Nummer 2. Zaterdag 6 Januari 1900. 23e Jaargang. 011 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. De Deserteur ANTOON TIELEN, Leo XÏÜ en de nieuwe ti|d. Dit nummer bestaat uit twee bladen. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75. Franco per post door het geheele rijk f0.9U. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. U I T G E V E 11 WAALWIJK. Advertentiën 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën .Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Woensdagavond ten 7 uur trad deZcer- Eerw. Ilooggcl. Pater de Groot, professor aan de universiteit te'Amsterdam, alhier op in de zaal Musis Sacrum met. bet onderwerp „Leo XIII en de nieuwe tijd", biertoe uit- genoodigd door de vereeniging //Geloof en Wetenschap" alhier. De zaal was eivol, onder de aanwezigen merkten we op verschillende e< rw. boeren geestelijken .en verder waren alle standen vertegenwoordigd, waaronder ook zeer vele werklieden. Wij zullen trachten deze heerlijke rede zoo goed mogelijk weer te geven en zullen ze daarom in 2 deelen splitsen nl. heden 't gedeelte dat voor, in 't volgend nummer dat na de pauze. De eerw. heer pastoor onzer parochie opende den avond roet de volgende woorden: ZEerw. Hooggel. heer ProfessorDe jeug dige of beter de pasgeboren vereeniging //Geloof en Wetenschap" met 't devies „Non erubesco Evangeliura* die in Waalwijk is opgericht, heeft niet geschroomd U uit te noodigen hier eene lezing te komen houden, wat door u bereidwillig is aangenomen. Ik heb mij gehaast u van harte te begroeten als pastoor dezer parochie. Ook tevens daar ik van het begin der oprichting af mijn geheele sympathie aan de vereeniging //Ge loof en Wetenschap" heb geschonken. He denmorgen had ik het genoegen U in mijn herderlijk huis welkom te heeten, en 't is mij een groote eer zco'n hooge gast te her bergen. Ik laat het aan den Directeur van „G en W* over u in deze zaal als redenaar te verwelkommen. Ik kan echter niet nalaten een hartelijk woord tot u te richten, daar zooals ik zeide G. en W. mijn grootste sympathie wegdraagt, zooveel goeds als zij belooft. En waarom beloolt zij zooveel goeds? om gegrondene redenen lo. omdat G. en W. geheel treedt in den geest des H. Vaders, die niet alleen op geloof en zedenleer, maar ook op sociaal en wetenschappelijk gebied ons voorgaat en hebben onze Waalwijkers niet getoond, dat zij echte katholieken zijn, 1.1. Zondag toen zij in het holle van den nacht ter kerke kwamen in zoo'n heerlijke deftige stilte F dat was een schitterend bewijs van hun geloof, een schouwspel, God, engelen en menschen waardig. 2o. omdat ik verondersteldat de leden van G. en W. mannen zijn van karakter, van woord. Zij zullen hun spreuk getrouw blijven en aaneengesloten, manmoedig strijden 3o. omdat een goed begin, zooals het spreekwoord zegt reeds half geëindigd is; en dat is hier zoo. De jongelui zijn van den besten wil. Buitengewoon veel leden. Zij hebben de sympathie van geheel Waal wijk en zooals de spr van hedenavond nog van morgen van Z. D. II. den Bisschop heeft vernomen, ook de volle instemming en den vollen steun van Z D. H. zelve; verder heeft hij, die 40 jaren onder u heeft gearbeid pastoor Rijke, den directeur gezegd dat hij er veel heil voor Waalwijk in zag. 4o, durf ik er veel goeds van verwachten omdat het optreden van hem, die groot met naamals behoorende tot de predik- heeren, groot voor de wereld als professor aan de universiteit te Amsterdam, een grooten stoot zal geven. Moge het eerste woord, dat in 't publiek voor G. en W. wordt gesproken in goede aarde vallen en dan verkwikt