Nummer 18. Zondag 4 Maart 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie ers Gemeentebelangen. Eerste Blad. De Deserteur Het Maatschappelijk vraagstuk TOON TIELE Levensverzekering. Dit nummer bestaat uit twee bladen, FEUILLETON. Dit ülad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementspr ij s per 3 maanden f 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. U I T G F. V E 11 WAALWIJK. Advkrtentiën 1-7 regels f0.60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Ofschoon wij meenen in onze beide voor gaande opstellen den lezer in staat gesteld te hebben zich een goed begrip van de Pi e- mie-rtserve bij levensverzekering te vormen, wenschcu we ook dit opstel nog da-traan te wijden. Wie de beteekenis der Premie-reserve be grijpt beeft daarmede al reeds een groot in zicht in het gansche samenstel eener Le vensverzekering-Maatschappij, waarvan de Premie-reserve vi-ilig als de hoeksteen kan worden aangemerkt. Hij zal zich niet langer verbazen over de enorme sommen, die zelfs Hollandsche maar vooral buitenlandsche maatschappijen tot hare aanbeveling als Pre mie-reserve annonceeren. Eene Amerikaan- sche maatschappij slaat hierin liet record, zij beschikt over niet minder dan 75millioeu reserve, wat, gelijk onze lezers reeds weten, wil zeggen, dat die Maatschappij dat kapi taal van hare premiën gereserveerd heelt als noodig om ook in de verste toekomst hare verplichtingen te kunnen nakomen, waaron der eene extra-reserve om het groote re servefonds te vrijwaren voor daling beueden het norma door eventueele afwijkingen in de tot grondslag gekozen verwachtingen van sterfte en rentevoet. Dat fonds wijst dus minder op rijkdom dan op den groeten omvang der Maatschap pij, op de groqte verplichtingen welke die maatschappij op zich genomen heeft en op het groote vertrouwen, dat zij geniet. Onze lezers zullen niet meer zoo onge- loovig maar ook niet zoo als alleszeggend, volgeloovig de groote Amerikaansche getal len lezen. Zij begrijpen, dat de reserve eener op groote schaal werkende en zich uitbreidende maatschappij groot moet worden, dat de grootheid dier reserve slechts voorwaardelijk eene vertrouwbare reclame is, dat eene maat schappij met minder reserve daarom nog niet minder soliede is. En deze wetenschap schijnt minder een voudig dan men zou meenen. Omtrent de premie-reserve heerschen nog steeds verkeerde begrippen niet slechts bij eenvoudige lieden maar zeifs bij inderdaad geleerde mannen ontmoet men daaromtrent niet zelden geheel onjuiste beschouwingen. Gelijk wij gezien hebben weet eene maat schappij van Levensverzekering juist te zeg gen hoe groot zij de contante waarde schal van de bij uw overlijden verzekerde som en hoe groot de contante waarde van de pre miën, die gij gedurende uw leven zult be talen. Zij plaatst zieli daarbij tegenover de mas sa en rekent met gemiddelde waarden. De maatschappij zegtDe verplichting, die ik op mij neem is zoo zwaar en daar tegen moeten uwe nettopremiën juist op wegen. Verbeeld U nu eene zuivere weegschaal en dat bij het sluiten uwer polis in de schaal (U) de last der Uitkeering wordt ge legd en in de andere (P) de waarde d-r Premiën dan zal de schaal juist balanceercn. Beschouwen we nu den stand der schaal na lü jaar. Gij zijt zooveel ouder gewo'-den,'uw over lijden is dus meer nabij, met andere woor den de vervaldag der verzekerde som is dichterbij, de contante waarde in de (U)- schaal is zwaarder