Nummer 75. Donderdag 21 September 1899. 22* Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
?EB®iwïwe.
ANTOOH TIELEN.
Volksgezondheid.
FEUILLETON.
Staatkundig overzicht.
UITGEVER:
Zij, die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren, ontvangen
de nog deze maand verschijnende
nummers GRATIS.
Wul«ykstfef en Langstraatsclw Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,
Franco per post door het geheele rijk fl,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Waalwijk.
Advertentiën 1 7 regels f0,60daarboven 8 cent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitscn-
land worden alleen aangenomen door het advertentiaburea vau
Adole Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
,|M|| nu II Ill II li IMI*"-"" IJIIW—
De Regeering heeft twee hoogst belangrijke
wetsontwerpen ingediend, in het belang der
volksgezondheid. Op een voordracht ten
behoeve eener betere volkshuisvesting de
„Woniogwet" is nu gevolgd een herzie
ning van dat deel der geneeskundige wetten,
waarin het geneeskundig Staatstoezicht is
^eregeld, de „Gezondheidswet".
„Geneeskundig Staatstoezicht" heette liet
onderwerp der wet van 1 Juli 1865. De
tegenwoordige voordracht luidt„regeling
van het Staatstoezicht op de Volksgezond
heid". Eu in dit verschil van titel ligt de
groote beteekenis der beide regeeringsvoor-
drachten, geheel in de richting ook van de
hedendaagscho geneeskunst.
Niet genezing van kwalen staat op den
voorgrond, maar voorkoming daarvan;
niet verpleging van zieken, maar zorg voor
de gezondheid.
Daartoe moeten heel wat verkeerde ge
woonten en vooroordeelden worden bestreden,
vele gebrekkige toestanden worden verbeterd
of verwijderd.
De bestaande organen van Staatstoezicht
zijn daartoe onvoldoende gebleken. Daarom
wordt die zorg uitgebreid naar boven en
naar onderen. Door een „centralen ge
zondheidsraad in het leven te roepen, welker
leden (jaarwedde f4500) zich geheel aan hun
taak kunnen wijden, zal men een krachtig
orgaan verkrijgen, dat den toestand en de
behoeften over het geheele land overziet en
de regeering voortdurend kan voorlichten,
met bijstand van eenige inspecteurs, die
tijdelijk of voortdurend worden aangesteld,
't zij voor algemeenen dienst, 't zij voor een
bij zond eren tak van gezondheidszorg, zooals
voor de handhaving van de woningwet, van
de epidemiewet, van de wet op de apotheken
enz. De regeering gelooft met 7 inspecteurs
te kunnen volstaan (waarvan 3 voor de wo
ningwet) op een jaarwedde van f 4000 en
f1500 voor reiskosten.
Naar onderen wordt de zorg uitgebreid,
door de Geneeskundige Raden, die nu voor
één of meer provinciën zijn ingesteld, op te
heffen en overal gemeentel ij ke ge-
zondheidscommissiën in 't leven te roepen,
't zij één of meer in elke gemeente, 'f, zij
één voor eenige gemeenten samen en waarvan
de leden worden benoemd door den Com
missaris der Koningin, na (niet uit) een
aanbeveling vanwege Burg- en Weth.
Aldus zullen de plaatselijke toestanden tot
bun recht komen. Waar een goede gezond
heidscommissie reeds bestaat, kan zij besten
digd worden. De secretaris der gezondheids
commissie worden bezoldigd en het Rijk
draagt daartoe de helft (ten hoogste f 200
voor elk bij.
Deze regeling komt ons zeer deugdelijk
voor en haar toepassing zal stellig veel bij
dragen tot verbetering der volksgezondheid.
