Nummer 59. Donderdag 27 Juli 1899. 22e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, ANTOON TIELEM, Ffankrijk en Duitschland Bekendmaking. FEUILLETON. UITGEVER: Waalwijk. De Echo van net Zuiden, Wuhjjksrfct en tagstatsÉ? Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk fl,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentieburea van Adolï Steiner, Hambnrg. Reclames 15 cent per regel Nationale Militie. De Burgemeester der gemeente Waalwijk roept bij deze op de natenoemen milicien-verlofgangers dezer gemeente van de lichting van 1896 en be- hoorende tot het 6e Regiment Infanterie, om op 30 Augustus 1899, in werkelijken dienst te treden als A. J. Alessie, Th. Trcts, A. van den Meerakker, Gr. Kuijsten, A. J. van Assen, J. C. Coppens, A. M. J. Hesselberth, en J. J. Schoemans, Zij moeten zich rechtstreeks begeven naar hun korps in garnizoen te Geertruidenberg. Waalwijk, 24 Juli 1899. De Burgemeester voornoemd, K. I)E VAN DER SCHUEREN. Er wordt in onze dagen aan beide zijden der Vogeezen meer en meer over toenadering gesproken. Wij wezen er verleden week nog op naar aanleiding van de dépêches door den Keizer van Duitschland uit de wateren van het noorden met den President der Pransche Republiek gewisseld. De Keizer laat geene gelegenheid voor bijgaan om lief te zijn, en de Franschen hebben wel ooren naar al die lieftallighe den te luisteren. Hij weet hoe de //groote natie" moet aan gepakt worden. Toch moet men aan de plotselinge vrien delijkheid voor Duitschland, die men in de organen der Fransche pers thans bespeuren kan, niet eene al te hooge beteekenis toe kennen. Langs den natuurlijken weg der grenzen komt zij niet. Daar liggen nog Elzas en Lotharingen. Maar langs groote omwegen. Hoofdzakelijk uit wrok tegen Engeland, 't Is den Franschman, o zoo moeilijk, Fas- Falsaris. IV. 71 Lias B13;». Houd op, mcnsch, ik heb er vannacht al niet van kunnen slapen en ik begon de gedachten van haar al zoo mooi van me af te zetten, nu gij er mij weer aan komt herinneren. De portierster begon hartelijk te lachen. Hahahariep zij uit. Ja, vriendje zoo gaat het altijd I De goede voornemens van Martineau waren verdwenen als sneeuw voor de zon. Nu, wat i9 er met mijn buurvrouw vroeg hij. Zij heeft vanmorgen al een dienstbode ge huurd. Ja, en Die dienstbode een lange, blonde bijnaj evenlang als gij is dadelijk in dien9t gekomen. Is het anders niet? Ho, ho, jawel, er is nog wel iets anders. Wat dan Zeg het tochSpreek voor den duivel Hola, mijnheer Martineau, wanneer ge zoo ruw tegen mij zijt, dat kan ik er niet uitkomen. Rijk, ik krijg er een hoestbui van. inderdaad begon zij aanhoudend te hoesten. Martineau kwam op een gelukkig denkbeeld. Op de tafel stonden nog de flesch cognac met de twee glazen, daarvan vulde hij er een en bracht het aan moeder Bergougnous. Ziedaar, dat zal u wel wat opknappen, zei de hij. Dat sla ik niet af, mijn jongen, ik sla het niet af. Zij ledigde het glas cognac in één teug. Ik heb zoo hard de trap afgeloopen, hernam zij, dat ik er hartkloppingen van krijg. Hm, dat doet goed, men kan voelen waar het loopt, maar 't is toch wel wat sterk. Zeg mij nu kort en goed, wat ge mij te zeggen hebt. hoda te verkroppen deze versche wond door het niet vertrouwde Albion geslagen, brandt zoo hevig, dat men voor 't oogenblik Elzas- Lotharingen te Parijs en in heel Frankrijk vergeet. Men ziet heil in een samengaan van Frankrijk met Duitschland. De strijd tusschen Engeland en Transvaal en de wrok tegen John Buil, houdt de heele Fransche pers bezig en stemt de Franschen