Nummer 98. Zondag 10 December 1899. Tweede Blad. De Deserteur Bekendmaking. FEUILLETON. Gele Boekjes. WET op het Nederlanderschap en het lage— zetcnsehap. 8ste VOLKSTELLING De burgemeester van Waalwijk brengt de in gezetenen in herinnering, dut het verboden is bij vriezend weder de straten of trottoirs te SCHROB BEN oi' WATER DAAROP TE WERPEN of in goten uit te storten. Waalwijk, 9 December 1899. De burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. kaarten tot het welslagen der volkstelling mede te werken. Waalwijk, 2 December 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN, De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. (Wet van 22 April 1879, Staatsblad no. 63.) (Koninklijk besluit van 2 Mei 1899, Staats blad no. 113.) Burgemeester en Wethouders van Waalwijk brengen ter algemeene kennis, dat dit jaar za) gehouden worden de 8ste algemeene tienjaarlijk- ehe volkstelling. Deze heeft ten doel de aanwijzing van allen die te middernacht tusschen 31 Dec. iS99 en 1 Jan 19v)0 hunne werkelijke woonplaats binnen Ne derland hebben. Deze allen worden aangewezen,onverschillig of zij op genoemd tijdstip in hunne woning al dan niet aanwezig zijn. Ook worden aangewezen zij die, zonder wer kelijke woonplaats binnen Nederland te hebben, op genoemd tijdstip aldaar aanwezig zijn. Omtrent deze allen moeten de opgaven verstrekt worden, die gevraagd worden op kaarten, die tusschen 26 December 1899 en 1 Januari 19J0 zulle" worden rondbezorgd en dadelijk na Nieuwjaar zullen worden teruggehaald. Door of voor ieder moet aan zijne woning worden ingevuld eene BLAUWE KAART (voor een man ol jongen) of eene WITTE KAART (voor eene vrouw of meisje). Bovendien moet door of voor ieder aan de wo ning waar hij lijdelijk aanwezig is ingevuld worden eene ORANJE KAART (voor een tijdelijk aanwezigen man of jongen) of eene ROSE KAART (voor eene tijdelijk aanwezige vrouw of meisje.) Het hoofd van ieder gezin of de bestuurder van iedere instelling, gebouw, geslicht of schip, waai de kaurten worden bezorgd, is verplicht voor de behoorlijke invulling zorg te diagen. Deze zorge er dus voor, dat aan den teller, wanneer hij de kaarten bezorgt, worde opgegeven hoeveel blauwe, witte oranje en rose kaarten er in de woning noodig zijn. Overtreding van de voorsehriften betreffende de volkstelling wordt krachtens artikel 20 der wet van 15 April 1886 Staatsblad no. 64) gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geld boete van ten hoogste honderd gulden. De nauwkeurige, door de volkstelling te ver krijgen kennis der bevolking is eene zaak van algemeen belang. Tot het verkrijgen dier kennis is rioodig, dat alle vragen op elke kaart met de meest mogelijke naiavkeurigheid en volledigheid worden beantwoord. Op verzoek der Regeering noodigen Burge meester en Wethouders allen met aandrat.g uit. door nauwkeurige en volledige invulling der NATIONALE MILITIE. OPROEPING TOT INSCHRIJVING. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk gelet op art. 19 der wet van '19 Augustus 1861, (Staatsblad no. 72;, zooals die is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892, ^Staatsblad) no. 56). Brengen in herinnering: Dat alle mannelijke inzetenen, die op den 1 Januari van het jaar 1900 hun 19e jaar zijri inge treden, namelijk die geboren zijn in het jaar 1881, onverschillig of zij redenen van vrijstelling hebben of niet, verplicht zijn zich in de maand Januari 1900 voor de militie te doen inschrijven dat voor ingezeten wordt gehouden lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850 (Staatsblad no. 44); 2o. hij, die geen ouders of voogd hebbende, ge durende de 1 na is te aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip, voorafgaande achttien maanden, in Nederland verblijf hield 3o. hij, var. wiens ouders de langstlevende in gezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten mits hij binnen het rijk verblijf houdt; dat voor ingezeten niet wordt gehouden: de vreemdeling behoorende tot den staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgs dienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerig- heid is aangenomen, terwijl daarentegen hij, die eerst na het intreden van zijn 19e, doch voor hel volbrengen van zijn 20e jaar, ingezeten wordi, verplicht is, zich zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven dat voor de militie niet wordt ingeschreven lo. de in een vreerad rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is, en 2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zo ui van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten d it de inschrijving geschiedt lo. van een ongehuwde in de gemeente, waai de vader, uf, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden oveileden, de voogd woont; 2o. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont; 3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeen te waar hij woont 4o. van den buiten'slands wonendeti zoen van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland ge woond heeit. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is de vader, of, is deze overleden, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Met waarschuwing dat diegenen, welke zich op 31 Augustus 1900 niet hebben aangegeven, over eenkomstig de wet zullen woiden gestraft, Wualwijk, den 6den December 1899. De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. VV. VAN LIEMPT. Be Burgemrester der gemeente Waalwijk vestigt de aandacht der ingezetenen op den inhoud der artikelen 6, 7 sub. 5o, 8, 9 en 10, en de over gangsbepaling der bovengenoemde wet van 12 December 1892 (Staatsblad no 268), luidende als volgt Artikel 6. Het wettig of gewettigd kind van een als Nederlander genaturaliseerden vader, vóór diens naturalisatie geboren, gelijk mede het door zijn als Nederlander genaturaliseerden vader er kend natuurlijk kindvóór diens naturalisatie geboren, wordials mede-genaturaliseerd beschouwd en behoudt den staat van Nederlander totdat het, meerderjarig geworden in den zin der Neder- landsche wet, mits binnen het jaar daarna, aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijk bestuur zijner laatste woonplaats in het Rijk of zijne koloniën of bezittingen in andere wereld- deelen ol aan den Nederlandschen gezant of een Nederlandschen consulairen ambtenaar in het land, waar het woont, zijn wil te kennen geeft om in de naturalisatie niet langer te zijn begrepen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het wettig of gewettigd kind, indien de moeder, weduwe ge worden, genaturaliseerd is, e.'i ten aanzien van het natuurlijk kind alléén door zijne moeder erKend en vóór hare naturalisatie geboren. Art. 7. Nederlandschap wordt verloren: lo. enz. 5o. door, behalve ter zake van 's lands dienst, woonplaats te hebben buiten het rijk en zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen gedurende lien achtereenvolgende jaren tenzij de afwezige vóór het verstrijken van dien termijn aan den burgemeester of het hoofd van het plaat selijk bestuur zijner laatste woonplaats in het rijk of zijne koloniën ol' bezittingen in andere werelddeelen of aan den Nederlandschen gezant of een Nederlandschen consulairen ambtenaar in het land, waar hij woont, kennis geve, dat hij Nederlander wenscht te blijven. Van den dag waarop die kennisgeving ontvan gen is, begint de tienjarige termijn opnieuw te loopen. Ten opzichte van minderjarigen begint de tienjarige termijn te loopen met den dag hunner meerderjarigheid in den zin der Nederlandsche wet. Art. 8. De vrouw, die door of ten gevolge van haar huwelijk den staat van Nederlander verloren heeft, bekomt dien door de ontbinding van het huwelijk terug, mits zij binnen het jaar daarna haren wil om dier. terug te bekomen aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijk bestuur barer woonplaats in hel rijk of zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen of aan den Nederland.