Nummer 80 Zondag 8 October 1899. 22® Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, Eerste Blad. ANTOON TIELEN, ROOFOORLOG. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. FEUILLETON. Staatkundig overzicht. UITGEVER: W» :«J wii ir Loting voor de Nationale Militie. Das tochAlles wijst erop, dat Engeland tot het uiterste zal gaan en Transvaal met geweld tot onderwerping wil dwingen. Tot onderwerping. Want dat de Londen- sche regeering alleen het zwaard trekt, om gesehonden of miskende rechten te doen eerbiedigen, gelooft natuurlijk niemand. De oorlog, welke aan de Zuid-Afrikaansche Republiek wordt opgedrongen, is een oor log om bezit. De rijke mijnen v>n Trans vaal zijn het doel, gelijk de annexatie van de //parel der Antillen" het doel was der Amerikanen, toen zij de //verdrukte" Cuba nen „te hulp kwamen" tegen Spanje. Maar wekte het optreden der Yankees weerzin, nt>g stuitender is de aanslag op eeu vrij volk, waartoe Groot-Brilt.mnië thans gereed staat. De Engelschen hebben de Boeren opgejaagd en opgedrongen zij heb ben allerlei concessies afgedwongen zij heb ben op arglistige wijze gepoogd deze repu blikeinen van oud-Hollandsehen stam te breugen onder hun juk. Ook voor geweld zijn zij niet teruggedeinsd, en de roovertactiek van Jameson scheen hun een zeer geoor loofde manier, om hunne plannen le vol voeren. Maar nu al die pogingen zijn mislukt, wordt het masker afgeworpen. Albion brengt een talrijk leger bijeen om den strooptocht van begin 1896 voort te zetten en te wre ken. Geen dokter voert nu het opperbevel, maar een generaal. Eu die generaal heeft Maxims te zijner beschikking. Die generaal doet zijn soldaten vuren met kogels, welke zich uitzetten in het vleesch. Die generaal zal zonder genade een slachting doen aan richten onder een volk, dat niets anders vraagt, dan vrij en onafhankelijk te leven. Het is afschuwelijk. Elke oorlog wekt afgrijzen. De ontzettende rampen, welke hij veroorzaakt, de vreese- lijke wonden, welke hij slaat, stempelen hem tot een der grootste geesels, die liet menschdom kunnen treffen. Maar er is nog onderscheid, er is nog een verschil van graad. Soms schijnt hij een bijna noodzake lijk kwaad. Deze oorlog echter, deze strijd van het Falsaris. VII. 91 De gehangene. rijke Albión tegen de kleine, althans klein bevolkte Boereu-republiek, moet zelfs bet onverschilligste gemoed treffen door zijne cynisme. Het is waarlijk geen onjuist gekozen beeld, dat door de Boeren wordt gebruikt Acliab begeert den wijnberg van Naboth De Engelsclie staatkunde vertoont zich hier in al haar perfidie. Zij was schier nooit anders dan perfide. Trouweloosheid en mis bruik van macht, vormen haar traditie. Natuurlijk, er waren uitzonderingen. Een man als Gladstone moest (leze politiek meer dan eens tegen de horst stuiten. Maar in Chamberlain doet zij zich thans gelden in volle kracht. Deze koopman-staatsman ver persoonlijkt op „waardige wijze" het streven en begeeren het begeeren vooral van John Buil. Een klein volk, als de Transvalers kan er natuurlijk in 't geheel geen belang bij hebben den oorlog met het machtige En geland te wenschen. En werkelijk hebben Paul Kruger en zijne raadslieden al 't mo gelijke gedaan, wat het conflict tot een vre delievende oplossing kon brengen. Slechts hun vrijheid, hun binnenlandsche onafhan kelijkheid willen zij waarborgen, en dit is hun onaantastbaar recht. De oorlog is van hun kant een strijd om de groote vraag te zijn of niet te zijn Zal Engeland den aanslag volvoeren Zal het overwinnen P Zal het Transvaal verpletteren, annexceren Het ant woord kan niet lang meer uitblijven. Maar zéker is, dat onrecht vroeg of laat gewro ken wordt. En bovendien, de geschiedenis leert, dat niet altijd groo'.e staten de kleine konden