Nummer 89. Donderdag" 9 November 1899. 22° Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Leest allen i „DE ECHO Mil HET ZUIDEN", IL JE ECHO VAN HET ZUIDEN" f 0,75 De Zuid-Affikaansche ooilog. ANTOON TIELEN, of 6 cent per week. ■e» FEUILLETON. Mijn misdaad en wat het slot er van was. D IT GEVER: Waalwijk. Wij kunnen onzen lezers en het verder publiek uit Waalwijk, Baardwijk, Besoijen en de Lang straat etc. bij voorbaat twee me- dedeelingen doen, die door allen met vreugde zullen worden be groet Waalwijksche en Langstraatsche Courant, zal met 1 Januari a.s. aanmerke- lijk worden uitgebreid in V EEL GROOTErT"FORMA AT verschij nen, waardoor de inhoud natuur lijk in alle opzichten zal toenemen. zal bij de belangrijke uitbreiding die hij ondergaataanmerkelijk in prijs worden verminderd, n.l. in plaats van fl per kwartaal, gesteld worden op Franco per post f0.90. Dus veel meer belangrijke, dege- lijke lectuur voor veel minder geld. 11 Langstraatsche Courant, f aalw yiscoe «n Dit Blad verschijnt Woensdag en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1,—. Franco per post door het geheele rijk fl,15. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever Advertentién 1 7 regels f0,60; daarboven 8 eent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentién 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Advertentién voor Duitsch- land worden alleen aangenomen door het advertentioburea van Adolï Steineb., Hamburg. Reclames 15 cent per regel. De eene dag komt en de andere dag gaat en we blijven rondtollen in het kringetje van halve waarheden en heele leugens met betrekking tot den werkelijken staat van zaken in het noordelijk deel van Natal, zoodat de ontevredenheid in de hoofdstad van Engeland (waar men bij den loop van zaken, veel meer nog dan hier te lande, geïnteresseerd is) steeds toeneemt en de populariteit van den dirccten bewerker van al het kwaad geleidelijk weg begint af te nemen. Geheele etmalen is men zonder taal of teeken omtrent de gebeurtenissen gebleven het departement van oorlog wist niets of zeide niets te weten en als dan de een of ander eens voor den dag kwam met een nieuwtje van min of meer opzieubaren aard, was men aan genoemd departement tot geen andete mededeeling bereid dan „dat het bericht, in dezen vorm althans, niet waar schijnlijk was te achten 't Is waar, goedige menschen en ook wel lui, die zichzelven het een eu ander te ver wijten hebben, trachten er deu moed en het zelfvertrouwen in te houden door vertoogen aangaande een ommekeer in de naaste toe komst door te gewagen van de verliezen aan de zijde der Boeren, die zoo ongeveer evengroot zouden wezen als aan Engelschen kant, door te wijzen op de stiikte neutraliteit van alle toongevende mogendheden en door meer van gelijke kracht en strekking, wat evenwel het feit niet tenietdoet, dat, na niet meer dan drie weken tijd (het ultimatum van de Zuid-Afrikaansche Republieken werd den tienden October te Londen ontvangen) de opperbevelhebber der Engelsche troepen in Natal gedecimeerd door de overwinningen der Boeren, met zijn geheele legermacht zit opgesloten in de stad Ladysmith het Alders- hot van Natal, van alle zijden omringd door den vijand,zoodat hij noch achter-noch vooruit kan en dan afgesneden van alle gemeenschap met de buileuwereld sinds nu vier etmalen, terwijl (o wonderook over Durban of Pieter Maritzburg geen nieuws meer naar Londen komt. De nieuwe geruchten aangaande de ont ruiming van Ladysmith door de Engelschen, gevolgd of voorafgegaan door een nieuwe verpletterende nederlaag van generaal White, zijn niet bevestigd en er schijnt ook geen reden te bestaan voor het vermoeden, dat men er aan het departement van oorlog