-chen gezant of een Neder landschen consulairen ambtenaar in het land, waar zij woont, te kennen geeft. Art. 9. De vrouw, die door of ten gevolge van haar huwelijk den staat van Nederlander bekomen heeft, behoudt dien na de ontbinding des huwe lijks., tenzij zij binnen het jaar daarna haren wil om .dien niet langer te behouden aan den burge meester of het hoofd van hei plaatselijk bestuur harer laatste woonplaats in het rijk of zijne ko loniën ol bezittingen in andere werelddeelen of aan den Nederlandschen gezant of een Neder landschen consulairen ambtenaar in het land waar zij woont, te kennen geeft. Art. 10. Het wettig, gewettigd of erkend na tuurlijk kind van een Nederlander, geboren vóór dat deze in een ander land werd genaturaliseerd, ten gevolge waarvan het kind mede den staat van Nederlander verloor, bekomt dien terug, mits het, meerderjarig geworden in den zin der Ne derlandsche wet, binnen het jaar daarna zijn wil om dien terug te bekomen aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijk bestuur zijner woonplaats in het rijk of zijne koloniën of be zittingen in andere werelddeelen of aan den Ne derlandschen gezant of een Nederlandschen con sulairen ambtenaar in het land, waar het woont, te kennen geeft. Hetzelfde geldt ten aanzien van het wettig of gewettigd kind, indien de tnoeder, weduwe ge worden, in een ander land was genaturaliseerd en ten aanzien van het natuurlijk kind, alleen door zijne moeder, die in een ander land werd genaturaliseerd, erkend. OVERGANGSBEPALING. Met uitzondering van hen, die in Nederlandsch- Indie ingevolge de wet van 2 September 1854 (Staatsblad no. 129) als inlanders en met dezen gelijkgestelden worden beschouwd, zijn zij die op het tijdstip, waarop deze wet in werking treedt, den staat van Nederlander bezitten, Nederlanders in den zin van deze wet, totdat zij het Nederlan derschap volgens deze wet verliezen. Voor hen die op dat tijdstip hunne woonplaats hebben buiten het rijk en zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen, begint de termijn van tien jaren, bedoeld in artikel 7, sub 5, van ge noemd tijdstip af te loopen. Hij die op het tijdstip, waarop deze wet in werking treedt, in het rijk uil aldaar niet geves tigde ouders geboren en geen 24 jaar oud ia, verkrijgt den staat van Nederlander door eene kennisgeving van zijn voornemen om in het rijk te blijven wonen, te doen aan deD burgemeester zijner woonplaats binnen het jaar na dat tijdstip, of, indien hij nog minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet, binnen het jaar na zijne meerderjarigheid. Ten aanzien van de vreemdelingen, die op het tijdstip, waarop deze wet in werking treedt, voldaan hebben aan artikel 8 van het burgerlijk we'boek, blijft, wat de toepassing betreft van het burgerlijk recht en van artikel 19 der wet van 13 Augustus 1849 (Staatsblad no 39), gewijzigd bij de wet van 6 April 1S75 (Staatsblad no 66), de gelijkstelling met Nederlanders gehandhaafd, zoolang zij hunne woonplaats in het rijk behouden. Waalwijk, 6 December 1899. De burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. i. Alweer een geel boekje. Een geel boekje van de goede soort dan altijd. Gij hebt er ook van die gele boekjes, wier inhoud ver— iaald is uit 't Fransch. De schrijver van deze laatste draagt een naam, die tegenwoordig in Frankrijk onder fatsoenlijke mannen syno niem is met pó: de chambre, vergeet mij le uitdrukking, met „nachtspiegel." In Frankrijk ?n ook builen Frankrijk is hij de pest der eeuw, die ten einde spoedt. Hij is 1? Satau iu persoo i. Is Iemand, die aarts- gemeen weet te schrijven, die sluw en handig weet te misleiden en le verderven, die met dat idte, om duizeuden en duizenden onge lukkig te maken zijne talenten heelt aange wend, iemand, die nog te slecht is om vergeleken te worden met een alles verpes tende mesthoop. Ik maak het wel bar. Maar, 5. Den volgenden morgen begaf Rothmann zich op weg tot het drijven van zijn handel in vrou wenhaar, en toen hij des avonds terugkeerde, deelde hij aan de herbergierster mede, dat hij met de uitkomsten zeer tevreden was en besloten had zijn verblijf voor geruiraen tijd in Rudow te nemen. Zijne bewering intusschen, dal hij goede zaken zou gemaakt hebben, was merkwaardigerwijze volkomen i i strijd met de waarheid, want hij had zoo goed als niets kunnen verhandelen. Hij bleek overigens een zeer bescheiden, stil mensch te zijn, die des avonds geregeld vermoeid van zijn reizen terugkwam, en wien alle nieuws gierigheid geheel vrceaul