Nummer 86. Zondag 29 October 1899. 22° Jaargang. Eerste Blad. Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, De Zuid-Afrikaansche oorlog. Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEVILLETON. UITGEVER: Waalwijk. De Echo van het Zuiden. faalvfjbscbe ra Langstraatstlie Courant Dit Bind verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abon nemen tspr ij s per 3 maanden f 1, Franco per post door het geheele rijk f 1,25. Brieven, ingezonden stokken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentiën 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent pur regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing' opgegeven^ worden 2maal berekend. Advertentiën voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentiöburea van Adolï Steiner, Hamburg. Reclames 15 cent per regel li I i1 Het wordt hoe langer hoe raoeielijker zich uit de berichten van het oorlogsterrein eene eenigszius duidelijke voorstelling te maken van den daar heerschenden toestand. Be richten van Trausvaalsche zijde zijn nooit ontvangen worden ze daar verzonden, dan laat ze de ceusuur toch niet door(daarom is het zoo te betreuren dat alle kabels in handen der Engelschen zijn.) Van Engelsche zijde kwamen tot dusver talrijke berichten over de belangrijke over— winniDgeu door dezen behaald, welke berichten meestal grove leugentaal en ver bloeming van geleden verliezen bcvatteu, maar waaruit toch de troepenbewegingen eeuigszins konden worden opgemaakt. Maar nu worden ook de Engelsche tijdingen schaarser en steeds onduidelijker. Maar wat wel zeker en duidelijk is, is dat men in Enge land in de tweede heltt der vorige week te hard van stal geloopen is met zijn zegevie rende berichten over de gebeurtenissen in 't noordelijk deel van Natal de cijfers aan gaande de verliezen der Boeren, eerst bij Glencoe Vrijdag, toen bij Elandslaagte Zater dag de relazen over in handen van de Britsche horden gevallen Trausvaalsche vlag gen de uitweiding over heldendaden der Engelsche krijgers, dit en veel anders nog heeft een soort overwinningsroes doen ont staan in het land van John Buil en toen het eene etmaal na het andere verliep zonder de gewone dageliiksche dosis, ontstond er allengs een paniek, welke er door het als kalmeering bedoelde vertoog van den heer Wyndham Falsaris. VIII. 97 Gerechtigheid. Toen kolonel Allevard alles had doorgelezen, leunde hij met de ellebogen op bet blad van ziju schrijfbureau en bleef met het hoofd in de handen een oogenblik zitten peinzen, daarna stond hij eensklaps op. Generaal! Welnu Ik verklaar u als mijn vaste overtuiging, dat deze bekentenissen waarheid bevatten. Zij leeren de personen duidelijk kennen, die zij ge- teekend hebben en die ik het ongeluk had, mijn vrienden te noemen. Sommige bijzonderheden zouden door niemand zoo nauwkeurig kunnen meegedeeld worden als door Aurélien De Prabert en Daniël Hilson. Hun bedrog blijk ook duidelijk uit den valschen brief, die aan mejuffrouw De Briais is verzonden en door de schandelijke wijze waarop alles wat er eergisteren hier gebeurd is, tot in de kleinste onderdeelen in een der avond bladen is meegedeeld. Men zocht schandaal te wekken. De geheele toeleg komt mij thans duide lijk voor. Ik ben misleid geworden, maar ik zweer u bij mijn eer als soldaat, dat ik geen medeplichtige was. Daar ben ik zeker van, zeide de generaal. Ik ben schuldig, ging de kolonel voort, wien3 stem eenigszins beefde, schuldig jegens mijn vader land dat ik de kostbare papieren, die aan mijn zorg waren toevertrouwd, zoo slecht bewaakt heb, maar vooral ben ik schuldig jegens kapitein Filip Dormelles. Hij stond op en naderde den jongen officier. Kapitein, ging hij voort, gij hebt vijanden, die in hun haat voor niets terugdeinzen, maar ik zon misschien niet zoo gemakkelijk door hen mis leid zijn geworden, wanneer ik geen ongerecht vaardigde» wrok tegen u had gehad. Ik ben zoo belachelijk zwak geweest, naijverig te zijn op uw bekwaamheden en toen