Nummer 18.
Zondag 4 Maart 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie ers Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
De Deserteur
Het Maatschappelijk vraagstuk
TOON TIELE
Levensverzekering.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen,
FEUILLETON.
Dit ülad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementspr ij s per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
U I T G F. V E 11
WAALWIJK.
Advkrtentiën 1-7 regels f0.60; daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Ofschoon wij meenen in onze beide voor
gaande opstellen den lezer in staat gesteld
te hebben zich een goed begrip van de Pi e-
mie-rtserve bij levensverzekering te vormen,
wenschcu we ook dit opstel nog da-traan te
wijden.
Wie de beteekenis der Premie-reserve be
grijpt beeft daarmede al reeds een groot in
zicht in het gansche samenstel eener Le
vensverzekering-Maatschappij, waarvan de
Premie-reserve vi-ilig als de hoeksteen kan
worden aangemerkt. Hij zal zich niet
langer verbazen over de enorme sommen, die
zelfs Hollandsche maar vooral buitenlandsche
maatschappijen tot hare aanbeveling als Pre
mie-reserve annonceeren. Eene Amerikaan-
sche maatschappij slaat hierin liet record, zij
beschikt over niet minder dan 75millioeu
reserve, wat, gelijk onze lezers reeds weten,
wil zeggen, dat die Maatschappij dat kapi
taal van hare premiën gereserveerd heelt als
noodig om ook in de verste toekomst hare
verplichtingen te kunnen nakomen, waaron
der eene extra-reserve om het groote re
servefonds te vrijwaren voor daling beueden
het norma door eventueele afwijkingen in
de tot grondslag gekozen verwachtingen van
sterfte en rentevoet.
Dat fonds wijst dus minder op rijkdom
dan op den groeten omvang der Maatschap
pij, op de groqte verplichtingen welke die
maatschappij op zich genomen heeft en op
het groote vertrouwen, dat zij geniet.
Onze lezers zullen niet meer zoo onge-
loovig maar ook niet zoo als alleszeggend,
volgeloovig de groote Amerikaansche getal
len lezen.
Zij begrijpen, dat de reserve eener op
groote schaal werkende en zich uitbreidende
maatschappij groot moet worden, dat de
grootheid dier reserve slechts voorwaardelijk
eene vertrouwbare reclame is, dat eene maat
schappij met minder reserve daarom nog niet
minder soliede is.
En deze wetenschap schijnt minder een
voudig dan men zou meenen.
Omtrent de premie-reserve heerschen nog
steeds verkeerde begrippen niet slechts bij
eenvoudige lieden maar zeifs bij inderdaad
geleerde mannen ontmoet men daaromtrent
niet zelden geheel onjuiste beschouwingen.
Gelijk wij gezien hebben weet eene maat
schappij van Levensverzekering juist te zeg
gen hoe groot zij de contante waarde schal
van de bij uw overlijden verzekerde som en
hoe groot de contante waarde van de pre
miën, die gij gedurende uw leven zult be
talen.
Zij plaatst zieli daarbij tegenover de mas
sa en rekent met gemiddelde waarden.
De maatschappij zegtDe verplichting,
die ik op mij neem is zoo zwaar en daar
tegen moeten uwe nettopremiën juist op
wegen.
Verbeeld U nu eene zuivere weegschaal
en dat bij het sluiten uwer polis in de
schaal (U) de last der Uitkeering wordt ge
legd en in de andere (P) de waarde d-r
Premiën dan zal de schaal juist balanceercn.
Beschouwen we nu den stand der schaal
na lü jaar.
Gij zijt zooveel ouder gewo'-den,'uw over
lijden is dus meer nabij, met andere woor
den de vervaldag der verzekerde som is
dichterbij, de contante waarde in de (U)-
schaal is zwaarder geworden.
De (P)-schaal, aanvankelijk bevattende de
contante waarde van alle premiën bevat nog
slechts de contante waarde van de nog over
blijvende (van de nog te betalen) premiën,
zij is dus zooveel lichter geworden.
De Uitkeeringsckaal is zwaarder, de Pre-
miënschaal lichter geworden, ergo het even
wicht is verbroken.
