Nummer 38.
Donderdag 11 Mei 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Ons geloof zij werkkadig
VBa&g&BiKft-.
ANTOON TIELEN,
INI) USTR1ËELEN.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
De Echo van het Zuiden,
WuJ«(jksrkf ra Liiiffstraatschi' Conrant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De kamer van koophandel en fabrieken te
Waalwijk hou -It zich onledig met het opmaken
van het vei slag over 1898.
Heeren industriöeleu worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den voorzitter in te zenden.
De kamer van kojphandel en fabrieken
voornoemd.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat de herijk der maten en gewichten
alhier zal plaats hebben in het lokaal der boter-
mijn op dag en uur als volgt:
16 Mei van 10-12 en 1-4 uur voor de namen A. F.
17 10-12 en 1-4 nun i U. K.
18 10-12 en 1-4 u v n L. S.
19 h u 10-12 n n n T. Z.
Voorts wordt ter kennis van belanghebbenden
gebracht
1. dat het laatst geplaatste goedkeuringswerk
voortaan gedurende 2 jaren ongeschonden moet
worden bewaard;
2. dat alleen behoorlijk schoon en droog ge
maakte maten en gewichten zullen worden on
derzocht
3. dat het ijkkantoor te 's-Bosch voor het
publiek steeds zul zijn geopend des Woensdags
en Donderdags van 9-1 uur namiddags.
Waalwijk 5 Mei 1899.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Li
IV. (Slot.)
Op gevaar af de lezers te zullen verve
len, want primo ik heb al zoolang
gepraat en secundo mijn gepraat loopt over
dingen, die ieder hart zoo aangenaam al
niet aandoen, kom ik met een laatste
artikel afscheid nemen van mijnen vriend
den drankduivel, dien ik wel véél, héél veel
VI.
64 Gevangen.
Daarvoor, Robert, daarvoor hebben in mijn
labrieken en in mijn bosschen twee-duizend
arbeiders gedurende dertig jaren gewerkt en ge
zwoegd in het zweet huns aanschijns. Is dat niet
onwaardig, niet misdadig, niet monsterachtig
En dat alles heb ik gedaan, en voor dat alles ben
ik rekenschap verschuldigd aan den Eeuwigen
Rechter, maar geduld, geduld
Hij stond op, in zijn doffe oogen schitterde thans
een levendige gloed, zijn anders zoo bleek gelaat,
was hoogrood gekleurd.
Robert, vatte zijn beide handen en drukte hem
met zachten dwang op zijn stoel terug.
Hij trachtte hem te overtuigen dat zijn zelf
verwijt overdreven was, dat hij te streng was voor
zichzelf en dat hij de dingen uit een verkeerd
Oogpunt bekeek.
Bernard schudde het hoofd.
Blijkbaar werd hij beheerscht door een denk
beeld, dat hem geen rust liet en dat diep in zijn
hart had wortel geschoten.
Robert zag er dan ook van af, hem tot andere
gedachten te brengen en voerde het gesprek op
herinneringen uit hijn kinderjaren zij spraken
over hun zuster Blanche en natuurlijk ook over
het meisje, wier stiefmoeder zij een korten tijd
was geweest: Marguerite De Briais, de pupil van
Bernard De Prabert.
Omtrent haar, en zonder de ware drijfveer van
zijn levendige belangstelling te verraden, liet
Robert zich de nauwkeurigste inlichtingen geven:
het betrof immers de aanstaande vrouw van Fi(ip
Dormelles, zijn schoondochter dus.
De woorden die Bernard over Marguerite De
Briais sprak, schonken Robertdeovertuiging.dat
zij een voortreffelijk meisje was, even goed als
schoon, edel en openhartig en dat Filip in haar
een trouwe, liefhebbende levensgezelliu zou
hebben. Het huwelijk ondervond eenige tegen
werking van de zijde van mevrouw De Prabert,
maar dank zij de vastberadenheid der verlooiden
en de wilskracht die Bernard in deze aangele-
lieb uitgescholden, maar nog niet duizend
maal genoeg leelijk heb ik hem afge
schilderd om de eenvoudige reden, dat ik
zoo innig overtuigd ben, dat hij zoo aarts-
leelijk is, dat er geen Satan leelijker kop en
leelijker staart heeft, dan hij, en geen ook
met zijn staart leelijker wanorde in de we
reld sliugert.
