Nummer 2.
Zaterdag 6 Januari 1900.
23e Jaargang.
011
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
De Deserteur
ANTOON TIELEN,
Leo XÏÜ en de nieuwe ti|d.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75.
Franco per post door het geheele rijk f0.9U.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
U I T G E V E 11
WAALWIJK.
Advertentiën 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën .Smaal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Woensdagavond ten 7 uur trad deZcer-
Eerw. Ilooggcl. Pater de Groot, professor
aan de universiteit te'Amsterdam, alhier op
in de zaal Musis Sacrum met. bet onderwerp
„Leo XIII en de nieuwe tijd", biertoe uit-
genoodigd door de vereeniging //Geloof en
Wetenschap" alhier.
De zaal was eivol, onder de aanwezigen
merkten we op verschillende e< rw. boeren
geestelijken .en verder waren alle standen
vertegenwoordigd, waaronder ook zeer vele
werklieden.
Wij zullen trachten deze heerlijke rede
zoo goed mogelijk weer te geven en zullen
ze daarom in 2 deelen splitsen nl. heden
't gedeelte dat voor, in 't volgend nummer
dat na de pauze.
De eerw. heer pastoor onzer parochie
opende den avond roet de volgende woorden:
ZEerw. Hooggel. heer ProfessorDe jeug
dige of beter de pasgeboren vereeniging
//Geloof en Wetenschap" met 't devies „Non
erubesco Evangeliura* die in Waalwijk is
opgericht, heeft niet geschroomd U uit te
noodigen hier eene lezing te komen houden,
wat door u bereidwillig is aangenomen. Ik
heb mij gehaast u van harte te begroeten
als pastoor dezer parochie. Ook tevens daar
ik van het begin der oprichting af mijn
geheele sympathie aan de vereeniging //Ge
loof en Wetenschap" heb geschonken. He
denmorgen had ik het genoegen U in mijn
herderlijk huis welkom te heeten, en 't is
mij een groote eer zco'n hooge gast te her
bergen. Ik laat het aan den Directeur van
„G en W* over u in deze zaal als redenaar
te verwelkommen. Ik kan echter niet
nalaten een hartelijk woord tot u te richten,
daar zooals ik zeide G. en W. mijn grootste
sympathie wegdraagt, zooveel goeds als zij
belooft. En waarom beloolt zij zooveel goeds?
om gegrondene redenen
lo. omdat G. en W. geheel treedt in den
geest des H. Vaders, die niet alleen op
geloof en zedenleer, maar ook op sociaal en
wetenschappelijk gebied ons voorgaat en
hebben onze Waalwijkers niet getoond, dat
zij echte katholieken zijn, 1.1. Zondag toen
zij in het holle van den nacht ter kerke
kwamen in zoo'n heerlijke deftige stilte F
dat was een schitterend bewijs van hun
geloof, een schouwspel, God, engelen en
menschen waardig.
2o. omdat ik verondersteldat de leden
van G. en W. mannen zijn van karakter,
van woord. Zij zullen hun spreuk getrouw
blijven en aaneengesloten, manmoedig strijden
3o. omdat een goed begin, zooals het
spreekwoord zegt reeds half geëindigd is;
en dat is hier zoo. De jongelui zijn van
den besten wil. Buitengewoon veel leden.
Zij hebben de sympathie van geheel Waal
wijk en zooals de spr van hedenavond nog
van morgen van Z. D. II. den Bisschop heeft
vernomen, ook de volle instemming en den
vollen steun van Z D. H. zelve; verder heeft
hij, die 40 jaren onder u heeft gearbeid
pastoor Rijke, den directeur gezegd dat hij
er veel heil voor Waalwijk in zag.
4o, durf ik er veel goeds van verwachten
omdat het optreden van hem, die groot
met naamals behoorende tot de predik-
heeren, groot voor de wereld als professor
aan de universiteit te Amsterdam, een grooten
stoot zal geven.
Moge het eerste woord, dat in 't publiek
voor G. en W. wordt gesproken in goede
aarde vallen en dan verkwikt met hemelschen
dauw, rijke vruchten voortbrengen, dan zal
uw optreden Hooggel. heer in de annalen
der vereeniging als een der gewichtigste
feiten worden opgeteekend. (Applaus.)
