Nummer 19. Donderdag 8 Maart 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen, Oe Zuid-Afiikaansche ooilog, De Deserteur. ANTOON TIELEN, Uitgever: ITSlSii?** die zich voor FEUILLETON. WAALWIJK. het volgend kwartaal op dit blad abonneeren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. De Echo van het Zuiden, Waalwijksche en l<angstraatsclic Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2inaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. In afwachting van de voortzetting van den oorlog. Zoo staan we dan ten aanzien van dep heilloozeu krijg in Afrika s zuidelijk deel, weer voor een aantal wagen waarop de naaste toekomst alleen antwoord kan brengen zoo is het dan weder niet wat er gedurende de laatste etmalen nieuws is voorgevallen op het oorlogsterrein, dal onze aandacht vraagt en verkrijgt, doch wat er nu te gebeuren staat voor de eerstvolgende uren, dagen ol weken 1 Het eerste bedrijf van bet Afrikaansche drama is uit het scherm is gezakt voor de oogen van een belangstellende menigte, die in ademlooze spanning het verloop in zijn geheel heeft gevolgd, en men verkeert nu in afwachting van het tweede bedrijf met als plaats van handeling het grondgebied der beide samengaande republieken zelf. Of het eerste bediijf in zijn verloop wer kelijk en door het slottooneel in 't bijzonder zoo groote verrassing heeft gebracht als men bij waarneming van de massa wel zou kun nen veronderstellen Feitelijk niet, doch de menigte heeft, door het prachtige optreden der Boeren, vier maan den en langer aaneen, op het grondgebied van Groot Brittanie zelf, uit het oog verloren hoe de partijen eigenlijk tegenover elkander stonden men heelt zich zeiven wijs gemaakt of lateu wijsmaken door de verrassingen, waaraan de eerste periode zoo overiijk is geweest, dat de Engelsche wapenen geen ge luk meer kouden hebben, dat de moed en het beleid, dat de eerlijke zaak waarvoor de Boereu kampten, onvermijdelijk zouden moeten leiden tot de eindoverwinning, dat de tal rijkheid der vijandelijke legerscharen weinig of niets tot de zaak zou afdoen alsof het niet zou zijn volkomen in strijd nut (Ie be ginselen van den krijg in dezen tijd, dat een numeriek zwakkere het op den duur niet zou moeten afleggen tegen een ever alle mogelijke hulpmiddelen beschikkenden tegen stander, zij het al niet iu één enkel beslis sender» slag (daar zijn we Dog lang niet aan toe 1) dan in verschillende bewegingen en actiën 1 Is het dan al niet hoogelijk aan te merken als een bewijs voor de bijzondere deugde lijkheid der Boeren te velde, dat zij ge durende meer dan vier maanden de werelfl hebben verbaasd en de Britten onaangenaarp hebben verrast met tal van geweldige over winningen, terwijl de vijand er maar niet in kon slagen den strijd over te brengen op het grondgebied der republieken, zoodat hei er veel van had of Oranje-Vrijstaat en 'Irans- vaal den Britten den oorlog hadden verklaard tot uitdrijving van het Engelsche element uit Zuid-Afrika en tot verzekering van het gezag in geheel Zuid-Afrika aan het Hollandsche rasalsof zij in dien toelage bijzonder goed geslaagd waren Indien men dus een weinig van de on aangename, doch in elk geval niet geheel ouvoorziene gebeurtenissen der laatste dagen bekomen zal zijn, zal het algemeene ge roep weerklinken om prouostieken, om aan wijzingen met betrekkingtotdeeerstvolger.de gebeurtenissen 1 En indien het afhing van den wil en van den wensch der domineerende massa op Europa's vasteland, zou de juist begonnen week zeker niet ten einde komen zonder de inleiding van vredesonderhandelingen tusschen Engeland en Transvaal op den grondslag van handhaving der beide republieken tot in de lengte van dagen, onder de hoide en de garantie van een Wilhelm II, een Nicolaas II of een Mac Kinley 1 Doch dit bedenke men welde oorlog tusschen Engeland en Transvaal is