Nummer 57. Donderdag 20 Juli 1899. 22" Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen
[HCEI1ID en TRANSVAAL,
ANTOON TIELEN,
Bekendmaking.
FEUILLETON.
ITGE VER:
Waalwijk.
STAAT Tan brieven, geadresseerd aan onbe
kenden.
Verzonden gedureude de le helft van Juli.
Van Waalwijk
T. Fennemo Leeuwarden.
Hoeveel er kort geleden nog tegen pleitte,
dat Engeland het tot een oorlog met Trans
vaal zou laten komen, en ofschoon ook nu
nog dat uiterste ons om meer dan een reden
verbazen zou, valt het thans niet meer te
ontkennen, dat het gevaar voor het uitbre
ken der vijandelijkheden bestaat. Er is in
Engeland, in Zuid-Afrika, in andere deelen
van het Britsche rijk een partij, die den
oorlog wil. Zij beschikt over een invloed
rijke pers, die dag aan dag de openbare
meeuing verhit en alle pogingen om een
schikking tusschen Engeland en de Z. A. Re
publiek te bewerken tracht te verijdelen. En
wat het bedenkelijkst is, de man, die van En-
gelsche zijde de onderhandelingen met de
Republiek en die de Engelsche politiek in
Zuid-Afrika leidt, de minister van koloniën,
behoort tot die partij.
Falsaris.
Intusschen gaat het Engelsche legerbe
stuur gestadig met zijn krijgstoerustingen
voort: het zendt al officieren en kleine af-
deelingen troepen uithet neemt maatre
gelen om in den kortst mogelijken tijd de
reeds talrijke troepenmacht in Zuid-Afrika
aanzienlijk te verhoogende schepen naai
de Kaap nemen groote hoeveelheden oor
logsbehoeften mede, en in de Zuid-Afri-
kaansche wateren spreidt het Engelsche es
kader groote bedrijvigheid ten toon.
En dat alles terwijl en nadat de regee
ring der Z.-A. Republiek in het kiesrecht,
waartoe de Engelsche regeering laatstelijk
hare grieven tegen het Transvaalsche be
wind bepaald had, in ruime mate heeft toe
gegeven. Hofmeyr, de leider van den Afri
kaander Bond, van welks leden de trouw
aan de Britsche kroon herhaaldelijk geble
ken isSchreiner, de eerste minister der
Kaapkolonie, de man, die weinige jaren ge
leden, in de driftenkwestie, nog de Engel
sche regeering adviseerde de Republiek een
ultimatum te stellen; Sir. J. Sivewright, de
ambtgenoot van Sir Gordon Sprigg in het
vorige Kaapsche ministerie en in de laatste
jaren de besliste tegenstander van president
Kruger, zij allen hebben de kiesrecht-
uitbreiding, in het nieuwe wetsontwerp der
Transvaalsche regeering neergelegd, bevre
digend en voldoende genoemd.
Eu men bedenke daarbij, dat Engeland
geen re.cht heeft te eischen, dat de Repu
bliek verder zal gaan en het kiesrechtvoor-
stel van Sir A. Milner aannerae, een voor
stel dat, wet geworden, zooal niet met één
slag dan toch in enkele jaren het land aan
de uitlanders overleveren en de Boeren, die
het met hun bloed gekocht, verloren en we
der gekocht hebben, verdringen zou. En wat
moeten zij dar. Tiekken naar een nieuw
land en in de wildernis de vrijheid zoeker,
die hun voor de zooveelste maal door En
geland ontroofd, is, kunnen zij niet meer.
Van alle kanten is Transvaal ingesloten. Zij
zullen zieli moeten buigen onder het En-
gelsehe gezag, waarlegen een republiek, door
meest Engelsche uitlanders bestuurd, zich
wel niet verzetten /.al.
Nu schijnt wel aan den dag te komen,
dat Engeland slechts een aanleiding heeft
gezocht om aan de zelfstandigheid van de
Z A. Republiek, en daarmede uitteraard
die van den Oranje Vrijstaat, een einde, te
maken, zoodat het weer onbeperkt heer en
meester van Zuid Afrika is.
