Nummer 63. Donderdag* 10 Augustus 1899. 2'2e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN.
FEU ILL ETC) y.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Waalwijk
Het Einde van de Vredesconferentie.
Zoo luidt ditmaal de titel van Braaken-
siek's plaat in het Weekblad „de Amster
dammer".
Bizonder goed geslaagd
Een kolossale kermistent, roet 't opschrift:
„Groot Internationaal Vredesconterentiespel^,
staat al ledig en verlaten, om weldra te
worden afgebroken.
Daarnaast is het personeel bezig met op
ruiming van „de spullen*.
Onder toezicht van den impresario
Ozaar Nicolaas bergen koning Humbert
en keizer Frans Joseph het beeld der vre-
desmaagd voorzichtig op in een groote kist;
de eerste houdt den romp vast, de ander 't
hoofd.
De idealistische keizer Wilhelm komt met
de vleugels aandragen, en Marianne mag
den olijftak bewaren.
John Buil verwijdert zich met de
groote trom en een paar blaasinstrumenten,
om die over te brengen in den gereedstaan-
den verhuiswagen.
Rechts van het tooneel zoekt Minister de
Beaufort een goed heenkomen, maar een
politieagent grijpt hem van achteren bij den
kraag en houdt hem stevig bij den mouw-
vast.
Het is Dr. Kuijper, die tot den benauw
den Staatsman zegt: „Wacht een beetje!
Die anderen kunnen vertrekken, maar u
dient je nog te verantwoorden".
Volkomen juist de situatie weergegeven
Het diplomatenspel was het iets anders
dan spel? wat de Vredesconferentie ons
te zien gaf, heeft een einde genomen, na
slechts matige belangstelling en des te groo-
ter onverschilligheid bij het toekijkend pu
bliek te hebben ondervonden.
Een oogenblik kwam er beweging en span
ning, als een electrische schok, die het ver
slapte lichaam van een paralyticus doorvaart.
Het was, toen de correspondentie van ko
ningin Wilhelraina met paus Leo XIII werd
voorgelezen, van den paus, dien men tot
iederen prijs gepoogd had, uit de Conferen
tie te weren
Maar nu moet het naspel nog komen.
Wat voor minister de Beaufort wel eens
geduchte ernst kan blijken te zijn.
Niet een klucht na de tragedie, maar een
tragedie na de klucht.
Vanwege de „Nederl. Zuid-Afrikaansche
Vereeniging" is onderstaand manifest ver
spreid, gericht aan het Engelsche volk, inzake
de noodlottige spanning in Zuid-Afrika en
het oorlogsgevaar dat de Zuid-Afrikaansche
Republiek en de stamverwante Hollandsche
Afrikaners door de houding van een deel van
het vijandig gezinde Engelsch Ministerie be
dreigt.
Wij laten eenige ruimte daaronder open.
Men knippe het uit onze krant, men ver-
zaraele er eenige handteekeningen op en
zende ons het uitknipsel daarmede toe. Wij
zullen het dan weer opzenden naar de plaats,
waar de handteekeningen rerzameld worden.
Wij zullen het adres eenige raaien achtereen
afdrukken om zoodoende gelegenheid te geven
zooveel namen te krijgen als mogelijk.
Aan het volk van Groot-Britannië.
Wij Nederlanders, verwant aan U door
een gemeenschappelijken oorsprong, door
overeenkomst in geschiedenis en traditiën,
door gelijksoortige zeden en staatsinstellingen
ontleenen aan deze verwantschap, waarop wij
trotsch zijn,de vrijmoedigheid om uitdrukking
te geven aan den onweerstaanbaren aandrang
van ons hart en de diepe overtuiging van
ons verstand, dat er bij velen uwer een
sterke neiging bestaat een schromelijk onrecht
te begaan jegens het volk der Zuid-Afri—
kaansche Republiek, eene loot van onzen
gemeenschappelijken Germaanschen stam, een
volk zwak in aantal, maar sterk door de
deugden, welke door alle Angelsaksers op
den hoogsten prijs worden gesteld moed,
onafhankelijkheidszin, zelfbewustheid en gods-
dienstzin.