gij beschul- (den onderstaatssecretaris van oorlog) in het Lagerhuis, lang niet beter op werd In hoever het feit, dat de schitterende overwinnings-verhalen met de meest gede tailleerde bijzonderheden, bij nadere over weging tot de juiste proportien zijn terugge bracht moeren worden, heeft bijgedragen tot de algemeene ongerustheid, valt niet zoo heel precies te zeggen, doch voor zoover men de Britten nog in staat acht tot kalm nadenken, tot beoordeeling der feiten, zou men toch moeten veronderstellen dat de opgeschroefde overwiuningsberichten van de beide laatste dagen der vorige week, gewroken ziju door den geweldigeu terugslag, naarmate men nader tot de waarheid kwam. Beschouwen we eerst eens het gevecht bij Glencoe, waarvan melding werd gemaakt, als een schitterende overwinning der Engelschen en een bijna algeheele vernietiging der Boeren, gepaard met het veroveren van al hunne kanonuen en krijgsvoorraad. De nadere berichten die hieromtrent inko men doen de gevolgen daarvan heel anders uitkomen. Men leze hieromtrent het volgende. De correspondent van de Central News zegt: Toen de Engelsche troepeu Vrijdag teruggekeerd waren in het kamp, bleek, dat de berichten ovrer kanonnen, op de Boeren vermeesterd, onjuist waren. Het was de vijand (de Boeren) die er in slaagde de ka- nouen op ons te veroveren, eer de heuvel bestormd werd door de infanterie. Toen de onzen de Boeren bereikten, hielden slechts weinige goede schutters stand. De overigen trokken zich terug. Inmiddels bedreigde Joubert Dundee. Zondagmorgen openden de Boeren het vuur op Dundee, waarbij uitmun tend gericht werd. In den loop van den dag werden alle Britsche troepen naar Glencoe overgebracht, dat later eveneens in volkomen orde ontruimd werd. Ten laatste blijkt dus dat deze schitterende overwinning geëindigd is met: lo. Dat negen Eagelsche officieren door de Boeren zijn gevangen genomen, alsmede een heel esca— dron huzaren (160 man sterk) en die allen naar Pretoria zijn gevoerd. 2o. dat Yule na den slag tot den terugtocht is gedwongen met achterlating van dooden en gewonden, waar door aan generaal Joubert de gelegenheid werd gegeven den Engelschen een lesje in de wellevendheid te geven, nl. hij zond be richt omtrent den dood van generaal Symons aan White. 3o. dat geen kanonnen ja niets is veroverd, maar talrijke mannen zijn gesneuveld, en ten 4o dal de Eugelsche bladen erkennen dat het gevecht, Vrijdag bij Glencoe geen overwinning was. Ook het daaropvolgend gevecht bij Elands laagte, waarvan wij in ons vorig nummer reeds eene beschrijving (van Engelsche zijde) gaven, schijnt, nadat er nu en dan wat uitlekt, niet zoo gunstig afgeloopen als men eerst t publiek wilde doen gelooven; het blijkt uit een telegram van de Morning Post«: t feit, dat de Boeren Elandslaagte weder bezet hebben lijkt de berichten over de Engelsche overwinning daar in een ander licht te kunnen plaatsen. De Boeren hadden hier echter evenals de Engelschen zware verliezen, zooals 't volgende officieele bericht uit Pretoria zegt De burgers uit Johannesburg en het Neder- laudsche vrijwilligerscorps zijn in harduekki- gen strijd geweest met een Engelsche over macht te Elandslaagte. Het gevecht duurde twaalf uren 100 burgers zijn gesneuveld of gewond, 200 worden er vermist. Den 24en is wederom een strijd geleverd bij Rietfontein, waarvan nog niet veel bijzon derheden bekend zijn, alleen 't volgende Telegrammen over het treffen tusschen generaal White en de Boeren, gedurende White's voortrukken van Ladysmith om gene raal Yule te ontmoeteu, melden dat de vijand zijn batterij drie K.M. ten zuiden van Mod derspruit had opgesteld. De Boeren begonnen op verren afstand met geweervuur op de Engelsche voorhoede te schieten. Daarna beschoot hun artillerie met veel juistheid de Engelsche kanonnen. Een gevecht volgde bij de hoeve Rietfontein, dat zes uur duurde. De Engelschen bestormden achtereenvolgens die stellingen en trokken zich slechts terug toen het