scheen; hij bemoeide zich "letterlijk met niemand. Spreken deed hij slechts, wanneer hem iets gevraagd werd, en als hij in de gelagkamer zat, scheen hij altijd diep in gedachten verzonken te zijn, of maakte hij a&nteekeningen in zijn notitieboekje. Koppenhagen, die thans weder dikwijls van zijne kamer gebruik maakte, en veel met Wolf verkeerde, had den koopman in den eersten tijd met wantrouwen aangezien, doch spoedig dit wantrouwen laten varen, daar hij meende van dezen eenvoudigen, steeds in zichzeli gekeerden man niets te vreezen te hebben. Zoo zal Rothmann zich ongeveer tien dagen in Rudow hebben opgehouden, toen hij op zeke ren morden, kort nadat hij met zijne pakken op weg was gegaan, door een boerenwagen werd ingehaald, op welken Koppenhagen en Wolf zaten. Rothmann deed, alsol nij hen niet bemerkte, doch nauwelijks waren zij uit zijn gezicht ver d wenen, of hij keerde plotseling om en ging naar Rudow terug. Juist aai den ingang van het dorp lag het door Wolf bewoonde huisje. Hier klopte Rothmann aan en een klein Poolsch meisje van ongeveer twaalf jaar liet hein binnen, nadat hij gezegd had, dat hij de juffrouw wenschte te spreken. Hij werd in een laag, armoedig gemeubileerd kamertje met kleine vensters gelaten, waarin op een bed eene jonge vrouw, geheel gekleed, half zat, half lag. Rothmann zag, dat zij ziek was, maar deed haar toch eene aanbieding voor den aankoop van vlechten, De zieke glimlachte flauw en antwoorddeIk dank u. Ik beD ziek en zal misschien wel nooit meer van dit bed opstaan. Wat zou ik met een sieraad doen, waarvan ik toch geen gebruik zou kunnen maken Rothmann merkte op, dat de vrouw o.danks haar vermoeidheid en zwakte een welluidende stem had en dat hare spraak eene zekere beschaving verried. Hij had gedurende de weinige oogenblik- ken, die hij zich in het vertrek bevond, met op merkzaamheid rondgezien, en in een hoek eene doos met werktuigen ontdekt, die hem eene nadere beschouwing wel waard schenen te zijn. Om hiertoe een voorwendsel te vinden, en eenigszins langer te kunnen vertoeven, zette hij een deelnemend gezicht en zeide Gij zijt ziek, zooals gij zegt? Nu, ik wil u mijne koopwaar niet opdringen, maar ik mag u toch wel een goeden raad geven, nietwaar Welnu, dan moet ik u raden nooit aan uwe beterschap te wanho pen, dat moet gij nooit doen. Het beste genees middel voor zieken is de hoop. Geloof mij, ik heb reeds vele zieken gezien, die alleen door hoop en goeden moed te houden weder gezond zijn geworden. Rothmann had met opzet een recht hartelijken toon aangeslagen en zich in zijne berekening niet vergist. De vrouw, wier eenig gezelschap gewoonlijk slechts iu het kleine meisje bestond, had blijkbaar behoefte eens met een ander mensch te spreken, vooral met iemand, die belangstelling betoonde in haar lot, en antwoordde daarom Gij hebt gelijk, maar bij mij is het niet enkel een lichamelijk lijden. Ik heb vele zware slagen van het lot te verduren gehad, en mijne krac ht is als het ware geheel gebroken. Vroeger toen wij nog in betere omstandigheden verkeerden, ben ik ook een tijd lang zielsziek geweest, eri toen een tijd lang in een gesticht verpleegd. Ik ben toen gelukkig hersteld, en heb ook de verdere slagen van het lot, die ons troffen, weerstaan, maar daardoor is thans mijn lichaam geheel ver zwakt. Hebt ge vroeger in eene grootere stad ge woond? vroeg Rothmann als terloops. Ja, antwoordde de vrouw, in Berlijn, O, hoe wenschte ik dat wij er weer waren. Maar deze wensch is dwaas. Wij zijn aan deze plaats gebonden en het is beter zoo. Al leeft men hier ook armoedig, al moet men zich behelpen, het is in ieder geval beter, dan zich in het gevaar te begeven te Berlijn te verhongeren en te gronde te gaan. Ja, ja, het is moeielijk in eene groote stad zijn bestaan te vinden, wuar niemand zich om een ander bekommert en ieder voor zichzelf zorgen moet. Ik wensch u intusschen goede beterschap toe. Mocht gij s ims eene of andere behoefte hebben, mocht ik u met een of ander van dienst kunnen zijn, wil u dan mijner herinneren, ik woon hier in de dorpsherberg en blijf waarschijnlijk nog wel eenigen tijd hier. Hij verliet de