umnier 'onderdag ebruari 1900. 23e Jaargang, Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen. De Deserteur ANT00N TIELEN, Zweepslagen. Uitgever: Bekendmaking. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentiën 1'7 regels fO.GO; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Als zinnebeeld van macht, als werktuig van kastijding, als prikkel tot verhoogde krachtsinspanning, heeft de zweep een lange, zeer lange geschiedenis achter zich dat eenvoudig ding, een buigzaam weefsel van dierlijke of plantaardige vezels aan een handvat verbonden, speelde in de maat schappij een belangrijke rol. In onze da gen van vrijheid en van broedermin, zoo is het immers? kunnen wij onsternau- weruood voorstellen dat er ooit tijden zijn geweest, waarin een voorwerp aan het welk slechts gedacht wordt in verband met de dressuur van paarden of van honden, ook in die van menschen een ruime plaats innam. Toch is het zoo. Het vernuft van onder scheiden uitvinders is niet zonder invloed gebleven op den vorm van het werktuig en daarom vertoont het zich in afwisselende gedaantehier met reepen huid van een buffel of krokodil, ginds van gewonen hen nepvezel, maar aan de uiteinden met meta len kogeltjes bezwaard, of wel als een touwmassa met metaaldraad saamgevlochten; in overeenstemming met dat uiterlijk draagt de zweep nog andere namen en voldoet zij aan uiteenloopende eischen. Wij kennen het dikke, taaie onhebbelij ke ding, dat nog in de laatste eeuw als knoet, in Rusland gebezigd werd om weer barstige lijfeigenen te tuchtigen of veroor deelden den weg naar het verbannings oord, Siberië, te veraangenamen wij ken nen het van looden knoppen voorziene instrument, dat op de Amerikaansche plan tages de opzichters in den gordelriem droe gen om de slaven aan te zetten, die naai zij n oordeel niet hard genoeg werkten. En als we ons nu herinneren, dat op over oude afbeeldingen, afkomstig van Assy- riërs en van Egyptenaren, de opgeheven zweep dient, om krijgsgevangenen voort te drijven naar de plek waar men hen ter dood zal brengen, of om de arbeiders, be zig bij den pyramidenbouw, weer op de been te helpen, als zij nederzinken onder de zware steenvracliten, die hun naakte schouders drukken, moeten we dan niet tot de erkenning komen, dat het dierlijke in den mensch zeer veel tijd heeft noodig gehad, alvorens een weinig te zijn ge temd Van de vorderingen der hedendaagsche beschaving, betoonen wij ons niet altijd erkentelijk, en het moet gezegd worden, het ontbreekt geenszins aan redenen, die ons weerhouden er al te hoogen dunk 'van te hebben. Niettemin zal dit wel als een groote vooruitgang mogen gelden, dat on der gewone omstandigheden, niet als beestachtige driften het verstand beneve len en den wil beheerschen. het men- schelijk lichaam meer wordt geëerbiedigd, en geen tuchtigings- of martelgereedschap noodig wordt geacht om de maatschappe lijke orde in stand te doen blijven. Het tijdperk van de zweep is afgeslotenin haar plaats zijn andere middelen van dwang en van drang getreden. Dan toch nog middelen. De opheffing dei- lijfstraffen is niet onvoorwaardelijk kunnen geschieden, de zweep heeft een plaatsver vangster gekregen. Ja, zelfs maar dan één. Wij zouden kunnen zeggen, dat haar heer schappij is blijven bestaan, al is zijzelve geheel van karakter veranderd haar taak wordt vervuld door eene, wier shigen dieper doordringen, dan lot huid en spieren, en wier striemen, ofschoon voor het stoffelijk oog onzichtbaar, ook nog lang nadat de kastijding is toegebracht, de herinnering er aan levendig houden. Och het is niet ten onrechte, dat De Génestet zeideDes drijvers geweldige roede jaagt rustloos mij voort op mijn pad De opmerking is niet nieuw, dat bij ver reweg de meeste menschen het begrip „eigen beweging7' zeer betrekkelijk is. Heel dikwijls is er niet veel eigens in, en wat als zoodanig wordt aangemerkt komt toch nog van buiten. In de