Als wij 't allen te zamen nu goed eens
zijn, als de overtuiging in ons ontkiemt,
als 't geloof in ons opbloeit, dan en dat
is juist de groote zaak dan moeten wij
gaan zorgen, dat ons geloof ook werkdadig zij.
Samenwerking van alle krachten is op dit
terrein mogelijk. De ongeloovige was reeds
voor ons dien draak der draken in zijne
zegen vierende rust aan 't bestoken. En hoe
kwam dat Och, ik denk, die menschen,
die nooit omhoog en altijd de diepte in
blikken, die hun verstand aan knellende
banden leggen en het hardvochtig dwingen
aan te nemen, dat het zelf alleen kan be
grijpen en dat het van het stof alleen alles
moet verwachten, zulke dwaze menschen
gaan liefst zoo laat mogelijk de weggedachte
eeuwigheid in, kunnen niet genoeg er op
uit zijn, om maar lang, heel lang te leven.
Bij hen toch is het hier een blijspel, later
een treurspel. Bij ons is 't omgekeerd. Niet
zonder eenig verschil echter, zoodat ik geen
ruiltje wil leggen met mijn treurspel en hun
blijspelHun menschverlagend doel
is hier genietenvoor hen dus een
reden te meer, om toch alles maar uit den
weg te ruimen, wat het leven zou verkorten.
Wat er ook van zij, niemand is er, die
niet kan medewerken. Ons werken echter
spruite uit een liooger, edeler beginsel n.l.
uit de liefde tot onze medemenschen, die
niet ruim genoeg kan zijn, die ons nooit
forschergeweldiger is opgedrongen, dan
genheid had getoond, zou de echtverbintenis toch
plaats hebben en binnen zeer korten tijd, de
datum was reeds bepaald.
Robert Duhesme loosde een zucht van verlich
ting, hij was nu volmaakt gerustgesteld omtrent
de toekomst van zijn zoon.
Het sloeg elf uur op de eikenhouten klok, die
tusschen de plans en teekeningen aan den wand
hing. Meer dan twee uren waren de beide broe
ders in gesprek. Wat al herinneringen waren er
niet opgewekt, meest droevige, maar waarvoor
de troost niet was uitgebleven.
Robert stond op.
Broer, zeide hij, wij zijn te oud en te ver
moeid van het leven om nu nog te trachten het
verleden ongedaan te maken, wij moetens ons
buigen voor den wil van het noodlot.
Bernard schudde het hoofd, ten teeken dat hij
daarmede niet kon instemmen.
Ik ben gelukkig, dat ik u heb weergezien,
nu heb ik niets meer van dit leven te vorderen.
Geef mij voor het laatst de hand en vaarwel.
Vaarwel, helaas, zeide Bernard, terwijl hij
de hand van zijn broeder lang in de zijne hield.
Dus kan niets u terughouden P
Neen.
Gij vertrekt?
Ik vertrek.
Bernard liet eensklaps zijn hand los.
Maar hoe zult ge vertrekken
Robert keek zijn broeder aan, verwonderd over
de opgewondenheid, die zich plotseling op diens
gelaat afteekende.
Wel, zooals ik gekomen ben, antwoordde
hij. Maak u niet bezorgd, ik zal mijn weg wel
terugvinden en ongehinderd weer buiten komen,
Dus langs de dienstbodentrap, door den tuin
over het hek.
Wat doet er dat toe? Daar straks in den
vooravond heeft niemand mij gezien, des te minder
gevaar loop ik nu het bijna nacht is.
Bernard leunde met bevende hand op den
schouder van Robert en zeide
Zie mij aan.
Nu ja, gij zijt koortsachtig, opgewonden
Het is nu niet langer de schuldige, de la aard,
dien ge voor u hebt, Robert, maar een geheel
ander man, een man die zijn plichten kent en die
zal volbrengen.
Wat bedoelt ge?
Het is met opgeheven hoofd en door de groote
door Christus woordChristus' daad.