De Transvaalsche regeering zegt in haar
antwoord op Chamberlain's dépêche van 12
September, het te betreuren, dat Engeland
geheel nieuwe voorstellen heeft gedaan, en
verklaart dat de Transvaalsche voorstellen,
die men thans heeft laten vallen, waarin het
vijfjaarskiesrecht en een uitgebreider verte
genwoordiging werden voorgeslagen en En
geland gevraagd werd, niet verder aan te
dringen op de suzereiniteitskwcslie, het gevolg
waren van door den B'itscheti agent gegeven
wenken, waarop Transvaal te goeder trouw
afging. Transvaal was niet voornemens,
opnieuw noodeloos de kwestie van de poli
tieke positie van het land te berde te bren
gen. Het wilde enkel, als^ Engeland de
voorstellen goedkeurde, een eind maken aan
den gespannen staat van zaken. De Irans—
vaalsche regeering zag de moeielijkheden in,
wat betreft de aanneming van haar voorstellen
door het volk en den Volksraad, maar waagde
het er op, ze te doen wegens haar oprecht
verlangen naar vrede en omdat Chamberlain
haar verzekerd had, dat zoodanige voorstellen
niet beschouwd zouden worden als een
afwijzing van zijne voorstellen, maar dat de
kwestie naar omstandigheden zou geregeld
worden. Transvaal blijft bij haar toestemming
in de voorgestelde gemengde commissie,
maar kan niet inzien waarom de Engelsche
regeering thans een zevenjaarskiesrecht on
voldoende zou achten, zonder zulk een onder
zoek. De dépêche zegt verder dat het een
misverstand moet geweest zijn, als Engeland
meende dat Transvaal bereid was de voor
stellen betreffende het vijfjaarskiesrecht en
een vierde gedeelte van de zetels van den
Volksraad ter onvoorwaardelijke aanneming
aan den Volksraad voor te leggen. De Trans
vaalsche regeering deed geen voorstel
betreffende het gebruik van de twee talen in
den Volksraad, omdat zij zulk een maat
regel onnoodig en ongewenscht achtte. De
Transvaalsche regeering is niet ongeneigd om
te treden in het voorstel betreffende een
conferentie, iu plaats van een gemengde
commissie, maar er rijst een moeielijkheid,
ort.dat de aanneming afhankelijk wordt ge
maakt van de goedkeuring van de vooraf
gaande voorwaarden, welke de Transvaaische
regeering uiet aan den Volksraad kan voor
leggen. De regeering verlangt vurig en aan
vaardt gaarne arbitrage, gelijk zij vast
Falsaris.
VI.
87 Het wisselboekje.
Robert wist, dat hij ongeveer tachtig kilometers
van Parijs verwijderd was en dat hij aus veel tijd
en inspanning zou noodig hebben, om dien afstand
te voet af te leggen.
Toen hij zich nu had overtuigd dat de kans van
ontsnappen hem zeer gunstig was daar men hem
zoo ver van de spoorbaan niet zou vervolgen,
nam hij poolshoogte aan welken kant de hoofd
stad moest liggen, ten minste in zooverie dat
mogelijk was in deze duisternis en bij volslagen
gebrek aan alles, wat men bij het opmaken der
topographie van een landstreek kau noodig hebben.
Toen de dag aanbrak bevond hij, dat hij zich in
zijn berekening niet had vergist en de borden,
die hier en daar aan den kant van den weg
stonden, bewezen hera dat, zoo hij al met den
kortsten weg nam, hij toch voor 't minst naar
Parijs liep.
Robert bracht zijn kleederen een weinig in orde
en, besloten zich niet te doen opmerken, geen in-
lichtingeu te vragen noch aan voorbijgangers, noch
aan de woningen waar hij lang3 kwam, rukte hij
een dikken tak van een boom die hem tot stok
moest dienen om zijn weg te vervolgen.
Geen wederwaardigheden, geen onaangename
ontmoetingen, vertraagden zijn loop, niets dan de
vermoeienis en de slechte toestand van sommige
wegen, waardoor zijn voeten, door de fijne laarzen
slecht beschermd, hera dikwijls pijn deden.
Herhaalde malen was hij genoodzaakt op den
een of anderen steen te gaan zitten uitgeput, met
gebogen rug en het hoofd op de handen gesteund,
maar noch de vermoeienis, noch de koude was in
staat over zijn kracht te zegevieren en toen de dag
viel, kwam hij, na een wandeling van ongeveer
twintig uren, ie Parijs aan.
Onder dien tocht had hij zijn plan, dat hij zou
volgen ernstig overdacht.
Hij begaf zich het eerst naar zijn hotel, ver
wisselde haastig van kleeding, stak het geld, dat
hij op zijn kamer had geborgen, bij zich, nam een
rijtuig en begaf zich terstond naar de rue Bona
parte no. 70.
Kapitein Filip Dorraelles? vroeg hij aan de
portierster, moeder Bergougnous.
Zij antwoordde met treurig gelaat
Niet thuis.
Kan ik dan niet met zijn oppasser spreken?
Ook niet thuis.
Goed, dan kom ik terug.
Ongerust., bevreesd voor eer: ramp waarvan hij
den aard nog niet kon veronderstellen, dwaalde
hij rond door de straten in de buurt van de kerk
Saint-Sulpice.
Kort na tien uur zag hij in de rue Bonaparte
licht achter de vensters van de eerste verdieping
van no. 70; het waren dezelfde vensters, waaraan
hij Mariineau had gezien op den dag dat hij
doelloos, alleen uit nieuwsgieriggeid den oppasser
had gevolgd. Dat kwam hera nu goed te pas.