zieke en daarna het dorp. In de naastbijzijnde plaats ging hij.de herberg binnen en schreef op eene kaart: Verzoek nauwkeurig bericht omtrent, zekeren Wolf, een nog jongen man, gehuwd, tot ongeveer vóór een jaar in Berlijn. De burgerlijkestand zal wel weten, dat hij naar Rudow vertrokken is. Was hij misschien graveur Geheime mededeeling. Rothmann deed dezen briel in eene enveloppe, op welke het adres reeds geschreven was, en begaf zich daarna terstond naar Neustadt om hem zelf in den tegen den middag doorkomenden spoortrein te werpen. III. Elize zat met een handwerkje aan het raam in de woonkamer, terwijl droeve gedachten haar gemoed vervulden en bange vermoedens haar kwelden. Sinds de nachtelijke gast de laatste maal bij haren vader geweest was, waren thans drie dagen verloopen, dagen in welke Elize er bestendig over had nagedacht, wat toch wel dit geheimzin nige bezoek kon te beteekenen hebben. Het eerst dacht zij aan den smokkelhandel, want deze wordt in de grensstreken overal sterk gedre ven en niet eens door geringere personen. Zooals overal aan de grenzen wordt ook hier liet smok kelen niet als eene misdaad beschouwd, men houdt het slechts voor eene soort geoorloofde guerilla-oorlog met de tolbeambten van het eigen en van het vreemde land. Ook Elize ken de deze beschouwingen maar al te goed, te dikwijls toch had zij, ir. het Gallizische instituut, waarin zij was opgevoed, meisjes van gelijke jaren er zich op liooren beroemen, welke schatten hare vaders met den smokkelhandel gewonnen hadden en dit zonder schaamte of achterhoudendheid. Het lag niet in Elize's karakter een dergelijk oneerlijk bedrijf te kunnen billijken, al was het ook haar vader die het uitoefendeveeleer werd zij pijnlijk getroffen door de gedachte, dat haar vader zijn geweten voortdurend met wandadeu belastte, dat de weelde, die haar omgaf, met ineerlijk verkregen geld zou betaald geworden zijn. En, waren er niet bovendieu groote gevaren aan verbonden. Al deze genootschappen van smok kelaars werden te eeniger tijd, hetzij dan vroeger ot later ontdekt, en dit bracht voor de deelgenoo- ten schande, verlies van hun vermogen, gevange nisstraf. Haar vader in de gevangenis Hare kinderliefde kwam daartegen met alle macht in opstand, en als zij dan dacht aan de schande de schande 1 Hoe gaarne zou zij zich haren vader te voet geworpen hebben, om hem te smeekenja, om wat te smeeken? Zii had immers slechts vermoedens, vage vertnoeaens. Misschien was zij alleen te bang, misschien ook liet zij zich te veel door hare nieuwe omgeving, door de afzon dering, waarin zij voortdurend leefde, beangstigen en schiep zij zich onnoodige zorgen. O, hoe ver langde zij waar een hart, waaraan zij het hare kon uitstorten en raad en hulp vragen I En ook, al had Elize inplaats van vermoedens zekerheid gehad omtrent de handelingen van haren vader, hoe zou zij nog den moed gevonden hebben er zich met hem over te onderhouden, hem op zijn plicht te wijzen P Het hoofd des huisgezins is in deze Poolsche familiën de onbe perkte heerscher, wanneer hij wil; een tyran, zijn wil alleen is geldig zijne bevelen zijn wet. En wie den eerbied tegenover hem uit het oog verliest, wie zich zou willen vermeten hem ook maar in eenig opzicht gehoorzaamheid te weige ren, komt niet alleen in verzet tegen de kinder plichten maar ook tegen de wet, die ware een verworpene. De huisheer draagt alleen alle zorgen voor de zaken en voert het beheer over het verworven vermogen, of wordt daarin slechts door zijne volwassen zonen geholpen. Vrouw en dochters moeten zich uitsluitend met de huishou ding bezig houdenmen behandelt haar met liefde en voorkomendheid, vervult al hare wen- schen naar sieraad en weelde, overigens echter zijn zij minder getelde leden van het gezin. In beraadslagingen, familie-aangelegenheden betref fende, hebbett zij geen stem zij moeten slechts gehoorzamen. Zelfs na den dood van den vader wordt niet de moeder, maar dadelijk de oudste zoon, wanneer hij slechts eenigermate ale volwas sen kan beschouwd worden, het onbestreden hoofd der familie. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1899 | | pagina 5