te Londen meer van weet dan men wil vertellen, doch het gerucht dat de Boeren bij proclamatie het geheele grondgebied van Natal ten noor den van de Tugelarivier Oranje-Vrijstaatsch bezit hebben geproclameerd, is ruimschoots voldoende om de onderdanen van koningin Victoria te doen opbruisen, terwijl zij voor het moment machteloos zijn het tweede gedeelte van den krijg, beginnende met de optreding van den opperbevelhebber van de Engelsche legermacht in Zuid-Afrika, sir Redvers Bulier, kan eerst over eenige weken een aanvang nemen, zooals de Observer constateert en ondertusschen zal het pleit van Ladysmith wel beslecht zijn, ondanks lyddiet- bommen aan de Engelsche zijde en de be wonderenswaardige, doch weinig vruchtdra gende schietzekerheid der Engelsche artille risten, die onafgebroken de veldstukken der Boeren vernielen en demonteeren, zonder dat dezen er eenige andere dan zeer voorbijgaande schade van ondervinden telkens wordt er weer lustig mee op losgevuurd De aanval op Besters Heuvel. De correspondent van Central News te Ladysmith zendt een uitvoerig telaas over den Engelschen aanval op het Boerenkamp bij Besters Heuvel, op Donderdag, dat wij met het tioodige voorbehoud hier laten volgen. Het zware vuur van de Engelsche batterijen nam, zegt hij, Donderdag de aandacht van den vijand in beslag en stelde Sir George White iu staat het voornaamste doel van dien dag, de vermeesteting van het kamp achter Besters Heuvel, te bereiken. Dc troepen, die voor den aanval werden uitgekozen, waren de lansiers, de huzaren, de Ouwe jongen, ik heb je raad noodig. Met deze woorden verbrak Debenham de stilte die al een minuut of tier, geduurd had, in welke hij in het vuur had zitten staren, en op zijn sigaar had zitten bijten, net als alle menschen, die iets aan de hand, of zooals men het ook wel noemt, op het hart hebben. Ik had zijn gelaat zitten be8tudeeren door een wolk van tabaksrook, en, op zijn woorden voorbereid, antwoordde ik, dat ik zoo goed en zoo kwaad als 't ging, hem hel pen zou, waarop hij mij met grooten ernst bedank te, en zich in zijn gemakstoel achterover liet vallen. Het is nog al een zonderlinge geschiedenis, begon hij. Het gebeurde gisteravond. Ik moest een Doodschap doen in de stad en nam de tram van hier. Het was, zooals je weet, nat en mistig weer, en de tram was dan ook al gauw vol. Er kon niemand meer bij, en toch kwam nog een jonge dame binnenstappen. En natuurlijk boodt ge haar uw plaats aan zei ik- Je zoudt hetzelfde gedaan hebben, gaf De benham ten antwoord. Ea ieder ander man, want het was een knap kopje, het knapste, dat ik ooit gezien heb. Onophoudelijk heb ik het sedert voor mij gehad. Zij zal misschien achtien, op zijn hoogst twintig jaar zijn. En mooie bruine oogen, prachtig bruin je weet wel die soort oogen, die bijna schijnen te spreken over schaduwd door fraaie wenkbrauwen. En mooi bruin haar, dat ze had; goddelijk mooi, zoo echt zacht krullend, natuurlijke krullen, weet je. Gek, dat alle meisjes het haar niet zoo dragen. En een mondje een mondje Och laat nou dat mondje maar, viel ik hem haastig in de rede, ziende dat hij een overstelpend aantal bekoorlijkheden zou gaan opnoemen. Het was een ideaal mondje, daar twijfel ik Diet aan, en ik weet zeker, dat haar kin was zooals een behoorlijke kin moet wezen, maar wat dat alles nu met je verhaal te maken heeft, zie ik niet duidelijk in. Och eigenlijk niets, want je zou ze gezien moeten hebben om te begrijpen, dat ze iemand het hoofd op hol kon brengen. Natuurlijk kan ik je dat niet aan het verstand brengen. Zij be hoorde tot de soort, die je eenvoudig niet beschrij ven kunt. Juist, juist, een algemeen eenige soort. Ik ken ze. Je kent ze niet, want in