Hij ging regelrecht naar boven en stond nu
weldra tegenöver den soldaat.
Hoe was hij veranderd, de arme Martineau, bleek,
ODtdaan, met roode oogen alsof hij geweend had.
Wat verlangt ge, mijnheer, vroeg hij.
Ik wensch uw kapitein te spreken.
Niet thuis.
Maar dan komt hij toch spoedig thuis?
Ik weet het niet.
Mijn God 1 riep Robert Duhesme uit, uw
houding, de klank van uw stem is den ka
pitein een ongeluk gebeurd?
De angst kneep Robert liet hart samen, hij kon
zich niet langer bedwingen.
Er sprak zooveel angst uit het gelaat van Ro
bert Duhesrae, zijn toon klonk zoo oprecht, dat
Martineau er door geroerd werd.
Wie zijt gij dan, dat ge zooveel belang in
kapitein Dorraelles stelt? vroeg hij.
Een vriend, meer dan een vriend. Kort
geleden, op een avond, ving ik ten huize van
mijnheer De Prabert een gedeelte van een gesprek
op, waarbij men zijn rust, zijn veiligheid be
dreigde en'nu wilde ik hem waarschuwen, hem
zeggen, dat hij op zijn hoede moest zijn, maar
onvoorziene gebeurtenissen hebben mij eensklaps
uit Parijs verwijderd en ik kom van zeer ver, ten
koste van de grootste vermoeienissen, om uw ka
pitein in te lichten.
Mariineau zuchtte.
Te luatl
besloten is vast te houden aan de bepalingen
van de conventie van 1884. De dépêche
eindigt met het vei trouwen uit te spreken
dat de Engelsche regeering bij nieuwe
overweging geen verdere drukkende voorstel
len zal doen, maar zal blijven bij haar
oorspronkelijk voorstel betreffende een
gemeDgde commissie.
Het antwoord van de Transvaalsche regee
ring, waarvan men de hoofdzaak hierboven
vindt opgenoemd, iszooals te verwachten
was, weigeiend. Er staat duidelijk in te lezen
dat de Britsche agent te Pretoria haar om
den tuin heeft geleid door het voor te stellen
dat Engeland niet aan de onafhankelijkheid
van de republiek zou tornen als deze de
concessies deed die zij later, toen de strik
ODtdekt werd, heeft moeten intrekken. Het
is niet duidelijk, hoe de crisis nu nog in der
minue geschikt zou kunnen worden. De
Engelsche pers loert de oorlogstrom en maakt
veel vertoon met de berichten over het vertrek
van troepen naar Zuid-Afiiks. Maar ook de
stemming onder de Boeren blijkt met den
dag onrustiger te worden. Zij kijken de
Engelschen, die nog in huu land zijn, donker
aan en vragen hun, wanneer de rooibaatjes
komen en loopen met hun nieuwe geweren
roDd. Het is niet denkbaar dat de Engelsche
regeering terug zal krabbelen nu zij zich
gesteund weet. door de overgroote meerder
heid van het volk. Chamberlain heeft met
zijn laatste nota zelfs de vriendenc van de
Boeren belezen en hen overtuigd vau het
gematigde en redelijke van zijn onbeschaamde
eischen.
De anders goed ingelichte correspondenten
van de Daily Chronicle en de Manchester
Guardian hebben Zaterdag de plank misge
slagen met te berichten dat de Transvaalsche
regeering de gemengde commissie afwees.
Integendeel, iu het résumé van haar antwoord
uit Pretoria staat uitdrukkelijk dat zij blijft
bij haar toestemming iu de voorgestelde
commissie, en zij vraagt Engeland ten slotte
Ik smeek u. zeide Robert, terwijl hij de bei
de handen van den soldaat vatte, zeg mij wat er
gebeurd is, misschien kan ik het kwaad nog wel
herstellen of ten minste de noodige aan wijzigin
gen geven omtrent de personen, die hem in het
verderf willen storten.
Inderdaad? Kent gij dan een zekeren Daniel
Ililson, oom Daniël zooals zij hem noemen, die
er zoo zwak en ziekelijk uit ziet, als liep hij met
den dood in zijn schoenen, maar die toch zoo
gevaarlijk is als een dolle hond?
