Nummer 34. Donderdag 27 April 1899. 22° Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. FgaSl&BIHS. ZORG VOOR DE KOLONIËN. IN D USTR JËELEN. Bekendmaking. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. In plaats van elders op avontuur uit te gaan zegt het Huisgezin is 't zaak, de bezittingen, die wij hebben, zoo krachtig mogelijk te bevestigen en die in deu gunstigen zin van het woord zoo goed mogelijk te exploiteeren. In dit opzicht valt stellig nog zeer veel te doen. Er kan van onze bezittingen oneindig meer partij ge trokken worden dan wij tot dusver deden. Nu is het waar, dat wijin vergelijking met Engeland, dat de halve wereld heeft bevolkt, dat zijne kinderen uitzendt naar Noord-Amerika, naar de Kaap, naar Indië en Australië een huiszittend volk zijn geworden. Indien ons land schraal bevolkt was en wij geen koloniën hadden, zou daar minder tegen zijn. Maar nu Nederland tot de dichtst bevolkte landen van Europa be hoort, nu de grond niet meer of ter nauwernood zijne bewoners kan voeden, nu rijke bezittingen in Oost en West ons als het ware noodigen, ons daar te vestigen en de rijkdommen van den bodem te ex ploiteeren, nu zou het in het belangen van liet moederland, èn van de koloniën zelf zijn zijn, indien wij onzen afkeer, om het hoekje van den haard vaarwel te zeggen, kouden overwinnen. In het belang van het moederland, omdat dit dan niet voor overbevolking behoefde te vreezen; in het belang der koloniën, omdat V. 61 Bernard en Robert. deze dan tot grooter bloei zouden geraken; in het belang van beiden, omdat de band, die hen bindt, dan nauwer zou worden toe gehaald. Ook dit mag met het oog op de toenemende annexatie-zucht der groote mo gendheden waaronder wij ook de Ver— eenigde Staten rangschikken niet worden vergeten, dat, het een vreemde mogendheid des te moeielijker zal vallen, een of meer onzer bezittingen te roovcn, naarmate het Neder iandsche element daar krachtiger zal zijn. Een kolonie, uitsluitend door inlanders be volkt, zal lichter een prooi van eer. beb- zuchtigen nabuur worden, dan een, waar de kern der bevolking door Nederlanders wordt gevormd. Op de Filippijnen. Een telegram uit Manilla meldt dat de Amerikaansche troepen in een noodlottige botsing" geweest zijn met de Filipinos te Quingua, waar de vijand een sterke stelling had ingenomen. Kolouel Stotsenburg, luite nant Sisson en verscheiden minderen zijn gedood, en omstreeks 50 man gewond. Tegelijk met deze jobstijding is te Washing ton bericht ontvangeu van schermutselingen van generaal Lawton's colonne aan de oevers van de Tuliaha, tot de Novaliches. Volgens een ambtelijk telegram van gouverneur-gene raal Otis is deze colonne, 2500 man sterk, gevormd mei het doel om de streek teQ noorden van Manilla van de vijandelijke ben den te zuiveren, het plan was, tot aan Bula- can door te trekken. Deze berichten vullen de onvolledige tele grammen, die de Amerikaansche censuur te Manila gelieft door te laten, in zoover aan, dat men kan nagaan, hoe het op dit oogen blik tusschen Manilla en Malolos, dus ten noorden van de hoofdstad, gesteld is. Quin gua ligt op korten afstand ten oosten van Malolos en Novaliches tusschen deze plaats Neen, neen, blijf, wij moeten nog praten. De Echo van het Zuiden, Waalw(jk$che ca Laigstraalsrhf Courant, A b oïSjS"»MÜpLS^™ndmf!-*ï*TO,,d- U I T G E TT R Adt»™™. 1-7 regels f 0,60; daarbovenT^nT^T^el. Franco per post door liet geheele riik fl 35 A WTfi A "KT HPTT^T T?"KF gr°°te "T* P)laats1r,Vrat®- Ad verten tiën 3maal ter plaatsing Brieven, ingezonden stuken, $dïï en.?franco te zenden 1 UUJBI IJJfjJj UiJR3 E^enaUeTn l^L^nlo A'jf 7T Duit8Ch" aan den ITiftrever r woraen aiieen aangenomen door het advertentiebureau van s Waalwijk. Adol? Steinrr, Hamborg. Reclames 15 cent per regel 12 uren, worden gevaceerd, de invallende Zon-en Feestdagen hiervan uitgezonderd. tot naricht van de belanghebbenden dient: Hat als ingezetenen in deze worden beschouwd alle Nederlanders, binnen het rijk hun