met hemelschen dauw, rijke vruchten voortbrengen, dan zal uw optreden Hooggel. heer in de annalen der vereeniging als een der gewichtigste feiten worden opgeteekend. (Applaus.) Hierna sprak de directeur der vereeniging Geloof en Wetenschap, de Eerw. heer Suijs 't volgende M. H. Voor den eersten maal is het, dat de jeugdige vereeniging „Geloof en Weten schap", die tot devies op haar vaandel draagt//non erubosco Evangelium, ik schaam mij het Evangelie niet", een zoon, een apostel onzer Kerk uitnoodigt om over eenkomstig dit devies tot ons volk te spreken. En deze eerste spreker is niemand minder dan de Hoogleeraar de Groot. Mij, als Directeur-President der vereeni ging, valt de al te hooge eer te beurt den Zcereerw. Hooggel. Professor, den echten zoon van St. Dominicus en St. Thomas, den arbeidzarnen priester, den grooten geleerde namens het Bestuur een hartelijk welkom toe te roepen. Wees overtuigd, Zeereerw. Hooggel. Pro fessor, Gij zijt welkom in ons midden. M II. Als gij weet, wie Hoogleeraar de Groot is, dan weet gij ook dat Geloof en Wetenschap" in hem haar man moet vinden. Hoogleeraar de Groot trad in '66 in de orde van St. Dominicus. Reeds vóór zijne theologische studie werd hij Professor der Humaniora aan het College te Nijmegeu, reeds «dór zijne Priesterwijding gaf hij een werk uit, dat mede het eerst onze bibliotheek versiert, de Pausen en de Christelijke beschaving." Dit werk werd weldra in het Duitsch vertaald. In dat werk ziet men reeds, waar de werkkracht en de studie van Hoogleeraar de Groot zich gaat begeven nl op het breede veld der apologie, ora aan te toonen het innig verhand en het Goddelijk verbond tussciien „Geloof en Wetenschap." Hij werd dan ook in '76 professor dei- apologie. Bij zijne degelijke lessen, wist hij den tijd te vinden, met nog verscheidene voortbreng selen van zijn diepzinuigen geest de per3 te verrijken. Zoo verscheen daar n. a. na de Encykliek Aeterni Patris" het leven van Thomas van Aquino, welke heilige leeraar een levend beeld is van geloof en wetenschap. Daar voedde hij Onze Wachter, de Diet- sche Warande, de Katholiek met degelijke, doorwrochte studiën over apologie. Daar werd eindelijk zijn beroemd werk geboren „Sum- mia apologetica", dat weldra een tweede editie beleefde. In Nijmegen stichtte de Hoogleeraar eene St. Thomaskring, waar de jongelui gods dienstig en wetenschappelijk worden onder legd. Eindelijk daar werd hij sinds zijn zes jaren vervlogen geroepen om den stoel van Hoogleeraar te beklimmen aan de Uni versiteit van Amsterdam, waar hij de col legezalen, die druk bezocht worden, met zijne geleerdheid vervult en in en buiten de col legezalen werkt en zwoegt, en lijdt en strijdt voor geloof en wetenschap. Ik heet den Hoogleeraar van harfe wel kom. Ik bedank den Hoogleeraar, dat hij op ons verlangen, hem het eerst in ons midden te zien en te hooren, zoo bereidwillig is in gegaan. Welkom En nu heb ik mijne laak volbracht en verleen volgaarne het woord aan den Iloog- leeraar Pater de Groot. (Applaus Thans beklom prof. de Groot het podium en hield nagenoeg de volgende rede Geachte vergadering 't Is mij meer dan aangenaam, dat de Eerw. heer pastoor dezer plaats nog eens constateerde, dat in Waalwijk een kind is geboren van groote belofte De ooievaar is over Waalwijk neergestreken; en is hij niet altijd welkom, als de bode van zomer, blov-i en rijpende vruchten? Ik juich ook de ver eeniging toe zij is de bode van vruchten voor Waalwijk, van heilzame, gezonde vruch ten voor alle staten en standen. Daar wij ons door deze geboorte toch in 't jeugdige verplaatsen, richt