Op dat doel heeft men in Engeland in
zekere kringen al lang aangestuurd en het
is eindelijk gelukt, een aanzienlijk deel,
waarschijnlijk reeds de meerderheid der natie
daarvoor te winnen. Men heeft daartoe al
lerlei middelen te baat genomen. Het bestuur
van de Republiek, dat zijn fouten heeft,
werd aanhoudend zoo zwart gemaakt, dat 't
groote publiek werkelijk in den waan kwam,
dat er iu verdorvenheid geen andere regee
ring bij te vergelijken is. De vrijgeboren
Brit" werd een heloot, een slaaf, die wan
hopig het moederland om uitredding smeekte.
De Boer zoo stelde men het voor
haii den mond altijd vol van Majoeba en
Doornkop, en liet geen gelegenheid voorbij
gaan, de Engelsche vlag te bespotten. De
Afrikaanders in de Kaapkolonie, hoe vurig
zij hun aanhankelijkheid aan Hare Britsche
Majesteit betuigden, werden samenzweerders
die maar wachtten op het goede oogenblik
om een algeraeene republiek van Zuid-
Afrika te stichten.
Hoe dwaas ons dergelijke beweringen
lijken hoe doorzichtig voor ons de onwaar
heid en de onzinnige overdrijving van die
voorstellingen zijn, in Engeland worden zij
bij de menigte geloofd. En voor het verlich-
ter publiek had uieii andere argumenten.
Dan sprak men van het onrecht om de uit
landers belasting te laten.betalen zonder hun
stem in de regeering te1 geven van de ge
lijke rechten, die alle blanken in de Zuid-
Afrikaansche koloniën hebbenvan het
Transvaalsche onderwijs, waarin Engelsche
ouders voor hun kinderen niet vrij zijn van
de samensmelting van de twee groote natio
naliteiten in Zuid-Afrika tot één groot Zuid-
Afrikaansch vólk, sprekende de Engelsche
taal, en vrij levende onder Engelands be
scherming, aan welk doel de Republiek in
den weg staat.v Ook hier onwaarheden en
miskenning van het recht der Boeren om
meester te zijn. in eigen huis en zich zelf te
blijven, maar toch een schiju van argumen
ten van een hoogere orde, wel geschikt om
ontwikkelde mannen, vooral als zij van de
toestanden in Zuid-Afrika eenzijdig en onvol
doende ingelicht zijn, ertoe te brengen in
alle oprechtheid tegen -de Republiek partij
te kiezen.
Voeg bij deze de patriotten, die de her
innering van Majoeba en andere nederlagen
als een schrijnende wond in zich omdragen;
en de financiers, die de rijke Transvaalsche
goudmijnen nog vaster in hun greep willen
houden, en gij hebt de elementen, die bijeen
de hartstochtelijke menigte vormen, welke
de Engelsche regeering tot haar agressieve
politiek dringt en op haar Leurt weer door.
enkele leden dier regeering in haar vooroor
deel gestijfd en*, in haar opwinding voortge-
zweept wordt.
Het kan ook zijn, dat deze dreigende bot
sing uit den drang der omstandigheden zelf
voortkomt. Daar leven in Zuid-Afrika naast
elkaar twee rassen, gelijk de Engelschen het
noemen, twee volken, het Hollandsch-Afri-
kaansche en het Britsche, beide met een sterk
gevoel van eigen waarde en kracht, beide
moeielijk is.
Waalwijksctic co Li
Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk f 1,35.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door liet ndvertentioburean van
A dole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dat het primitief kohier van den
hoofdelijken omslag over 1899, door Gedeputeerde
Staten van Noord-Brabant, bij besluit van 11 dezer
G. no. 13 is goedgekeurd, en gedurende 5 maan
den ter Secretarie alhier voor een ieder ter lezing
is nedergelegd.
Waalwijk, 18 Juli 1899.
Burgemeester en Wethouders voornd.
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIE.VIPT.
III.
69 De dicfstul.
Men liep om het rijtuig heen, bekeek de paarden
en lachte hartelijk om het voorgevallene.
Daarop zeide Aurélien
Dat blijlt dus afgesproken, kolonel, ik neem
u mee naar de club. Inmiddels neemt oom
Daniël een huurrijtuig en rijdt naar de restaurant
Riche, om daar een fijn diner te bestellen.
Goed, laat mij even den tijd om mijn
bureau le sluiten, dan ben ik tot uw dienst.
