Nummer 68. Zondag 27 Augustus 1899.
22e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industr ie en Gemeentebelangen,
Eerste Blad.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FEUILLETON.
UITGEVER:
"Waalwijk.
9!
Als wij ons vorig opstel beschouwen in
het licht der Pauselijke Encycliek, dan moe
ten wij terugkomen van onze zienswijze als
zou de gedwongen winkelnering op zich
zelve zonder hare misbruiken meer een jam
mer dan een groot kwaad zijn
Door de gedwongen winkelnering toch
wordt een aanslag gepleegd op het waar en
eigenlijk recht van den werkman zijn loon
naar eigen vrije verkiezing te besteden, ge-
dioongen winkelnering ook zonder ie hooge prij
zen is dus eene onrechtcaardigheid.
Daartegen is niGts in te brengen, want
alleen door geweld hem aangedaan zal de
arbeider zich die vrijheid laten benemen.
Nu zijn velen van oordeel, dat combinatie
van nijverheid en winkelnering bij de wet
moest verboden zijn. Met die beperking der
vrijheid van bedrijf zijn wij het al evenmin
eens als met de gedwongen winkelnering en
wij kunnen er gelukkig gerust op zijn, dat
in Nederland zoodanige wet nog lang op
zich zal laten wachten.
Zij, die aldus redeneeren, zeggen „Och,
anders helpt het toch niet, want na afschaf
fing van den imoératieveD dwang blijft toch
altijd de moreele dwang over, waaraan geen
werkman zich onttrekken wil.'7
Schoone lofspraak voorwaar voor onzen
werkman, want hoe sterker die moreele
dwang werkte hoe liever wij het zouden zien
en dat men hier en wij gelooven terecht
Falsaris.
80 liet doel heiligt de middelen.
zoo spreekt over de kracht van den mo-
reelen dwang pleit sterk voor den werkman,
het bewijst, dat hij geacht wordt het hart
op de rechte plaats te hebben, dat hij ach
ting voor zijn werkgever heeft. Het maat
schappelijk vraagstuk zou eer lot zijne op
lossing gebracht zijn, als men overal met
zulke werklieden te doen had. Moge het
hier steeds zoo blijven maar daartoe be
denke men, dat liefde wederliefde eisckt.
Ons hoofdbezwaar is, dat de werkman zijne
waren te duur moet betalen, waarvan wij,
sedert wij ons eerste artikel schreven, en
kele staaltjes te hooren kregen, waarvan wij
zeggen C'est de la Barbarie Barbaarsch
ja, noemen wij zooals in sommige winkels
gerekend wordt, Barbaarsch, dat in diezelfde
winkels een knecht meer betaalt dan een
vreemde. Met afschuw keeren wij zulke
winkels, waar de rechtvaardigheid zoo bru
taal wordt in het aangezicht geslagen den
rug. Als die voorbeelden moeten trekkeD,
als de werkman bij zulke werkgevers in de
leer gaat, dan, jadoch neen,
C'est de la Barbarieen daarvan wenden
wij ons -liever af.
Dat er bij moreelen dwang nog iets niet
in den haak is geven wij toe, maar als wij
alvast zoover waren, dat slechts moreele
dwang overbleef en de werkman kan zeggen:
ik betaal hij mijn baas slechts een billijken
prijs, dan zoudeD wij hoewel nu juist niet
voldaan toch tevreden kunnen zijn.
Met behoud der winkelnering is er voor
den werkgever een eenvoudig middel, waar
door alle kwestie in deze voor werkgever en
werkman naar beider genoegen zou opgelost
zijn. En daarvoor behoeft niemand op samen
werking of tusschenkomstte wachten. Dwang,
zoo schreven wij, is een leelijk woord, en dat
zal elk ons toegeven en toch, lezer zal ons aan
te bevelen middel weer op dwang neerkomen.
Wij hebben al gesproken over impératie-
ben ik u zooveel mogelijk uit den weg gegaan.
ven dwang (dwang, die ons van boven al
opgelegd wordt) van moreelen of zedelij ken
dwang (dwang des harten) een derde soort
dwang, waaraan alle menschen onderworpeu
zijn, en waartegen dus ook de werkman
geen bezwaar zal hebben, is de dwang door
ons eigen belaDg opgelegd, de dwang om te
gaan naar den winkel, waar wij het beste
bediend worden en dien wij zouden willen
noemen den magnetiscben dwang.