ik mijne blik ken daarheen, waar het immer groen, frisch en jeugdig is in de naf uur, maar vooral ook op geestelijk, gebied. Naar Rome! Wien vind ik daar, den 90jarige, den edelen grijs aard hoe nu die in verband te brengen met de jeugd. Leo XIII hoewel hoog in jaren, heeft een jong, jeugdig hart bij uitnemend heid. Leo XIII is de eeuwige jeugd, de ko ning der jongelingschap, de engel der nieuwe tijden. Toen ik nu de eer had, uitgenoodigd te worden hier te komen spreken, en hier zulk een ongekunstelde, echte Noordbrabantsche gastvrijheid aan te treffen, dacht ik we moeten ons in een aangename kring ver plaatsen en koos toen tot onderwerp „Leo XIII en de nieuwe tijd." Hoe staan wij tegenover den nieuwen tijd, hoe leert ons dat de Paus. Hij gaat ons voor in twee dingen. 1. Hoedanig we moeten staan tegenover onzeRoomschebeginselen in den nieuwen tijd 2. Wat moeten wij daarvan in toepassing brengen. Op het eerste gebied heeft de H. Vader ons onbetaalbare lessen gegeven. Want wat i3 het euvel Men verliest de overtuiging dat het vaste beginselen zijn, dat er iets absoluuts in bestaat, men vergeet dat die waarheden onverzettelijk en onveranderlijk zijn men zegt alles moet met den tijd mee, waarheid en zedeleer echter niet. Er bestaat toch zeker wel iets absoluutsonverander lijksdat is klaar, 2 x 2 4 dat blijft eeuwig. Dat cijfer is zoo graniet vast, (lat wie anders wil, een onrechtvaardige is. Gelijk 2 x 2 =r 4door geen verloop van tijden aant-.stbaar is, evenmin de waar heid van het geopenbaarde geloof; en mannen als hier samenzijn, mannen overtuigd, dat, de geloofswaarheid door den Zoon Gods op aarde gebracht en aan de Kerk, onder den bijstand des II. Geestes ter bewaring toe vertrouwd, mannen, zeg ik, die deze over tuiging in het diepst hunner ziel bewaren moeten klaarblijkelijk beseffen, dat niets on redelijker is, dan te willen tornen aan de groote beginselen nagelaten door Hem die zeide„Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan. Hier is 't woord verdraagzaamheid eene be spotting, verdraagzaamheid openbaart zich uit een ootmoedig en welwillend hart in den omgang, maar niet door koopen en bieden op 't gebied der heiligste beginselen. De H. Vader toonde ons dit op velerlei wijzen, in zijne encyclieken en openbare gedragingen. In de le helft dezer eeuw b. v. ontstond in 't hart veler rijkbegaafde mannen het verlangen den nieuwen tijd, den wenschen en strevingen der eeuw tegemoet te komen; beroemd zijn hier de namen Laraenaie, Mon- talambert en Lacordaire; doch in overgrooteu ijver zag men voorbij, dat aan den tijdgeest hier en daar 't katholiek beginsel van orde lijke vereeniging tusschen gezag en vrijheid werd opgeofferd. Gregorius XVI sprak Lamenaie vergat in zijn trots het groote beginsel van gezag en ging zonder verder 't rijk van waarheid en vrede te willen die nen, somber ten graveMontalambert en Lacordaire verhieven zich in nieuwe kracht, door nieuwe vastheid iu de eeuwige katho lieke beginselen en nadat ook Pius IX tegen over het spotten en lasteren van allerlei machten in Europa 't zelfde voorbeeld ge geven had van onveranderlijke vastheid in onze beginselen, verscheen Leo XIII; hij werd bij zijn verschijnen bijzonder door mannen buiten de Kerk als den concilianten Paus begroet, maar men tastte deerlijk mis indien men meendedat hij aan de leer ook maar een tittel of jota zou te kort doen. De uitspraken zijner voorgangers tegenover vele dwalingen van den nieuwen tijd, heeft hij toegelicht, ontvouwd en wij allen hebben ook in zijne leiding boven alles gehuldigd den Goddelijken onzichtbaren