geworden. De (P)-schaal, aanvankelijk bevattende de contante waarde van alle premiën bevat nog slechts de contante waarde van de nog over blijvende (van de nog te betalen) premiën, zij is dus zooveel lichter geworden. De Uitkeeringsckaal is zwaarder, de Pre- miënschaal lichter geworden, ergo het even wicht is verbroken. Om de naald weder in liet huisje te doen komen, om het evenwicht te herstellen, moet de (P)-sehaal aangevuld worden en die aan vulling heet premiereserve. De Premie-reserve, die eene maatschappij in kas moet hebben is dus liet verschil tus- sclien de contante waarde liarer verplichtin gen en die der nog te ontvangen premiën. Ten slotte nog eene praktische lleserve- beschouwing, die liet voorafgaande moge illustreeren. Uit liet aangevoerde volgt, dat als men eene zelfde groep van verzekerden beschouwt gedurende de eerste jaren de ontvangsten de uitgaven aanzienlijk moeten overschrijden, maar dat dit overschot zal verminderen om dat het aantal verzekerden door overlijden vermindert en de sterfte percentsgewijze toe neemt, dat er een tijd zal komen dat op Ecd plotseling besluit rijpte bij Walewski. Hij liep naar de barricade, sleepte van daar eenige der zwaarste steenen naar de uitmonding van de gang en begon deze aldus te versperren. Indien hij nu vervolgd werd, dan ontmoetten de ver volgers in ieder geval eene hindernis, die zij moesten wegruimen en het gedruisch daarvan zou hem waarschuwen, zoodat hij in geen geval onvoorbereid kon overvnllenworden. De vertwij feling schonk hem krnclit en binnen twee uren had hij vóór den smalleu ingang eene barricade van zandsteenen opgericht. Wel sneed hij zich daardoor den terugweg af, maar dezen wenschle hij toch niet in te slaan, er zouden in het berg werk wel betere plaatsen te vinden zijn, waarin hij zich verbergen kon. Twee kaarsen reeds had hij bij dit werk verbrand en hij besloot daarom zijn onderzoek zoo spoedig mogelijk voort te zetten. deze groep verzekerden het totaal der ont vangsten van een jaar minder zal zijn dan het totaal der uitkeeringen en dat dus de reserve dienst moet doen. Volgen wij daartoe eene groep van 60033 20jarigen elk verzekerd voor f 100 bij over lijden. Het getal 60033 is gemakshalve gekozen als het aantal 20jarigen voorkomende in de tot dusver geraadpleegde sterftetafel. De netto-premie is f 1.38 dat wil zeggen als ieder f 1.38 jaarlijks betaalt is dit juist voldoende om de voorkomende uitkeeringen te dekken zoodat met het laatste sterfgeva de kas uitgeput is. - ->> Na 30 jaar blijkt de jaarlijksche premie- ontï angst nog het bedrag der uitbetalingen hij overlijden te overtreffen en eerst na het 40e jaar daalt de totale reserve. De re serve per polis stijgt steeds maar blijft al tijd onder het verzekerd bedrag. CORN. OOM ENS. II. HET WEZEN. Gin de omschrijving, (lie ik gaf van het maatschappelijk vraagstuk te wettigen, zij duidelijkheidshalve nog opg« merkt, dat ik met Antoinc onder quaestie of vraagstuk versta „un problème, dont on cherche la solution" een ingewikkeld punt, waarvan men de oplossing zoekt. Üti problème Dit woord komt voort uit het Grieksch Pro en B a 11 e i n en dat bet eekent voor iemand iets neerwerpen. Daarom noem ik eei\ vraagstuk: iets ingewikkelds, dat men u voorwerpt ter oplossing, dat u oplossing vraagt. Wat nu werpt men ons voor ter oplossing m. a. w., wat is het vraagstuk dat wij liiei bedoelen 'Dan autwoord ik de ongezonde toestand in de gansche