Om de naald weder in liet huisje te doen
komen, om het evenwicht te herstellen, moet
de (P)-sehaal aangevuld worden en die aan
vulling heet premiereserve.
De Premie-reserve, die eene maatschappij
in kas moet hebben is dus liet verschil tus-
sclien de contante waarde liarer verplichtin
gen en die der nog te ontvangen premiën.
Ten slotte nog eene praktische lleserve-
beschouwing, die liet voorafgaande moge
illustreeren.
Uit liet aangevoerde volgt, dat als men
eene zelfde groep van verzekerden beschouwt
gedurende de eerste jaren de ontvangsten de
uitgaven aanzienlijk moeten overschrijden,
maar dat dit overschot zal verminderen om
dat het aantal verzekerden door overlijden
vermindert en de sterfte percentsgewijze toe
neemt, dat er een tijd zal komen dat op
Ecd plotseling besluit rijpte bij Walewski. Hij
liep naar de barricade, sleepte van daar eenige
der zwaarste steenen naar de uitmonding van de
gang en begon deze aldus te versperren. Indien
hij nu vervolgd werd, dan ontmoetten de ver
volgers in ieder geval eene hindernis, die zij
moesten wegruimen en het gedruisch daarvan
zou hem waarschuwen, zoodat hij in geen geval
onvoorbereid kon overvnllenworden. De vertwij
feling schonk hem krnclit en binnen twee uren
had hij vóór den smalleu ingang eene barricade
van zandsteenen opgericht. Wel sneed hij zich
daardoor den terugweg af, maar dezen wenschle
hij toch niet in te slaan, er zouden in het berg
werk wel betere plaatsen te vinden zijn, waarin
hij zich verbergen kon. Twee kaarsen reeds had
hij bij dit werk verbrand en hij besloot daarom
zijn onderzoek zoo spoedig mogelijk voort te
zetten.
deze groep verzekerden het totaal der ont
vangsten van een jaar minder zal zijn dan
het totaal der uitkeeringen en dat dus de
reserve dienst moet doen.
Volgen wij daartoe eene groep van 60033
20jarigen elk verzekerd voor f 100 bij over
lijden.
Het getal 60033 is gemakshalve gekozen
als het aantal 20jarigen voorkomende in de
tot dusver geraadpleegde sterftetafel.
De netto-premie is f 1.38 dat wil zeggen
als ieder f 1.38 jaarlijks betaalt is dit juist
voldoende om de voorkomende uitkeeringen
te dekken zoodat met het laatste sterfgeva
de kas uitgeput is.
-
->>
Na 30 jaar blijkt de jaarlijksche premie-
ontï angst nog het bedrag der uitbetalingen
hij overlijden te overtreffen en eerst na het
40e jaar daalt de totale reserve. De re
serve per polis stijgt steeds maar blijft al
tijd onder het verzekerd bedrag.
CORN. OOM ENS.
II.
HET WEZEN.
Gin de omschrijving, (lie ik gaf van het
maatschappelijk vraagstuk te wettigen, zij
duidelijkheidshalve nog opg« merkt, dat ik
met Antoinc onder quaestie of vraagstuk
versta „un problème, dont on cherche la
solution" een ingewikkeld punt, waarvan
men de oplossing zoekt. Üti problème
Dit woord komt voort uit het Grieksch
Pro en B a 11 e i n en dat bet eekent voor
iemand iets neerwerpen. Daarom noem ik
eei\ vraagstuk: iets ingewikkelds, dat men
u voorwerpt ter oplossing, dat u oplossing
vraagt.
Wat nu werpt men ons voor ter oplossing
m. a. w., wat is het vraagstuk dat wij liiei
bedoelen 'Dan autwoord ik de ongezonde
toestand in de gansche maatschappij, met al te
gevolgen daarvan op godsdienstig, zedelijk
staathuishoudkundig en staalkundig gebied.
Die ongezonde toestand vraagt natuurlijk
om geneesmiddelen, 'l Is daarom, dat dik
wijls, als men het maatschappelijk vraagstuk
in geheel zijn omvang voor zich neemt, inen
ook het oog heeft op de geneesmiddelen
zelf, ofschoon zij feitelijk niet het bedoelde
probleem zijn, d.nt oplossing vraagt.