leider die, in Petrus Leo's eersten voorganger voor alle eeuwen beloofde, dat de poorten der hel tegen de Keik niets zouden vermogen. Op het zedelijk terrein geldt dezelfde wet: „Wat God vaststelt, kan de mensch nooit prijsgeven." Onder den invloed van onchristelijke meeningen, van een lichtzinnige litteratuur en een zinnelijke richting in kunst en openbare vermakelijkheden, begon de onge stadigheid van den hartstocht, meer en meer de overhand te krijgen over den ernst en de heiligheid van den plicht. Ziet b. v. den strijd om de eenheid en e Echo van het Zuiden, a is i; Courant. 1-LIJ'-»gg 10. Koppenhagen had overal bekenden door een hoofdknik, een toeroep of een handwenk gegroet, maar zich nergens opgehouden, hij bereikte dan ook spoedig de rivier en begaf zich over eene loopplank aar, boord var: een der hier geankerde vrachtschepen. Zijt ge alleen, Balmach had hij reeds van den oever den zich op het dek bevindenden schipper gevraagd. Kom gerust hier! antwoordde de toegespro- kene, mijne knechts zijn naar de markt. Hij stond thans op van het dek der kajuit waarop hij zijre pijp zat te rooken en kwam den bezoeker te gemoet. Balmach had een gelaat, dat niet voor hem kon innemen. Hij li-d kort gesneden vuil rood haar, een eveneens kort ge houden baard van dezelfde kleur en daarbij een Oostcrsch gekromden neus. Hij droeg hooge wa terlaarzen, die hem tot over de knie reikten en eene soort pluisrok van twijfelachtige kleur. Hij sprak Duitsch, doch mit een zeer vreemdsoortig klinkend accent, dat half Poolsch was. Wanneer zijt ge hier aangekomen? vroeg Koppenhagen. Hedennacht. Is alles al in orde gemaakt? Ja, alles is gelost. Gij weet, dat ge u op mij verlaten kunt. Hebt ge de afrekening? Ja, zei Balmach en overhandigde Koppen hagen een smerig stuk papier, dat met een aan tal Poolsche letters bedekt was. Koppenhagen maakte er, na het doorgezien te hebben een teeken op, en gaf het toen aan Bal mach terug. Peiser zal u de rekening betalen. Is hij al hier geweest? Neen, maar hij zal wel komen, hij komt zeker, hij heeft vandaag gewichtige zaken. Wat zijn dat voor zaken vroeg Koppenha gen die dadelijk wantrouwig werd, zoodra het Peiser gold. Nu, hij wil zijne dochter onder de bruids- hemel brengen en verwacht den bruidegom. Wie is de man, aan wien hij zijne dochter geven wil Meyer Afrow uit Lodz. Is het iemand aan uwe of onze kennis? Nu, dat kunt ge begrijpen. Het is een Ko- zin, een rijk man, oud maar zwaar. Hij heeft een houthandel, die hem opbrengt, zeer, zeer veel geld. En trouwt die met l'eisers dochter Jal en Peiser heelt reeds heel wat bij hem in de zaken, kapitalen heeft hij in den houthan del gestoken, aandeel heeft hij in de vrachtsche pen en bij zou hem nu nog een mooi stuk geld betalen. Hij moet wel veel verdienen aan onze zaakjes. Koppenhagen zweeg, doch verzonk in ernstig nadenken. Waarom bracht Peiser zijn kapitaal in Rusland onder? Waarom zocht hij over de grenzen eene fainilieverbintenis P Balmach 1 zeide hij eindelijk na eene pauze, ik begin Peiser tc wantrouwen. Een slimme vos is hij zeker 1 antwoordde Balmach, maar het viel uioeielijk uit te maken of dit antwoord goed of «(keuring moest te ken nen geven. Mij zal hij in ieder geval niet beetnemen, verklaarde Koppenhagen. Ik zou hem even zoo weinig ontzien, als een der rninslen onder de deelgenooten bij het eerste teeken van verraad of bedrog jegens ons is hij Een kind des doods voltooide Balmach. Maar daar komt Rukowski. De bergman, dezelfde die den brief van Kop penhagen aan Elize had overhandigd, verscheen aan den oever en wenkte Koppenhagen. Deze