Nummer 41.
Zondag 21 Mei 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen,
Eerste Blad.
"pinksteren.
ANTOON TIELEN,
flliililll,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
UITGEVER:
Waalwijk.
De Kapitein-Commandant der dd. schut
terij maakt bekend dat de voorjaarsinspec
tie der schutterij zal gehouden worden op
Dinsdag 23 dezer.
Aantreden aan het exercitieveld desn.m.
om 5 uur precies A. T.
Groot tenu. Officieren sjacot en sjerp.
Waalwijk, 20 Mei 1899.
De Kapitein-Commandant
Ph. TIMMERMANS.
Kiezerslijst.
Falsaris.
I.
„Voorwaar, wel is het dienstig, dat Ik ga,
want indien ik niet wegga zal de vertroos
ter niet tot U komen En toch 't was zoo
noodig, dat de Gepst Gods over de aposte
len kwam neerdalen en hun denkeu, gevoe
len en werken kwam bezielen.
Die twaalf mannen, wat waren zij mach
teloos, ongekend en ongeletterd, en toch ge
zonden om eene wereld te veroveren. Wèl
moesten zij aangedaan worden met de kracht
uit de hoogte, wèl moesten hunne lendenen
omgord met de wapenrusting des hemels!
Hoort eens, hoe aardschgezind, hoe ijdel
en zwak hunne harten nog waren.
Op de kruin van den Olijfberg, bij 't af
scheid van hun goeden Meester is hun hart,
vol en spreekt het slechts van een aardscli
koninkrijk.
Men had het gezicht op Jerusalem, dat
met ziju tempel en hooge paleizen hen vroe
ger reeds menigwerf bekoord had, doch nu
van den berg af zoo grootsch en trotscli hun
voorkwam. Zou dat alles hun bezit zijn
De droom van wereldsche grootheid verleidt
hen en daar hoort men nog uit hunnen
mond„Heer, zult Gij nu het rijk van
Israël herstellen
De II. geest zou spoedig geest en hart
naar boven richten, spoedig hen krachtig
maken met het schild des geloofs, den helm
der hope, het zwaard des gebeds, hen spoe-
dig trekke uit de schemering van den da
geraad, hen plaatsen in het volle licht der
middagzon, spoedig den sluier hun afrukken
en hen plotseling doen schouwen in een zee
van verblindend licht. Dan konden zij in
hunne kleinheid de groote wereld gaan be-''
^fc=-Meu- heefL—tegenwoordig den mond vol
f van „hoogere ontwikkeling" maar men ver
geet de bron, waarheen men zijne schreden
moet richten om ware ontwikkeling te putten.
Wèl ware het dienstig, dat zij, die ons moes
ten leiden en besturen, zich eens lieten be
zielen door den Geest Gods in plaats van
door den geest uit den booze. 't Is voor
hooge^ gezagsmannen juist zoo noodig.
'Tiaar is het te verwonderen
De geest der boozen weet hen hoog op te
voeren tot aan den top des bergs, dan hun
oog te doen staren en blijven staren op de
vele koninkrijken, die hij hun wijs maakt
in zijn bezit te hebben en te kunnen uit
deel en aan wie hij wil, op aardsche tem
pels en paleizen, die hij u als vervuld van
grootheid, heerlijkheid en genot weet voor
den geest te tooveren. En zij sluimeren en
verlustigen zich aan een ijdelen droom van
grootheid en genotEn zij blijven
sluimeren en laten zich nooit wakker schud
den en toch zullen zij eenmaal moeten ont
maken maar die ontwaking
Zij zoeken ontwikkeling daar, waar die
niet te vinden is, omdat zij 's menschen le
vensdoel niet willen kennen, waarmede toch
de ontwikkeling in den raensch moet over-
.eenstemmen.
Het verheven doel van 's menschen bestaan
verliezen zij uit het oog of verloochenen het
en stellen daarvoor een valsch doel in de
plaats. Is dat doel valsch, dan moet ook de
ontwikkeling, waarmede zij dat doel kun
nen bereiken, noodzakelijk valsch zijn. Wel-
nu, hun doel is slechts genieten en genieten
hier op de wereld/Dn eene ontwikkeling,
geëvenredigd aan dat doel, willen dan die
groote mannen aan hunpe onderdanige
dienaars opdringenj^oclf~"met lieve woorden
bewerend, dat zij de vrijheid zoo wonder
veel liefhebben.