geen tooverkluchtspel met goede feeën, met mach tige toovenaars en goede geesten, die den zwakkere en den brave beschermen en ver dedigen tegen den overweldiger, den booze, den baatzuchtige we staan voor een wer kelijk drama, waarin berekening, hebzucht, eigenbelang de hoofdrollen vervullen, ge personifieerd in de persouen van een Cecil Rhodes, een Chamberlain en meer anderen nog, die een heei lijken steun vinden in het chauvinisme der massa, in den dusgenaam— den nationalen trots van John Bull en in den vreugderoes der menigte Zoo staan we dus voor het begin der tweede acte van het diep aangrijpende, ont roerende, de hartstochten opwekkende drama en we wachten op de traditioneele drie slagen of wel het waarschuwende, tot aan dacht noodigende getjingel van het belletje, dat in deze, conform aan de omstandigheden en ter bewaring van het karakter, ter hand having van de locale kleur zal vervangen worden door drie of meer kanonschoten De vrede op het vasteland van Europa spreekt men in verband met de gebeurte nissen der laatste dagen van bijna niets anders, van alle zijden wordt de wensche- lijkheid er van betoogd, doch in Engeland denkt zoo ongeveer niemand eraan, tenminste niemand onder de mannen, die in deze de lakens uitdeelen en steeds luider worden de stemmen in het Vereenigde Koninkrijk, die bepleiten de algeheele, de volkomen, de on herroepelijke, de besliste onderwerping der beide Zuid Atrikaansche republieken, de naasting van het grondgebied van Transvaal en Oranje-Vrijstaat kolouinën der kroon in afwachting van het oogenblik, dat zonder eenig gevaar, zoDder eenige bedenking, kan worden toegestaan een koloniale grondwet, onder handhaving van Brittanië's opgezag, dè,t moet het wezen Is het wonder, dat de Boeren, in strijd met allerlei verhaaltjes aangaande neiging tot onderwerping, aangaande verlangen naar den vrede, aangaande ontmoediging tot eiken prijs, vaststaan in hun besluit om te vol harden tot het einde, om pal te staan voor de onafhankelijkheid en de vrijheid van hun land en is het niet volkomen verklaarbaar, dat geen der mogendheden zich opmaakt tot bemiddeling met de kans op of juister de zekerheid van een beslist échec Admiraal Canevaro (de bekende ex-minister van buitenlaDdsche zaken van Italië) heeft het volkomen juist gezegd, „Groot-Brittanie zal met de beide republieken doen wat het wil, zonder dat één enkele mogendheid het zal wagen tusschenbeiden te komen en al moge het dan waar zijn, dat de beide pre sidenten Steyn en Kruger zijn bijeengekomen om te beraadslagen over de mogelijkheid en de wenschelijkheid vredesonderhandelingen aan te knoopei» het feit, dat men te Londen in geen geval zal willen hooren van een andere regeling voor de toekomst dan besliste, onvoorwaardelijke en algeheele on- dei werping, maakt een oveneenkomst tusschen beide partijeu kortweg onmogelijk Men meent te Londen, dat we leven in de periode van voorbereiding op een grooten storm en dat de opperbevelhebber van de Britsche legermacht in Zuid-Afrika generaal Roberts den Boeren geen tijd zal laten eenigs- zins op hun verhaal te komen. Dat generaal Roberts snel en doortastend wil handelen is heel wel mogelijk indien het van hem alleen afhing zou hij op dit oogenblik waarschijnlijk reeds zetelen te Pretoria, doch hij heeft in de eerste plaats rekening te houden met tegenstand in zijn opmarsch naar Bloemfoutein (al mag dan ook niet verondersteld worden, dat het legertje Boeren van vijf a zesduizend man, hetwelk is waargenomen een mijl of wat ten Zuid westen van Osfontein waar de Britten nu hun kamp hebben opgeslagen, zal overgaan lot een formeeleu kamp tegen de geweldige Engelschen overmacht) eu dan zal hij zijn cavalerie weer een weinig op haar verhaal moeten doen komen na de vermoeienissen en de ontberingen der laatste dagen, terwijl de diensten, juist in deu