En wat zou er tegen zijn, dat de werkge
ver zijne knechts goedkooper bediende dan
elk ander en wie zou het wraken
Gesteld iemand, die geene verplichting
heeft, verbindt zich om het gansche jaar
door zijne artikelen in denzelfden winkel te
koopen, zou hij dan geene bijzondere voor
deden kunnen bedingen Zou het hem
moeite kosten om bijv., om maar eens iets
te zeggen, op de gewone concurreerende
prijzen 2°/0 korting te genieten? Men zou
blind moeten zijn voor al wat de reclame
al niet uitvindt om klanten te lokken om
daaraan te twijfelen.
-JSn zou er dan iets tegen zijn, neen zou
het niet hoogst billijk zijn, dat de werkgever
om de moreele verplichting te ondervangen
op dergelijke wijze zijne werklieden te ge-
moet kwamdat hij door goede waar en
exceptioneele prijzen eer. natuurlijken band
vormde tusschen zijne werklieden en zijne
winkelnering
Niemand zou het wraken en terwijl thans
de hooge prijzen de clandisie geheel tot de
werklieden bepalen zou dezelve zich dan vrij
kunnen ontwikkelen, wat ruimschoots zou
opwegen tegen de nu op oneerlijke wijze
verkregen winsten.
Zou er dus financieel geen schade, eer
voordeel zijn, moreel zou de winst zeker
overwegend ziju èn uit individueel èn uit
maatschappelijk oogpunt.
Ook bij deze oplossing blijven wij een
te voorschijn en stak haar dat toe.
Lees.
Het artikel stond op de eerste pagina en was
voorzien van een in het oog loopenden titel, ter
wijl in den tekst verscheidene woorden met vette
letters en op afzonderlijke regels gedrukt waren.
g
Katholieken bond niet slechts dienstig, maar
noodzakelijk achten en zal deze steeds een
ruim arbeidsveld vinden.
Werkgevers, die den magnetischen dwang
toepassen, zij dus, die toonen van goeden
wille te zijn, zullen zelf naar zulk een Bond
verlangen, als gevende de meeste waarbor
gen voor eene duurzame gewenschte ver
standhouding tusschen werkgever en werkman.
Bovendien is er sinds lang eene andere
verstandhouding tusschen beiden in ontwik
keling. Bij de eene industrie heeft deze een
sneller verloop dan bij de andere en zoo is
haar gang bij de Langstraatsche Industrie
eene meer geleidelijke.
De perfectionneering der machinale fabri
catie verzwakt de beteekenis van den werk
man als vakman en maakt hem steeds meer
afhankelijk van den werkgever.
't Is die overweging waarom de Paus den
werkman niet alleen aanraadt, maar hem ge
biedt zijn kracht te zoeken in vereeniging,
niet tegen, maar in overleg met den mees
ter en geleid door den Godsdienst, opdat hij
niet allengs eenzaam en onbeschermd ter
prooi valle aan de gevoelloosheid der bezit
ters, aan de teugellooze hebzucht der con
currentie met in haar gevolg den alles ver
slindenden woeker.
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
zich zacht.
Dit aan het adres van alle in deze be
langhebbende partijen.
Wij gelooven, dat men gelegenheid te
over gehad heeft en nog heeft om zich aan
anderen (elders) te spiegelen, dat de ge
dwongen winkelnering reeds afmetingen heeft
aangenomen groot genoeg om hier te denken
aan het spreekwoord van den put en het
kalf.
Men neme de oorzaken weg, die tot ver
deeldheid leiden moeten. X.
ijifslrMlM-Jtf Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door liet geheele rijk f'1,55.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advehtentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven morden *2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het ad verten tioburea van
Adolf Steinër, Hamborg. Reclames 15 cent per regel
V.
Ja, hernam hij, ik weet wel dat mijn tegen"
woordigheid u onaangenaam is en dat gij mij van
vijandige gevoelens verdenkt, die echter volstrekt
niet in mij omgaan. Ik lijd veel verdriet, dat
verzeker ik u, maar ik heb de kracht dat leed te
onderdrukken en ik hoop dut ik die kracht zal
behouden. Tot mijn ongeluk heb ik in mijn hart
eerst begrepen, toen het te laat was.