gewoon verblijf houdende, en alle vreemdelingen binnen het rijk woonachtig, welke hun voornemen oui zich aldaar te vestigen zullen hebben aan den dag gelegd, het zij door eene uitdrukkelijke ver klaring, hetzij door het overbrengen van den zetel van hun vermogen of de hoofdmiddelen van hun bestaan, voor zoo verre zij in de voorrechten van Nederlanders kunnen deelen. Dat de aangifte tot de inschrijving in alle gevalle door de ingezetenen van den hiervoren bedoelden ouderdom behoort gedaan te worden, ook dan zelfs wanneer de belanghebbende ver- meenen mocht, tot de vrijgestelden of uitgeslotenen van den schutterlijken dienst te behooren. Dat zij, die in meer dan eene gemeente hun verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrijving verplicht zijn binnen die gemeente, alwaar een dienstdoende schutterij aanwezig is, en dat, bijaldien in de verschillende gemeenten, waar iemand verblijf houdt of dep zetel van zijn vermogen heeft gevestigd, alleen dienstdoende of alleen rustende schutterijen bestaan, dezelve zich moet doen inschrijven in de gemeente, alwaar hij voor de personeele belasting is aangeslagen; moetende de ambtenaren zich doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij ambtshalve verplicht hun verblijf te houden. Dat zij, die bevonden zullen worden zich niet voor den eersten Juni dezes jaars te hebben doen inschrijven, door het plaatselijk bestuur ambts halve zullen worden ingeschreven, eu. ter-zake van hun verzuim in eene geldboete vervallen, terwijl dezelve daarenboven zonder loting bij de schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde inschrijving geene reden tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestonden. En worden overigens de ingezetenen aange maand om zich tijdig van een geboorte-extract te voorzien en zich alzoo van hunnen juisten ouderdom te verzekeren, ten einde de inschrijving behoorlijk geschiede, en zij niet komen te ver vallen in de straffen bij de wet bepaald. Waalwijk, den 23 April 1899. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. Inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en wethouders der gemeente Waalwijk, brengen ter openbare kennis dat het verzoek van J. L. Timmermans (Bz.) tot het op richten van eene stoomschoenenfabriek op een perceel gelegen alhier, kadastraal bekend in Sectie B. No. 913, door hen is toegestaan. Waalwijk den 23 April 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris F. W. VAN LIEMPT. De kamer van koophandel en fabrieken fe Waalwijk houdt zich onledig met hel opmaken van het verslag over 1898. Heeren industriöelen worden verzocht hunne opgaveu voor het verslag zoo spoedig mogelijk aan den voorzitter iu te zeoden. De kamer van koophandel en fabrieken voornoemd. De Burgemeester der gemeente Waalwijk gezien de aanschrijvingen van den Commissaris der Koningin in deze provincie, van den 24 Mei 1890, prov. bijblad No. 57, 25 November 1891, prov. bijblad No. 105 en 21 Januari 1895, prov. bijblad No. 12; Overwegende: dat het herhaaldelijk voorkomt dat Nederiandsche Werklieden door berichten in de Nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden agenten, soms met verstrekking van reisgeld voor de heenreis, naar Duitschland ten behoeve van industrieële ondernemingen worden gelokt, terwijl bij hunne aankomst ter plaats blijkt, dat zij daar niet gebruikt kunnen worden: Vestigt de aandacht der ingezetenen op het wenschelijke om alvorens op zulke berichten en voorspiegelingen der agenten af te gaan. of zelf öf door tusschenkomst van den Burgemeester zich tot den Nederlandschen Consul in de streek, waar jiije ndei*neming"en zich bevinden, te wenden, ten einde inlichtingen in te winnen omtrent de vooruitzichten tot het bekomen van werk, de loonen en de huurprijzen der woningen aldaar. Waalwijk den 20 April 1899. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Burgemeester van de gemeente Waalwijk roept mits deze op zoodanige ingezetenen, die op den eersten Januari dezes jaars hun 25ste jaar van ouderdom zijn ingetreden, namelijk die ge boren zijn in 1874, berevens de zoodanige, die zich van buitenlands binnen de gemeente geves tigd hebben, voor zoo verre zij nog in eene der klassen van de schutterij vallen, om zich tusschen den len en 15 Mei aanstaande, ter secretarie van het gemeentebestuur te Waalwijk voor den dienst der sehutterij te doen inschrijven zullende tot het ontvangen van hunne aangifte te dier plaats dagelijks, gedurende den voormiddag van 9 tot Georgette juichte het plan van haar broeder dan ook met geestdrift toe, zij noemde het denkbeeld behendig en doelmatig en hoogst vermakelijk bovendien en overstelpte mij met liefkoozingen om mijn bedenkingen te overwinnen.' Hoewel deze vlucht mij vernederend en een man als ik onwaardig toescheen, ja, gevaarlijk zelfs, liet ik mij overhalen en was zwak genoeg er in toe te stemmen. Na alles nog eens tot in de kleinste bijzonderheden besproken te hebben, gaf ik aan Lacassagne verlof de toebereidselen tot het vertrek te maken en het noodigegeld om een paard en een licht rijtuigje te huren. O I wanneer het ongeluk iemand vervolgt en hem met zijn onzichtbare draden omspant, dan is al zijn weerstand vruchteloos en zal hij er nooit in slagen zich er aan te onttrekken. De avond, waarin Barley zou terugkeeren, brak aan. George Lacassagne was 's morgens naar Issoire gegaan om een paard en een rijtuig te huren. Hij zou niet ie Miramont terugkeeren, wij zouden hem 's nachts in het bosch ontmoeten. Georgette was opgewonden van blijdschap, zij lachte, zong eu sprak telkens over het einde van onze verbanning in de bosschen van Auvergne. Toen zij bemerkte hoe somber en stilzwijgend ik was, trachtte zij mij door liefkoozingen op te beuren en stelde mij onze vlucht voor als een romantische, verliefde ontvoering. Haar invloed op mij was zoo groot, dat zij er volkomen in slaagde mijn somberheid te verdrijven. Ik kreeg meer zelfvertrouwen, werd, voor het uiterlijk althans, vroolijk en toen het tijd was om heen te gaan, glimlachte ik mijn vrouw toe, kuste haar en zeide Tot straks, mijn lieve. In mijn fierheid verliet ik mijn huis eerst toen het tien uur had geslagen, ten einde Barley te toonen, dat ik geen haast had. Om mijn lippen speelde een trotsche, minachtende glimlach. De fabrikant was thuisgekomen, hij had zijn souper gebruikt en wachtte mij op zijn kanfoor, waar zijn boekhouder Masson hem de brieven voorlas, die in de drie dagen van zijn afwezigheid gekomen waren. Zoodra ik kwam, zond Barley hem weg. Toen wij alleen waren, nam hij mijn beide handen en schudde die krachtig. Zijn gêluat was rood, als van iemand die veel kou Heeft doorstaan en die zich nu verwarmd heeft bij een flink vuur en met eenige glazen brandewijn. Nu! riep hij uit, alles gaat goed, alles gaat uitmuntend. Men was te Riora zoo voorkomend mogelijk en wij hebben reeds eenige mooie overeenkomsten geteekend. Dus is de koop gesloten vroeg ik. Ja, ja, en ik behoefde de voorwaarden slechts te bepalen. Kom, gij moest liever hier blijven en met mij samenwerken. Neen, mijn besluit staat vast, mijn vrouw verveelt zich doodelijk hier in deze wildernis. Ik vertrek en wel dadeiijk. Jammer, jammer, wij hadden het zoo goed met elkaar kunnen vinden, ik zou alle kosten en risico voor mij genomen hebben, gij hadt naar uw eigen goedvinden kunnen werken en wij zouden de winst gedeeld hebben. Neen. Duivelsche stijfkop. Dan blijft er niets anders over, dan dat ik u mijn honderd-vijltig bank- billetten geef, in ruil voor uw plans en teekeningen, zeide hij. En terstond, want morgen zou het te laat zijn. Welnu, vooruit, als het dan niet anders kan. Hij opende een lade van zijn schrijfbureau en nam er een pakje bankbiljetten uit, die hij mij op de tafel voortelde. Ik legde een rol papieren neer, die de plans en teekeningen van mijn uitvinding bevatte, be nevens de brevets waarop alleen de naam van Barley voorkwam. Honderd vijftig, zeide de fabrikant, het ge tal is er. En op geheel