Wij doen een beroep op uw dieper besef
van rechtvaardigheid en edelmoedigheid,
wanneer wij U toeroepen
Laat af van de pogingen, door sommige
uwer geldmannen eu staatslieden beproefd,
om dit volk te belemmeren in de geleidelijke
ontwikkeling van eigen aard eu aanleg en te
onderwerpen aan Awen wil.
Laat af van het zoeken en aangrijpen van
aanleidingen en voorwendsels om u te mengen
in zijne aangelegenheden, omdat het deze op
andere wijze regelt, dan U redelijk en wen-
schelijk schijnt.
Laat overigens dit volk zich natuurlijk
ontwikkelen, zelf den geest des tijds onder
gaan, die onvermijdelijk voortdrijft op den
weg van vooruitgang in stoffelijk en geestelijk
opzicht en elke gewelddadige stoornis ver
oordeelt, omdat zij de geleidelijke ontwikke
ling veeleer vertraagt dan bevordert.
Wij vragen u dit. dringend, niet alleen
omdat, eene andere politiek leiden moet tot
geweld, bloedstorting, broedermoord; maar
ook omdat daardoor het recht geschonden,
de naam van Britsche rechtvaardigheid ge
schandvlekt, van Britsche scherpzinnigheid
ondermijnd en die van Britsche grootmoedig
heid tot een spoternij gemaakt wordt.
Falsaris.
De Parijsche correspondent van de Times
geeft een overzicht van de verschillende
redenen die voor de reis van den Franschen
minister van buitenlandsche zaken Delcassé
naar Petersburg opgegeven worden een
reis, zoo plotseling opgekomen, dat Delcassé'a
ambtgenooten er pas in den laatsteu minis
terraad van gehoord zouden hebben. Men
heeft dat bezoek aan Petersburg trachten te
verklaren door den wensch om het bezoek van
Moerawjóf ie beantwoorden, door het zitting*
nemen van den socialist Milleraud in het
ministerie, door den maatregel tegen Négrier,
deu toestand in Servie, enz., maar geen van
die verklariugen is steekhoudend, volgens het
betoog van den correspondent.
Hij geeft er een andere lezing van, die
naar hij voorgeeft, op op „bijna zekere"
gegevens steunt. Nicolaas II zou sedert lang
de regeering moede zijn. Hij heeft allerlei
teleurstellingen ondervonden. Een poos gele
den bijvoorbeeld zond hij aan de verdrukte
Armeuiers een half millioen roebels uit zijn
particuliere kas, maar later bleek het hem
dat zij er geen roebel van in handen gekre
gen hadden. En zoo is er veel gebeurd. Ook
het feit dat hem nog geen zoon geboreu is,
maakt hem ongerust. Hij denkt aan de -
Russische legende volgens welke een Tsaar
die geen zoou heeft, opgevolgd zal worden
door Tsaar Michael, bestemd om Konstanti*
nopel te veroveren hij past dat op zichzelf
en zijn broeder Michael toe. Vandaar dat hij
er lang over gedacht heeft, afstand te doen
van den troon ten behoeve van zijn broeder
Michael, maar de hoop, een zoon te krijgen,
hield hem daarvan tot dusver terug, daaren
boven wilde hij geen afstand doen zoolang
als grootvorst George leefde, omdat hij
de natie niet wilde blootstellen aan de
mogelijke gevolgen van een regeering die
bestemd was, maar zeer kort te duren. Ook
stelde hij zijn plan uit tot na afloop van de
Haagsche Conferentie. Maar hij heeft altijd
gezegd „Ik beu niet bij machte, mijn plannen
Wul«|]ksfhf en Laigslraatschc Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,—.
Franco per post door het geheele rijk f 1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advektentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentieburea van
Adolf Steiner, Hamborg. Reclames 15 cent per regel
IV.
75 Lias li135.
De kapitein der artillerie, zichtbaar ontroerd en
door allerlei tegenstrijdige gewaarwordingen be
stormd, zonder te weten, wat hij in dit geval
denken moest, had het gelaat afgewend.
Filip Dormelles begreep wat er iri hem omging.
Groote God, indien ook Massias aan hem twij
felde, dan zag hij geen redding meer.