Kolonel Allevard ging naar binnen.
Zoodra hij weg was, fluisterde oom Daniël
Heb het
Niemand heeft u toch gezien vroeg Aurelien.
Geen mensch doos tamelijk völ
zal uiet dadelijk gemist worden.
Mooi zoo, alles gaat voortreffelijk. Die grap
met Romack is ons goed van pas gekomen, ik
had zooiets niet kunnen verzinnen.
Niets dan de waarheid toch aardig
verteld
Dank u voor het compliment. Ga nu den
buit in veiligheid brengen en bestel het diner, waar
ik van gesproken heb. Vanavond spreken wij wel
verder af.
En morgen
Morgen barst de bom I
Oorn Daniël glimlachte boosaardig en ging
daarna de straat op om een huurrijtuig te halen.
Kort daarop keerde kolonel Allevard terug. Hij
had niets bemerkt van den diefstal, door zijn
vriend Daniël Hilson gepleegd, en was geheel
vervuld van de gedachte aan den. genoeglijken
avond dien hij tegemoet ging.
Zij stapten in en Aurélien riep den koetsier toe
Naar de club I
Tien minuten later betraden zij de salons van
de Platouische club, De tegenpartij van Aurélien
zat daar reeds, voorzien van een lijvig pakje
bankbiljetten. Het jonge mensch had de stoute
schoenen aangetrokken en alles eerlijk aan zijn
papa opgebiecht Deze had hem wel duchtig de
les gelezen, maar was toch geëindigd met hem
een halve maand voorschot op zijn toelage te
geven, om daarmee op de club de eer van zijn
naum op te houden.
Het verlies van dien dag had den jongenheer
Romack evenwel wat voorzichtiger gemaakt en
bovendien had de wijn uitgewerkt. Hij begon
de nieuwe partij met het vaste voornemen het
verloren terrein te herwinnen eu wendde daartoe
zijn gewone voorzichtigheid aan, door slechts
kieine sommen in te zetten. Aurélien daarentegen
was door het behaalde succès overmoedig gewor
den en bovendien was hij zenuwachtig, ongerust,
het hoofd vervuld van de gebeurtenissen, die
morgen zouden plaats hebben. Hij was zijn spel
niet meester en het geluk keerde zich tegen hem.
Langzaam, maar zeker, stuk voor stuk, won
Romack de bankbiljetten terug, die hij's middags
verloren had en kwam zoodoende weer in het
bezit van zijn rijtuig.
Wanneer gij wilt doorspelen, zeide Romack,
toen hij alles terughad, ik ben tot uw dienst.
Neen, dank u,antwoordde Aurélien. Ik heb
er geen pleizier meer in. Dat langzame spelen,
met een inzet van niet meer dan honderd francs
tegelijk, is vervelend en eentonig.
Wij konden anders nog om den koetsier
spelen, merkte Romack spottend aan.
Neen, wij zullen het er heden bij laten.
Romack stond op eu stak verheugd zijn geld
en zijn wissel in zijn zak om spoedig weer bezit
van zijn rijtuig te nemer'.
Aurélien reed met kolonel Allevard naar
Restaurant Riche, waar oom Dauiël heri reeds
wachtte met het diner. Bij hét dessert stond
Aurélien op en nam afscheid.
Hij begaf zich naar een schouwburg, de Variétés,
waar hij een particuliere loge had.
De ouvreuse, die zijn jas in «ie vestibule aannam,
liet hem een kaartje zien en zeide
Die heer en dame zijn reeds in uw loge.
't Is goed.
Hij trad de loge binnen en vond daar „die heer
en dame", waarvan de ouvreuse had g.sproken
en die niemand anders waren dan de canilidaat-
notaris Maurice De Noirtal en de kamenier van
diens moeder, Mireille, ol' liever de gewezen ka
menier, want het meisje, dat met vreugde het
aanbod van Maurice, om deel te nemen aan de
plannen van diens vriend Aurélien, had nange-
noraen, was nu sinds eenige dagen niet meer in
dienst van mevrouw De Noirtal.
Maurice drukte zijn vriend de hand en op de
wangen van Mireille kwam een blos van genoegen,
toen de rijke mijnheer De Prabert ook haar de
hand toestak. Het eerste bedrijf was in vollen
gang, maar nu Aurélien er was, wijdde noch
Maurice noch Mireille eenige aandacht meer aan
het tooneel.