maatschappij, met al te gevolgen daarvan op godsdienstig, zedelijk staathuishoudkundig en staalkundig gebied. Die ongezonde toestand vraagt natuurlijk om geneesmiddelen, 'l Is daarom, dat dik wijls, als men het maatschappelijk vraagstuk in geheel zijn omvang voor zich neemt, inen ook het oog heeft op de geneesmiddelen zelf, ofschoon zij feitelijk niet het bedoelde probleem zijn, d.nt oplossing vraagt. Die ongezonde toestand bestaat cn be staat overal. Bij het onschuldig kind, dat hijgt naar zijn algoeden Schepper, onftrekt men het blanke zieltje aan ware godsdienstbegrippen, door de school tc laïciseeren. Wat gruwel tegenover de reine engelenziel van een kind Gij weef, eene macht van onderwijzers is tegenwoordig socialist. Helaas dat men kinderen niet meer ontziet, dat men het kwade slechts in hen ontwikkelt, dat men hen dwingt van ongodsdienstige, socialistische spijzen den nog gezonden geest te verzaden Eu dan de Pers, het Monster ouzer dagen, dat een Waalwijksche dichter, W. van lugen, met ijzeren slagen aanvalt in deze onge kunstelde verzen Kent gij 't Monster onzer dagen, Dat de lucht zoozeer verpest, Dat een broed van booze Plagen Aan zijn giften boezem mest, Dat, gevoel en waarheid honend, Huichelt met den geest, des Nachts, En, in stad en vlakte wonend, De argeloosheid onverwachts, Grimmig weet op 't hart te springen, Als een woeste boschhyeen, Dat zijn tand en klauw doet dringen Dieper dan in merg en been Kent gij 't Monster, aardsche vorsten, Dat uw tronen siddren doet, Dat uw dikoekruisde borsten Met zijn weerhaak openwroet Dat do volkren weet te hitsen Tegen Broeder en Gezag Met zijn valsehe nagelspitsen Wetten scheurt als nietig rag: Dat met d' adem van het Zuien Voortvliegt tot de grens van 't Noord, Of in 't Oosten op komt kruien En de rust van T West veistoort? Kent gij 't Monster, wereldgoden, Die de teugels voert der Macht, Die den buik der aard met dooden In een oogwenk heeft bevracht Kent gij 't Monster, gij vermetel Dwaallicht, dat in 't duister spookt, Dat de waarheid op heur zetel, De onschuld in haar cel bestookt?... TSchrikbre Monster onzer dagen Is der Boozen vrije Pers God moog haar van de aarde vagen Bij het eeuwig tandgekners Den heiligen, goddelijken band des huwelijks durft men met wetten verbreken, een huiselijke vrede wordt een huiselijke strijd met veel treurigs. En het Alcoholisme f Wat een verwoes ting Waar zijn de forsch-gespierde ar beiders Waar is die oude trouw, eerbied, degelijkheid Vraagt liet priesters, vraagt liet eerlijke patroons en werklieden, vraagt het de mannen van 't gerecht. 't Moet gezegd, Brabant is tot heden toe nog zoo diep niet gezonken, maar toch het zinkt, zoo er geen redding komt. Hebben iu handel en industrie van den kant der patroons en werklieden de recht vaardigheidsbegrippen niets geleden Welnu, is dit zoo, trekt gij dan de ge volgen op godsdienstig en zedelijk gebied Eene school zonder God eene pers zonder God een huwelijk zonder God eene tomelooze onmatigheid, die zielen ver dierlijken en lichamen verkankeren moet en dan somwijlen zulke Heidensche reclit- vaardigheidsbegrippen waar blijft het met de bron van tijdelijk en eeuwig geluk, godsdienst en zedelijkheid Dat is de ongezonde toestand met de ge volgen op godsdienstig en zedelijk gebied. Ik zeg het Walth. v. Ingcn na in zijn verwoeden aanval op het gedrocht „de vrije en l.usslr Courant, 26. De deur kon van binnen gegrendeld worden, dit