Nummer 84. Zondag 22 October 1899. 22e Jaargang
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen*
Eerste Blad.
Gemeenteraad van Waalwijk.
ANTOON TIELEN,
JFboilletoü.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
UITGEVER:
Waalwijk.
De Echo van het 2uidea
Waalwyksche n Laagstraatsche Courant,
;s. Tr-'.Tx-.f-Ty.-^Tr-t
t.VT"rm
Dit Blad verscliijnt Woensdag en Z a t e r d a g a r o n d.
A b o n n e ra e n t s p r ij s per 3 maanden t' 1,
Franco per post door het geheele rijk f'1,15.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden
aan den Uitgever
Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel,
groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing
opgegeven worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch-
land worden alleen aangenomen door het advertentioburea Van
Adolf Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel
OPENBARE VERGA DERING
op Woensdag 18 October 18J9, 's namiddags
63/4 uur.
Aan de orde
I Vaststelling Geni. rekening 1898.
II. Idem Gem. begrooting voor 1900.
III. Suppletoir kohier Hoofdelijken Om
slag.
IV. Reclames idem.
Voorzitter De burgemeester K. A. M. rid
der de van der Schueren.
Alwezig de heeren Bayens en Mulders.
De voorzitter opent de vergadering, en de
secretaris leest de notulen der vorige voor,
welke worden goedgekeurd.
De Voorzitter„hedenmiddag is er nog
een stuk ingekomen, te laat om het ter visie
te leggen voor de leden."
De secretaris leest bedoeld stuk voor, nl.
een request van de K. v. K. alhier, waarin
zij aandringtalles te doen om onze vee—
markteu te bevorderen, voornamelijk zooals
dit in andere gemeenten geschied, door het
uitl oven van premien voor 't meeste en beste
vee, daar dit zeker goed zal werken. Rede
nen waarom zij verzoekt hiervoor een post
op de begrooting uit te trekken.
De Voorzitter„ik stel voor dit stuk te
stellen in handen van B. en W., opdat het
kau worden onderzocht.
De heer van Schijndel>ik zou dat niet
doen uu wordt de begrooting behandelt en
kunn'en we hierover tevens goed spreken en
ter visie leggen is niet noodig.<
Falsaris.
VII.
95 l)o gehangene.
Toen hij terugkeerde met langzame schreden,
een onwrikbaar besluit op zijn gelaat uitgedrukt
er. recht op den oudste der beide schelmen af
kwam, begon deze angstig te schreeuwen cn liet
zich op aen grond neervallen, waar hij kron
kelde als een slang.
Robert Duhesme greep hem met forsche handen
aan en tilde hem van den grond.
Genade, genade, medelijden gilde oom Da
niël, terwijl hij zich te vergeefs trachtte te ver
zetten. Ik wil niet sterven, ik wil niet, hulp
hulp 1
Zonder op zijn kreten te letten, nam Robert
hem mee.
Hij stak het hoofd van den ellendeling, wiens
door doodsangst verwrongen gelaat afzichtelijk
was om aan te zien, door den strop en liet het
lichaam eensklaps vallen.
De fijne 6chakels van den ketting drongen diep
in het vlecsch van oom Daniël en zijn plotseling
dicht geknepen keel liet geen geluid meer door.
De armen vielen langs liet lichaam, de beenen
strekten zich uit, het hoofd boog voorover, de oo-
gen puilden uit hun kassen, de tandelooze mond
opende zich en de blauwachtige tong kwam te
voorschijn.
Een paar malen trilde het opgehangen lichaam,
het deed drie stuiptrekkingen, telkens zwakker en
zwakker en toen bleef het onbeweeglijk hangen,
oom Daniël was een lijk.
Vol verachting had Robert Duhesme zich van
den gehangene afgekeerd en zijn doodstrijd zelfs
geen blik waardig gekeurd, maar Aurélien De
Prabert had, buiten ziehzelve van ontzetting, alle
bijzonderheden van deze terechtstelling gadegesla
gen. Groote God, indien de verschrikkelijke i echts-
pleger hem eens helzellde lot deed ondergaan 1
Hij viel op de knieën, weende en smeekte
Dood mij niet 1 Dood mij nietIk ben een el-
endeling maar ik heb berouw, wanneer ge eens
De Voorzitter „ik zou wat wachten, dan
kan een en ander worden besproken en
onderzocht, b. v. wie er moet keuren öf van
de Landbouw Mij. öf van de Veefonds
welke de beste markten er voor zijn etc. dan
kunnen we later de begrooting wijzigen."