wereld van het dagelijksch bestaan is het de meest ma- terieele van alle behoeften, die aan voed sel als bouwstof voor het slijtend lichaam, die de krachtigste drijfveer tot handelen mag heeten, en in letterlijken zin zijn het de zweepslagen van den honger. Zijn het althans de dreigende knallen van het boven onze hoofden gezwaaide koord, die ons be letten van het werk vandaan te loopen. Neemt verder dat woord „behoeften" in den ruimsten zin, en gij hebt den drijver aangewezen die ons naar de plek stuwt waar de pyramide wordt opgetrokken en die ons, mochten wij opwellingen van vrijheidszucht krijgen, even doet bemerken, door een paar goed gerichte streelingen, hoe betrekkelijk weinig die vrijheid te beduiden heeft. La ten wij er ons maar niet voor schamen te erkennen, dat van den zeer korten tijd, dim wij hier beneden in wakenden en zelfbe- wusten toestand doorbrengen, wij verreweg het grootste gedeelte bezig moeten zijn ons te voegen naar den wil van anderen, die op hun beurt weer opzweepers boven zich hebben Dat is een wet der natuur er tegen te willen kampen zon vruchteloos zijn. En het menscheugeslacht is er aan ge woon geraakt, een groot gedeelte van het leven aan te bieden als prijs, voor het on derhoud van het geheel. Dat is het ongeschreven maatschappelijk contract, zon- der hetwelk wij niet tot de gemeenschap worden toegelatenwie niet werkt, hij zal ook niet eten, zegt de apostel, en in dat hoogst eenvoudig woord ligt de geheele quaestie opgesloten. Wil men den dwang tot engere tijdsgrenzen terugbrengen, en de vrijheid in ruimere mate genieten, er zou slechts dit op te vinden zijn dat men zijn behoeften wat inkromp om minder noo dig te hebben ter voorziening daarin. De richting van onzen tijd is juist anders om, en dat is niet een onhetwishaar voor deel. Wij klagen dat wij overspannen wor den, dat van ons arbeidsvermogen te veel wordt gevergd, dat onze werkdagen te lang en de uren van ontspanning te schaarsch zijn nu ja, hoe komt dat Er is zooveel noodig om in „zijn stand" voor den dag te kunnen komen, de maatschappelijke eischen worden steeds hoogeroch, wie stelt dan die eischen, zijn wij het zeiven niet? Er wordt gezegd dat onze vaderen kalmer leefden, minder over „hun zenuwen" te tobben hadden, het leven genoeglijker, den arbeid minder zwaar vonden. Misschieu namen zij het er meer van, omdat zij aan buitensporige begeerten het zwijgen wisten op te leggen. Hoe het zij, als wij somtijds een pijnlijk gezicht zetten onder de slagen van de ons telkens voortdrijvende zweep, dan is het toch ook waar, dat wij er dik wijls vrijwillig den rug voor krommen en als wij van onzen arbeid de slaven worden, dan is de zegen, die van een met opge wektheid vervulde taak afdaalt, voor een deel vervlogen. Ook hier geldt de wet der zelfbeperking, die zich niet straffeloos laat overtreden. Dit is wel de zweep, die voortdurend boven onze hoofden wordt gezwaaid de oufeilbare, de onvermijdelijke straf, aan elke verkeerde daad, zoomede aan elke tekort koming verbonden. Wij vreezen haar, en niet zonder reden, want zij doen pijn, ons treffende in de ziel, ons ontroovende de ge moedsrust, zonder welke geen geluk bestaan baar is. Volgens de oude opvatting was alles met een kastijding geboet en de rekening als het ware vereffend. Wij hebben nu leeren inzien, dat de tuchtiging slechts iets kunst matigs is, toegepast misschieu om redenen van maatschappelijk belang, en daarom niet geheel te vermijden. dat zij zelfs dienen kan om afschrik in te boezemen en de tot het kwade uitgestrekte hand tegen te hou den, doch dat de eigenlijke straf van elders T en i£slru(srkf Courant, KENNIS G E V I N G. ingevolge artt. 11, 12 en 13 der Kieswet. De Burgemeester van Waalwijk noodigt de mannelijke inwoners dezer gemeente, waaronder ook zij, die den leeftijd van vijf en twintig jaren vóór of op den 15 Mei van dit jaar hebben be reikt, uit, ten einde op