ging over de loopplank terug naar den oever en Rukowski meldde hem haastig Peiser is ginds. Hij is zooeven met zijn dochter gekomen en aan de brug uit deu wagen gegaan. Het is goed, antwoordde Koppenhagen, ik zal hem opzoeken. En gij blijft hem volgen. Tegen den avond ontmoet ik u dan wel weer. Denk er vooral om tegen al onze gezellen, die ge ziet, te zeggen ot te herhalen, dat ze geen bevelen moeten uitvoeren, die niet van mijn ze gel met den hondekop voorzien zijn. Koppenhagen ging hierop weder door het ge drang tot een der thans overvolle herbergen, om daar naar Peiser te vragen. Hij werd in eene achterkamer gelaten, waar hij den gezochte vond in het gezelschap zijner dochter en twee hein onbekende Polen. Elize was niet weinig verbaasd geweest, toen haar vader haar des morgens bevel gaf zich voor den tocht naar Myslowitz te kleeden. Zij had echter zonder tegenspraak het wagentje bestegen, dat door Peiser zelf werd bestuurd en was in den frisschcn herfstmorgen uitgereden. Haar vader was zeer stil, en zoo kon ook Elize zich ongestoord met hare gedachten bezighouden. De frissche lucht, de vrije natuur, na een zoo langdurig verblijf in huis, deed haar goed, ver- trischte haar en oefende ook op hare stemming een gunstigen invloed uit. Zij wenschte dat zij dagen lang zóó mocht kunnen rijden in den zon neschijn door zwijgende bo3schen, door bevolkte dorpen om de natuur te bewonderen, zooals zij zich nog eens met hare schoonste kleuren tooit, alvorens in den winterslaap te verzinken. In hare gedachten echter reed zij niet met haar vader maar met den vreemden gast, en de ge dachte aan hem wa3 ook niet meer dan natuur lijk, want rog nooit had zij in het gezelschap van een roensch, in het bijzonder van een man. een zoo groot genoegen gevonden als in dat van Walewski. Sinas den avond toch, waarop Peiser hem zelf van zijn eenzaam kamertje in ue woon krmirr had gebracht was dit meermalen geschied en had Elize zich vaak in tegenwoordigheid haars vaders en met dezen, met den gast onder houden. Het gesprek had gewoonlijk over tame lijk onverschillige onderwerpen geloopen, maar het jonge meisje had het gevoel, alsof door deze gesprekken nieuwe gedachten, nieuwe beschou wingen, nieuwe ervaringen in haar wakker werden, als bronnen die plotseling uit de diepte des wouds opwellen. Zij leefde gedurende deze gesprekken een ander leven dan gewoonlijk alle treurigheid verliet haar en Peiser zelf ver heugde zich over de vroolijkheid zijner dochter, die zich met zoo zichtbare ongedwongenheid onderhield. Thans zag zij s'eeds uiet verlangen naar den avond uit, naar het oogenblik waarop haar vader thuis kwam en den gast voor het avondeten naar beneden haalde. Zij verwachtte verlangend zijn binnentreden in de kamer, den zwijgenden en toch zoo weisprekenden blik waarmede haar de man begroette, voor wien zij om het geheimzinnige dat hem omgaf, om zijn ongeluk, om zijn persoon en dien zijner moeder eene zoo innige belangstelling ondervond, zooals nog nooit voor iemand anders in haar ganschc leven. De weinige regels, die zij voor hem had over feschreven, en die, zooals hij haar had medege- eeld, aan zijne moeder gericht waren, getuieden, hoewel in geheimen vorm, van zooveel liefde en kinderlijke vereerir.g, dat zij daarom alleen wel reeds voor den schrijver sympathie gevoelen moest, wijl zij zelf insgelijks hare moeder, of schoon thans slechts in herinnering, innig vei- eerde. Elize had Walewski eerst, zooals wij weten, met belangstelling, maar ook met zeker wantrou wen aangezien, uaar zij in hem één der deelge nooten in de geheime zaken