jongsten tijd van dit wapen verkregen, van te groote waarde zijn geweest om verwaarloozing in deze mogelijk te doen zijn Waarschijnlijk zal generaal Roberts het gros. de massa der op het oogenblik nog in Natal optredende troepenmacht, over zee naar Port Elisabeth en Kaapstad doen komen om dan vandaar overgebracht te worden per spoor naar de omgeving van Bloemfontein, waar de aankomst van generaal Redvers Bulier dan zoo ongeveer zou samenvallen met de versterking van Roberts legermacht door het achtste legerkorps zoodat de opperbevelhebber dan (over een drietal we ken) tot zijn beschikking zou hebben het dubbele van het legereftectiefj dat nu onder zijn bevelen strijdt. Van de mogelijkheid, dat de Engelsche legermacht in Natal, in haar geheel zou moeten dienen om de invasie van de leger macht onder Roberts in Oranje-Vrijstaat te ondersteunen door een demonstratie in de Drakensbergen, schijnt dus niets te zullen komen het oorspronkelijke plan van een gezamenlijk optrekken naar de hoofdsteden der beide republieken, wordt in zijn geheel weer opgevat met alle ten dienste staaude mid delen en met inspanning van alle krachten zal geweikt worden aan de uitvoering van het plan aan de verwezenlijking van het Britsche iedeaal geheel Zuid-Atrika on derworpen aan het Engelsche gezag, de «Union Jack< wapperende over het geheele zuidelijke deel van het Zwarte werelddeel Militaire beschouwingen. De gewezen Pruisische officier die uit Londen aan de Frankfurter Zeitung schrijft, is één en al bewondering voor Cronjé. Als het mogelijk ware, zegt hij, den lof te ver meerderen dien ik van een militair standpunt Cronjé reeds heb toegezwaaid, zou het na zijn oveigaaf de geschikte tijd daartoe zijn. Maar ik kan hem niet vermeerderen. Ik heb aangetooud hoe deze man met onbe- zwekeu kracht een meesterstuk heeft vol bracht, namelijk het marcheereu door een vijandelijk leger heen. Daarbij is het hem gelukt, zijn geheele artillerie, natuurlijk be halve de weinige kanonnen die onvermijde lijk noodig zijn voor een gevecht in de achterhoede, weg te voeren. Zoodoende is Cronjé inderdaad de bevelhebber van zijn eigen achterhoede geworden. Waarom, vraagt men, heeft hij zelf het bevel gevoerd over die achterhoede? Het antwoord ligt voor de haud. Geen andere aanvoerder van de Boeren was in staat, de vijandelijke overmacht meer dan een week in bedwang te houden. Lord Roberts' woorden, waarmede hij zijn bedwongen tegenstander ontving You have made a gallant defence. Sir", zullen in de krijgsgeschiedenis opgeteekend worden, niet om aan te toonen dat eeu legeraanvoerder zijn tegenstander waardeeien kan, maar als werkelijk strookende met de waarheid. Slechts vijf kanonnen vindt men bij Cronjé en des niettegenstaande wist deze met zijn vierdui zend man niet alleen een ernstigen aanval van een tienmaal sterkeren vijaud af te slaan, maar zelfs dien tegenstander tot het laatste oogenblik in het onzekere te laten over de vraag, of hij werkelijk de hoofdmacht bij zich had of enkel een achterhoede. Het is zelfs voor eeu leek duidelijk dat Lord Ro berts, als hij had geweten dat hij slechts met een achterhoede te doen had, den hem onmogelijk toeschijnenden aanval in weerwil van groote verliezen zou doorgezet hebben. De naam Cronjé verleidde er hem toe te gelooven dat men de kationuen aan den kant van de Boeren liet zwijgen om den schietvoorraad voor het laatste oogenblik te sparen. Deze onderstelling was volkomen gerechtvaardigd, want de cavalerie-bevelheb- bers, in de eerste plaats de veelgeroemde generaal French, zullen zich wel gehoed hebben, de aandacht van Lord Roberts op de mogelijkheid te vestigen dat hun pa trouilles, als er werkelijk uitgezonden zijn, een geheelen belegeringstrein met zware stukken zouden hebben laten ontsnappeu. Maar nog meer. Cronjé heeft niet eens zooveel artillerie tot zijn