de eerlang op te maken lijst van kiezers voor leden van de Tweede Ka mer der Staten-Generaal, van de Provinciale Sta ten en van den Gemeenteraad te worden ge plaatst, om vóór den 15 Februari a. s., ter ge meente-secretarie te doen blijken I. Voor het geval zij in eene andere gemeente zijn aangeslagen, van hun aanslag over het volle la&tstverloopen dienstjaar in eene der Rijks di recte belastingen, genoemd bij art. 1, letter ader kieswet, wat de grondbelasting betreft, in ééne andere gemeente of in meer gemeenten tezamen, tot een bedrag van ten minste één gulden, door overlegging der voor voldaan geteekende aanslag biljetten. Hierbij wordt opgemerkt, dat de aanslag der vrouw geldt voor haren roan, die van minderja rige kinderen, wegens goederen, wanrvan hun vader het vruchtgebruik heelt, voor hunnen vader. II. Voor het geval zij zijn medeëigenaren eener onverdeelde nalatenschap, wier namen niet bij den aanslag in het kohier zijn vermeld, van hun betaalden aanslag in de grondbelasting, over liet volle la&tstverloopen dienstjaar, mits hun aandeel iD dien aunslog ten minste een gulden bedraagt. Bij de schriftelijke aanvrage, waaruit hun aan deel in den aanslag mort blijken, moeten worden overgelegd het aanslagbiljet of door den ontvan ger gewaairaerkt duplicaat daarvan en de noodige bescheiden ten bewijze van het gemeenschappelijk bezit. Onder aanslagen in de grondbelasting rub 1 en 2 worden verstaan de hoofdsom en de Rijks op centen. III. Indien zij niet in deze gemeente overeen komstig het bepaalde sub a van art. 1 der wet zijn aangeslagen, namelijk over het volle laatst- verloopen dienstjaar in de grondbelasting voor een beurag van ten minste één gulden (hoofdsom en Rijks-opcenten), in de vermogensbelasting, in de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten of in de personeele belasting, door eene schriftelijke aangifte, dat zij voldoen aan eene der volgende voorwaarden lo. dat zij als hoofden van gezinnen of als al leen wonende personen op den 31sten Januari se dert den lsten Augustus van het vorige jaar heb ben bewoond, krachtens huur, achtereenvolgens in dezelfde gemeente niet meer dan twee huizen of gedtelten van huizen, voor elk waarvan, met of zonder bij behoorende grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs, per week berekend, ten minste heeft bedragen de som, voor de gemeente ol het gedeelte der ge meente, waar het huis gelegen is, vermeld in de bij de kieswet gevoegde tabel of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke meter 2o. dat zij op den 31sten Januari sedert den lsten Januari van het laatst verloopen jaar bij dezelfde per soon, onderneming, openbare of bijzondere instel ling in dienstbetrekking of als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn en als zoodanig over dat jaar een inkomen heb ben genoten als voor de gemeente of het gedeelte 19. Toen hij ontwaakte, omgaf hem duisternis. De kaars was afgebrand en uitgegaan; Walewski moest dus wel tamelijk lang geslapen hebben. In het donker voelde hij naar de levensmiddelen op de tafel, en stilde daarmede zijn hunger, ook dronk hij het overschot van den wijn op. Daar na verviel hij in de sombere stemming, waarin ieder verkeert, die niet weet, wat hem de eerst volgende uren brengen zullen, en toch niets gelukkigs, zelfs niet eens iet?, dat hem onverschil lig is, kan verwachten. Eindelijk hoorde hij een sleutel in het slot steken, en viel een schijnsel van licht door de deur en een der beide geleiders verscheen. Hij bracht licht, een nieuwen voor raad van voedingsmiddelen, een flesch wijn en het bericht, dat er spoedig iemand zou komen, om met mijnheer te spreken. Inderdaad verscheen korten tijd daarna Kop penhagen, naar het scheen zeer vriendschappelijk en welwillend gezind, want bij zeide Ik hoop, dat mijnheer zich in den tusschen- tijd niet al te zeer heeft verveeld, maar de zaak was op geene andere wijze te