ontvankelijk voor de gedachte om bij de Duitschers toenadering te zoeken, 't Blijft een opmerkelijk verschijnsel, dat bladen van gezag en ernstige staatslieden reeds het wachtwoord uitspreken, dat Frankrijk en Duitschland gemeenschappelijk moeten op treden ten behoeve van Zuid-Afrika en niet minder, dat men deze taal verkondigen kan, zonder als verrader van het lieve va derland te worden gebrandmerkt. En bovendien, zoo betoogt men, is het in Frankrijks belang het politiek evenwicht in heel Afrika te handhaven. Duitschland heeft daar dezelfde belangen als Frankrijk, en beiden moeten wenschen, dat Engeland niet Abessinië, den Congostaat met de beide Zuid Afrikaansche Republieken inpalmt. Ook in Zuid-Azië eischt. Engeland het leeuwen aandeel en daarom is ook daar een samen gaan van Duitschland, Frankrijk en Rusland zeer geboden. Bovendien wordt er op gewezen, dat de Duitsche Keizer geen oorlog gevoerd heeft en ook geen oorlog tracht te voeren en zijne politiek zich tot een defensieve stelling be paalt van geweldige kracht, waarop hij iedereen, en inzonderlijk de westelijke na buren, voortdurend opmerkzaam maakt, dat zijne veroveringen koloniaal, industrieel en commercieel zijn geweest- Een der Fransche leidingsbladen schrijft zelfs Luister dan, mijn jongen. Stel u voor, klok slag tien uur komt mijn huurster beneden met haar dienstbode, die zij vanmorgen vroeg al gehuurd heeft. Ik was juist bezig op mijn kachel in de loge een half pintje wijn met kruiden te trekken, tegen dien verwenschten kouden wind en het vochtige weer, waarvan men die nieuwe ziekte kan krijgen, ge weet wel, de influenza. Ik weet het, ga voort I riep Martineau on geduldig. Ja, want al ben ik nu niet zoo erg vatbaar, dat moet men toch zijn maatregelen nemen. Jawel, jawel. En ik ga liever naar den wijnverkooper dan naar der; apotheker. Ja, verduiveld, ja! Nu dan, het dametje haar lieve gezichtje wa9 rood van de kou op de gang kwam me vragen of ik boven het vuur op haar kamer wou komen aanmaken. Ik kom, mevrouwtje, ik kom dadelijk. En dat deed ik ook, want zonder een mond aan mijn warmen wijn te zetten, die juist gereed was, ging ik met haar mee naar boven. 5*Tït behoef u niet te zeggen, dat alle kamers vol pakjes, mandjes en doozen stonden, schilde rijen in lijst lagen op den grond en overal waren snuisterijen verspreid. Ik help haar den boel wat aan kant te zetten en maak de kachels aan. Mevrouw warmt zich en bedankt mij vriende lijk. Goed. Daar krijgt zij opeens in het hoofd, dat ze wel een paar schilderijen zou willen op hangen. Ik ga een hamer en spijkers halen. Zij beproeft een spijker te slaan, maar och lieve hemel, dat was toch geen werk voor haar, zij sloeg zich tienmaal op de vingers tegen eens op den spijker. Toen zou ik het doen, maar dut ging al even slecht. Dan sloeg ik te hoog, dan te li»ag, dan te veel links, dan te veel rechts en het duurde niet lang of ik moest het ook opgeven. De dame was wanhopig. Och hemel, zeide zij, ik zou toch liever vandaag niet om den behanger zenden. Waarom wilde zij niet om den behanger zenden Daar weet ik niets van, waarschijnlijk was het een gril maar hoe dan ook, zij wilde niet-. Ik wist niet wat ik haar moest aanraden, tot ik op eens een idee kreeg. Ik sla met de hand tegen het voorhoofd en zeg; z/De Keizer heeft het niet noodig een van die bondgenootschappen te sluiten, die het heele verleden uitwisschen, evenmin als een dergelijk bondgenootschap voor ons wensche- lijk zou zijn. Wanneer de eenheid van Duitschland tot staud gekomen is en zich handhaaft, ondanks