Hebt gij de vrijheid lief, dan laat ons
godsdienst denken zooals wij willen
m
Dringt ons dan alsjeblieft de middelen tot
uw ongodisme niet op Een derde van ons
volk denkt over godsdienst heel anders als
gij. Een derde van ons volk beoogt daarom
eene ontwikkeling geheel verschillend van
de uwe. Ik bid liet u, laat ons de handen
dan vrij om die ontwikkeling te bewerken
die wij verkiezen en noodzaakt ons niet
primo om onze beurzen leeg te schudden
ten einde eene valsche ontwikkeling te bevor
deren, die wij moeten verafschuwen, secundo
om aan die verafschuwde ontwikkeling onze
eigene kinderen over te leveren, om aan onze
eigene kinderen steen in plaats van brood,
schorpioen in plaats van visch te eten te
geven, noodzaakt ons niet onze eigene kin
deren te vergiftigen.
Nog eensde ontwikkeling, die men be
oogt, hangt af van het doel, dat men na
streeft. Het doel hangt voor een groot deel
af van den godsdienst, dien men belijdt.
Dus bij verschil van godsdienst, moet ook
de ontwikkeling verschillen. Laat dan iedere
godsdienst in zijn wezen en die ontwikkeling
nastreven, die met dien godsdienst over
eenkomt. Begunstigt bij allen dat streven
naar hunne ontwikkeling, dan zijt gij ten
minste niet van grove onrechtvaardigheid
te beschuldigen.
Ja, dat de geest Gods hen slechts in
zooverre bezielde, dat zij een open oog had
den voor de eerste eischen der rechtvaar
digheid
De Echo van het Zuiden,
Waalw(jlisckc en Laigstraatsche Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk fl,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitach-
land worden alleen aangenomen door het advertentiebureau van
Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat blijkens mededeeling van den Hoog-
EdelGestrengen Heer Commissaris der Koningin
in Noordbrabant de grenskantoren Maaseijck, de
Klinge en Esschèn voor invoer van Nefierland-
sche melkkoeien, met ingang van 15 dezer, ge
sloten zijn.
Waalwijk, 17 Mei 1899.
De Burgemeester voornoemd.
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat Dinsdag en Woensdag a. s. het ver
keer in de Wagenstraat, wegens werkzaamheden
aan de tramlijn aldaar gedeeltelijk zal zijn ge
stremd.
Waalwijk, 19 Mei 1899.
De Burgemeester voornd.
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Het Gemeentebestuur van Waalwijk brengt ter
openbare kennis, dat de op den 22 Maart j.l.
vastgestelde kiezerslijst, van den 15 Mei 1899
tot den 15 Mei van het volgende jaar van kracht
blijft, behoudens het bepbnlde bij het 1ste lid van
58 Martincau wordt verliefd.
Martineau bleef een oogenblik onbeweeglijk
staan, met de hand aan het hoofd.
Ten slotte zeide hij:
Üch, kom, wat gebeuren moet zal toch gebeuren.
Ons lot staat immers hierboven beschreven met
een vurige pen op een tafel van licht. Welnu, als
die vurige pen nu maar de beleefdheid heeft om
te schrijven //Op den schoonsten dag van zijn
leven krijgt Jules Leonidas Martineau een mooi
buurvrouwtje," dan komt alles teiecht. Ja, dat
is alles heel mooi, maar een beetje fantastisch, en
en dat ligt niet in mijn aard. Ik ga liever zelf
eens zien wat er gebeurt.
Martineau deed een paar stappen naar de deur
Daar gekomen wierp hij een blik op zijn
mouwvest en op zijn zwarte broek met roodên
bies en vond, niet ten onrechte, dat hij er zoo
half in uniform, verre van voordeelig uitzag.
Wacht eens, zeide hij, ik ben volstrekt niet
voor een militair in de wieg gelegd en dat uni
form staat mij verre van mooi.
Hij £<ng terug in de kamer en maakte snel de
gouvernementskleeding los.