bleek, dat de Boeren de hoofdstelling ontruimd hadden. Men kan hieruit nog niet juist opmaken wie overwinnaar is gebleven, maar zeker hebben de Engelschen hier niet veel succes behaald. In deze drie gevechten, bij Glencoe op 20, bij Elandslaagte op 21, en bij Rietfontein op 24 dezer hebben de Engelschen, volgens hun eigen opgaven, tezamen ae volgende verliezen geleden (met inbegrip van de vermisten, die bij de dooden geteld zijn, maar ongerekend de krijgsgevangenen) 14 officieren gesneu veld, 67 gewond, 85 minderen gesneuveld 414 gewond tezamen 580 dooden en ge wonden, wat voorzeker niet weinig kan ge noemd worden. Hoe is de toestand op 't oogenblik Naar luidt een telegram van White van 26 Oct., is generaal Yule werkelijk te Ladysmith aangekomen na een zeer zwaren marsch. (Dit verdient echter nog bevestiging.) De leger machten van beide generaals zijn hier dus vereenigd terwijl nog gemeld wordt dat van uit Pietermaritzburg groote versterkingen infanterie en artillerie aldaar zijn aangekomen. Ook de Boeren rukken van verschillende zijden op tegen Ladysmith, zoodat hier de beslissende slag waarschijnlijk zal vallen. De Boeren zijn reeds in de nabijheid en alles is gereed voor een algemeen gevecht. Nu de legeraterkten die hier tegenover elkander staan. Uit Ladysmith wordt aan de Temps ge seind dat de Engelschen 8000 man en 40 kanonnen hebben. De Boeren uit de Trans vaal zijn 10,000 man sterk en hebben 8 kanonnen. De Boeren uit den Vrijstaat zijn 9000 man sterk. Het aantal van hun kanonnen is niet bekend. Iu Londen is men algemeen van meening dat de terugtocht van generaal Yule een succes voor de Boeren is, die evenwel de fout begingen van de verbinding tusschen de ge neraals Yule en White tot stand te doen komen. Men beschouwt den toestand thans als volgt De Engelsche troepenmacht is digd werd, miste ik de noodige kalmte om die beschuldiging naar waarde te schatten. Ik heb u veel leed veroorzaakt. Ja, mompelde Filip. Daarom vraag ilc u vergiffenis, ik wil mij openlijk tegenover u beschuldigen en u zeggen dat ik berouw heb over mijn onrechtvaardige verden king en mijn barschheid. Kapitein Massias en luite nant Guénard zijn er getuigen van geweest, zij hebben mij op dat oogenblik hun afkeuring ge toond, zij zullen er thans ook getuigen van zijn, dat ik u voldoening geef. 't Is goed, kolonel Allevard, 't is goed riep generaal Rolland uit, gij zijt een man van eer, dat weten wij wel. Wij zullen dien Aurélien De Prabert en dien Daniël Hilson laten opsporen en wanneer wij hen in handen hebben, dan zullen wij hen mondeling hun geschreven bekentenissen doen herhalen, maar ik heb niet langer willen wachten om de onschuld, van kapitein Dormelles bekend te maken en hem in vrijheid te stellen. 01 ik dank u, generaal I riep Filip uit, wan neer ik nog langer in de gevangenis had moeten blijven, dan zou ik gestorven zijn van schaamte en droefheid onder het gewicht van die vreeselijke beschuldiging. Het bleeke vermagerde gelaat, de diepliggende oogen van den jongen officier bewezen inderdaad hoeveel hij geleden had. Gij zijt nog jong, mijn waarde Dormelles, en gij zult dat wel te boven komen, zeide generaal Rolland, te meer daar het u niet aan troost zal ontbreken. Neem in de eerste plaats die van uw kameraden en vrienden aan, iu afwachting van die, welke u nog wel zoo aangenaam zal zijn. Heden is reeds het verlof ingegaan, waar gij om gevraagd hebt. Ik hoop toch, dat er in uw plannen geen verandering zal gekomen zijn. Niet? Dan is het goed. Het zal mij een genoegen zijn morgen uw huwelijksinzegening hij te wonen. Tranen kwamen Filip in de oogen en hij wist niet hoe hij den edelen man zou bedanken. Kapitein Massias en luitenant Guénard bleven niet achter met hem hartelijk geluk te wenschen. Dit was het einde van een afschuwelijke droom, het was een wonderdadige bevrijding. De generaal, gelukkig met de wending die de gebeurtenissen hadden genomen, vergezelde de drie officieren naar de binnenplaats. Toen