En hoe gaat het, kinderen vroeg Aurélien.
Vrij goed, antwoordde Maurice. Mireille
heelt aan mama haar dienst opgezegd .en voor
gewend, dat zij naar een familie te Havre ging.
Zij heeft vervolgens haar intrek genomen in
een hótel en is in de rue Bonaparte het terrein
gaan verkennen.
Het meisje vervolgde
Daar in de rue Bonaparte ben ik uitmuntend
geslaagd. Het toeval wilde, dat op no. 70 juist
ae tweede verdieping leeg stond, die heb ik ge
huurd, en 's avonds heb ik mijn nieuwe woning
reeds betrokken. Nu wacht ik nog maar af, wat
mijnheer mij te bevelen heelt.
Goed zoo, zeide Aurélien, terwijl hij haar
lachend de wangen streelde, ge zijt een braaf
meisje. Hoe heet ge dan in de rue Bonaparte?
Bernadette Regnaut en ik heb verteld, dat
ik uit de provincie kwam, dat ik gehuwd was.
maar echtscheiding had aangevraagd, die binnen
kort kon uitgesproken worden en ;de portierster
heeft mij geloofd als het Evangeliö.
Bravo, hoor nu wat ge verder te doen hebt.
Ik luister.
Uw benedenbuurman is kapitein Filip Dor-
melles, nietwaar, waar ik u al over gesprokeu heb?
Juist.
Die kapitein heeft een oppasser, een langen
slungel.
Marlineau.
Dat kan wel. Ge kent hem dus al
Ja, hij heeft mij al een paar kleine diensten
bewezen en hij stelde zich daarbij zoo verliefd
aan, dat ik op mijn lippen moest bijten om niet
in lachen uit te barsten.
Maar dat kan niet beter. Het voornaamste
werk wat ik van u verlang, is dien Martineau
het hoofd een weinig op hol te brengen, wat
voor een lief, mooi kind zooals gij, lang niet
Dank u wel.
En nu is hij het al drie kwart, dat treft bij
zonder. Let nu goed op. Gij moet maken dat
Martineau morgenochtend tusschen tien en elf
uur de woning van zijn kapitein verlaat.
Goed.
Én tevens moet ge, al is het maar voor vijf
minuten, hem zijn sleutels afhandig maken en
die brengt ge dan, wel te verstaan zonder dat
hij er iets van bemerkt, naar beneden. Op de
gang van de eerste verdieping zult ge mij en
mijn oom ontmoeten, gij geeft die sleutels aan
ons, wacht even, ontvangt ze terug en geeft ze
weer aan Martineau, maar zorg vooral, dat hij
niet bemerken kan, wat er mee gebeurd is.
Mijnheer zal tevreden over mij zijn.
Dus ge hebt mij goed begrepen
Volkomen.
Nu heb ik nog iets met Maurice te be
spreken.
De enndidaat—notaris, die tijdens het gesprek
naar het tooneel gekeken had, wendde zich weer
tot Aurélien.
Tot uw orders, zeide hij.
Amice, gij zult, als candidaat—notaris, wel
goed op de hoogte zijn van de huizen, die er in
Parijs ledig en te koop staan
Wilt ge huizen koopen vroeg Maurice
lachend.
Dat nu juist niet, maar ik zoa gedurende
eenige dagen de vrije beschikking willen hebben
over een hotel -pf een pavilloen in den omtrek
van Parijs. De eenige vereischten zijn, dat het
gemeubilieerd én geheel onbewoond is.
Maurice dacht even na.
Wij hebben natuurlijk als notarissen steeds
eenige huizen die verkocht moeten worden. Ik
zal morgen op kantoor eens nazien, welke het
best aan uw vereischten beantwoordt.
En dan schrijft ge me?
Dadelijk.
Afgesproken.
Aurélien stond op.
En nu moet ik u verlaten, jongelui, zeide
hij, terwijl hij Maurice en Mireille de hand
drukte. Mireille, mijn liefste, ik reken op u.
Hij verliet den schouwburg, stak buiten zijn
sigaar aan en mompelde
Alles gaat goed, zeer goed. (Wordt vervolgd.)