beschikking ge houden als volgens de leer van de taktiek voor een achterhoede van deze beteekenis noodzakelijk zou toegeschenen hebben. Hij heeft dus geweten dat alleen een opoffering van zijn kant de hoofdmacht kou redden, en hij wist verder dat zijn naam enkel en alleen in staat zou zijn in zijn achterhoede den noodigen moed te houden en de vijand tot voorzichtigheid te manen. Zijn naam had precies dezelfde uitwerking als die van Moltke bij een dergelijke gelegenheid zou gehad hebben. Daarom bleef hij om voor zijn land het kostbaarste te redden, wat hij te redden had menschen en kanonuen. Met dit doel trotseerde hij langer dan een week het vuur van een groote overmacht. Onder dit vuur wierp hij schansen op, die nu nog de bewondering van zijn tegenstander wekken, die deze voor onneembaar verklaard heeft. Als wij uil dit alles, vervolgt de oud-officier, de militaire leering trekken, dan zien wij in de eerste plaats dat, zoo goed vroeger als nu, de persoon van den aanvoerder de hoofd zaak is dat in het tijdperk van ver dragende wapenen de persoon van den leider en diens dapperheid en tegenwoordigheid van geest geen zier minder tellen dan in de tijden toen de Germanen zich dengene tot aan— voeider kozen die in het aanstormen op den vijand de geweldigste was. Maar de ge schiedenis van Croujé leert ons meer. Wij zien hier voor het eerst sedert den tijd van Napoleon I, die uit alle klassen des volks zijn legeraanvoerders en helden wist te kie- 27. Negen, elf, zei deze gestalte, negen, elf. Wat verlangt de Baas? oio w.t Waar komt gij vandaan, Baruch Wat doet ge hier Spreek, ellendige gek, zeg, hoe ge hier komt 1 Baruch scheen over deze onverwachte ontmoe ting zeer verschrikt. Hij wond en kromde zich, om zich uit den greep van Peiser los te rukken, maar deze schudde den ongelukkige krachtig door elkaar en bleef roepenHoe komt ge hier? Wat hebt ge hier te zoeken? Baruch scheen niet geneigd de verlangde op heldering te geven, maar mompelde: Baruch weggeloopen, verdwaald kon den weg niet meer vinden 1 Peiser scheen hierdoor eenigszins gerustgesteld. Hij wist, dat Baruch dikwijls soortgelijke toch ten ondernam, en werkelijk scheen hij ook thans op zulk een tocht uit te zijn. Kom mee 1 beet hij hem derhalve toe en bracht hem bij een arm naar de schuit ran Bal- mach, die hij in w.eêrwil van de duisternis her- kciidc* Bal mach lachte, toen hij Peiser zijne kajuit zag binnentreden en riep hem toe: Ge schijnt vandaag allen bij mij te komen Zooeven was Koppenhagen hier. Hij moge vervloekt zijnzeide Peiser en voegde er dan bij Breng mij eerst dien schelm eens in zekerheid. De laatste woorden richtte hij tot de beide schippersknechts van Balmach en weinig minu ten later lag Baruch gebonden onder eenige planken in het ruim. Wat is er tusschen jelui gebeurd, tusschen u en Koppenhagen, dat hij straks zoo wantrou wend over u sprak. Wat moet daarvan worden als de leiders der zaken elkaar in het haar vlie- Ik zal u iets zeggen, antwoordde Pei er, dat alles zal ophelderen, Als ge tot morgenoch tend hier met uw schuit blijft liggen zult ge waarschijnlijk gevangengenomen worden, onder verdenking van deelgenoot eener valschemunters- bende te zijn. Ge zijt gek! riep Balmach. Moet ge dat zoo uitschreeuwen De muren hebben ooren En ik verklaar u, antwoordde Peiser, dat het is zooals ik zeg. Alles is verloren en het ia de schuld van dien schoft, dien Koppenhagen. Ik heb besloten nog in dezen nacht over de Russische grenzen te gaan, maar niet langs den ;ewonen weg, langs de grenspolitie, waar ieder jeambte mij kent en men dus mijn spoor maar al te gemakkelijk zou kunnen volgen. In uw eigen belang raad ik u, dadelijk met uw schuit stroomafwaarts te gaan en mij mede te nemen. Binnen een uur kunnen wij vertrokken zijn, cn mocht men ons vervolgen, dan kunnen wij al tijd nog aan den Russischen