Hierna sprak de directeur der vereeniging
Geloof en Wetenschap, de Eerw. heer Suijs
't volgende
M. H.
Voor den eersten maal is het, dat de
jeugdige vereeniging „Geloof en Weten
schap", die tot devies op haar vaandel
draagt//non erubosco Evangelium, ik
schaam mij het Evangelie niet", een zoon,
een apostel onzer Kerk uitnoodigt om over
eenkomstig dit devies tot ons volk te
spreken.
En deze eerste spreker is niemand minder
dan de Hoogleeraar de Groot.
Mij, als Directeur-President der vereeni
ging, valt de al te hooge eer te beurt den
Zcereerw. Hooggel. Professor, den echten
zoon van St. Dominicus en St. Thomas, den
arbeidzarnen priester, den grooten geleerde
namens het Bestuur een hartelijk welkom
toe te roepen.
Wees overtuigd, Zeereerw. Hooggel. Pro
fessor, Gij zijt welkom in ons midden.
M II. Als gij weet, wie Hoogleeraar de
Groot is, dan weet gij ook dat Geloof en
Wetenschap" in hem haar man moet vinden.
Hoogleeraar de Groot trad in '66 in de
orde van St. Dominicus.
Reeds vóór zijne theologische studie werd
hij Professor der Humaniora aan het College
te Nijmegeu, reeds «dór zijne Priesterwijding
gaf hij een werk uit, dat mede het eerst
onze bibliotheek versiert, de Pausen en de
Christelijke beschaving." Dit werk werd
weldra in het Duitsch vertaald.
In dat werk ziet men reeds, waar de
werkkracht en de studie van Hoogleeraar de
Groot zich gaat begeven nl op het breede
veld der apologie, ora aan te toonen het
innig verhand en het Goddelijk verbond
tussciien „Geloof en Wetenschap."
Hij werd dan ook in '76 professor dei-
apologie.
Bij zijne degelijke lessen, wist hij den tijd
te vinden, met nog verscheidene voortbreng
selen van zijn diepzinuigen geest de per3 te
verrijken.
Zoo verscheen daar n. a. na de Encykliek
Aeterni Patris" het leven van Thomas van
Aquino, welke heilige leeraar een levend
beeld is van geloof en wetenschap.
Daar voedde hij Onze Wachter, de Diet-
sche Warande, de Katholiek met degelijke,
doorwrochte studiën over apologie. Daar werd
eindelijk zijn beroemd werk geboren „Sum-
mia apologetica", dat weldra een tweede
editie beleefde.
In Nijmegen stichtte de Hoogleeraar eene
St. Thomaskring, waar de jongelui gods
dienstig en wetenschappelijk worden onder
legd.
Eindelijk daar werd hij sinds zijn zes
jaren vervlogen geroepen om den stoel
van Hoogleeraar te beklimmen aan de Uni
versiteit van Amsterdam, waar hij de col
legezalen, die druk bezocht worden, met zijne
geleerdheid vervult en in en buiten de col
legezalen werkt en zwoegt, en lijdt en strijdt
voor geloof en wetenschap.
Ik heet den Hoogleeraar van harfe wel
kom.
Ik bedank den Hoogleeraar, dat hij op
ons verlangen, hem het eerst in ons midden
te zien en te hooren, zoo bereidwillig is in
gegaan. Welkom
En nu heb ik mijne laak volbracht en
verleen volgaarne het woord aan den Iloog-
leeraar Pater de Groot. (Applaus
Thans beklom prof. de Groot het podium
en hield nagenoeg de volgende rede
Geachte vergadering
't Is mij meer dan aangenaam, dat de
Eerw. heer pastoor dezer plaats nog eens
constateerde, dat in Waalwijk een kind is
geboren van groote belofte De ooievaar is
over Waalwijk neergestreken; en is hij niet
altijd welkom, als de bode van zomer, blov-i
en rijpende vruchten? Ik juich ook de ver
eeniging toe zij is de bode van vruchten
voor Waalwijk, van heilzame, gezonde vruch
ten voor alle staten en standen.