regelen. Spoedig zelfs zullen wij eene andere plaats voor onze werkzaamheden moeten opzoeken. Heeft mijn heer intusschen reeds over ons voorstel nagedacht, en is hij bereid zichzelven, het vaderland en de bestrijding van Rusland te dienen Zeker! antwoordde Walewski. Ik wil, zoo als ik reeds meermalen gezegd heb, gaarne het voorgestelde doel dienen, maar tot mijn leedwezen geloof ik niet met u te kunnen overeenstemmen, wat de keus der middelen betreft 1 Laat mijnheer dan eens openhartig zijne meening uitspreken! sprak Koppenhagen, maar zijne trekken namen eene onheilspellende uit drukking aan. Ik wil het eerlijk zeggen ik deins terug voor het aanwenden van middelen, die ik voor mij niet als eerlijke kan beschouwen. Metvabch geld een land in ongelegenheid brengen en zich- »7' der gemeente, waar zij wonen, is vermeld in de bij de kieswet gevoegde tabel of dat zij op den lsten Februari in liet genot zijn van een door eene openbare instelling ver leend pensioen van gelijk bedrag met dien verstande dat voor hen, die in beide gevallen rerkeeren, zoo noodig ter bereiking van het vereischte bedrag, het inkomen en het pensi oen worden samengesteld 3o. dat zij op den lsten Febrnri sedert een jaar den eigendom met recht van recht van vrije be schikking hebben van ten minste f 100.(nomi naal) ingeschreven in de Grootboeken der natio nale schuld of van ton minste f50.ingelegd in de Rijkspostspaarbank 4o. dat zij hebben voldaan aan de cischen van bekwaamheid, door of krachtens de wet gesteld voor de benoembaaiheid tot eenig ambt, voorde vervulling van eenige betrekking of voorde uit oefening van eenig bedrijf of beroep. Voor hen, die krachtens vroeger gedane aan gifte op de loopende kiezerslijst voorkomen, is hernieuwde aangifte onnoodig, indien de plaat sing op die lijst berustte op: lo. bewoning van een huis of gedeelte van een linis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari alsnog hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis of hetzelfde vaartuig bewonen 2o. genot van pensioen 3a. bezit van eene inschrijving in de Grootboe ken der Nationale Schuld of van een inleg io de rijkspostspaarbank 4o. aflegging van een examen. Daarentegen is hernieuwde aangifte wel noodig voor hen wier plaatsing op de lijst berustte op lo. bewoning van een huis of gedeelte van een huis of van een vaartuig, indien zij niet meer op 31 Januari hetzelfde huis of een gedeelte van een hetzelfde huis of hetzelfde bewonen of 2o. op genot van inkomen in dienstbetrekking, of als inwonende zoon, in liet bedrijf of beroep der ouders werkzaam, hetzij met of zonder genot van pensioen. Voorts wordt opgemerkt, dat zij die vallen on der eene der nomiuers 14 van No. III, om be voegd te zijn tot liet kiezen van leden van den gemeenteraad, over liet volle laatstverloopen dienstjaar in deze gemeente moeten zijn aange slagen in de plaatselijke directe belasting op het inkomen en dien aanslag op den 1 Maart ten vol le hebben betaald. Ten slot'e wordt aan belanghebbenden mede gedeeld, dat voor liet doen der aangiften van he den af ter secretarie verkrijgbaar zijn blanco for mulieren. Waalwijk, den 4en Februari 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. zelf bevoordeelen, kan nooit een wapen worden geacht, zooals een eerlijk man zich dat wenscht. Dat is maar, al naar men de zaak beschouwt. Ik wil daartegenover mijnheer slechts ééne ande re zaak in overweging geven. Wij bevinden ons in openlijken oorlog met onze onderdrukkers, de Russen. Is in den strijd niet ieder wapen tegenover den vijand geoorloofd Ieder eerlijk wapen I merkte Walewski op. Eerlijke wapens? En bezigt dan Rusland tegenover het arme, onderdrukte Polen eerlijke wapenen Of is het eerlijk, geen enkele der vroeger gedane belolten te houden Is het eei lijk ons zoowel eigen godsdienst als eigen taal te ontnemen? Is het eerlijk liet beste deel der natie naar Siberië te zenden? Is