Eu dan de toekomst
O ik zie den dag reeds aanbreken en
de morgenster opgaan Wat zal ik de
voordeden herhalen van gezondheid, ruimer
verstand, gezelliger familieleven, schooner
orde in de maatschappij, reinere zeden en
last nol least van ee gelukkig hiernamaals?
Gij allen kent ze. En ja, zij zullen de onzen
zijn, want onze strijd spelt overwinning.
Hoe is liet in Engeland Houdt met mij
even inspectie en aanschonwtDrie mil-
lioen jonge mannen geheel-onthou
ders, van de 200.000 soldaten zijn er 35.000
geheel-onthouders. Vele gemeenten, wien
men de macht gaf sterken drank geheel te
verbieden, dragen hunne macht niet te ver
geefs en brengen met hun verbod den ge
weldigen draak vreeselijke wonden toe. Maar
sinds heeft men ook in Engeland zesmaal
minder overtredingen. En volgens geloof
waardige gegevens is het getal zieken tot op
de helft gedaald.
In Ierland
Ierland zonk weg, stikte in den alcohol.
Pater Madhew,een heilige Capucijner monnik,
die het groene Ewin zijn vaderland beminde,
lag dagen en dagen in zijne eenzame kloo
stercel voor het kruis in stil gebed verslon
den. Hij bewonderde in zijne landgenooten
die vatbaarheid van geestesontwikkeling en
hij betreurde in hen die onbezorgdheid voor
de toekomst (wien de schoen past, trekke
hem aanDie edele Ieren verlaagden
zich totzij verdienden, voor hun naam
eene geplaatst te zien. Pater Madhew be
greep het eenige redmiddel. Zijn krachtda-
digen ijver kende toen geen grens meer.
Overal op openbare stadspleinen trad hij op.
In de opene lucht sprak hij van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat. Met de kracht
deur, leunend op den arm van zijn broeder, dat
Robert Duhesme dit huis verlaten zal, maar
vooraf zal ik de vestibule van mijn hui9 schoon
vegen, die, naar ge mij hebt gezegd, door poli
tiebeambten wordt bewaakt.
Hij drukte krachtig op den knop van een elec-
trische bel.
Waartoe? zeide Robert.
Bernard luisterde niet naar hem, maar liep met
groote stappen de kamer op en neer, terwijl hij
het grijze hoofd sehuddeen eenige onverstaanbare
klanken mompelde.
Robert herhaalde
Waartoe? Alle ophelderingen omtrent mij
zijn onnoodig, want ik vertrek en tusschen ons
is alles reeds volkomen opgehelderd. Bovendien
zou het voor mij gevaarlijk kunnen wanneer
die
Bernard liet hem niet aan het woord en riep
Ik wil het 1
Zijn broeder begreep dat hij zich vruchteloos
tegen deze wilskracht zou verzetten, die als Hit
een langdurige verdooving ontwaakte; hij zweeg
en boog het hoofd ten teeken van onderwerping.
Bernard werd ongeduldig dat de bediende nog
niet kwam, hij keerde naar de electrische bel
terug en drukte een minuut achtereen met alle
kracht op den knop.
Een bediende snelde toe en bleef met hoogrood
gelaat en verwonderden blik op den drempel staan.
Bernard De Prabert zag hem zoo bevelend aan,
dat hij er geheel van ontsteld was en bijna niet
binnen durfde komen.
Zeg aan mevrouw De Prabert dat ik haar
moet spreken, ik wacht haar hier.
De bediende boog en verwijderde zich snel,
terwijl zijn gelaat en zijn houding de hoogste
verbazing uitdrukten. Dit was een ommekeer in
alle gewoonten van het huis, bijna een omwente
ling. Mijnheer Bernard, altijd zoo zachtzinnig,
zoo gemoedelijk, zoo meegaande, gaf bevelen en
nog wel op zulk een toonl
Hij kwam weldra terug, eenigszins verlegen met
het antwoord dat hij bracht, maar tegelijk
nieuwsgierig naar de wijze, waarop dit antwoord
zou worden opgenomen en wat verder gebeuren
zou.
Mevrouw laat zeggen aan mijnheer, dut zij zeer
vermoeid is en juist op het punt stond zich naar
haar kamer te begeven. Indien mijnheer haar
"preken moet en er zooveel haa9t bij is, wordt
van een apostelstem, raefc het heilig vuur
van een kruistochtprediker riep hij allen op.