Weg daarmee, mompelde hij. Ik heb hooren
zeggen dat de eerste indruk, dien men op een
schoone maakt, altijd van veel belang is of men
in het vervolg geluk bij haar zal hebben.
Wanneer de eerste indruk goed is, da» gaat de
rest bijna van zelf. Een keukenprinses heeft wel
gaarne een militair, maar de schoone die ik bedoel
ziet er alles behalve een keukenprinses uit, dus
moeten we met haar een anderen weg inslaan.
Onder deze alleenspraak lagen broek en mouw
vest reeds op den grond.
En nu niet gedraald met de verkleeding.
Hij snelde naar zijn kamertje, waar in een kast
een burgerkleeding hing naar de laatste mode:
een broek van fijne stof, die bijzonder goed om
art. 34 der kieswet en voor een ieder op de se
cretarie ter inzage blijft nedergelegd, terwijl zij
in afdruk tegen betaling der kosten verkrijg
baar is.
Waalwijk, den 15 Mei 1899.
Het Gemeentebestuur voornoemd
De Burgemeester.
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIE MPT.
zijn lange beenen paste, een vrij laag open vest
eu een olijfkleurig jasje. Dit gevoegd bij eeu
linnen front en een satijnen sjoaldas benevens een
ronden hoed, was voldoende om Martineau geheel
van gedaante te doen veranderen.
Martineau was niet meer Martineau.
Het was een lang jongraensch, wel niet mooi,
maar toch volstrekt niet onaangenaam of dwaas
van uiterlijk, in tegendeel, hij zag er schrander
eenigszins spottend uit en voelde zich ook veel
meer op zijn gemak dan in zijn uniform.
Mooi, zeide hij, terwijl hij zich in den spiegel
bekeek, zoo kan het er mee door. Nu zullen we
eens zien of ik al die moeite niet voor niemendal
gedaan heb, verduiveld, dat zou me tegenvallen.
Maar hij troostte zich
Och kom, dan is het een tijdverdrijf geweest.
Onder deze verstandige redeneering opende
Martineau zacht de deur der woning.
Er was niemand in de gang oi op de trap.
Goed, zeide hij, nu zullen we eens zien hoe
de zaken staan, poolshoogte nemen, zooals de zeelui
zeggen. Hoewel ik mij met veel haast gekleed
heb, zijn er toch niet minder dan tien minuten
met die gewichtige bezigheid verloopen, mijn
aanstaand buurvrouwtje heeft dus den tijd gehad
om alles op haar gemak met moeder Bergougnous
te bepraten en daar men toch geen woning huurt,
zonder ze eerst gezien te hebben, moeten de dames
hier de trap opgaan, of er weer af, zoo zij al
boven zijn, dat is duidelijk, vindt ge het niet?
Ik wel, dus zullen we de deur half open laten en
het gunstige oogenblik afwachten.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Martineau opende de
deur der woning op een kier en ging er achter
zitten met de ooren wijd open.
Inderdaad, er werd boven zijn hoofd geloopen
een lichte vlugge tred, de aanstaande bewoonster
en plompe, zware stappen, moeder Bergougnous.
Zij zijn boven, zeide Martineau iu stellige
overtuiging. Als nu alle goede geesten, met god
Cupido aan het hoofd, maar geven dat de plafonds
niet te hoog of te laag, de tapijten zacht, de
spiegels helder en de gordijnen mooi zijn.
Martineau wachtte in de grootste spanning.
Zijn lorgnet verveelde hem hij wierp het met
een snelle beweging van zijn neus, ving het op
en streek het over zijn broeit, waarschijnlijk om
het glas schoon te maken. Maar stil, daar werd
JU.U
op de tweede verdieping een deur geopend, men
boorde stemmen op de gang en daarna voetstappen,
die de trap afdaalden.
Martineau zette zijn lorgnet weer op en wachtte,
eenigszins bleek en bevend van ontroering, het
beslissend oogenblik af.
Juist toen de aanstaande bewoonster op de
gang van de eerste verdieping kwam, opende
Jules Leonidas, onder het neuriën van een liedje,
eensklaps de dear der woning als iemand die haast
bftpft. i .1 i i
-"""Hïj'nad het oogenblik zoo goed gekozen, dat
hij de jonge dame bijna omver geloopen had. Zij
uitte een zachte kreet van schrik en ging haastig
een paar passen terug en liet daarbij haar para-
pluie vallen.