De heer van Schijndel geen U daar
opnoemt kan evengoed thans besproken
worden; ik ben er sterk voor het nu te doen,
ik begrijp niet waarom we ermee zouden
wachteu hoe de andere leden er over den
ken, weet ik niet."
De heeren Quirijns en Timmermans van
Turenhout geven tevens hunne instemming te
kennen met het voorstel van den voorzitter
om ermee te wachten tot eene volgende ver
gadering, dan kan er eens over gedacht
worden.
Daarna wordt het voorstel van den heer
van Schijndel om deze aangelegenheid in
deze vergadering te behandelen in omvraag
gebracht en verworpen met 8 tegen l stem,
en is deze aanvrage gesteld in handen van
B. en VV.
I. Vaststelliug Gem. rekening over 1898.
De heer Timmermans als lid der commis
sie brengt als zoodanig rapport uit en zegt
dat, na alles te hebben onderzocht de com
missie er hare goedkeuring aan kan hechten.
Vastgesteld.
II. Vas'stelling Gem. begrooting voor 1900.
De begrooting wordt artikelsgewijze door
den secretaris voorgelezen.
Bij „Inkomsten" Hoofdstuk II, afdeeling
III Belasting op Honden zegt de heer van
Dooren als lid der commissie van onderzoek:
„Hier had de commissie wel een aanmer
king. De belasting op de honden is vermin
derd met f 50 nu dunkt de commissie dat
't eerder moest worden verhoogd, daar er
steeds meer houden komen."
De Voorzitter„we hebben dezen post
verlaagd omdat het ieder jaar te weinig
opbrengt, beueden de raming blijlt."
De heer Van Dooren „dan zal er toch
ook wel slecht toezicht op zijn".
wist hoeveel berouw ik heb. Ik ben nog zoo jong
en dan te sterven, het is onmogelijk, gij zult het
niet doen, oom. Gij zijt mijn oom 1 In naam van
mijn moeder, dood mij nietl
Ik zal u niet dooden, antwoordde Robert.
Aurélien herademde.
Hij richtte zich met moeite op eu zijn knikken
de knieën misten bijna de kracht hein staande te
houden.
O I ik wist wel, dat gij zulk een vreeselijk
plan niet zoudt hebben, zeide hij. Luister, ik ben
ziek, gebroken, mijn hoofd duizelt, laat mij van
hier gaar., bid ik u I
Neen.
Mijn God, wat wilt ge dan niet mij doen?
Ik wil dat gij hier opgesloten zult blijver.,
totdat het kwaad, dat gij gesticht hebt, hersteld
zal zijD.
Opgesloten Maar wanneer ik nu ia deu
eersten trein spring, die mij over de grenzen zal
voeren, wat hebt gij dan nog te vreezen?
Ik wil niet, dat gij in de gelegenheid zult
zijn mijn plannen tegen te werken.
Mijn God, daar het) ik in 't minst geen lust
toe.
Wie kan de geheime gedachten doorgronden
van een verrader en een lafaard
Neen, neen, ik wil hier niet blijven 1 riop
Aurélien uit, terwijl hij een angstigen blik naar
den gehangene wierp, niet bij hem 1
Robert Duhesme haalde de schouders op.
Eensklaps, met een sprong, snelde Aurélien naar
den kant van de deur en trachtte te vluchten, te
ontkomen aan het vreeselijk lot. waarmee hij be
dreigd werd.
Uren achtereen te moeten doorbrengen in te
genwoordigheid van dat lijk, welk een vreeselijke
straf, om liet verstand te verliezen.
De lbrsche hard vud Robert Duhesme hield
hem tegen.
Gij zult niet heengaan.
Hij trok een lang zijden koord los, waarmee
een der overgordijnen werd opgehouden en bond
Aurélien daarmee vast.
De jonge man bood een wanhopigen weerstand,
hij sloeg met al zijn kracht om zich heen als een
kind dat men een kastijding wil toedienen en dat
zich aan de welverdiende straf wil onttrekken
door krabbèu en bijten.
Nuttelooze tegenstand,, hij was niet opgewassen
tegen de reuzenkracht van Robert Duhesme, die
De voorzitter„we hebben huis aan huis
de honden door een nachtwaker laten opne
men, maar we konden niet aan 't getal komen»
De heer Van Dooren: „dan mag het, dunkt
mij nog wel eens goed gebeuren, daar er
telkens meer honden bijkomen."