heel de stad is haar gelijke niet te vinden. Nu ook goed, haar gelijke bestaat niet, antwoordde ik ongeduldig. Het feit was, dat Debenham al zoo dikwijls met zulk een ge schiedenis op mijn kamer gekomen was, dat hij mij nu wel wat eentonig begon te worden. Toen ik opstond, ging hij voort, dankte ze mij met het liefste stemmetje van de wereld. Ik zie in dit alles evenwel nog niets zonder lings. Ik geloof dat je zei Direct, direct, een oogenblik geduld, viel hij mij een beetje op zijn teen getrapt in de reden. Je hebt geen geduld. Toen de conduc teur n.l. om geld kwam voelde het meisje, dat ze haar porteraonnaie kwijt was. Eerst dacht ze, dat ze deze had laten vallen, en ik zocht ijverig voor haar mee. Maar we vonden niets. Arm kind 1 Ik zag nooit iemand zoo wanhopig kijken. Het scheen dat ze zestig gulden, in haar portomonnuie had, twee briefjes van f 25 en een van f 10. En dat dit sommetje een heel fortuin voor haar was behoefde men haar gelaat ziende, niet lang te gissen. Ik betaalde haar tramkaartje en we stap ten tegelijk uit. Ik geloof niet dat je me meer behoeft te vertellen, zei ik. Debenham keek me gek aan. Waarom niet? Omdat ik de rest wel weet* Hoe de Zeker. Je leeudet haar de zestig gulden na tuurlijk. Mijn waarde je bent bij den neus ge nomen Geen kwestie van 1 stoof Debenham driftig op. Zij stond het mij niet toe. En daarom kwam ik je raad vragen. Ik dacht dat jij als ad vocaat nogal scherpzinnig zoudt zijn, maar ik merk wel, dat ik evengoed mijn mond had kurnen Natalsche karabiniers en de Natalsche grens* jagers Met het aanbreken van den dag rukten zij uit. Ook werd een batterij veld geschut zonder moeilijkheden uitgezonden, die een goede stelling innam, vauwaar zij het kamp vau de Boeren beheerschte. Al de voorbereidende operatiën liepen glad van stapel. Generaal French, die het bevel voerde, kwam op schotsafstand van den vijand, voor deze bemerkte wat er gaande was. Tegen half elf was de toestand als volgt. Generaal Joubert's hoofdmacht hield twee stellingen bezet ten oosten van de stad, een op den heuvelrug boven Pepworth's Hoeve, waar de veertigponder halsstarrig bleef antwoorden op het eerste Engelsche vuur, en de andere op Oemboelwani Heuvel. De Engelsche veldartillerie steunde de cavalerie en de in fanterie, welke laatste nog niet aanviel. De kanonnen van de marine-brigade waren bezig met het zware kanon van de Transvalers bij Pepworth's Hoeve, en de zwaarste veldstukken beantwoordden het vutir van de batterij op Oemboelwani Heuvel. Daarna hield het artillerie-vuur een poos op enkel hoorde men het geschut van de Vrijstaters nog in de richting van Besters. Ook hoorde men het gedreun van kanon schoten in bijna vlak zuidelijke richting, en men veronderstelde dat daar dus een gevecht aan den gang was in de buurt vau Colenso, ook omdat de Boeren het de Engelsche stel ling te Ladysmith van dien kant niet lastig maakten. De Boeren hadden bij Besters Heuvel een goedgekozen stelling, en het kamp, dat vrij uitgestrekt was, was omringd door den gewo nen kring van wagens en andere middelen tot verschansing. Besters Heuvel zelf was goed versterkt met kanonuen. Het eerst merkten de Boeren, wat de Engelschen in den zin hadden, omstreeks negen uur. toen de Engelsche kanonnen het vuur op hun kamp openden. Hun kanonnen antwoordden flink, maar werden slecht bediend en deden de Engelschen geen kwaad. houden. Natuurlijk zei ik, dat ik het niet zoo be doeld had en hij zette dan ook terstond zijn ver hard voort. Het bleek dat hij haar tehuis gebracht eD haar. naam vernomen had. Catharine Chamley heette zij. Zij was tailleuse en woonde met haar zuster samen. En nou wilde je ze helpen, hé zei ik na een poosje. Ja; maar dat