vernielen. Het dappere Griekenland weerstond den aanval der overmachtige Per zen, en Holland trotseerde den strijd met het de wereld beheerschende Spanje. Ook Engeland stiet reeds eeumaal het hoofd in Transvaal. Een tweede échec zou voor het rijk van „Her most gracious Ma jesty" de oorzaak kunnen zijn van ernstige rampen. De Echo van het Zuiden, Wiialwijkschc en Lugstrutsekc Courant nrxrjzzna \z*. Dit Bind verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. A b o n n e ra en tspr ij a per 3 maanden f 1, Franco per post door liet geheele rijk f1,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever AdveuteutiëN 17 regels f0,60; daarbovon 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2mual berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het adverteutiftbnrea van Anoi.y Steiker, Hamborg. Reclames 15 cent per regel iji. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk: Gelet hebbende op art. 28 der wet van 19 Au gustus 1861, (Staatsblad No. 72) de wet van 4 April 1892, (Staatsblad No. 56) en op het besluit van den Heer Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant, van den le September 1899. Brengen ter kennis der belanghebbenden, dat de loting voor de lichting der Nationale Militie van dezen jare zal plaats hebben voor deze ge meente, op Dinsdag 24 October a. s. des voor- middags ten 11 ure, ten Raadhuize alhier, zul lende de trekking voor die militieplichtigen, welke niet opgekomen, of wiens vader, moeder of voogd mede niet tegenwoordig zijn, door den Burgemeester of het lid van den Raad dat bij de loting tegenwoordig is, geschieden. En zal deze worden afgekondigd en aangeplakt waar zulks gebruikelijk is. Waalwyk, den 4e October 1899. Burgemeester en Wethouders voornd., K. M. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W, VAN LIEMPT. ■1 De uren kropen langzaam en bang voorbij. Omstreeks twaalf uur hoorde Marguérite stappen, die buiten over het kiezelzand naderden, de huis deur werd geopend, de stappen klonken in de gang en daarna opende men ae deur der kamer en verschoof de stoelen die er voor geplaatst- waren. Aurélien trad binnen. Welzoo, zeide hij, heeft mijn lieve nicht een barricade opgeworpen. Drommels, het heeft er veel van of we nog in den tijd van de Commune zijn. Nu, hoe gaat het vanmorgen? Hij lachte zenuwachtig en sloot de deur achter zich. In de hand had hij een mandje, dat hij op de tafel neerzette, waarna hij voortging. Komaan, zijr. we nu wat beter te spreken P Niet zoo boos meer? Niet zoo strijdvaardig? Het meisje stond tegen den wand geleund en antwoordde niet. Wat nu, geen woord hernam hij. Maar dat is een i.araelooze wreedheid. Gij hebt nu toch wel den tijd gehad om na te denken en tot de overtuiging te komen, dat mijn vorderingen niet zoo onbillijk zijn. Ik verlang toch volstrekt niets ^loot de deur. worden en menigeen zou dat vreugde aannemen, mijn lieve. Marguerite volhardde in een hardnekkig stil zwijgen. Zacht en met smeekend gelaat naderde Aurélien. O 1 wanneer ge mij zwudt willen vergeven, mij als een vriend behaudelen, den man vergeten, die uwer on waai dig is en wiens naam op dit oogenblik door alle Franschen met afschuw wordt genoemd, hoe zou ik u beminnen, Marguerite, hoe zou ik u beminnen. In de oogen van het meisje was zooveel afkeer en verachting te lezen, dat Aurelien een kreet van woede slaakte. Koppig dingriep hij uit. Ik zal wel wachten tot gij wat verstandiger zijt geworden, ik heb den tijd, er is geen haast bij. Die tegen stand zal van zelf wel gebroken worden, maar ik wil niet dat de uren van gedwongen overpeinzing, welke ik u opleg, mijn schoo ie ongenaakbare, uw kostbare gezondheid zullen benadeelen en vooral niet den glans van uw schoonheid zullen verduisteren en daarom heb ik dit van Hotel voor u meegebracht: er zijn in deze mand heel wat fijne gerechten. 