van haren vader vermoedde. Na den bedoelden brief echter had zij geheel andere gedachten omtrent hem opgevat Wie zoo gevoelde moest wel een edel ïuensch zijnwie zoo zijne moeder lief had, kon niets kwaads bedenken, laat staan doen. Peiser wendde zich eerst toen de stad reeds in het gezicht was tot zijne dochter, nadat hij over den drie mijlen langen weg bijna zonder uit zondering gezwegen hadGe herinnert u ltika Löwenfeld nog wel, met wie ge als kir.d gespeeld hebt en die in onze buurt woonde? Ja, ik denk, dat ze wel reeds lang getrouwd is. Zoo is het; hier in Myslowitz met een herbergier. "Ge zult haar heden ontmoeten zij weet, dat ge komt, en verheugt er zich op u weder te zien en te begroeten. Ja, zij is getrouwd, gelukkig getrouwd. Haar man was wat ouder dan zij, miar zij hebben een gelukkig huwelijk; zij heeft zes kinderen. Men ging te voet door het menschengedrang, tot aan de herberg, die tamelijk dicht bij den in gang der stad lag. In de gelagkamer heerschteeen onbeschrijfelijk leven, juichen, schreeuwen, zingen weerklonk uit de kelen der door den drank opgewonden man nen en vrouwen. Peiser geleidde daarom zijne dochter direct naar de huiskamer des herbergiers, waar Elize door hare vriendin ltika werd be groet. Deze was eene weelderig gevormde vrouw geworden, die met ongehuichelde hartelijkheid hare jeugdige vriendin ontving en spoedig hare zes kinderen toonde. De man moest met zijne knechts in de gelagkamer blijven ora de steeds gaande en komende klanten te bedienen. Rika vertelde Elize een en ander omtrent de kleine bezwaren aan het huwelijk rerbonder, de opvoeding der kinderen en voegde er ten slotte lachend bij Maar ge zult die thans ook wel spoedig bij ervaring leeren kennen. Als vandaag de bruigom komt om kennis te maken, zult ge hem wel bevallen, want schoon zijt ge als Sula- mithen ook eene geleerde moet ge geworden zijn, zoo ik hoor. Uw toekomstige man is rijk, zeer rijk. Welk eene gelukkige viouw zult ge worden I Elize was door dit bericht als verpletterd. Het kwam te plotseling, te onverwacht. Ik weet van niets, stamelde zij. Weet ge van niets, zottinnetje 1 Nu mis schien heeft uw vader het voor u verzwegen, om u door de verrassing eene te grootere vreugde te bereiden. Hij is weggegaan om uw aanstaande te halen, die heden ter bezichtiging der bruid komt. liet is Meyer Afrom uit Lodz. Binnen een paar dagen zal zeker de verloving plaats vindon. Kijk, wat krijgt ge een kleur. Maar veront schuldig mij thans even, ik moet noodzakelijk naar de keuken om iets voor u klaar te maken. Hiermede verliet zij haastig de kamer. Dm daarvoor had haar vader haar naar dé markt medegenomen, om haar aan een man te verhandelen, indien zij dezen beviel. O, zij ker.de dit gebruik om de meisjes uit te huwelijken, ma&r moest haar vader ook op die wijze met haar han delen, haar zoo diep beleedigen Zou zij ook zoo behandeld geworden zijn, indien hare moeder nog geleefd had, zoo geheel zonder deelneming of liefde Een gevoel van oneindige bitterheid overviel haar. In dit ocgenblik had zij haar smart en vr inid kunnen uitschreeuwen: De helft van ha leven had zij willen geven voor een hart, war aan zij slechts één uur had kunilcn vluchte- al wat haar bedrukte, te kunnen toevertrouwen. Zij kwam ziclizelve zoo eenzaam, zoo verlaten voor, dat haar de omgeving, waarin zij zich moest bewegen, vijandig, afstootend pchcen. En toch moest zij zich beheersöhen, moest hare tranen onderdrukken, moest lachen, toen hare vriendin terugkwam en haar met het voorgenomen huwe lijk plaagde. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1