Daar wij ons door deze geboorte toch in
't jeugdige verplaatsen, richt ik mijne blik
ken daarheen, waar het immer groen, frisch
en jeugdig is in de naf uur, maar vooral ook
op geestelijk, gebied. Naar Rome! Wien
vind ik daar, den 90jarige, den edelen grijs
aard hoe nu die in verband te brengen met
de jeugd. Leo XIII hoewel hoog in jaren,
heeft een jong, jeugdig hart bij uitnemend
heid. Leo XIII is de eeuwige jeugd, de ko
ning der jongelingschap, de engel der nieuwe
tijden.
Toen ik nu de eer had, uitgenoodigd te
worden hier te komen spreken, en hier zulk
een ongekunstelde, echte Noordbrabantsche
gastvrijheid aan te treffen, dacht ik we
moeten ons in een aangename kring ver
plaatsen en koos toen tot onderwerp „Leo
XIII en de nieuwe tijd."
Hoe staan wij tegenover den nieuwen
tijd, hoe leert ons dat de Paus.
Hij gaat ons voor in twee dingen.
1. Hoedanig we moeten staan tegenover
onzeRoomschebeginselen in den nieuwen tijd
2. Wat moeten wij daarvan in toepassing
brengen.
Op het eerste gebied heeft de H. Vader
ons onbetaalbare lessen gegeven. Want wat
i3 het euvel Men verliest de overtuiging
dat het vaste beginselen zijn, dat er iets
absoluuts in bestaat, men vergeet dat die
waarheden onverzettelijk en onveranderlijk
zijn men zegt alles moet met den tijd mee,
waarheid en zedeleer echter niet. Er bestaat
toch zeker wel iets absoluutsonverander
lijksdat is klaar, 2 x 2 4 dat blijft
eeuwig. Dat cijfer is zoo graniet vast, (lat
wie anders wil, een onrechtvaardige is.
Gelijk 2 x 2 =r 4door geen verloop
van tijden aant-.stbaar is, evenmin de waar
heid van het geopenbaarde geloof; en mannen
als hier samenzijn, mannen overtuigd, dat,
de geloofswaarheid door den Zoon Gods op
aarde gebracht en aan de Kerk, onder den
bijstand des II. Geestes ter bewaring toe
vertrouwd, mannen, zeg ik, die deze over
tuiging in het diepst hunner ziel bewaren
moeten klaarblijkelijk beseffen, dat niets on
redelijker is, dan te willen tornen aan de
groote beginselen nagelaten door Hem die
zeide„Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan.
Hier is 't woord verdraagzaamheid eene be
spotting, verdraagzaamheid openbaart zich
uit een ootmoedig en welwillend hart in
den omgang, maar niet door koopen en
bieden op 't gebied der heiligste beginselen.
De H. Vader toonde ons dit op velerlei
wijzen, in zijne encyclieken en openbare
gedragingen.
In de le helft dezer eeuw b. v. ontstond
in 't hart veler rijkbegaafde mannen het
verlangen den nieuwen tijd, den wenschen en
strevingen der eeuw tegemoet te komen;
beroemd zijn hier de namen Laraenaie, Mon-
talambert en Lacordaire; doch in overgrooteu
ijver zag men voorbij, dat aan den tijdgeest
hier en daar 't katholiek beginsel van orde
lijke vereeniging tusschen gezag en vrijheid
werd opgeofferd. Gregorius XVI sprak
Lamenaie vergat in zijn trots het groote
beginsel van gezag en ging zonder verder
't rijk van waarheid en vrede te willen die
nen, somber ten graveMontalambert en
Lacordaire verhieven zich in nieuwe kracht,
door nieuwe vastheid iu de eeuwige katho
lieke beginselen en nadat ook Pius IX tegen
over het spotten en lasteren van allerlei
machten in Europa 't zelfde voorbeeld ge
geven had van onveranderlijke vastheid in
onze beginselen, verscheen Leo XIII; hij
werd bij zijn verschijnen bijzonder door
mannen buiten de Kerk als den concilianten
Paus begroet, maar men tastte deerlijk mis
indien men meendedat hij aan de leer
ook maar een tittel of jota zou te kort doen.
De uitspraken zijner voorgangers tegenover
vele dwalingen van den nieuwen tijd, heeft
hij toegelicht, ontvouwd en wij allen hebben
ook in zijne leiding boven alles gehuldigd
den Goddelijken onzichtbaren leider die, in
Petrus Leo's eersten voorganger voor alle
eeuwen beloofde, dat de poorten der hel
tegen de Keik niets zouden vermogen.