Martineau wist niet goed wat er gebeurde, hij
beefde en was geheel ontsteld, hij vond geen
woorden om zijn beklagenswaardige onhandigheid
te verontschuldigen.
Mooi zoo, mijnheer Martineau, zeide de por
tierster een zwaarlijvige vrouw met een hoogroode
kleur, dikke lippen en een zwaren ondeikin, gij
rent uw deur uit als een stormwind. Zijtgedan
nog niet goed uitgeslapen, dat ge ons niet gezien
hebt. Nu, ge kunt er u op beroemen dat ge ons
den schrik op het lijf gejaagd hebt.
De oogen van Martineau fonkelden toornig
achter de glazen van zijn lorgnet, en richtten zich
vol verontwaardiging op moeder Bergougnous.
Wat verbeeldde zich zoo'n oude too verlantaarn
wel met haar getneenzamen toon Nog niet genoeg
uitgeslapen 1 en terwijl ze dat zeide wreef ze
met haar handen, zoo ruw als die van een gen
darme, haar oogen uit nog niet goed uitgeslapen!
Verduiveld 1
Niettemin werd zijn plichtsbesef, dat voor een
oogenblik was ingeslapen, weer wakkerhij snelde
toe, raapte tamelijk onhandig de parapluie op,
die daar nog altijd op den looper lag en met den
hoed in de hand, bood hij hem beleefd der eige
nares aan.
Neem mij niet kwalijk, mevrouw, stamelde
hij, dat ik zoo lomp was u te doen schrikken, ik
verzeker u op mijn woord van eer, dat het anders
mijn gewoonte niet is, dames te hinderen.
De jonge dame hield zich met een hand vast
aan de leuning van de trap en, weer geheel be
komen van den schrik zag zij hem eenigszins
Helaasmet hunne verderfelijke wetten
spottend aan.
De arme Martineau werd nu tot over de ooren
verliefd en maakte bij zichzelve de opmerking,
dat zij nog honderdmaal schooner was, dan hij had
durven veronderstellen. Nog nooit had hij zulk
een lief gezichtje gezien, zulk blank vel, zulke
heldere oogen, zulk mooi, zwart haar; geen schepsel
ter wereld kon een zuiverder gestalte, een slanker
lee9t, volmaakter vormen hebben.
Martineau maakte zich evenwel ernstig bezorgd
over den eersten indruk, die hij op deze vol
maaktheid had gemaakt, maar hij trachtte het
verloren terrein te herwinnen en stamelde verlegen
en zoo rood als een kreeft
Ik smeek u, mevrouw, wees even goed als
engelachtig schoon eu vergeef mij.
De zwarte wenkbrauwen der jonge vrouw
trokken zich eenigszins misnoegd samen over dit
plompe compliment.
Zij nam de parapluie uit de hand van Martineau
aan en antwoordde met een stem—o 1 een stem
die klonk als muziek
Maar ik vergeef het u, mijnheer.
Daarna keerde zij zich om en vervolgde haar
weg, zoo licht als een vogel.
Onze vriend Martineau wist niet hoe hij zich
houden moest, toen hij haar onder het heengaan
zacht hoorde lachen.
Nu, Martineau, mijn jongen, zeide hij spottend
tot zichzelf, zijt ge nu niet zeer tevreden over uw
behendigheid Ge hebt u kranig gehouden, dat
moet gezegd worden. De eerste indruk zal wel
goed zijn, uitmuntend, voortreffelijk, onverbeter
lijk. Inderdaad, ik ben onder een merkwaardige
ster geboren.
Maar Jules Leonidas was niet zoo gemakkelijk
uit het veld geslagen en hij voegde er bij, als om
zich te troosten
Och kom, wie weet, de vrouwen zijn zoo
zonderling.
Het was een schrale troost, maar in elk geval
een troost.
Intusschen ging hij de trap af en had het ge
noegen te hooren, dat de portierster beneden in
de loge zijn lof verkondigde.
[(Wordt vervolgd.)