het hardnekkig verzet van het particularisme, dan heeft dit alleen zi,n reden in het feit, dat het Rijk steeds bij zijn onderdanen de herinnering wist wakker te houden, dat er in het Oosten, en zonderheid in het Westen, geduchte vijanden van deze eenheid bestaan. „En wanneer wij zelf na den verschrik- kelijken val, ondanks de woede van de tegen elkaar ontketende partijen, in staat waren ons vaderland weder op te beuren, dan heeft dit zijne rede hierin, dat wij nooit T hoogste gevaar uit het oog verloren hebben, dat in kritieke oogenblikken alle Franschen weer vereenigt. z/De Fransche Republiek en het Duitsche Rijk houden zich staande, dank zij een inwendig ijzeren geraamte, dat bestaat in eene zekere vrees en eene zekere animositeit tegenover den erfvijand Deze woorden hebben in den tegen woor dkeu toestand nog al iets te beteekenen. O O Nog meer. Men aarzelt niet er op te wijzen, hoe Duitschlauds Keizer beter schijnt te begrijpen dan de Franschen de groote noodzakelijkheid voor de Republiek en voor Duitschland, ook ter wille van het groote grensproces, hunne levensbelangen buiten Europa niet te verge ten. Wilhelm ziet in, dat vele dezer belan gen gemeenschappelijke belangen zijn van beide landen, en dat het eene zoowel als andere Rijk meer dan een dezer belangen gemeen heeft met Rusland. Hij toch berijpt, dat deze drie Staten, ieder afzonderlijk, niet in staat zijn iets te doen tegen Engelands Wacht eens, beneden is mijnheer Martineau, die z»l ons zeker wel helpen, want hij is zoo handig als een aap. Hebt ge dat gezegd //Handig als een aap?" Woordelijk 1 Dan zal zij zeker wel een goeden indruk van mij gekregen hebben. Dat denk ik ook, want zij vond het dadelijk goed, dat ik u ging roepen en hier ben ik nu. Hamer en spijkers zijn nog boven, ga dus maar dadelijk mee. Dit liet Martineau zich geen tweemaal zeggen, hij sprong op en snelde met de portierster naar boven, waar hij mevrouw Bernadette Regnaut op haar slaapkamer vond in een allerliefst morgen toilet. Zoudt ge zoo vriendelijk willen zijn ons te halpen, mijnheer? vroeg zij met een bekoorlijk blosje op haar wangen. Martineau was in de wolken van vreugde. Wel, mevrouw, ik heb het u immers gisteren al gezegd een militair behoort altijd en overal hulp te verleenen, waar hij maar kan. Spreek, zeg maar wat ik doen moet. Als u dan zoo goed wil zijn een paar spij kers te slaan, dat ik mijn schilderijen kan ophan gen. De portierster en ik hebben het al gepro beerd, maar het lukt niet. Zeg me maar, waar die spijkers moeten ko men, en het zal me een genoegen zijn, u te helpen. De jonge dame wees hem de verschillende plaatsen aan, Martineau klom op de trapleer en begon, geholpen door de portierster, die hem spijkers aangaf, het werk dat van hem werd ge vraagd. Terwijl hij bezig was, zag hij die mooie, groote zwarte oogen voortdurend op hem rusten en dat maakte hem zoo gelukkig, dat hij zijn leven wel had willen doorbrengen met spijkers te slaan. Op een oogenblik kwam de kamenier binnen en fluisterde mevrouw Regnaut iets in het oor, waarop zij de kamer verliet. Martineau wijdde zoo geheel zijn aandacht aan zijn werk, dat 'hij het niet eens opmerkte. Zij bleef trouwens slechts een paar minuten weg. Dat is vervelend, zeide zij toen zij terug kwam, ik kan nergens den sleutel vinden van een kast, waarin heel veel staat dat ik terstond noo- om-zich-heen-grijppn, maar dat de zaak er heel anders uitziet, wanneer zij hunne zoo veelsoortige krachten, hulpbronnen en mid delen van handelen ouderling samenvoegen. De Franschen