De heer Hoffmans„laten wij dan die
post behouden en alles in 't werkstellen om
ze op te sporen."
De voorzitter: „ik zal er nogmaals nauw
keurig op laten letten
Bij Uitgaven, hoofdstuk III, art. 3 b, voor
pompen en putten f50, zegt de heer Van
Dooren „vooral met het oog op de pomp
op de markt, om die in goeden toestand te
brengen, dat ze bruikbaar wordt voornamelijk
met marktdagen en kermis, stelt de commissie
voor dezen po9t met f lOO^te verhoogen eu
een nieuwe te laten «naken."
De heer Timmermans van Turenhout
»maar zou het niet aan de put liggen; het
water uit den put der marktpomp is niet
drinkbaar.»
De heer Van Tilburg „dan moet het op
een andere plaats geprobeerd worden een
put te slaan voor goed water 't gaat toch
niet aan, dat menschen hier marktgeld be
talen en öp een auder water moeten gaan
koopen."
De heer Van Dooren „in de Zeine is nu
een stimsput geslagen van 8 M diep met
2 pompen er opik geloof voor f 40 en
helder, lekker water."
De heer Timmermans van Turenhout ,,'t
best is dit te stellen in handen van B. en W.
die kunnen het dan onderzoeken eu een
post op de begrooting brengen, want nu er
over beslissen, dan zouden we misschien te
veel of te weinig toestaan."
Dit voorstel wordt aangenomen.
Bij art. 6 b. van 't zelfde hoofdstuk: aanleg
eener nieuwe beplanting in de Kloostersteeg
f 350, vraagt de heer Van Dooren .- „wat
stelt het dag. bestuur zich met deze beplan
ting voor."
De voorzitter: »een dubbele rij leilinden-
gaandeweg zijn kalmte verloor en die nu in ze
nuwachtig ongeduld handelde, wat bij hem steeds
de voorlooper was van vreeselijke uitingen van
woede, die sommige gewichtige oogenblikken in
zijr« veelbewogen leven kenmerkten.
Aurélien hield eensklaps op met zich te verzet
ten en begon hartverscheurend te jammeren.
Een plotseling medelijden kwam in Robert Du
hesme op, hij werd ongerust en aarzelde een
oogenblik. In zijn geest kwam iets in opstand ter
gen het werk der vergelding, dat hij met zooveel
gestrengheid volbracht.
Aurélien De Prabert, wiens kreten al zwakker
en zwakker werden, begon om zijn moeder te
roepen, de laatste noodkreet die steeds over de
lippen van een wanhopige komt.
Moeder Moeder 1
Robert Duhesme sidderde over al zijn leden,
zijn blik richtte zich op het gelaat van Aurélien
en in de trekken van dien jongen man vond hij
trek voor trek die van zijn moeder, van Geor
gette, thans Félicienne De Prabert, terug. Hij
balde de vuisten, zijn gelaat, dat zooeven nog een
begin van medelijden vertoonde, werd hardvoch
tig en ongevoelig, ongevoeliger dan te voren.
Eensklaps keerde hij hem den rug toe en ging
heen.
Toen het geluid van zijn voetstappen was weg
gestorven, toen er opnieuw stilte in dit noodlot
tige huis heerschte, nam de marteling van Auré
lien De Prabert nog toe.
Hij lag onbeweeglijk aan handen en voeten ge
bonden op den grond en hoewel hij het hoofd
had afgewend om het lijk van oom Daniël, dat
eenige meters van hem verwijderd hing, niet te
zien, verkeerde hij toch in een duldeloozen toe
stand, want hij gevoelde de tegenwoordigheid van
dien doode, wiens strakke, gebroken oogen op
hem gericht waren, waardoor in zijn brein een
koortsachtig, on weerstaanbaar verlangen opkwam,
om hem te zien.
Langzaam, met moeite, als door een geheim
zinnige macht teruggehoudem die hij niettemin
wilde bestrijden, keerde hij het hoofd om, slaakte
reeds van te voren een kreet van afschuw en zag
hem aan.
Ja, daar was hij, de gehangene, vreeselijk om
aan le zien met zijn purperkleurig gelaat, tnet
zijn halfgeopeuden mond, inet zijn uitpuilende
oogen, met zijn in doodstrijd verwrongen lede-
boomen over 't spoor, zoodat daar een daan
gevormd wordt en wat er over schiet té ge
bruiken voor bijplanting in de Stationsstrkat.