01 wanneer ge eens in een stemming waart om mij te dejeuneeren te vragen, wat zou ik in uw gezelschap smakelijk eten. Niet? Noodigt ge mij werkelijk niet uit? Nu, tot weerziens dan. Ik ga heen. O ja, hier is nog een doos tandpoeder om uw als parelsnoeren zoo schoone gebit te verzorgen. Denk aan mij, ik bemin u. Marguerite stond daar met strakken blik, zij verroerde zich niet en scheen de woorden van Aurélien niet gehoord te hebben. Dus behoef ik er niet verder op aan te drin gen, nietwaar? Het is goed, dan ga ik heen, maar om u de waarheid te zeggen, mijn lieve Margue rite, zult ge niet lang daar als een standbeeld overeind staan. De vermoeienis heeft ook haar rechten, de slaap zal die schoone oogen sluiten, zal deze hand ontwapenen en dat slanke lichaam neerwerpen, dat zich nu zoo krachtig stamde houdt. Wat ik zeggen wil, mijn lieve nicht, hier in de kamer staat een ledikant met een zeer goed bed, ge hebt ongelijk dat ge daar geen gebruik van maakt. Hij groette met de hand, verwijdeide zich en oneerlijks "var. "u, alleen dat"ge mijn vrouw zultToen hij weg was, ontzonk Marguerite den it in uw plaats mpty moed er. zij barstte in tinnen uit. Was zij dan van de geheele wereld verlaten Zou zij weerloos aan de willekeur van dien ellendeling zijn overgeleverd? Sombere gedachten bestormden haar en pijnig den haar hersens. Zij wierp de gedachte verre van zich de spijzen aan te raken, die Aurélien had meegebracht. De ellendeling wien elk middel welkom zou zijn, kan immers bedwelmende poeders ot vochten in den wijn of in het vleesch gedaan hebben. O I de slaap, hoe bevreesd was zij daarvoor. Zij zou er tegen strijden, zoo lang, zoo lang, dat het haar wel gelukken zou, hem te verdrijven. O i tAat-westtttseytieaaflrceiBaBRCïM rt«» .zsmtmssmrcuta* Na vier uur hoorde zij de pendule in de aangren zende kamer niet meer slaan; het uurwerk was waarschijnlijk niet opgewonden en stond natuur lijk stil toen het al'geloopeti was. Die langzame voortkruiping der uren had tot dusverre haar eenzaamheid nog een weinig verdreven. Op de hoogte te zijn van den tijd is een steun, die haar nu ook ontzonk. Marguerite De Briais zag in dit uitsterven van het laatste geluid een onheilspellend voorteeken. Het was haar alsof zij nu geheel in het onbe kende ronddoolde. Gebroken naar lichaam en geest, voelde zij dat een vreeselijke afmatting haar overviel en haar schoon, angstig kloppend hoofd zonk achterover tegen den rug van den fauteuil. Zij voelde een weinig rust en dat deed haar goed, haar oogleden vielen langzaam dicht. Eensklaps sprong zij op met een kreet van schrik. Het was de slaap, die zich van haar mees ter maakte, de slaap die haar bedreigde, de slaap, die haar aan den vijand zou overleveren. Neen, neen, dat niet. Zij begon in de kamer heen en weer te loopen, met de oogen zoo wijd mogelijk geopend, zij ver zette stoelen en fauteuils om door bezigheid den slaap te bestrijden. Odie slaap zou haar zoo welgedaan hebben. Wanneer zij sliep zou zij het verdriet vergeten, dat haar martelde, dan zou de koorts verdwijnen, die haar slapen deed gloeien. Hoeveel tijd liep zij doelloos rond Haar afgematheid nam toe en langzaam maar zeker voelde zij haar kracht bezwijken. Het arme meisje streed met een bewonderens- waardigen moed tegen den onzichtbaren vijand, die haar van alle kanten aanviel. Haar oogen vielen dicht en haar wil was machteloos ze weer te openen. Een hopelooze worsteling die uren duurde. Zij krabde zich over de handen, zij beet zich op de lippen en de lichamelijke pijn deed haar weer voor oenige minuten de overwinning beha len, maar haar wilskracht en gevoeligheid ver minderen meer en meer en de slaap maakte zich