het eerlijk onze vrouwen en meisjes onder knoetslagen te doen sterven, als slechts een dier gemeene onderdruk kers op de gedachte komt, haar als staatkundig verdacht aan te geven Ik geloof, dut tegenover een dergelijken vijand alle bedenkingen wat de keuze der middelen betreft, eenvoudig als dwaas moeten aangemerkt worden. Ook zelfs tegenover een doodsvijand moet men eerlijk blijven, maar mijne bedenking is dan ook in hoofdzaak deze, dat door de voorge stelde handeling niet de vijand wordt benadeeld, maar geheel onschuldigcn schade lijden. Dooi de uitgifte van dit geld worden mer.schen, die nooit iets kwaads deden, juist liet meest benadeeld, zoo zij daardoor misschien niet volkomen geruï neerd worden 1 Dat kan in den oorlog niet anders Ook daar lijdt de onschuldige burger, ofschoon hij er geen schuld aan heeft. Zijn zaad wordt ver trapt, zijn huis verbrand, hem have en goed, soms zelfs het leven, benomen. Zeker, maar dergelijke oorlogen zijn nu eenmaal een noodzakelijk kwaad, en bovendien dienen zij er niet uitsluitend toe om onschuldigen te benadeelen, in dit geval is hec slechts een noodzakelijk gevolg, dat ook onschuldigen er onder lijden moeten. Koppenhagen scheen in te zien, dat hij met dergelijke redeneeringen niet veel verder kwam; hij besloot dus van alle overreding af te zien, en-zeide kortaf: Laat ons de zaak ten einde brengen. Wil mijnheer dus op onze voorstellen niet ingaan Ik zou oneerlijk kunnen zijn en #ja" zeg- gen, om mij dan later toch terug te trekken. Maar wij zijn geen kinderen, viel Koppen hagen Walewski ruw in de rede, denkt gij mis schien dat wij geen voorzichtigheidsmaatregelen zouden nemen Maar ik bemerk het wel, mijn heer wil niet. Om alle gevolgen en onaange naamheden zijner weigering te voorkomen, wil ik er hem nog aan herinneren welke gewichtige voordeelen hij opgeeft, die hij zich anders zonder moeite en zonder gevaar verschaffen kan. De banknoten, die wij hem overhandigen zullen, zijn zoo voortreffelijk nagemaakt, dat zij in geen enkel opzicht van de echte te onderscheider. zijn. Ia groote hoeveelheid kunnen zij echter slechts door één persoon worden uitgegeven, en wel door iemand, die in groote, aanzienlijke kringen verkeert, en dus zonder opzien te verwekken buitengewoon groote uitgaven kan doen. Daarom alleen hebben wij ons tot mijnbeer gewend, om dat wij meenden, dat hij er toe bereid zou zijn onder een vreeraden naam op te treden en daar door zoowel zich zeiven als het vaderland te die nen. Ik geloof niet, dat het vaderland zulke diensten van een eerlijken patriot vergen zal. Walewski had deze woorden tamelijk heftig uilgesproken en Koppenhagen was verstandig genoeg om de beleekenis er van dadelijk te ver staan. Hij begreep, dat Walewski hem doorzag en aan het sprookje, als zou Koppenhagen ingevolge de opdracht van een comité van opstandelingen met hem onderhandelen, geen geloof schonk. Deze overtuiging scheen hem echter in geenen deele aangenaam te zijn, want een blos van toorn overtoog zijn gelaat, brutaal sloeg hij met de vuist op de tafel, zoodat de kandelaar omhoog sprong en dreigde om te vallen, terwijl hij heftig uitviel, zijn toon en toespraak wijzigend De duivel hale u, met uw praatjes en voor wendsels. Eén van beide, of ge zijt ontoereken baar, of ge schuilt met dien schoft, dien Peiser order één deken. Denkt ge, dat ik met mij laat spelen? Luister naar mijne laatste woorden Ge zijt thans in het bezit van een geheim, waarvan ge op de hoogte hebt willen komen, door u eerst bereid te toonen ons te dienen, terwijl ge nu allerlei bezwaren maakt en allerlei uitvluchten zoekt. Welnu, gij zult deze ruimte niet eerder verlaten, vóór gij van bekende met ons geheim, een deelgenoot, een medeplichtige geworden zijt, of in geen geval zeg ik u, zult ge de kamer verlaten, onthoud dat, gek, en bezin u tot uw eigen bestwil Zonder te groeten ging Koppenhagen naar bui ten. De sleutel