begrijpen meer en meer, dat de Keizer hun dit wil te verstaan geven, en Rusland schijnt ook meer dan eens be proefd te hebben de Franschen te overtuigen van al het gepaste beleefd daarop te ant woorden. Genoemd blad bezweert alle vaderlands lievende personen, gebeurtenissen van zoo geweldigen omvang niet te beoordeeleu, verblind door partijhartstocht, want zoo zegt het onze vaderlandsliefde moet niet alleen vurig, maar ook scherpzinnig zijn. „Engeland," besluit de reeds meergenoemde Matin" zal ons na Fashoda nog verschei dene nederlagen willen bereiden. „Wanneer wij vroeger reeds goed van begrip geweest waren, dan zou de crisis van Fashoda vermeden zijn, en wanneer wij thans nog bijtijds begrijpen, zullen wij den ondergang van Transvaal verhoeden. Wanneer wij echter volstrekt niet willen luisteren, dan zou 't ergste wat ons gebeuren kan, nog niet zijn, dat Duitschland en Rusland zich zonder ons zouden behelpen. Er kouden dan ook wel combinaties gevormd worden, waardoor Frankrijks belangen geheel worden prijsgegeven. En wij zouden infcus- schen geen stap verder zijn gekomen tot de verovering onzer verloren provinciën, doch daarentegen de groote toekomst hebben laten varen, die wij in Azië en Afrika kunnen verwachten. Wij zouden den ondergang vau ons nieuw koloniaal rijk veroorzaken en de Fransche Republiek zou niet meer het recht hebben aan Lode wijk XV iets te ver wijten." Ziedaar zeer gewichtige woorden. Doch terwijl men eenerzijds waarschuwt niet in dig heb. Ik zal om den smid moeten zenden, ten minste, voegde zij er met een bekoorlijk lachje bij, als gij er niet een paar hebt, die ik zou kun- Den passen. Welzeker! riep Martineau, die geen gelegen heid wilde laten voorbijgaan om zich verdienste lijk te maken, ik heb een geheele bos sleutels bij mij, groote, kleine en middelsoort. Wanneer er een bij is, dien gij gebruiken kunt, dan geef ik hem voortaan een eereplaats aan mijn ring. Martineau reikte tegelijk der jonge vrouw een dikke bos sleutels toe. Zooveel kinderlijk ver trouwen scheen mevrouw Bernadette een oogen blik in verlegenheid te brengen, zij aarzelde even, en de glimlach verdween van haar gelaat, maar eindelijk nam zij de sleutels toch aan, met een eenigszins zenuwachtige beweging en zeide Dank u, ik zal zien of er een van past. Martineau ging weer aan zijn werk, sloeg spij kers, hing schilderijen op en deed zijn uiterste best om de tevredenheid te verwerven van zijn buurvrouw, die zich zoo geheel meesteres van zijn hart had gemaakt. Een minuut of tien later kwam mevrouw Ber nadette weer binnen, zij gaf Martineau zijn sleu tels terug en zeide Wij zijn niet geslaagd, maar ik dank u toch wel. 01 dat is jammer. Wil ik eens beproeven of ik er niet in slagen kan dat slot te openen P Neen, niet noodig, ik heb al om den smid gezonden. Ik heb zeker met dien warboel von 't verhuizen mijn sleutel verloren en zal een nieuwe laten maken. Wij zullen er dus niet meer over spreken, wilt ge O ja, zeide Martineau een weinig verlegen. Het werk was intusschen afgeloopen, alle schilderijen hingen aan den wand en de bewoon ster bedankte Martineau met haar liefsten glim lach. En laten wij nu eens een oogenblik samen praten. Kom eens bij mij zitten, daar in dien fauteuil, aan het hoekje van den haard. Goed. Zeg mij nu eens, is het plezierig, soldaat te zijn? Dol plezierig, mevrouw. Over dat onderwerp raakte Martineau niet zoo spoedig uitgepraat. Hij wist allerlei grappen te vertellen uit het leven in het garnizoen en in 't kamp. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1