Op het zedelijk terrein geldt dezelfde wet:
„Wat God vaststelt, kan de mensch nooit
prijsgeven."
Onder den invloed van onchristelijke
meeningen, van een lichtzinnige litteratuur
en een zinnelijke richting in kunst en
openbare vermakelijkheden, begon de onge
stadigheid van den hartstocht, meer en meer
de overhand te krijgen over den ernst en
de heiligheid van den plicht.
Ziet b. v. den strijd om de eenheid en
e Echo van het Zuiden,
a is i;
Courant.
1-LIJ'-»gg
10.
Koppenhagen had overal bekenden door een
hoofdknik, een toeroep of een handwenk gegroet,
maar zich nergens opgehouden, hij bereikte dan
ook spoedig de rivier en begaf zich over eene
loopplank aar, boord var: een der hier geankerde
vrachtschepen.
Zijt ge alleen, Balmach had hij reeds van
den oever den zich op het dek bevindenden
schipper gevraagd.
Kom gerust hier! antwoordde de toegespro-
kene, mijne knechts zijn naar de markt.
Hij stond thans op van het dek der kajuit
waarop hij zijre pijp zat te rooken en kwam
den bezoeker te gemoet. Balmach had een gelaat,
dat niet voor hem kon innemen. Hij li-d kort
gesneden vuil rood haar, een eveneens kort ge
houden baard van dezelfde kleur en daarbij een
Oostcrsch gekromden neus. Hij droeg hooge wa
terlaarzen, die hem tot over de knie reikten en
eene soort pluisrok van twijfelachtige kleur. Hij
sprak Duitsch, doch mit een zeer vreemdsoortig
klinkend accent, dat half Poolsch was.
Wanneer zijt ge hier aangekomen? vroeg
Koppenhagen.
Hedennacht.
Is alles al in orde gemaakt?
Ja, alles is gelost. Gij weet, dat ge u op mij
verlaten kunt.
Hebt ge de afrekening?
Ja, zei Balmach en overhandigde Koppen
hagen een smerig stuk papier, dat met een aan
tal Poolsche letters bedekt was.
Koppenhagen maakte er, na het doorgezien te
hebben een teeken op, en gaf het toen aan Bal
mach terug.
Peiser zal u de rekening betalen. Is hij al
hier geweest?
Neen, maar hij zal wel komen, hij komt
zeker, hij heeft vandaag gewichtige zaken.
Wat zijn dat voor zaken vroeg Koppenha
gen die dadelijk wantrouwig werd, zoodra het
Peiser gold.
Nu, hij wil zijne dochter onder de bruids-
hemel brengen en verwacht den bruidegom.
Wie is de man, aan wien hij zijne dochter
geven wil
Meyer Afrow uit Lodz.
Is het iemand aan uwe of onze kennis?
Nu, dat kunt ge begrijpen. Het is een Ko-
zin, een rijk man, oud maar zwaar. Hij heeft
een houthandel, die hem opbrengt, zeer, zeer
veel geld.
En trouwt die met l'eisers dochter
Jal en Peiser heelt reeds heel wat bij hem
in de zaken, kapitalen heeft hij in den houthan
del gestoken, aandeel heeft hij in de vrachtsche
pen en bij zou hem nu nog een mooi stuk geld
betalen. Hij moet wel veel verdienen aan onze
zaakjes.
Koppenhagen zweeg, doch verzonk in ernstig
nadenken. Waarom bracht Peiser zijn kapitaal
in Rusland onder? Waarom zocht hij over de
grenzen eene fainilieverbintenis P
Balmach 1 zeide hij eindelijk na eene pauze,
ik begin Peiser tc wantrouwen.
Een slimme vos is hij zeker 1 antwoordde
Balmach, maar het viel uioeielijk uit te maken
of dit antwoord goed of «(keuring moest te ken
nen geven.
Mij zal hij in ieder geval niet beetnemen,
verklaarde Koppenhagen. Ik zou hem even zoo
weinig ontzien, als een der rninslen onder de
deelgenooten bij het eerste teeken van verraad
of bedrog jegens ons is hij
Een kind des doods voltooide Balmach.
Maar daar komt Rukowski.