De adel der Iersche zielen herleefde. In
1840 na een half jaar wou hij er twee
milliocn voor zich. Na drie jaar was de
helsche draak met zeven koppen verslagen,
verpletterd. Er bloeide een nieuw Ierland,
vol levenskracht en levensmoed. Het getal
geheel- onthouders steeg tot vijf millioen.
Pater Madhew was een gioot Apostel. Dat
er onder ons vele kleine apostelen mogen
opstaan en wij zullen in den bloei van 't
groene Ewin deelen.
Noord-Amerika Verschrikt niet. Een
leger van tien millioen onthouders. Dronk
aards moeten daar wel gaan vluchten.
Zwitserland In eene vereeniging van vijf
duizend geheelonthouders telt men vijftien
honderd bekeerde dronkaards.
Maar wat zal ik u nog langer bezig
houden Gij zult genoeg met mij be
grijpen dat ook in ons midden, waar de
drankduivel wel eens zonsverduistering te
weeg brengt, zonder het misbruik het gou
den hemellicht volop zou stralen Och wij
weten het allen te goed, dat drankmisbruik
vaak in ons midden het schoone geluk, den
liefelijken vrede rooft!En dan nog de
gevolgenen dan in het leven, dat
eeuwig is Wie heeft een Christen hart en
kan toch dit alles met onverschilligheid
aanschouwen Legt de hand op het
hartis het strijden tegen drankmisbruik
geene edele taak Velen uwer, ja allen geeft
ge uw pennigske om elders in vreemde lan
den het geluk der zielen te bevorden. Dat
is schoon, heerlijk schoon Maar de dronk
aards, de jongelingen in gevaar, de kinderen
der dronkaards hebben zij dan geene onster
felijke zielen Denkt eens ernstig na
en.... handelt naar uwe overtuiging,
mijnheer verzocht in het boudoir van mevrouw
te komen.
Bernard strekte de armen uit, greep den knecht
aan beide schouders, schudde hem heftig en her
haalde met een stem die beefde van toorn
Zeg aan mevrouw De Prabert, dat ik haar
spreken wil, or.middelijk, hier I
Tegelijkertijd ontving de knecht een stoot, dat
hij de deur uittuimeldé. Hij snelde weg, geheel
ontsteld door deze ruwe bejegening en mompelde,
terwijl hij de trap afging:
Groote hemel, wat is er toch aan de hand
Gedurende de vijf minuten die op het heengaan
van den bediende volgden, werd er geen woord
tusschen de twee broeders gewisseld; Bernard liep
weder met groote stappen de kamer op en neer,
Robert zat bij de tafel en sloeg zijn bewegingen
met bezorgden blik gade.
Het ruischen van een zijden japon werd in de
gang gehoord, de deur werd door een zenuw
achtige hand geopend en mevrouw De Prabert
trad binnen.
Wat beteekent dat, Bernard? riep Félicienne
reeds op den drempel uit. De bediende heeft ons
geheel doen ontstellen door ons mee te deelen
in welk een staat van opgewondenheid gij ver
keert. Gevoelt ge u piet wel P Wat is er gebeurd?
Ik bid u, zeg het mij
Bernard naderde zijn vrouw en plaatste zich
recht voor haar, terwijl hij haar strak aanzag.
Er gebeuren hier ernstige dingen, mevrouw,
antwoordde hij op dreigenden toon. Ik heb u
een opheldering te vragen.
Mijn hemel, op welk een toon zegt ge dat 1
Eensklaps voegde zij er bij
Maar gij zijt niet alleen.
Deze woorden werden uitgelokt door een bewe
ging, die Robert Duhesme had gemaakt.
Bij het binnentreden van mevrouw De Prabert
had hij eensklaps een geweldige ontroering in
zich vóelen opkomen. De stem van de vrouw
zijn9 broeders deed hem sidderen en hij staarde
ouafgewend naar het gelaat en de blonde haren
der schoone Félicienne, die nog altijd jong wa9
zij het dan ook een kunstmatige jeugd, doch dit
was niet met een oogopslag te zien, want op,
eenigen afstand en in het kunstlicht zag zij er
nog evenzoo uit als in haar beste jaren.
(Wordt vervolgd.)