Die ongezonde toestand bestaat cn be
staat overal.
Bij het onschuldig kind, dat hijgt naar
zijn algoeden Schepper, onftrekt men het
blanke zieltje aan ware godsdienstbegrippen,
door de school tc laïciseeren. Wat gruwel
tegenover de reine engelenziel van een kind
Gij weef, eene macht van onderwijzers is
tegenwoordig socialist. Helaas dat men
kinderen niet meer ontziet, dat men het
kwade slechts in hen ontwikkelt, dat men
hen dwingt van ongodsdienstige, socialistische
spijzen den nog gezonden geest te verzaden
Eu dan de Pers, het Monster ouzer dagen,
dat een Waalwijksche dichter, W. van lugen,
met ijzeren slagen aanvalt in deze onge
kunstelde verzen
Kent gij 't Monster onzer dagen,
Dat de lucht zoozeer verpest,
Dat een broed van booze Plagen
Aan zijn giften boezem mest,
Dat, gevoel en waarheid honend,
Huichelt met den geest, des Nachts,
En, in stad en vlakte wonend,
De argeloosheid onverwachts,
Grimmig weet op 't hart te springen,
Als een woeste boschhyeen,
Dat zijn tand en klauw doet dringen
Dieper dan in merg en been
Kent gij 't Monster, aardsche vorsten,
Dat uw tronen siddren doet,
Dat uw dikoekruisde borsten
Met zijn weerhaak openwroet
Dat do volkren weet te hitsen
Tegen Broeder en Gezag
Met zijn valsehe nagelspitsen
Wetten scheurt als nietig rag:
Dat met d' adem van het Zuien
Voortvliegt tot de grens van 't Noord,
Of in 't Oosten op komt kruien
En de rust van T West veistoort?
Kent gij 't Monster, wereldgoden,
Die de teugels voert der Macht,
Die den buik der aard met dooden
In een oogwenk heeft bevracht
Kent gij 't Monster, gij vermetel
Dwaallicht, dat in 't duister spookt,
Dat de waarheid op heur zetel,
De onschuld in haar cel bestookt?...
TSchrikbre Monster onzer dagen
Is der Boozen vrije Pers
God moog haar van de aarde vagen
Bij het eeuwig tandgekners
Den heiligen, goddelijken band des
huwelijks durft men met wetten verbreken,
een huiselijke vrede wordt een huiselijke
strijd met veel treurigs.
En het Alcoholisme f Wat een verwoes
ting Waar zijn de forsch-gespierde ar
beiders Waar is die oude trouw, eerbied,
degelijkheid Vraagt liet priesters, vraagt
liet eerlijke patroons en werklieden, vraagt
het de mannen van 't gerecht. 't Moet
gezegd, Brabant is tot heden toe nog zoo
diep niet gezonken, maar toch het zinkt,
zoo er geen redding komt.
Hebben iu handel en industrie van den
kant der patroons en werklieden de recht
vaardigheidsbegrippen niets geleden
Welnu, is dit zoo, trekt gij dan de ge
volgen op godsdienstig en zedelijk gebied
Eene school zonder God eene pers
zonder God een huwelijk zonder God
eene tomelooze onmatigheid, die zielen ver
dierlijken en lichamen verkankeren moet
en dan somwijlen zulke Heidensche reclit-
vaardigheidsbegrippen waar blijft het
met de bron van tijdelijk en eeuwig geluk,
godsdienst en zedelijkheid
Dat is de ongezonde toestand met de ge
volgen op godsdienstig en zedelijk gebied.
Ik zeg het Walth. v. Ingcn na in zijn
verwoeden aanval op het gedrocht „de vrije
en l.usslr
Courant,
26.
De deur kon van binnen gegrendeld worden,
dit deed hij dan ook dadelijk om vóór alles een
stuk brood te eten, dat hij met een slok brande
wijn bevochtigde en hem niet alleen uitmuntend
smaakte, maar ook zeer verkwikte.
Thans eerst dacht hij er oan, om op alles voor
bereid te zijn, zich zoo goed mogelijk te wape
nen. Van een brandende kaars voorzien verliet
hij de hut, begaf zich naar de plaats, waar hij
de gereedschappen had zien liggen, en nam daar
van een niet te zwaren ijzeren staaf, die hem 0ij
een overval van dienst zou kunnen zijn en begon
daarna zijn onderzoek.