deed hij dan ook dadelijk om vóór alles een stuk brood te eten, dat hij met een slok brande wijn bevochtigde en hem niet alleen uitmuntend smaakte, maar ook zeer verkwikte. Thans eerst dacht hij er oan, om op alles voor bereid te zijn, zich zoo goed mogelijk te wape nen. Van een brandende kaars voorzien verliet hij de hut, begaf zich naar de plaats, waar hij de gereedschappen had zien liggen, en nam daar van een niet te zwaren ijzeren staaf, die hem 0ij een overval van dienst zou kunnen zijn en begon daarna zijn onderzoek. Eerst beklom hij weder de ladder, tot hij zicli op den beganen grond bevond en sloeg toen links af, dus in de richting van waar hij gekomen was. Nadat hij eenigen tijd merkbaar geklommen had, bevond hij zich plotseling voor eene barrica de van steenblokken, eD begreep hieruit, dat hij zich hier bij een uitgang, een zoogenaamden mond van het mijnwerk moest bevinden. Blijk baar echter was deze uitmonding opzettelijk met een barricade afgesloten, die het onmogelijk was uit den weg te ruimen. Ook was hij er'in het geheel niet zeker van of zich achter deze barri cade niet misschien nog een stevige deur zou bevinden, die alleen op deze wijze versperd was. Hier vond hij ook den ingang, door welken Ba- ruch hem gevoerd had en hij sidderde b'.j de gedachte dat zijne vervolgers ieder oogenblik door deze gang konden komen, om hein te zoe ken. En wat indien men hem vond. Dan zou zijn dood zeker zijn Maar zoo ge makkelijk als zij wellicht meenden, zouden zij hem toch niet vatten. Menigeen van zijn vijan den zou vooraf den dood vinden door de ijzeren stang, die zijn hand thans steviger omvatte, Elize, Elize 1 indien gij eens vermoeden kondt in welken toestand zich thans de geliefde be vindt 1 Ilij keerde daarom terug, liep de ladder voor bij, doch vond ongeveer vijftig meter verdc-, weder een barricade, die hem liet voortga ui be lette. Deze tweede versperring scheen echter niet door de bergwerkers te zijn opgeworpen, maar door de valsehe munters zelve, ten einde zich zoo dicht bij hun werkplaats voor overval te vrijwaren. Walewski moest thans terugkeeren en wist daardoor dat er slechts twee in en uitgangen konden bestaan, die waarvan de valsehe munters gebruik maakten en de andere, dien hij zooeven versperd had. Deze ontdekking was eensdeels gunstig, anderdeels ongunstig. Er was thans maar één ingang, waardoor zijne vervolgers komen konden, hij kon dus met zekerheid bepa len, hoe hij zijne verdedigingsmaatregelen nemen moest, maar hoe kon Hij zich voor zijne vervol gers verbergen Er was slechts eene beperkte ruimte aanwezig,' waarin hij zeer gemakkelijk zou te vinden zijn, indien men hem ernstig zocht. Voorloopig keerde Walewski naar de hut terug, want er maakte zich allengs eene algeheele uit putting var. hem meester. De opwinding bij de vlucht, het opstapelen der steenen hadden hem zeer vermoeid en zijne krachten eischten drin gend rust. Ilij besloot zich niet bovenmatig te vermoeien, doch liever te trachten een poosje te slapen. Bij het zoeken naar eene geschikte rust plaats viel zijn oog onwillekeurig op de planken 3 N O N c' d N t- IC O -"•HJOnrfitOt-COO 2 U c OC Tf 35 lO O cc O CO si io co CO O 35 e— il Si lO 1 O t— O CO Tf W Tf —t Tf N cc Tf ©1 cc co Oï .O Oi Tf m H CC CO 1 Tf cc Tf IC Tf co Tf 35 35 oi Tf co CO co lO CO l« t— 1—1 r—1 11 r—1 1 1 a i 1 O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O 35 ©J »o Tf O) Tf O lO iT5 lO co ©i 00 C5 35 CO co 1 co O O Tf TT Tf i-O O iC5 35 co Tf Tf f—1 f '-+-I I 1 t 1 o CO co t— O O CO CC Tf co CO 35 r/"\ TT" 35 Tf OJ Tf iT5 O) CO 35 CC 35 J 1» TT" SI cc ir iC Si co 35 3> 35 S) O t-~ CO es iO CO i-H :o co t— t- cc CO O if5 CO r—1 1 1 1 1 1 1 Tf 35 iO ©i 35 35 35 Tf O) O v? 35 co t— ©J CO Si 35 Tf Tf O CO -tf" co o 1- lO CO O? O 35 N m ©i 35 Tf 35 CO Tf O r-i >.