrekken der benedenverdieping liep. Robert liep dit portaal door. Aan het einde was een groote galerij, electrisch verlicht, links en rechts waren deuren van kamers. Deze galerij was voor hem een zeer gevaarlijk terrein, want in het heldere licht kon hij elk oogenblik verrast worden, maar om 't even, hij liep onverschrokken voort. Één geluk had hij, dat zijn voetstappen onhoorbaar waren op het dikke tapijt. Op twee derde van de lengte der galerij zag hij een kleine, matiger verlichte zijgang. Daar was het misschien. Robert Duhesme trad deze zijgang binDen, maar hij merkte spoedig dat hij zich vergist had, want toen hij een paar meter voortgeloopen had, kwam hij in een helder verlichte smaakvol gemeubi leerde antichambre, met blauwe zijde gestoffeerd en waar de liefelijke geur van heliotroop hem tegemoet kwam. Ik ben op een verkeerden weg, mompelde Robert, dit is waarschijnlijk de kamer van de vrouw van mijn broeder. Hij wilde haastig terugkeeren, maar op het zelfde oogenblik liepen twee mannen, die zacht met elkaar spraken, door de groote galerij. Het waren lakeien, die zich waarschijnlijk naar hun kameraden in het souterrain spoedden, waar hun diner wachtte. Voorzichtigheidshalve wachtte Robert even. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1