grensoever onzen vervolgers ontkomen. Balmach was geheel ontsteld en vroeg her haaldelijk Haar is dan werkelijk alles verloren Dat weet ik niet, antwoordde Peiser, maar wat ik wel weet, is dat ieder oogenblik aarzelen ons in het grootste gevaar brengt. Misschien is het minder erg, dan wij thans vreezen, maar wij moeten ons in ieder geval voor de eerste weken in veiligheid brengen. Intusschen moet ieder voor zich zelf weten, wat hij doet. Wilt gij blijven, blijf dan. Neen, neen, antwoordde Balmach, ik Dlijt geen uur langer. Ik zal een gek zijn, en mijne vervolgers hier in de handen loopen. Maar Kop penkagen. die schoft, dat die mij niets heeft ge- zegd. Ja, ja, zei Peiser, hij is slim en wil geen opzien onder de gansche bende verwekken hij kan er dan voor zichzelven zooveel mogelijk uitslaan en de anderen in nood en gevaar ach terlaten. Hoe bang hij is, kunt ge wel daaruit zien, dat hij de stad ook reeds lieett verlaten. Balmach riep zijne knechts en beval hun alles voor dadelijk vertrek gereed te maken. Hij zei- de hun, die eveneens in de geheimen der bende waren ingewijd, dat hen het hoogste gevaar be dreigde en deze mannen haastten zich zóó, dat alles in een kwartier gereed was. Dc in den omtrek liggende schippers vroegen verbaasd, waarom Balmach den stroom afvoer. hoewel hij pas een paar dagen te voren met een volle lading vóór de stad gekomen was, maar hij zeide, dat hij juist het bericht van den dood zijner vrouw had gekregen en dus dadelijk naar huis moest tot regeling der begrafenisplechtig heden. De schuit dreef in de duisternis stroomafwaarts e n tegen acht uur des avonds passeerde men de Russische grenzen, d. w. z. dat men zich hier bij eene kromming van de ïivier aan beide oevers op Rnssisch grondgebied bevond. De grensformaliteitcn waren hier zeer eenvoudig Balmach stopte den beambte een biljet van vijf roebels in de hand en verkreeg daarvoor het stempel op pas en ladings-register. In weerwil van de duisternis brachten Balmach en zijne ge zellen de schuit met hunne bootshaken zoover, dat een groote afstand hen van hunne mogelijke Pruisische vervolgers scheidde, daarna maakten zij tegen tien uur des avonds halt, bevestigden de schuit aan den oever en stapten aan wal om een avondmaal gereed te maken. Baruch scheen zich alleen en in het binnenste gedeelte van liet ruim niet zeer op zijn gemak te gevoelen, want hij schreeuwde luid en aan houdend. Peiser begaf zich tot hem en stiet hem met den voet aan. Waarom schreeuwt ge zoo, gek? Wilt ge wel zwijgen Baruch wil weg Baruch wil hier niet blijven I Dat geloof ik wel, antwoordde Peiser. Ge kondt dan dadelijk rondvertellen, waar ge mij gezien hadt, maar eêr smijt ik u in het water! Alle duivels schreeuwde Baruch verschrikt. Laat Baruch los, wreedaard, onbarmhartigeBa ruch wil niet weggebracht worden Baruch wil naar deu vreemdeling die in uw huis woon de. Wat schreeuwt ge daar? Wat bedoelt ge met uw gekkepraatjes? Waar zijt ge geweest? Baruch zweeg trotsch. Peiser trad op hem toe en gaf hem een schop. De ongelukkige kromp huilend ineen. De baas mag Baruch niet slaan Baruch weet niets Baruch wil niets zeggen I Wilt ge niets zeggen? Dan zal ik uw tong wel losmaken! Peiser zocht naar het ééne ofanders voorwerp om den ongelukkige te tuchtigen. Deze vermoed de wat hem te wachten stond en hief een ver twijfelend geschreeuw aan. Peiser geraakte hierdoor in zinneloozen woede en sprong op Baruch toe. Zwijg, beest, of ik vertrap u I Op werkelijk beestachtige wijze trapte hij op de ribben, de borst en het gelaat van den ge boeide tot Baruch nog slechts zacht weende. Toen hij zelfs op zijne vragen geen antwoord meer bekwam, schopte hij hem in een hoek en schreeuwde: Morgen spreek ik u nader. Dan zal ik ook wel vernemen, waar ge geweest zijt. Daarna spoedde hij zich naar boven en zette zich aan den oever bij den