Eerst beklom hij weder de ladder, tot hij zicli
op den beganen grond bevond en sloeg toen
links af, dus in de richting van waar hij gekomen
was.
Nadat hij eenigen tijd merkbaar geklommen
had, bevond hij zich plotseling voor eene barrica
de van steenblokken, eD begreep hieruit, dat hij
zich hier bij een uitgang, een zoogenaamden
mond van het mijnwerk moest bevinden. Blijk
baar echter was deze uitmonding opzettelijk met
een barricade afgesloten, die het onmogelijk was
uit den weg te ruimen. Ook was hij er'in het
geheel niet zeker van of zich achter deze barri
cade niet misschien nog een stevige deur zou
bevinden, die alleen op deze wijze versperd was.
Hier vond hij ook den ingang, door welken Ba-
ruch hem gevoerd had en hij sidderde b'.j de
gedachte dat zijne vervolgers ieder oogenblik
door deze gang konden komen, om hein te zoe
ken. En wat indien men hem vond.
Dan zou zijn dood zeker zijn Maar zoo ge
makkelijk als zij wellicht meenden, zouden zij
hem toch niet vatten. Menigeen van zijn vijan
den zou vooraf den dood vinden door de ijzeren
stang, die zijn hand thans steviger omvatte,
Elize, Elize 1 indien gij eens vermoeden kondt
in welken toestand zich thans de geliefde be
vindt 1
Ilij keerde daarom terug, liep de ladder voor
bij, doch vond ongeveer vijftig meter verdc-,
weder een barricade, die hem liet voortga ui be
lette. Deze tweede versperring scheen echter
niet door de bergwerkers te zijn opgeworpen,
maar door de valsehe munters zelve, ten einde
zich zoo dicht bij hun werkplaats voor overval te
vrijwaren.
Walewski moest thans terugkeeren en wist
daardoor dat er slechts twee in en uitgangen
konden bestaan, die waarvan de valsehe munters
gebruik maakten en de andere, dien hij zooeven
versperd had. Deze ontdekking was eensdeels
gunstig, anderdeels ongunstig. Er was thans
maar één ingang, waardoor zijne vervolgers
komen konden, hij kon dus met zekerheid bepa
len, hoe hij zijne verdedigingsmaatregelen nemen
moest, maar hoe kon Hij zich voor zijne vervol
gers verbergen
Er was slechts eene beperkte ruimte aanwezig,'
waarin hij zeer gemakkelijk zou te vinden zijn,
indien men hem ernstig zocht.
Voorloopig keerde Walewski naar de hut terug,
want er maakte zich allengs eene algeheele uit
putting var. hem meester. De opwinding bij de
vlucht, het opstapelen der steenen hadden hem
zeer vermoeid en zijne krachten eischten drin
gend rust. Ilij besloot zich niet bovenmatig te
vermoeien, doch liever te trachten een poosje te
slapen. Bij het zoeken naar eene geschikte rust
plaats viel zijn oog onwillekeurig op de planken
3 N O N c' d N t- IC O
-"•HJOnrfitOt-COO
2 U c
OC
Tf
35
lO
O
cc
O
CO
si io
co
CO O
35
e—
il
Si
lO
1
O
t—
O
CO Tf
W
Tf
—t
Tf
N
cc
Tf
©1
cc co
Oï
.O
Oi
Tf
m
H
CC
CO
1
Tf
cc
Tf
IC
Tf
co
Tf
35 35
oi
Tf
co
CO
co
lO
CO
l«
t—
1—1
r—1
11
r—1
1
1
a
i 1
O
O
O
O
O
O
O
O O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O O
O
35
©J
»o
Tf
O)
Tf
O
lO
iT5 lO
co
©i
00
C5
35
CO
co
1
co
O O
Tf
TT
Tf
i-O
O
iC5
35
co
Tf Tf
f—1
f
'-+-I
I
1
t
1
o
CO
co
t—
O
O
CO
CC
Tf
co
CO 35
r/"\
TT"
35
Tf
OJ
Tf
iT5
O)
CO
35
CC 35
J
1»
TT"
SI
cc
ir
iC
Si
co
35
3> 35
S)
O
t-~
CO
es
iO
CO i-H
:o
co
t—
t-
cc
CO
O
if5
CO
r—1
1
1
1
1
1 1
Tf
35
iO
©i
35
35
35 Tf
O)
O
v?