De bergman, dezelfde die den brief van Kop
penhagen aan Elize had overhandigd, verscheen
aan den oever en wenkte Koppenhagen. Deze
ging over de loopplank terug naar den oever en
Rukowski meldde hem haastig
Peiser is ginds. Hij is zooeven met zijn
dochter gekomen en aan de brug uit deu wagen
gegaan.
Het is goed, antwoordde Koppenhagen, ik
zal hem opzoeken. En gij blijft hem volgen.
Tegen den avond ontmoet ik u dan wel weer.
Denk er vooral om tegen al onze gezellen, die
ge ziet, te zeggen ot te herhalen, dat ze geen
bevelen moeten uitvoeren, die niet van mijn ze
gel met den hondekop voorzien zijn.
Koppenhagen ging hierop weder door het ge
drang tot een der thans overvolle herbergen, om
daar naar Peiser te vragen. Hij werd in eene
achterkamer gelaten, waar hij den gezochte vond
in het gezelschap zijner dochter en twee hein
onbekende Polen.
Elize was niet weinig verbaasd geweest, toen
haar vader haar des morgens bevel gaf zich voor
den tocht naar Myslowitz te kleeden. Zij had
echter zonder tegenspraak het wagentje bestegen,
dat door Peiser zelf werd bestuurd en was in
den frisschcn herfstmorgen uitgereden.
Haar vader was zeer stil, en zoo kon ook Elize
zich ongestoord met hare gedachten bezighouden.
De frissche lucht, de vrije natuur, na een zoo
langdurig verblijf in huis, deed haar goed, ver-
trischte haar en oefende ook op hare stemming
een gunstigen invloed uit. Zij wenschte dat zij
dagen lang zóó mocht kunnen rijden in den zon
neschijn door zwijgende bo3schen, door bevolkte
dorpen om de natuur te bewonderen, zooals zij
zich nog eens met hare schoonste kleuren tooit,
alvorens in den winterslaap te verzinken. In
hare gedachten echter reed zij niet met haar
vader maar met den vreemden gast, en de ge
dachte aan hem wa3 ook niet meer dan natuur
lijk, want rog nooit had zij in het gezelschap
van een roensch, in het bijzonder van een man.
een zoo groot genoegen gevonden als in dat van
Walewski. Sinas den avond toch, waarop Peiser
hem zelf van zijn eenzaam kamertje in ue woon
krmirr had gebracht was dit meermalen geschied
en had Elize zich vaak in tegenwoordigheid
haars vaders en met dezen, met den gast onder
houden. Het gesprek had gewoonlijk over tame
lijk onverschillige onderwerpen geloopen, maar
het jonge meisje had het gevoel, alsof door deze
gesprekken nieuwe gedachten, nieuwe beschou
wingen, nieuwe ervaringen in haar wakker
werden, als bronnen die plotseling uit de diepte
des wouds opwellen. Zij leefde gedurende deze
gesprekken een ander leven dan gewoonlijk
alle treurigheid verliet haar en Peiser zelf ver
heugde zich over de vroolijkheid zijner dochter,
die zich met zoo zichtbare ongedwongenheid
onderhield. Thans zag zij s'eeds uiet verlangen
naar den avond uit, naar het oogenblik waarop
haar vader thuis kwam en den gast voor het
avondeten naar beneden haalde. Zij verwachtte
verlangend zijn binnentreden in de kamer, den
zwijgenden en toch zoo weisprekenden blik
waarmede haar de man begroette, voor wien zij
om het geheimzinnige dat hem omgaf, om zijn
ongeluk, om zijn persoon en dien zijner moeder
eene zoo innige belangstelling ondervond, zooals
nog nooit voor iemand anders in haar ganschc
leven.
De weinige regels, die zij voor hem had over
feschreven, en die, zooals hij haar had medege-
eeld, aan zijne moeder gericht waren, getuieden,
hoewel in geheimen vorm, van zooveel liefde en
kinderlijke vereerir.g, dat zij daarom alleen wel
reeds voor den schrijver sympathie gevoelen
moest, wijl zij zelf insgelijks hare moeder, of
schoon thans slechts in herinnering, innig vei-
eerde.