Hij drukte de handen tegen de borst, om het
onstuimig kloppen van zijn hart tegen te gaan.
Duizenden woorden, vol vurige welsprekend
heid, kwamen in zijn brein op, waarmee hij zijn
onschuld zou kunnen aantoonen, bewijzen die hij
geven kon, dat hij het slachtoffer van een helsche
list was, maar te vergeefs, hij was een gevangene,
men had hem bevolen te zwijgen, hij zou streng
bewaakt worden en zijn vriend twijfelde aan hem.
llij had ai zijn moed, al zijn kracht noodig,
om niet neer te vallen en met wankelende schre
den volgde hij kolonel Allevard, die de kamer
verliet.
Bij de deur stond Martineau, die, zoodra hij den
hoofdofficier gewaar werd, zich weder in postuur
zette, met de eene hand aan zijn politiemuts, de
andeie op den naad van zijn broek. Hij had het
geluid van toornige steramen gehoord, dat uit de
kamer van zijn kapitein kwam en daaruit had
hij begrepen, dat deze eenig gevaar dreigde, zon
der nog juist te weten, waarvan men hem be
schuldigde.
Met zijn goedige trouwe oogen zocht hij den
blik van Filip Dormelles op te vangen, ten einde
hem zijn ongerustheid uit te drukken en zijn
vurig verlangen, hem van dienst te zijn.
Kolonel Allevard merkte dien blik op.
Hij fronste de wenkbrauwen en mat den soldaat
van hoofd tot voeten.
Wat zegt gij? vroeg hij.
Martinau antwoordde
Niets, kolonel.
Gij hebt een zonderling uiterlijk.
Martineau zweeg.
De kolonel hernam
Hebt gij vanmorgen deze woning bewaakt?
Ja, kolonel.
Zijt gij niet weg geweest
Neen, kolonel.
Den geheelen morgen niet
Ik heb alleen een brief aan mijn vader naar
de bus gebracht, kolonel en in een koffiehuis gaan
ontbijten, zooals ik iederen morgen doe.
Zijt ge anders nergens geweest?
Neen, kolonel.
Martineau werd eensklaps vuurrood, hij dacht
aan de heerlijke oogenblikken, die hij met de
mooie mevrouw Regnaut had doorgebracht.
Dat wil zeggen, ja, kolonel, hernam hij, ik
ben nog een half uur boven geweest, bij iemand,
die op de tweede verdieping woont.
Spreekt ge de waarheid?
Ja, kolonel.
En hebt ge in dien tijd de deur open ge
laten
Neen, kolonel, dat doe ik nooit, ik heb de
sleutels altijd in mijn zak als ik uitga.
Is er iemand hier geweest, terwijl gij weg
waart
Neen, kolonel.
Ook niet toen gij de struat op zijt geweest?
Neen, kolonel.
Het is goed.
Kolonel Allevard verliet de woning gevolgd door
kapitein Massias en Filip Dormelles, die een
somber stilzwijgen bewaarde.
Het rijtuig wachtte beneden en bracht hen naar
het ministerie terug.
Op den drempel van zijn bureau gekomen, deed
de kolonel daar Filip binnentreden en zeide tegen
kapitein Massias
Ik dank u, kapitein en verzoek u geen
woord te spreken over hetgeen gij gehoord en
gezien hebt.
De artillerie-kapitein bracht de hand aan zijn
képi.
O! zeide de kolonel, toen kapitein Massias
zich wilde verwijderen, wees zoo goed aan den
officier van de wacht te zeggen, dat hij mij een
korporaal met twee man moet zenden.
Hij loosde een zucht vat» spijt, groette en begaf
zich naar het wachtlokaal van het ministerie.
Toen hij weg was, sloot kolonel Allevard de
deur van zijn bureau en wendde zich tot Filip.
Kapitein, zeide hij, ik zal onmiddellijk onzen
commandant, generaal Rolland, inlichten van
hetgeen er is voorgevallen.
Ik verzoek u er om.
Hebt ge mij niets mee te deelen betreffende
de aanklacht, die tegen u gedaan is?
Niets, kolonel.
Goed.
De kolonel liep met groote stappen zijn bureau
op en neer.