-5 lO "O iQ -f Tf CO ■SI rH i—1 lO O O O c: ia O O 35 35 OO 35 Si CO CO Tf lO lO co OO 35 35 «OOÏJJJCÏBOÏ OlOOOOOOOOcOOS hut. Wel bestond er, indien zijne vijanden hem daar vonden, geen uitweg, maar daartegenover was hij er gerust op, dat zij hem niet in den slaap overvallen koraen. Hij begaf zich daarom binnen de hut, schoof den grendel voor de deur en legde zicli neder. Eerst echter vouwde hij de handen en zond een kort gebed tot Dod omhoog, om redding voor zichzelven en om bevrijding van angst voor zijne moeder en zijne beminde. Hij ontwaakte door een eigenaardig geluid. Hoe lang hij ge slapen had, of het uren of minuten geweest waren, wist hij niet, maar hij werd wakker door een fluisterend spreken van menschelijke temmen. Door de reten der planken viel licht, en zooals hij duidelijk bespeuren kon. trachtten eenige personen de deur met een sleutel te ope nen. Daar waren dus reeds zijne vervolgers! Het laatste oogenblik van zijn leven de strijd was dan toch gekomen. In het eersie oogenblik was Walewski als door schrik veilamd, maar weldra verkreeg hij den moed der wanhoop. Zonder gedruisch 6tond hij op. gereed tot den doodelijken slag; de ijzeren staaf werd opgeheven en zijne koortsachtig schitterende oogen richtten zich op de deur, ieder oogenblik het opengaan derzelve verwachtende. XII. Toen Peiser in de schemeringNeustadt verliet, had hij eerst het plan gevormd de Oostenrij ksche grenzen over te gaan. Hij sloeg daarom, nadat hij ongeveer een half uur gereden had, den daar heen voerenden weg in. Het geld, dat hij bij zich had, bedroeg verscheidene duizenden thalers, waaronder vele zware zilveren muntstukken. Met dit geld alleen reeds kon Peiser in Oosten rijk onder een vreeraden naam leven en zelfs waarschijnlijk weder zaken beginnen. Bovendien stak er nog een groot deel van zijn vermogen in 'de zaken van Meyer Afroni in Lodz en ook hierop kon de Pruisische regeering onmogelijk beslag doen leggen. Maar zou Meyer Afrom bereid zijn, het geld, dat hij in zijn handel gebruikte, af te geven In het ellendige karakter van Peiser lag, dat hij letterlijk niemand vertrouwde, en daarom overviel hem dan ook, terwijl hij daar zoo door nacht en duisternis heenreed, de gedachte, dal zijn handelsvriend in Rusland, wel eens gebruik zou kunnen willen maken van de omstandighe den en de beperkte vrijheid, die hij thans genoot. De vennootschap was er op gegrond, dat Meyer Alrom Peiser's schoonzoon zou worden. Dat hij echter de verbintenis met de dochter van een valschen munter zou weigeren, daaraan viel zelfs niet te twijfelen. Zou het daarom niet beter zijn thans nog, vóór de ontdekking der valschemuntersbende, over de Russische grenzen te gaan en met liever Afrom te onderhandelen Maar in Ru-land be vonden zich deelgenooten der bende, die Peiser niet vertrouwde. Bovendien kon hij daardoor mogelijke vervolgers uit Rusland op zijn spoor brengen, want bij was bij de Russische grenspo litie te goed bekend, dan dat li ij niet het gevaar zou loopen bij het eerste onderzoek te worden uitgeleverd. Plotseling kwam