Filip Dormelles in gezelschap van zijn vrienden Massias en Guénard de groote poort van het ministerie verliet, vond hij daar den braven Martineau, die op hem stond te wachten en wiens gelaat straalde van vreugde en triomf. Kapitein, zeide hij, na hem behoorlijk gesa lueerd te hebben, daar ginds is iemand, die met ongeduld op u zit te wachter.. Terwijl hij dit zeide wees hij naar een rijtuig, dat op den hoek van de rne de Bourgogne stond. Filip begreep hem. Hij werd plotseling zoo aangedaan, dat hij wankelde en de beide handen greep van Martineau die hij mee alle kracht drukte als een zwijgende maar toch welspreken de dankbetuiging. Vol bescheidenheid verwijderden zich de beide officieren, terwijl zij hem haastig toeriepen Tot weerziens. Martineau zeide met een schalksch lachje Kapitein, ik heb nog een belangrijke bood schap te doen. Wanneer gij het goedvindt zal ik ook maar heengaan. Aan het portier van het rijtuig vertoonde zich het bekoorlijke gelaat van Marguérite De Briais, dat bloosde van vreugde. Toen Filip bij haar in het rijtuig was gestapt, liet zij het hoofd op zijn schouders rusten en riep vol geluk uit O 1 God, gered, wij zijn gered 1 Martineau had geen loos voorwendsel gezocht, toen hij de beide verliefden alleen liet. Hij had inderdaad een belangrijke boodschap te doen aan het hotel De Prabert. Robert had hem een brief gegeven om die te overhandigen aan zijn broeder Bernard. Hij vond het geheele hotel in opschudding. Eenige uren van te voren hadden twee bedien den van het hotel, die de stad ingegaan waren, op straat te raidden van een troep straatjongens een jongen man gezien, half ontkleed, met zijden koorden los om armen en beenen gebonden, die allerlei buitensporigheden beging, danste, zong en dan weer eensklaps kreten van angst slaakte. Zij herkenden in dien armen krankzinnige hun meester, Aurélien De Prabert. De ongelukkige had het pavilloen verlaten en was de straat opgesneld, Daar het middelpunt van Parijs. Met zeer veel moeite brachten zij hem in een •ijtuig naar het hotel in de Avenue des Champs Elysées, maar daar gekomen kreeg hij een aanval van razernij, hij werd gevaarlijk, nam alle voor werpen op die onder zijn bereik kwamen, sloeg links en rechts om zich heen, trachtte de perso nen die hem omringden te verwonden en herkende niemand. Men moest zich van hem meester maken, hem met geweld bedwingen en de politie roepen om hem naar het gesticht Saint-Anne over te brengen. Zijn vader, Bernard De Prabert, die gewaar schuwd was, kwam, zelf nog uiterst zwak, leu nend op den arm van zijn getrouwen Puybarrau naar beneden en beschouwde het deerniswekkend overschot van den eenmaal zoo trotschen Auré- lien. De grijsaard verborg zijn tranen en mompelde: God heeft hem wel wreed gestraft. Het is de vergelding, zeide Puybarrau, wilde hij u niet voor krankzinnig doen verklaren? Om het even, antwoordde de oude man, ik sta op den rand van het grat, hij was in den bloei der jeugd en gezondheid. Het gebeurde werd voor de moeder verborgen, die op dit betrekkelijk nog vroege morgenuur, nog te bed lag en wier vensters nog alle geslo ten waren. Martineau liep door het hotel en vernam wel uit twintig monden wat er gebeurd was. Hij klopte eerst aan de deur der vroeeere ver trekken van mejuffrouw De Briais, deelde aan de getrouwe Jeannine mede, dat haar meesteres te ruggevonden was en verzocht haar zich naar de rue Bonaparte no. 70 te begeven, waar zij haar wachtte. Vervolgens begaf hij ziuh naar de kamer van Bernard. Binnengelaten bij den grijsaard, die onbeweeg lijk, als gebogen onder het noodlot in zijn fauteuil zat, overhandigde hij hem een brief, die het vol gende bevatte „De vergelding zal plaats hebben op Saint- Colomban. Kom met haar, die uw naam draagt. (Robert"). Bernard fronste het voorhoofd, toen hij die weinige woorden las. Helaas, mompelde hij zeer zacht, de beker is dus nog niet tot den bodem geledigd. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1