zal niet makkelijk zijn. Ze zijn de dochters van een dokter en erg trotsch. Ik weet waarachtig niet wat ik doen kan. Het is een beroerd ding Wira, om een hoop geld te hebben, en er niets goeds mee te kunnen doen. Is het geen schande dat dit meisje den heelen dag met de naald moet zitten pikken, terwijl een groote sterke lummel als ik niet weet, hoe hij ziin tijd zal zoek brergen. Ik veronderstel dat je die zestig gulden op de een of andere wijze wilt vergoeden Ja, ik kan niet meer doen; en ik zie zelfs nog niet in hoe ik dat kan doen. Wel, je zoudt een jspon of zoo iets bij haar kunnen bestellen. Een leepert ben jij, dragen mannen japonnen Je zoudt kunnen zeggen, dat het voor je zuster was. Maar ik heb geen zuster, en als ik er een had, zou ze mij zeker niet haar japonnen laten uitzoeken, bovendien zou zij en niet ik de maat genomen moeten worden. Ik kon niet aoders dan dit alles gereedelijk toestemmen, en zoo heerechte andermaal diepe stilte voor een wijle. Debenham was opgestaan, en liep met groote stappen de kamer op en neder. Wat zou je er van denken ais ik het geldeens in een enveloppe sloot en het haar anoniem toezond vroeg nij ten laatste. Welzeker doe dat, gaf ik Da eenig nadenken i ten antwoord. Maar zij zou zeker weten van wie het kwam Dat geeft minder, vooral omdat het niet waarschijnlijk is datje ze terug zoudt zien. Debenham staakte zijn wandeling door de kamer en zag mij verbaasd. Wat is dat! Haar niet terugzien? Maar ik moet haar terugzien. Ik, wel ik voel, dat mijn geluk van dat meisje afhangt, Wim. Nu, ook heel goed; dat idee deugt dus niet, waarom zou je je niet als dief voordoen, en haar een brief zenden met de mededeeling dat je be rouw hebt en dat je dus het geld teruggeeft 1 Maar ik wil niet, dat ze denkt dat ik tot het uitvaagsel behoor. Nu ze behoeft toch niet te weten dat jij het zendt. Je kunt zeggen, datje een gewoon zak kenroller bent. Dat kan ik. Daarom heb ik niet gedacht. Waarachtig dat is een ideel Gauw pen, inkt. Wat zal ik zeggen Kom help eens. Je bent wezenlijk thuis in die soort van dingen. Ik greep de pen aan, en, na een oogenblik na gedacht te hebben, schreef ik den volgenden brief: .Geagte jufvrou bij deeze laadt ik uw wete as tattik uwes beurs garrolt hapt ik sent hed geld ferom. Omdat u vaader mijn is geholpe hebt ik hettet Nou ock nie zo nodich. Met friendellike groeten9 die zich noemd. Jan Gadief.* Wat denk je van dat briefje? riep ik uit, het over de tafel heen Debenham toewerpend. Prachtig prachtiggaf hij ten antwoord, terwijl hij het las. 't Is Jan Gadief ten volle waardig. Ik zond het onmiddelijk weg. En hij deed het in een envelloppe, te zamen met twee briefjes van f 25 en een van f 10. Je laat me wel weten, hoe het afloopt? vroeg ik, toen hij zijn hoed opzette. Natuurlijk, natuurlijk. En dan met een haastig goeien-avond, vloog hij de trap pen af om de post nog te halen. III. Den volgenden morgen moest ik voor zaken in de buurt van Debenham's woning zijn, en daar ik nog een halfuur den tijd had, besloot ik even bij hem aan te loopen om te hooren of hij soms iets anders op zijn brief vernomen had. Ik was juist op het punt zijn zitkamer binnen te treden, toen ik eenklaps hoorde praten, en ik duor een vluchtigen blik zag, dat hij iemand bij zich had. Een jonge dame stond aan de tafel tegenover Debenham die er uitzag als een school jongen, die in een boomgaard op het stelen van appelen betrapt is. Ik heb het geld den volgenden morgen al terugontvangen, zei het meisje. Een man, werk zaam aan de spoor, had het gevonden op weg naar zijn werk. Dat dat verheugt mij, mompelde Deben ham nerveus. Het was een eerlijk man, zeker

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 1