De oogen van Robert Duhesme schoten vonken,
zijn gebalde vuisten hieven zich op tot aan het
gelaat van Martineau en met doffe stem zeide hij*
Ja, ik ken dat monster en ik heb gezworen,
dat deze handen een einde zouden maken aan
zijn gevloekt bestaan. t» u
Bravo I riep Martineau uit, terwijl hij Robert
Duhesme krachtig op den schouder sloeg, de toon
waarop gij dit zegt, bewijst een diepgewortelden
haat, uw gelaat boezemt mij vertrouwen in, ik
ben alleen, ik zou zoo gaarne mijn besten kapi
tein te hulp komen en ik weet niet wat ik doen
moet. 01 mijnheer, wanneer ge mij kunt helpen
om al die geheimen, die mij omringen en die
allerlei afschuwelijks verbergen, op te helderen,
wanneer gij mij den weg kunt aanwijzen, dien ik
te volgen heb om mijn kapitein te redden en
misschien liet berouw te smoren dat mij kwelt,
wees dau van harte welkom.
Ik zal het beproeven, zeide Robert ernstig,
maar wat spreekt gij van berouw
Door een onvoorzichtigheid van mij is de
list gelukt, waarvan mijn kapitein het slachtoffer
is geworden. O 1 ik zal het mij nooit vergeven 1
De arme Martineau sloeg zich met de vuist
tegen het voorhoofd.
Komaan, zeide Robert zacht, wanneer gij
wilt, dat ik u te hulp kom en u raad geef, zeg
mij dan eerst alles wat er is voorgevallen.
Martineau, die bovendien een sterke behoefte
had zijn hart lucht te geven, liet zich dit geen
tweemaal verzoeken en vertelde de droevige ge
beurtenis van de arrestatie van kapitein Filip
Dorraelles in alle bijzonderheden. Hij was vol
komen op de hoogte, want generaal Rolland had
hem laten roepen en hem scherp in verhoor ge
nomen.
Aan de vragen die hem waren gedaan, had hij
begrepen welk een ongerijmde, maar vreeselijke
beschuldiging er op Filip drukte.
Hem, begrijpt ge dat, mijnheer, hem, den
dappersten, den eaelsten, den knapsten officier van
het Fransche leger, hem te beschuldigen vau ver
raad, is dat uiet afschuwelijk
Mijn God, mijn God 1 zuchtte Robert, die een
marteling onderging, toen hij de mededeeling
vaD Martineau aanhoorde, en waarop berust die
beschuldiging?
Op papieren, die hier gevonden zijn en die
men, dank zij mijn dwaasheid, in een lade van
zijn schrijfbureau heeft neergelegd. Ja, dat is een
misstap van mij geweest, waar ik mijn leven lang
berouw van hebben zal. Stel u voor, mijnheer,
dat er hierboven een mooie jonge dame is ko
men wonen, zoo mooi, dat het niet mogelijk was
te veronderstellen, welk een laag en verraderlijk
karakter zij verborg en dat ik het als een misdaad
zou beschotfwd hebben, haar van iets kwaads te
verdenken. Driedubbele ezel die ik was, zij was
niets anders dan een medeplichtige, daar ben ik
nu zeker van. Zij liet mij boven, op haar kamer
komen, waar ik haar geholpen heb den boel in
orde te brengen en waar zij mij nog een tijdlang
aan den praat hield, terwijl ik de woning van
mijn kapitein, die aan mijn hoede was toever
trouwd, alleen liet staan. Evenwel, ik had de
deur gesloten, zooals ik altijd doe als ik heenga,
maar op een gegeven oogenblik vraagt ze mij
o zoo lief onder een aannemelijk voorwendsel,
haar even mijn sleutels te leenen. Dat was om
streeks tien uur eergistermorgen, vijf minuten
later gaf zij mijn sleutels terug, maar in dien tijd
was het gebeurd. O! het lijdt nu voor mij geen
twijfel meer, vier en twintig uren lang heb ik
alles goed overdacht. Ik ben naar die vrouw toe
gegaan, ik heb getracht haar onder het oog te
brengen hoeveel kwaad zij gesticht heeft, ik heb
gesmeekt, ik heb gehuild als een schooljongen.
Zij is toch nog niet door en door slecht en mijn
smeekingen hebben haar doen ontroeien, maar
helaas, niet sterk genoeg om haar aan 't spreken
te krijgen zij was zeker bang in die leelijke
zaak betrokken te zullen worden, want met een
standvastigheid, waartoe wij, mannen, niet in
staat zouden zijn, hield zij vol, dat zij van niets
wist, en geer schuld had aan het ongeluk, dat
mijn kapitein trof. Zoodra ik echter was heenge
gaan, heeft zij dit huis verlaten en is niet terug
gekomen, hetgeen voor mij zooveel is als een
bekentenis.
(Wordt vervolgd.)