Toen gij hier in huis kwaarat, waart gij nog een
onbeduidend meisje, nauwelijks den kinderschoe
nen ontwassen en ik verbeeldde mij destijds al
een man te zijn, Marguerite. Ik heb u dan ook
in den beginne als een kind beschouwd en u een
weinig veronachtzaamd. Hoe zwaar ben ik daar
voor gestraft 1 In een paar jaren zijt gij opge
groeid tot een vrouw, tot een bekoorlijke, betoo-
verend schoone vrouw. Die gedaanteverwisseling
kwam zoo plotseling, dat ik er over verbaasd
stond, en toen het mij ten slotte duidelijk werd,
wat ik voor u gevoelde
Marguerite, die haar ongeduld niet langer kon
bedwingen, viel hem vrij scherp in de rede
Genoeg daarvan, ik kan niet veronderstellen,
dat gij hier gekomen zijt met het doel mij uw
gemoedstoestand te beschrijven. Gij hebt verzocht
mij te spreken, wat verlangt ge?
Aurélien fronste de wenkbrauwen, maar hij wist
zich te beheerschen en ging voort met zijn ge-
maakten glimlach en op den vriendelijken toon,
waarmee hij het gesprek begonnen had
Ge hebt gelijk, het is nu te laat om u der
gelijke verklaringen te doen, ik heb te lang ge
wacht en daar zal ik mijn geheele leven spijt van
hebben. Laten we er maar niet verder over
spreken, maar ge zult toch moeten erkennen, nicht
Marguérite, dat ik u tijdens uw verloving met
kapitein Dorinelles niet heb lastig gevallen met
mijn liefde en spijt. Ik kende u te goed om niet
te weten, dat mijn liefde hopeloos was en daarom
Marguérite De Briais was volstrekt niet over
tuigd, dat de neef van Daniël Hilson zoo volko
men en vrijwillig van zijn liefde afstand had
gedaan. Zij kon liet ruwe gedrag, wuaraan hij
zich bij de ontplofïing in de vallei des Villards
te haren opzichte had schuldig gemaakt, maar niet
vergeten en sedert haatte zij Aurélien, die haar
vroeger onverschillig was geweest. Van de an
dere aanslagen, die Aurélien en oom Daniël tegen
het lever: van Filip Dormelles hadden gepleegd,
wist zij niets, haar verloofde had het gebeurde
ook voor haar geheimgehouden om haar niet
noodeloos te verontrusten, maar ook zonder dat
haatte zij hem. Ook nu geloofde zij geen woord
van alles wat hij gesproken had, zij wist dat hij
loog, zij gevoelde het, zij was er moreel van
overtuigd.
Zij wilde hem evenwel aanhooren, totdat hij
haar het doel van zijn bezoek had meegedeeld en
zij had er een voorgevoel van, dat hij haar iets
verschrikkelijks te zeggen had.
Om evenwel een noodeloos gesprek te vermijden,
antwoordde zij niet op zijn laatste woorden, maar
bleef ir. afwachtende houding voor hem staari.
Aurélieu, zonder zich van zijn stuk te laten
brengen, ging op zijn huichelachtigen toon voort
Niettemin heb ik op den bodem van mijn
hart een weinig hoop overgehouden, een zwakke
vonk, die blijft smeulen, die nooit zal uitdooven.
Er zou een wonder moeten gebeuren om uw hu
welijk met kapitein Dormelles te verhinderen,
nicht. Marguérite, en ik heb geduldig gewacht tot
dat wonder zou gebeuren.
Welnu? vroeg Marguérite zeer ongerust.
Welnu, dat wonder is gebeurd, antwoordde
hij.
Wat bedoelt ge?
Ik bedoel, dat Marguérite De Briais, de
dochter uit een eervol geslacht, de Fransche die
Frankrijk liefheeft, niet de vrouw kan worden
van kapitein Filip Dormelles.
Waarom niet? vroeg zij kalm, maar met
doodsbleek gelaat.
Omdat Filip Dormelles zijn vaderland heelt
verraden en heden ontmaskerd is.
Het meisje haalde de schouders op en zag hem
vol verachting aan, terwijl zij zeide:
Ge liegt.
Aurélien haalde het nummer van de Vigilant
Marguérite las het artikel vluchtig door.