35
co
t—
©J
CO
Si
35
Tf Tf
O
CO
-tf"
co
o
1-
lO
CO
O? O
35
N
m
©i
35
Tf
35
CO
Tf
O r-i
>.-5
lO
"O
iQ
-f
Tf
CO
■SI
rH
i—1
lO
O
O
O
c:
ia
O
O
35 35
OO
35
Si
CO
CO
Tf
lO
lO
co
OO 35
35
«OOÏJJJCÏBOÏ
OlOOOOOOOOcOOS
hut. Wel bestond er, indien zijne vijanden hem
daar vonden, geen uitweg, maar daartegenover
was hij er gerust op, dat zij hem niet in den
slaap overvallen koraen.
Hij begaf zich daarom binnen de hut, schoof
den grendel voor de deur en legde zicli neder.
Eerst echter vouwde hij de handen en zond een
kort gebed tot Dod omhoog, om redding voor
zichzelven en om bevrijding van angst voor
zijne moeder en zijne beminde. Hij ontwaakte
door een eigenaardig geluid. Hoe lang hij ge
slapen had, of het uren of minuten geweest
waren, wist hij niet, maar hij werd wakker
door een fluisterend spreken van menschelijke
temmen. Door de reten der planken viel licht,
en zooals hij duidelijk bespeuren kon. trachtten
eenige personen de deur met een sleutel te ope
nen.
Daar waren dus reeds zijne vervolgers! Het
laatste oogenblik van zijn leven de strijd was
dan toch gekomen.
In het eersie oogenblik was Walewski als door
schrik veilamd, maar weldra verkreeg hij den
moed der wanhoop.
Zonder gedruisch 6tond hij op. gereed tot den
doodelijken slag; de ijzeren staaf werd opgeheven
en zijne koortsachtig schitterende oogen richtten
zich op de deur, ieder oogenblik het opengaan
derzelve verwachtende.
XII.
Toen Peiser in de schemeringNeustadt verliet,
had hij eerst het plan gevormd de Oostenrij ksche
grenzen over te gaan. Hij sloeg daarom, nadat
hij ongeveer een half uur gereden had, den daar
heen voerenden weg in. Het geld, dat hij bij
zich had, bedroeg verscheidene duizenden thalers,
waaronder vele zware zilveren muntstukken.
Met dit geld alleen reeds kon Peiser in Oosten
rijk onder een vreeraden naam leven en zelfs
waarschijnlijk weder zaken beginnen. Bovendien
stak er nog een groot deel van zijn vermogen
in 'de zaken van Meyer Afroni in Lodz en ook
hierop kon de Pruisische regeering onmogelijk
beslag doen leggen.
Maar zou Meyer Afrom bereid zijn, het geld,
dat hij in zijn handel gebruikte, af te geven
In het ellendige karakter van Peiser lag, dat
hij letterlijk niemand vertrouwde, en daarom
overviel hem dan ook, terwijl hij daar zoo door
nacht en duisternis heenreed, de gedachte, dal
zijn handelsvriend in Rusland, wel eens gebruik
zou kunnen willen maken van de omstandighe
den en de beperkte vrijheid, die hij thans genoot.
De vennootschap was er op gegrond, dat Meyer
Alrom Peiser's schoonzoon zou worden. Dat hij
echter de verbintenis met de dochter van een
valschen munter zou weigeren, daaraan viel
zelfs niet te twijfelen.
Zou het daarom niet beter zijn thans nog,
vóór de ontdekking der valschemuntersbende,
over de Russische grenzen te gaan en met liever
Afrom te onderhandelen Maar in Ru-land be
vonden zich deelgenooten der bende, die Peiser
niet vertrouwde. Bovendien kon hij daardoor
mogelijke vervolgers uit Rusland op zijn spoor
brengen, want bij was bij de Russische grenspo
litie te goed bekend, dan dat li ij niet het gevaar
zou loopen bij het eerste onderzoek te worden
uitgeleverd.