anderen toon voegde hij er bij Als men toch eens bedenkt, dat. dit kleine pakje zooveel geld bevat, zooveel geld. Hier zijn uw brevets, viel ik Tiera in de rede. Hij wierp een vijandigen blik op de rol papieren. Goed, goed. zeide hij, die zijn mij bekend. Ik nam de papieren op en stak ze hem toe. Hij schudde het hoofd en zeide met een zucht Komaan dan. Wij ruilden. Ik klemde het pakje banknoten stevig in mijn hand, keek Barley oplettend aan, wien9 gelaat eerst purperrood werd, maar waarvan de kleur langzamerhand week. Blijkbaar streed hij met al zijn kracht tegen zijn gouddorst, maar de gierig heid bood hefiigen weerstand. Zou hij overwinnaar blijven Ja, misschien wel, want hij keerde zich om en sloot de plans, tee keningen en brevets, die ik hem gegeven had, in een lade var. zijn schrijfbureau. Van dat oogenblik maakte ik gebruik om het pakie bankbilletten in mijn zak te steken. Hij keerde zich om, o alle bijzonderheden van die vree3elijke gebeurtenis zijn onuitwisch- baar in mijn geheugen gegrift zag dat mijn handen ledig waren en werd doodsbleek. Zijn lippen trilden, er kwam een weinig schuim in de hoeken van zijn mond, maar niettemin dwong hij zich tot een glimlach. Het is het is gedaan, mompelde hij. Zijn stem bleef half in zijn koel steken en hij moest een glas water drinken om tot bedaren te komen. Ik haastte mij te zeggen Ja, het is gedaan en gij zult er geen berouw van hebben. Het is een uitmuntende onderneming die u niet alleen onmiddellijk ruime winsten zal afwerpen, maar die u bovendien beroemd zal ma ken, want gij zijt nu de uitvinder. Hij 9cheen mij niet te verstaan, want hij schud de slechts het hoofd en mompelde: Ja, ja. Wij scheiden als goede vrienden, ging ik voort, besloten zoo spoedig mogelijk een einde aan dit pijnlijke onderhoud te maken. Eind goed, al goed, laten we elkaar de hand drukken en goeden avond. Ik stak hem de hand toe, hij greep daar snel naar en hield ze stevig vast. Goeden avond, zeide hij, gij gaat dus heen. Zeker. Weineen, ga eerst nog wat zitten, laten wij samen praten en een glas cognac drinken. Hij hield mijn hand nog aldoor even stevig vast. Dank u, zeide ik, het is al laat, mijn vrouw wacht mij, zij zal ongerust worden. Hij begon te beven en zijn oogen dwaalden onrustig door het vertrek. Ik trachtte inijn hand voorzichtig los te maken, maar hij hield ze steeds vast. Ik wil dat ge hier zult blij vent schreeuwde hij. Ik begon mij kwaad te maken, trouwens, ik wa9 toch reeds in een zenuwachtigen toestand, waarin ik weinig kon verdragen. Mijn stem klonk dan ook dreigend toen ik zeide Wees voorzichtig. Maar de ongelukkige hernam, buiten zich zeiven: Ik wil dat ge zult hier blijven, ge moogt niet heengaan. Vaarwel. Met een ruwe beweging rukte ik mijn hand los uit die van den vrek en ging naar de deur, maar met eeu sprong had hij mij ingehaald en versperde mij den doorgang. Hij leunde tegen den deurpost, zijn oogen puilden uit zijn hoofd en hij hna de vuisten krampachtig saamgebnepen. Het schuim vertoonde zich nu overvloediger in zijn mondhoeken en hij beefde over al zijn leden. Het was geen mensch meer, die ik tegenover mij had, het was een duivel. Ik gevoelde dat mijn toorn steeds heftiger opkwam de verblinde toorn, die gij nog uit mijn kinderjaren kent, Bernard en ik zag hem met dreigende oogen aan. Maak plaats I riep ik. Doch hij schreeuwde met een stem, die niets menschelijks meer had Ik wil mijn geld I Maak plaats, of ik zal mij met geweld een doortocht banen en u onder mijn handen ver pletteren I Ik greep hem bij de schouders en hij boog onder het gewicht van mijn hand. Raak me niet aan raak me niet aan ik zal schreeuwen om hulp roepen ik laat u gevangen nemen. Gevangen nemenP Mij? Ellendeling I Mijn geld I schreeuwde hij heesch, mijn geldl Ik bracht hem een zware slag toe, die hem tegen den muur deed vallen. Maar hij klemde zich aan den deurknop vast en schreeuwde uit alle macht: Dief l Dief I (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1