Hij wist zichzelf niet gped rekenschap te geven
van hetgeen er in hem omgingaan den eenen
kant was het hem een voldoening, de bewijzen
gevonden te hebben voor de schuld van kapitein
Dormelles, dien hij zoo bitter haatte, maar aan
den anderen kant was er iets in de houding, in
de stem van den jongen officier, dat hem eerbied
ufdwong ondanks zichzelven. Zonderling hij, die
meende zijn vijand te vernederen, voelde zichzelf
vernederd.
De komst van den korporaal met twee solda
ten, die hij had aangevraagd, was hem een wel
kome afleiding.
Voor de deur van het bureau hoorde hij de
commando's
Peloton halt.
Zet af 't geweer.
Geweer bij den voet.
De kolonel snelde r.aar buiten, waar de soldaten
met de bajonet op het geweer stonden te wachten.
Hij plaatste den korporaal in de antichambre, een
soldaat voor de deur en een voor het venster.
Laat niemand van hier gaan, verzet u des
noods met geweld, dat is het consigne.
Na deze maatregelen genomen te hebben, keer
de hij op zijn bureau terug om de papieren te
halen, die hij op de kamer van Filip had gevonden
en die hij bij het binnentreden op de schrijftafel
had geworpen.
De ongelukkige jonge man hoorde de geweer
kolven op de steenen der gang vallen en sidderde
van afschuw bij deze ruwe arrestatie.
Hij werd bewaakt als een gevangene, achter de
ruiten van het venster zag hij een bajonet fonkelen.
OGod welk een schanderiep hij uit,
terwijl hij zich de handen wrong in wanhoop.
Hij kon tiet nalaten met een bitteren glimlach
tegen kolonel Allevard te zeggen, toen deze weer
anm—K—w—iWf
binnnenkwam
Dat alles is wel overbodig, kolonel, ik wil
niet vluchten, integendeel, ik verlang zoo spoedig
mogelijk generaal Holland te spreken.
Wanneer hij u wil aanhooren, dan wensch
ik niets liever. Zoodra mijn rapport is opgemaakt
en mijn verantwoordelijkheid opgeheven, bekom
mer ik mij in het minst niet meer om uw zaak,
wees daar verzekerd van, maar intusschen moet
ge mij toestaan dat ik alle maatregelen neem, die
de wet voorschrijft.
Na deze op stroeven toon gesproken woorden
ging hij heen en nam de bewijzen of altbane
wat hij voor de bewijzen hield van het verraad
van Filip Dormelles mee.
Deze als gevangene alleen gebleven, zonk als
vernietigd op zijn stoel terug en tastte met beide
handen naar zijn brandend hoofd.
O 1 kon hij slechts een weinig kalmte in zijn
verwarde denkbeelden brengen I Hoe gaarne had
hij bedaard over zijn zaak willen nadenken en
de middelen beramen, waardoor hij zijn laffe
vijanden kon ontmaskeren en overtuigen. Het was
duidelijk merkbaar dat de aanslag kwam van die
twee ellendelingen Aurélien De rrabert en oom
Daniël.
Voor zichzelf was Filip daarvan vast overtuigd,
hij had er het moreele bewijs van, maar hoe zon
hij dat bewijs vaststellen en zijn overtuiging door
zijn meerdelen doen deelen? Wat hem net meest
schrik aanjoeg en hem met een sombere, marte
lende ongerustheid vervulde, was de nauwkeurige
nabootsing van zijn handschrift, zoo nauwkeurig
dat hij er zichzelf door zou laten bedriegen. Het
geleek wel alsof daarbij toovenj of hypnotisme
in het spel was. Het kon niet anders, of meo
moest dar, handschrift als echt erkennen.
O 1 het helsche plan was goed overlegd en be
hendig ten uitvoer gebracht, terwijl hij geheel
opging in zijn vreugde en in het geluk dat hem
te wachten stond.
Over vier dagen had hij dien morgen nog
uitgeroepen, toen hij den grauwen herfstdag zag
aanbreken, over vier dagen zal zij voor het geheele
leven de mijne zijn, voor altijd, mijn mooi, lief
aangebeden vrouwtje 1 Marguérite!
Eu thans
(Wordt vervolgd.)