hein Balmach in de gedachte, die nog met zijn schuit in Myslowitz moest lig gen. Wanneer hij dezen kon overhalen weg te varen en hij op die wijze onbemerkt over de Russische grenzen kon koraen, was reeds veel gewonnen Hij hield daarom in het eerste dorp vóór de dorpshei berg stil en nam daar nachtverblijf. Toch vond hij geen rust op het strooleger, dat men hem in de gelagkamer had gespreid. Angst en hebzucht streden in zijne ziel en veroorzaak ten hem werkelijk hellepijnen. Iedere windstoot, welke de vensters deed tril len, wekte hem uit zijn onrustigen slanp en dan sprong hij op, duar hij meende, dat zijne ver volgers gekomen waren, en wanneer hij dan weder trach'te ir. te slapen, verschrikte hem een droom, waarin hij werd aangegrepen en gevan gengenomen. Wat hem nog den meesten angst veroorzaakte was, dat hij bij een mogelijke vlucht gedwongen zou kunnen worden het saam- gebrachte vermogen achter te laten. Wij weten, dat zijne zaken voornamelijk daar in bestonden door leenen op woekerwinst telkens andere boerenhoeven in eigendom te verkrijgen. Zou liij thans al die kapitalen moeten achterlaten en dan misschien nog zonder iets te kunnen me- denemen Eerst bij het aanbreken van den dag kreeg Peiser in zoover zijne kalmte terug, dat hij meer bedaard kon overleggen, hoe thans te handelen. Het aanbrekende daglicht verdreef zijne zorgen en liet gevaar scheen hem thans niet meer zoo dreigend als in de duisternis en bij den eersten schrik. Welk gevaar bestond er eigenlijk nog De geheime politie scheen toch nog niet alles ontdekt te hebben, anders ware de geheele bende wel reeds gevangengenomen. En ook al geschied de dit, wie kon dan nog bewijzen, dat Peiser medeplichtige was. Slechts weinige deelgenooten wisten, dat Peiser tot de bende behoorde en het was bijna ondenkbaar, dat dezen hem dan dade lijk zouden verraden hebben. Peiser wilde niet vroeger dan in den avond in Myslowitz komen, daarom besloot hij zijn dag zoo nuttig mogelijk te besteden. Hij reed niet zijn wagen van dorp tot dorp, waar zich zijne schiiIdenaars en pachters bevonden, ten einde te trachten van dezen rente-en pachtbetalingen te verkrijgen. Hij vertelde hun allen hetzelfde sprookje, dat hij een groot geldelijk verlies gele den had en hij daardoor genoodzaakt was binnen weinige uren over groole geldsommen te beschik ken. De meesten overreedde hij hem al hun be schikbaar geld ter hand te stellen, waarvoor hij hun buitengewone voorcieelen toestond. Zijn koortsachtige werkzaamheid bij het verkrijgen van dit geld, zijn inwerken op deze lieden, die zich meerendeels zeer hardnekkig betoonden, waar het geld hunne met moeite bijeengebrachte' spaarpenningen af te geven, docli zicli tocli lieten overhalen, door de groote voordeelen, die Peiser toestond, hadden hem den geheelen dag in be slag genomen, zoodat hij eerst tegen het aanbre ken van den avond in Myslowitz aankwam. Hij steeg af bij zijn bekende, den kastelein, wiers vrouw de vriendin van Elize was gewetst en vertelde dezen, dat hij voor zaken naarOosien- rijk ging. Paard en wagen zou hij daar mins tens acht en veertig uren moeien achterlaten. Nadat hij hier eerst wat gegeten had, ging hij dwars door de slecht verlichte straten der stad naar de rivier om liulmach op Ie zoeken. Toen hij daar ter pluatse kwam. sloop hem plotseling eene gestalte voorbij, die hij dadelijk aunvatte en vasthield. (vVordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1