Het begon met de belangen van het geheim der
nationale defensie uiteen te zetten en de gevaren
die het vaderland bedreigden, wanneer die gehei
men werden verraden, ver\olgens vertelde men
de feiten, zoo sterk mogelijk gekleurd er werden
aan het ministerie stukken ontvreemd, deze snel
en heimelijk gecopieerd, die couieën aan de re
geering van een vreemde mogendheid verkocht en
de origineele stukken in het geheime archief te-
ruggelegd. En de schuldige Helaas, een officier,
een kapitein van de genie, en de naam stond
daarachter voluit in kapitale letters gedruktFilip
Dormelles.
Het artikel eindigde met deze woorden
//Een huiszoeking, bij den verrrader gedaan,
heeft geleid tot de ontdekking van een geheim
document van de hoogste waarde, betreffende de
fabricage van rookeloos kruit, üp het ministerie
teruggebracht, werd Filip Dormelles genoodzaakt
zijn misdaad te bekennen, waarop hij terstond in
hechtenis genomen en overgebracht is naar de
gevangenis du Oherche Midi."
Het meisje hield Aurélien de courant voor, wees
naar liet bewuste artikel en vroeg, terwijl zij hem
met van toorn fonkelende oogen aanzag
Is dat waar?
De volle waarheid.
Zij frommelde de courant in elkaar en wierp
ze Aurélien in het gelaat, terwijl zij uitriep
Ellendeling, hebt ge dan gedacht, dat ge mij
met uw helsche listen een oogenblik zoudt kunnen
misleiden Dat ik ook maar één seconde aan
mijn aanstaande zou kunnen twijfelen Dat er
in mijn hart een verdenking kon ontstaan tegen
een man als kapitein Dormelles, het toonbeeld van
eer en rechtschapenheid? Filip Dormelles, een
verrader I Wie zou daaraan kunnen gelooven?
Aurélien bleef doodbedaard: raapte de courant
op, stak die iu zijn zak en antwoordde:
Mijn hemel, lieve nicht, men heeft er op het
ministerie toch wel aan kunnen gelooven, want
de schuldige is in hechtenis genomen.
Welnu, mijnheer, dan zal men er niet lan
aan gelooven. Weet ge wat ik denk, of liever
waar ik vast van overtuigd ben?
Neen.
Dat dit alles uw werk is, uw werk en dat
van uw oom, Daniël Hilson. Gij hebt het niet
gewaagd, hem openlijk aan te vallen, omdat gij
daar te laf voor zijt en daarom hebt ge hera een
lagen, verraderlijken valstrik gespannen. Hoe ge
dat hebt gedaan, welke middelen ge daartoe hebt
aangewend, ik weet het niet, maar ik zal het
spoedig te weten komen en dan zal ik u meedoo-
genloos ontmaskeren en mijn Filip schitterend
wreken.
Zij was op dit oogenblik beeldschoon, met haar
door woede hoogrood gekleurd gelaat en haar van
verontwaardiging fonkelende oogen.
Aurélien werd angstig, maar toch dwong hij
zich tot een droevig lachje; toen hij zeide:
Mijn lieve nicht, hoe grievend miskent ge
mij, maar zelfs voor uw toorn moet ik u nog
dankbaar zijn, want ik zag u nog nooit zoo schoon
als thans.
Zij wierp hem een minachtenden blik toe.
Ja, mompelde zij voor zich, hij en zijn oom
hebben dat schandelijk bedrog ten uitvoer ge
bracht en ook zijn moeder heeft er aan deelge
nomen. Sedert eenigen tijd houden zij geheime
conferenties, de oom, de moeder en de zoon. De
mannen zullen zich niet verraden,daartoe zijn zij
te behendige schurken, maar de vrouw is zwak
en zenuwachtig, zij zal misschien spreken, ik moet
dus met haar beginnen.
Dit gemompel, waarvan Aurélien hoe hij zich
ook inspande, niets verstond, deed zijn ongerust
heid nog toenemen.
Wat zegt gij vroeg hij.
Niets waar gij belang bij hebt, antwoordde
Marguérite, en thans, nu ik het verpletterende
nieuws weet, is uw aanwezigheid hier niet langer
noodzakelijk.
Wat beoordeelt ge mij toch onrechtvaardig,
Marguérite. Gij overstelpt mij met verdenking en
beleedigingen, maar om het even, van u kan ik
alles verdragen en ik beklaag mij er zelfs niet
over, ik bied u zelfs mijn hulp aan.
Die weiger ik.
Wat zult gij alleen kunnen doen vroeg hij.
(Wordt vervolgd.)