telkens met vernieuwde kracht meester van haar. Marguérite gevoelde dat zij overwonnen werd, dat haar weerstand vruchteloos was; een door dringende kreet, een kreet van angst en wanhoop, klonk van haar lippen, toen zonk haar lichaam Transvaal en Engeland. Drie onverzoenlijke vijanden komen nu te genover elkaar te staan. Aan de Hollandsch- Afrikaansehe zijde zien wij vooreerst de eog verbonden onafhankelijke Boerenrepublieken. Daarachter staat de groote Engelsche Kaap kolonie met een bevolking die grotendeels van denzclfden stam is als de Boeren. Men moet deze laatste bevolking als welwillend- neutraal beschouwen, dus zedelijk verbonden met de republieken. Reeds nu behoort men de Kaapkolonie te beschouwen als de mili taire basis van de twee republieken uit de kolonie zal het verlies van meuschenlevens aan de zijde der Boeren, zullen paarden, le vensmiddelen, schietvoorraad aangevuld moe ten worden. Duurt de strijd lang, dan be staat zelfs de mogelijkheid van een actief optreden der Afrikaanders in de Kaapkolo nie ten gunste vau hun broeders in het noorden. Aan Engeland's zijde staat het Britsche wereldrijk met (ongerekend de verre kolo- nieu), de kolonie Natal, verder Britsch Bets- joeanaland en Rhodesia terwijl Portugal als welwillend-nentraal beschouwd kan worden, misschien later zelfs als bondgenoot Hel derde clement wordt gevormd door de inboorlingen, de „naturellen", van geheel Zuid-Afrika. Het is thans nog niet te voor zien, aan welken kant zich deze vier millioen inboorlingen zullen scharen, waarschijnlijk aan de meestbiedende evenals vroeger in den Amerikaauschen vrijheidsoorlog, en wellicht niet overal en voortdurend aan denzelfden kant. Met het loslaten van deze wilde hor- zacht ineen en zij sliep vast in. Intusschen hadden ook Aurélien De Prabert en zijn waardige oom Daniel een onaangenamen dag doorgebracht. Generaal Rolland, die besloten wa9 een nauw keurig onderzoek in te stellen naar de feiten, die kapitein Filip Dorraelles ten laste werden gelegd, had oom en neef tegen den volgenden dag aan het ministerie van oorlog ontboden. De twee schurken waren niet iu verlegenheid, wat zij op de vragen van den generaal zouden antwoorden. Sedert lang gin/en zij op vriend- schappelijken voet om met kol 'nel Allevard en het was dus volstrekt niets vreends, dat zij hem op zijn bureau kwamen bezoeken. Trouwens, hun aanzienlijke stand en het groote vermogen der familie De Prabert "stelden hun boven alle verdenking. Zoo Filip Dormelles al getracht had aan te voeren, dai oom en neef de hand in zijn ongeluk hadden gehad, dan was dat toch slechts een ver klaring zonder eenig bewijs, een uitvlucht. Auré lien de Prabert zou naijverig zijn op Filip Dor raelles? Maar mejuffrouw Marguérite de Briais behoorende reeds sedert vijf of zes jaren tot het gezin De Prabert en wanneer haar neef haar in derdaad het hof had willen maken, dan zou hij daarmee toch niet gewacht hebben, tot de jocee officier hem het gras voor de voeten wegmaaiae. Neen, hij gevoelde niet de minste neiging tot het meisje, dat hij eenigszins als een zuster be schouwde. Bovendien, Marguérite verkeerde in den laatsten tijd in een zoo overspannen toestand, dat men aan haar woorden geen groote beteekenis kon hechten. Zoo had zij dezer dagen aan mevrouw De Pra bert, die haar toch na den dood van haar ouders in haar huis had opgenomen en zooveel als een tweede moeder voor haar was geweest, gezegd dat het haar uitdrukkelijke wil was, mevrouw De Prabert niet bij haar huwelijk tegenwoordig te zien zoo had zij zich eensklaps, zonder haar voogd of iemand anders te waarschuwen, uit het hotel De Prabert verwijderd zonder dut men wist waar zij zich op het oogenblik bevond. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1