Plotseling kwam hein Balmach in de gedachte,
die nog met zijn schuit in Myslowitz moest lig
gen. Wanneer hij dezen kon overhalen weg te
varen en hij op die wijze onbemerkt over de
Russische grenzen kon koraen, was reeds veel
gewonnen
Hij hield daarom in het eerste dorp vóór de
dorpshei berg stil en nam daar nachtverblijf.
Toch vond hij geen rust op het strooleger, dat
men hem in de gelagkamer had gespreid. Angst
en hebzucht streden in zijne ziel en veroorzaak
ten hem werkelijk hellepijnen.
Iedere windstoot, welke de vensters deed tril
len, wekte hem uit zijn onrustigen slanp en dan
sprong hij op, duar hij meende, dat zijne ver
volgers gekomen waren, en wanneer hij dan
weder trach'te ir. te slapen, verschrikte hem een
droom, waarin hij werd aangegrepen en gevan
gengenomen. Wat hem nog den meesten angst
veroorzaakte was, dat hij bij een mogelijke
vlucht gedwongen zou kunnen worden het saam-
gebrachte vermogen achter te laten.
Wij weten, dat zijne zaken voornamelijk daar
in bestonden door leenen op woekerwinst telkens
andere boerenhoeven in eigendom te verkrijgen.
Zou liij thans al die kapitalen moeten achterlaten
en dan misschien nog zonder iets te kunnen me-
denemen
Eerst bij het aanbreken van den dag kreeg
Peiser in zoover zijne kalmte terug, dat hij meer
bedaard kon overleggen, hoe thans te handelen.
Het aanbrekende daglicht verdreef zijne zorgen
en liet gevaar scheen hem thans niet meer zoo
dreigend als in de duisternis en bij den eersten
schrik. Welk gevaar bestond er eigenlijk nog
De geheime politie scheen toch nog niet alles
ontdekt te hebben, anders ware de geheele bende
wel reeds gevangengenomen. En ook al geschied
de dit, wie kon dan nog bewijzen, dat Peiser
medeplichtige was. Slechts weinige deelgenooten
wisten, dat Peiser tot de bende behoorde en het
was bijna ondenkbaar, dat dezen hem dan dade
lijk zouden verraden hebben.
Peiser wilde niet vroeger dan in den avond in
Myslowitz komen, daarom besloot hij zijn dag
zoo nuttig mogelijk te besteden. Hij reed niet
zijn wagen van dorp tot dorp, waar zich zijne
schiiIdenaars en pachters bevonden, ten einde te
trachten van dezen rente-en pachtbetalingen te
verkrijgen. Hij vertelde hun allen hetzelfde
sprookje, dat hij een groot geldelijk verlies gele
den had en hij daardoor genoodzaakt was binnen
weinige uren over groole geldsommen te beschik
ken. De meesten overreedde hij hem al hun be
schikbaar geld ter hand te stellen, waarvoor
hij hun buitengewone voorcieelen toestond. Zijn
koortsachtige werkzaamheid bij het verkrijgen
van dit geld, zijn inwerken op deze lieden, die
zich meerendeels zeer hardnekkig betoonden,
waar het geld hunne met moeite bijeengebrachte'
spaarpenningen af te geven, docli zicli tocli lieten
overhalen, door de groote voordeelen, die Peiser
toestond, hadden hem den geheelen dag in be
slag genomen, zoodat hij eerst tegen het aanbre
ken van den avond in Myslowitz aankwam.
Hij steeg af bij zijn bekende, den kastelein,
wiers vrouw de vriendin van Elize was gewetst
en vertelde dezen, dat hij voor zaken naarOosien-
rijk ging. Paard en wagen zou hij daar mins
tens acht en veertig uren moeien achterlaten.
Nadat hij hier eerst wat gegeten had, ging hij
dwars door de slecht verlichte straten der stad
naar de rivier om liulmach op Ie zoeken.
Toen hij daar ter pluatse kwam. sloop hem
plotseling eene gestalte voorbij, die hij dadelijk
aunvatte en vasthield.
(vVordt vervolgd.)