Elize had Walewski eerst, zooals wij weten,
met belangstelling, maar ook met zeker wantrou
wen aangezien, uaar zij in hem één der deelge
nooten in de geheime zaken van haren vader
vermoedde. Na den bedoelden brief echter had
zij geheel andere gedachten omtrent hem opgevat
Wie zoo gevoelde moest wel een edel ïuensch
zijnwie zoo zijne moeder lief had, kon niets
kwaads bedenken, laat staan doen.
Peiser wendde zich eerst toen de stad reeds in
het gezicht was tot zijne dochter, nadat hij over
den drie mijlen langen weg bijna zonder uit
zondering gezwegen hadGe herinnert u
ltika Löwenfeld nog wel, met wie ge als kir.d
gespeeld hebt en die in onze buurt woonde?
Ja, ik denk, dat ze wel reeds lang getrouwd
is.
Zoo is het; hier in Myslowitz met een
herbergier. "Ge zult haar heden ontmoeten zij
weet, dat ge komt, en verheugt er zich op u
weder te zien en te begroeten. Ja, zij is getrouwd,
gelukkig getrouwd. Haar man was wat ouder
dan zij, miar zij hebben een gelukkig huwelijk;
zij heeft zes kinderen.
Men ging te voet door het menschengedrang,
tot aan de herberg, die tamelijk dicht bij den in
gang der stad lag.
In de gelagkamer heerschteeen onbeschrijfelijk
leven, juichen, schreeuwen, zingen weerklonk uit
de kelen der door den drank opgewonden man
nen en vrouwen. Peiser geleidde daarom zijne
dochter direct naar de huiskamer des herbergiers,
waar Elize door hare vriendin ltika werd be
groet. Deze was eene weelderig gevormde vrouw
geworden, die met ongehuichelde hartelijkheid
hare jeugdige vriendin ontving en spoedig hare
zes kinderen toonde. De man moest met zijne
knechts in de gelagkamer blijven ora de steeds
gaande en komende klanten te bedienen.
Rika vertelde Elize een en ander omtrent de
kleine bezwaren aan het huwelijk rerbonder, de
opvoeding der kinderen en voegde er ten slotte
lachend bij Maar ge zult die thans ook wel
spoedig bij ervaring leeren kennen. Als vandaag
de bruigom komt om kennis te maken, zult ge
hem wel bevallen, want schoon zijt ge als Sula-
mithen ook eene geleerde moet ge geworden
zijn, zoo ik hoor. Uw toekomstige man is rijk,
zeer rijk. Welk eene gelukkige viouw zult ge
worden I
Elize was door dit bericht als verpletterd. Het
kwam te plotseling, te onverwacht.
Ik weet van niets, stamelde zij.
Weet ge van niets, zottinnetje 1 Nu mis
schien heeft uw vader het voor u verzwegen, om
u door de verrassing eene te grootere vreugde te
bereiden. Hij is weggegaan om uw aanstaande te
halen, die heden ter bezichtiging der bruid komt.
liet is Meyer Afrom uit Lodz. Binnen een paar
dagen zal zeker de verloving plaats vindon.
Kijk, wat krijgt ge een kleur. Maar veront
schuldig mij thans even, ik moet noodzakelijk
naar de keuken om iets voor u klaar te maken.
Hiermede verliet zij haastig de kamer.
Dm daarvoor had haar vader haar naar dé
markt medegenomen, om haar aan een man te
verhandelen, indien zij dezen beviel. O, zij ker.de
dit gebruik om de meisjes uit te huwelijken, ma&r
moest haar vader ook op die wijze met haar han
delen, haar zoo diep beleedigen Zou zij ook zoo
behandeld geworden zijn, indien hare moeder nog
geleefd had, zoo geheel zonder deelneming of
liefde
Een gevoel van oneindige bitterheid overviel
haar. In dit ocgenblik had zij haar smart en vr
inid kunnen uitschreeuwen: De helft van ha
leven had zij willen geven voor een hart, war
aan zij slechts één uur had kunilcn vluchte-
al wat haar bedrukte, te kunnen toevertrouwen.
Zij kwam ziclizelve zoo eenzaam, zoo verlaten
voor, dat haar de omgeving, waarin zij zich moest
bewegen, vijandig, afstootend pchcen. En toch
moest zij zich beheersöhen, moest hare tranen
onderdrukken, moest lachen, toen hare vriendin
terugkwam en haar met het voorgenomen huwe
lijk plaagde.
(Wordt vervolgd.)