werd dadelijk weder in het slot omgedrauid. IX. Weder liep ltothmann, oogen en ooren open houdend en ook de geringste kleinigheden opmer kend, over denzelfden landweg, waarop hij vroe ger de aanduiding door den bekenden horidekop gevonden had. Niet zonder reden vermoedde hij, dat zich in de herberg aan liet einde van dezen weg meer malen leden der valschemuntersbende ophielden, zoo ook, dat de herbergier zelf eeu medeplichtige was. Daarom had hij besloten, zich dikwijls, als het wBre bij toeval, daarheen te begeven, om te zien, wie er alzoo vaste bezoekers waren en de verhouding tusschen den waard en zijne bezoe kers na te gaan. Rothmann laclitte onwillekeurig, toen hij be merkte, dat de namen van Biller en Keilef, die vroeger op de schuttingen geschreven waren, niet meer aanwezig waren en ook de ruw geteekende hondenkop was uitgewischt. De teekens hadden hun dienst gedaan, en hoogstwaarschijnlijk alleen gedier.d om den gezant der bemiddelaars, die in de groote steden het valsehe geld uitgaf, den weg te wijzeu, dien deze dan ook bleek gevonden te hebben. Toen Rothmann gedurende het middaguur de herberg binnentrad, vond hij deze leeg. Hij liet zich wat te eten en te drinken brengen en be proefde inmiddels met den kastelein een gesprek aan te knoopen. Deze echter bleek buitengewoon achterhoudend te zijn hij behandelde Rothmann blijkbaar zóó wantrouwend, dut deze daardoor volkomen over tuigd werd, met een vertrouweling der bende te doen te hebben, wat hem dan ook aanleiding gaf tot de bepaalde vraag, of Koppenhagen daar dik wijls kwam, en of aeze misschien dien dag nog werd verwacht. Hoe langer Rothmann zich blijkbaar doelloos in de herberg ophield, hoe meer de herbergier hem scheen te verdenken. Daarom nam hij ein delijk dan ook weder zijne pakken op en trok eene poos in de nabijheid van het dorp rond, naar het scheen om vlechten in te koopen en te verkoopen. Eerst laat op den middag keerde hij weder naar de herberg terug er. trof daar toen,'tot zijne niet geringe blijdschap, den blauwrok aan. Deze begroette den binnentredenden Rothmann met geschreeuw en gelach en riep: Ileidaar, kom hier, gij haarverkooperIk ben blij, dat ik u terugzie. Drink een borrel met mij, ik ben u nog eene kleine vergoeding schuldig," om wat u mijnentwege overkomen is, want zoools ik ver nomen heb, heeft men u gevangen genomen, om dat ik een klap gekregen had en bestolen was. Jawel, antwoordde Rothmann. Dat heb ik u te danken gehad, dat zij mij als een moorde naar gebonden en naar de politie gesleept hebben! Ge liadt ook wel wat beter kunnen doen, dan u te laten overvallen. Ge zijt echter merkwaardig snel weer los gekomen, antwoordde de blauwrok, hoe hebt ge hem dat gelapt? Hij zag Rothmann onderzoekend aan en deze gevoelde zich eerst niet erg op zijn gemak onder dezen blik. Uit den aard der zaak was hij door den burgemeester slechts zoo spoedig vrijgelaten, nadat hij dezen zijne legitimatie van den'minister en den president van politie als geheime beambte had vertoond. De zaak ging zoo eenvoudig als mogelijk toe, antwoordde hij echter zoo onbevangen mo gelijk. De burgemeester kent mij nog van vroe ger, daarom liet ik hem ook dadelijk roepen, en zoodra hij mij zag, verklaarde hij, dat men mij van de misdaad jegens u gepleegd, niet behoefde te verdenken. Nu, zei de blauwrok vroolijk, in ieder geval hebt ge moeielijkheden gehad. 'Kom hier zitten en drink 1 Rothmann gaf aan deze uitnoodiging bereid willig gevolg, want hij hoopte den blauwrok nog menig onbedacht woord te ontlokken. Hij wist, dat deze een groot liefhebber van de flesch was, en zulke lieden worden in den regel zeer luidruchtig, zoodra zij zich tenminste in een ze ker stadium van dronkenschap bevinden. Veit 1 mij au toch eens, vroeg Rothmann hoe de overval tegen u I eeft plaats gevonden Gij weet, antwoordde de blauwrok, dat ik

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1