De weg kan dan toch drogen, wijl die bbottien
recht opgaan en 't zal een schaduwrijke laan
een mooie wandelweg worden. Leilinden
zijn zeer sierlijk en üiet hinderlijk voor de
molen, bij andere boomen kan de weg niet
goed drogen, daar ze naar elkaar toegroeien;*
De heer Quirijns „ik heb er ondervinding
van dat grintwegen veel lijden door beplanting
aan weerszijden."
De heer Hoffmans„aan de Westzijde
vind ik goed, aan de Oostzijde niet; grintwe
gen lijden er veel door en de menschen
hebben er meer last dan genot van."
De Voorzitter„langs een kant en dan
later langs den anderen is verkeerd dan
blijft de weg altijd scheef."
De heer Timmermans Wz.„met een jaar
kon men 't toch wel probeeren, dan kan 't
publiek uitspraak doen."
De heer van Schijndel „als 't publiek
uitspraak moet doen, zijn ze er zeker allen
voor."
De post wordt daarna goedgekeurd.
Omtrent de aankoop van weegwerkluigen
voor eeDe gemeentewaag, waarvoor f 200 is
uitgetrokken, vraagt een der leden of dit wel
genoeg is, waarop de voorzitter antwoordt
dat dit bedrag ruim genoeg is genomen en
er misschien nog overschiet."
De heer Hoffmans „is bij het opmaken
der gasfabriek begrooting gelet op de duurte
der steenkolen."
De Voorzitter antwoord bevestigend.
Bij Hfdst. IV, art. 4 kosten baggeraak fJ0.,
zegt de heer Mombers: „ik beu zelf eens we
zen kijken aan de haven, dat werk kan die
man onmogelijk alleen doen, dat heeft hij
mij ook gezegd."
De Voorzitter »ik heb er nog niets van
gehoord, maar zal 't onderzoeken en als het
noodig is, zullen we er iemand bij zien te
krijgen.
Bij hoofdstuk VI, art. 1, jaarwedden van
maten.
Een vreeselijke angst overviel den ongelukkige,
een angst die aan waanzin grensde.
Hij rukte en wrong zich in zijn koorden, waar
mee hij gebonden was, en het gelukte hem een
zijner armen een weinig I09 te krijgen.
Robert Duhesme had, in zijn vluchtige opwel
ling van medelijden, de knoopen niet stijf aange
haald.
Toen rees er weer een weinig hoop te kunnen
vluchten in het hart van Aurélien, hij had geen
geduld om te wachten tot hij zich geheel van zijn
koorden bevrijd zou hebben, zijn eenige gedach
te was zoo spoedig mogelijk deze plaats van ver
schrikking te verlaten, niet langer in de onmid-
delijke nabijheid van den gehangene te zijn. Nog
niet geheel bevrijd, begaf hij zich naar de deur,
die in de eetzaal uitkwam en daar hoopte hij wel
een mes te zullen vinden, om de kooraen verder
door te snijden, maar in zijn zenuwachtige haast
trapte hij op een koord dat langs zijn beenen
hing, struikelde, trachtte vruchteloos zich staande
te houden en viel voorover op den grond.
Zijn voorhoofd bonsde tegen den post van de
deur, waardoor Robert Duhesme was heengegaan
en die hij half open had gelaten, daar hij zijn
gevangene nu toch in de onmogelijkheia tot
tot vluchten waande.
Hij richtte zich op met een doffen kreet, zijn
beide handen grepen naar zijn voorhoofd, waar
aan hij een bloedende wond had bekomen, een
oogenblik hleef hij staan, toen overviel hem een
duizeling, hij zonk neer en stootte in zijn val te
gen het lijk.
De ongelukkige bleef op den grond liggen, on
beweeglijk, bewusteloos en boven hem schom
melde het lichaam van oom Daniël, dóór den
schok, dien het gekregen had, aan zijn ketting
heen en weer, terwijl de schakels telkens een
knarsend geluid gaven.
Uren gingen voorbij.
Toen Aurélien tot het bewustzijn terugkeerde,
hief hij zich langzaam halverwege open bleef op
den grond zitten. Zijn geheele hoofd deed hem
vreeselijk pijn, zijn oogen staarden verwilderd
om zich heen, als herkende hij de plaats niet,
waar hij zich bevond.
(Wordt vervolgd.)