avondmaaltijd, welke intusschen gereed gemaakt was. Na het eten bleven Balmach en Peiser nog bij het vuur zit- ten. Balmach vroeg thans nader bericht omtrent het verraad, dat moest gepleegd zijn en Peiser vertelde hem zooveel als hij noodig oordeelde, waarbij hij de grootste schuld op Koppenhagen wierp. Ten slotte vei klaarde hij moede te zijn en naar slaap te verlangen. Balmach bood hem aan, de kajuit met hem te deelen, maar Peiser scheen gaarne alleen te blij ven want hij bedacht allerlei uitvluchten. Zoo zei 'hij, dat hij steeds snorkte en vreesde Balmach in die'ns slaap te storen (enz. Balmach zweeg, maar besloot zijne oogen open te houden. Naast de kajuit bevond zich eene planken hut, die anders voor de lading gebruikt werd, maar nu ledig stond. Hierin wierp Balmach wat stroo en een deken, gaf Peiser een licht in een ijzeren kandelaar en deze trok zich in zijne hut terug nadat hij de houteu deur, die den toegang ver leende, zorgvuldig met een wervel gesloten had. Balmach had zich naar zijn kajuit begeven en was hier in zijn bedstede gaan staan, om het oog voor een gat te drukken in den wand die zijn kajuit van Peisers hut afscheidde. Hij zag hoe deze eerst nogmaals zorgvuldig de slui ting onderzocht, het stroo en de deken terecht legde en wel zóó, dat hij met liet hoofd naar de deur kwam te leggen, en bij het openen daar van noodwendig door den stoot moest gewekt worden. Hierna ontkleedde Peiser zich tot zijn ondergoed en nu ontdekte Balmach den geldgor- del dien Peiser om het lijf gesnoerd droeg. Dit was dus het geheim! Peiser droeg veel geld bij zich Dat Peiser trouwens geen ongelijk had liet te verbergen, was wel daaruit te bespeuren, dat Balmach zich voorzichtig liet zakken en zich op zijn gelaat een duivelsche grijns vertoonde, alvorens hij zich te slapen legde. Aan den oever glom nog het vuur; een helde re sterrennacht schitterde over den vloed en over het vaartuig in het binnenste waarvan zoo veel misdaad verborgen was. De ellendigste van allen was natuurlijk Baruch, de arme ongelukkige. Toen Elise hem verzocht Walewski te redden, had hij in stilte bij zich zeiver. besloten haren wensch, het mocht kosten, wat het wilde, te vervullen. Hij wist, dat er dien avond bij de vulsche munters zou gewerkt worden, had zich heimelijk uit het huis verwijderd en was tegen den avond in de werkplaats aangekomen, waar men hem binnenliet, toen hij naar Rukowski vraagde. Zijne kennis van den weg in de on- deraardsche gewelven, had hem in staat gesteld naar Walewski te zoeken en diens hulpgeschrei had Baruch tot bij de valdeur gebracht, door welke het hem gelukte Walewski tot in het bin nenste gedeelte der bergwerken te geleiden. YVat hij nu verder beginnen moest, wist hij niet, ook had hij geen tijd om bij hem te blijven, want het gillend fluiten gold hem en riep hem bij Rukows ki terug, met wien hij spoedig daarop de berg werken moest verlaten. Baruch gevoelde voor alles de noodzakelijk heid Elise op te zoeken en deze omtrent liet ge beurde te onderrichten en haar raad in te win nen, hoe thans verder te handelen. Toen hij thuis kwam, vernam hij tot zijn groote schrik dat Elise des avonds het huis had verlaten en nog niet was teruggekeerd. Dit bracht den on gelukkige in een soort van razernij. Hij vrees de dat Elise voor altijd was weggegaan zonder hem mede te nemen en tol den middag vervul de hij het verlaten huis. waarin de dienstboden elkander vol verbazing vroegen waarom docIi Peiser noch Elise terugkeerde, met zijn geschrei en zijn klachten. Tegen den middog maakte hij zich gereed om Elise te goan opzoeken, en daar hij geen andere plaatsen dan Myslwitz kende, waarheen Peiser hem enkele malen had medegenomen znclit hij in zijn vertwijfeling de ze op om daar tot zijn ongeluk in'de handen van Peiser te vallen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1