Saimmer 39. Donderdag 17 Mei 1900. 23e Jaargang. Hl Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De Zuid-Affikaansche oorlog. AIT00N TIELEN, Voor de toekomst. De valsche Baron. Uitgever: Bekendmaking. FEUILLETON. WAALWIJK. EEN CROESUS. Courant, Zaterdagavond. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. INRICHTINGEN, welke gevaar, scbade of hinder kunnen veroorzuken. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente Secretarie ter inzage ligt een verzoek hiel bijlagen van Jac. Gragtinans, wonende aldaar bm v e r g u n n i n g tot het uitbreiden van zijne itoomleerlooierij, kadastraal bekend in Sectie O, Ho. 1945. Op Dinsdag, den 29n dezer, des voormiddags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegeu dit verzoek in te jrengen cn deze mondeling en schriftelijk toe te ichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren ».eb- ien, kunnen gedurende drie dagen, vóór het lovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge- neente kennis nemen van de ter zake ingekomen chrifturen.. Waalwijk, den léden Mei 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Zorg voor de dagen, die in liet verschiet iggen, behoort tot de algemeene, de zeer jewoon-inenschelijke verrichtingen zij is iet uitvloeisel van een eigenschap, die wel aan geen redelijk wezen, in het volle bezit van zijn krachten, vreemd zal zijn. Ja, men zou nog verder kunnen gaan en haar be staan ook buiten de menschenwercld con- stateeren er zijn vogels die de jachtopbrengst voor volgende dagen bewaren en er zijn zoogdieren die een wintervoorraad opleggen Zouden wij ook de wondervolle inrichting van een mierenkolonie en van een bijen maatschappij vergeten, bij welke de zorg voor de toekomst op den voorgrond staat? Het is vrij gewoon dat iemand, van wien geen ander mensch afhankelijk is en die zonder verantwoordelijkheid voor het lot van een ander de wereld doortrekt, niet temin iets verder denkt dan aan den dag van heden, en wat doen wil om tot op ze kere hoogte zijn toekomst te waarborgen. Het daartoe voor de hand liggend middel is, de vruchten van zijn arbeid niet geheel te "ebruiken, maar er iets van af te zonderen om daarmede een kapitaaltje te vormen. Spaarzaamheid is een économische deugd. Indien alle raenschen een wijze spaarzaam heid betrachtten, van haar overdrijving, de gierigheid, die zeer beslist als een on deugd moet worden gebrandmerkt, spreken fcLJ EERSTE HOOFDSTUK. In een geheel eigenaardig gemeubileerd salon schreed een man op en neer. Uit de trekken van zijn door de zon gebruind gelaat zijn ouderdom raat te stellen, was nu juist met gemakkelijk diepe rimpels op zijn voorhoofd legden getuigenis af van een langdurigen bitteren strijd met de vermoeienissen en zorgen des levens. Trots de aan de slapen verbleekte haren blonk er in zijne oogen nog een jeugdig vuur; zijn gang was vlug en zijne bewegingen wareD die van eenen man, die de lenigheid en kracht zijner spieren in ge vaarvolle jachten op de dieren der wildernis be proefd had. Zijn geheele verschijning maakte een buitengewonen indruk zij droeg het kenmerk van een eigenaardig mengsel van mildheid en toorn, van berekening en grootmoedigheid, van fijne beschaving, ja, zelfs edele begeestering, van moeitevol streven en onuitputtelijke volharding. Men kon het dezen man aanzien, dat hij hetgene, wat hij zich voornam, ook moest uitvoeren, ten koste van alles. De kamer, waarin hij zich bevond, had, zooals wij reeds opmerkten, eene vreemdsoortige, uit vreemde landen afkomstige meubileering. Een uit de prachtvolste tijger- e« pantervellen ver vaardigd tapijt bedekte den voetbodem reusach tige olifantstanden zagen van de hooge deurpei lers grimmig naar beneden aan de muren, die achter echt Indische zijden behangsels verborgen waren, prijkten de ruwe uitrustingen van India nen, den dood aanbrengende tomahawk naast de rijk' met edelsteenen versierde buks van den Ara bier. Terwijl hier eene verzameling van muziek instrumenten uit alle beschaafde landen der we reld de opmerkzaamheid des bezoekers tot zich trok, herinnerde hem de aanblik van vazen met de heerlijkste exotische planten aan de bewoners van het „hemelsche Rijk/ aan China en Japan. Den hoogen schoorsteenmantel was in ieder op zicht een meesterwerk van kunst te noemen. Boe wij uiet, dan zou het er, de dingen van een staathuishoudkundig standpunt be schouwd, oneindig beter uitzien dan het nu doetwij meeneii te mogen aannemen dat drie vierde deelen van de armoede, die nu wordt geleden, in dat geval niet zou voor komen. In dezelfde reeks van voorzorgen ligi hetgeen het hoofd des gezins doet, om den zijnen den weg door het leven eenigszins gemakkelijk te maken 't moge als een egoïstisch streven worden aangemerkt, maar het kan toch als een zelfzucht van goeden huize gelden, wanneer men zijne kinderen een trapje hooger op de maatschappelijke ladder wil brengen en daartoe zichzelven beperkingen oplegt. Het beginsel is lof waardig, op de toepassing komt het aan. Er zijn vaders en moeders, die de begeerte naar stoffelijk bezit, door hot voorbeeld van hun eigen gehechtheid aan geld, tot een hartstocht aanblazen, waarvan de gloed alle. goede hoedanigheden in haar ontwikkeling verschroeit; andere, die hun zorg voor de toekomst van hun kind niet beter aan den dag welen te leggen, dan door hem voort durend aan te porren, zijn wedijver te prik kelen, zijn eerzucht aan te wenden tot een hefboom, die zijn geestelijk werkvermogen verdubbelde krachtinspanning afperst Het is, gelooven wij, niet noodig, daar veel van te zeggen. Dwaze menschen, die een kleurig stuk glas verkiezen boven een echt kleinood, zijn er altijd geweestde schade, die men toebrengt aan een jeugdige menschenziel, door haar prijs te geven aan de demonen eener onverzadelijke passie, ontgaat aan den blik dergenen, die slechts oog hebben voor geld en vuor eerebetoon. Eene betuiging van achting vragen we voor de zorgzame echtelieden, die een ver meerdering van inkomsten niet aanwenden ter voldoening aan willekeurige eischen van praalvertooning, doch er liever, in de toe komst, hun jong volk van willen doen pro fiteered, met het oog ook op de mogelijk heid, dat er later meer nut van te trekken is, mits, en dat geldt bij alle motieven tot spaarzaamheid, mits niet vergeten worde, dat er ook in het tegenwoordige behoeften en eischen zijn, die men niet mag afwijzen. Wien de zc.rg voor zijn naaste verwanten, zijn eventueele erfgenamen dus zoozeer ter harte gaat, dat hij niet eenigs zins naar verhouding van zijn vermogen mededoet aan de leniging van maatschappe- lijken nood en aan de bevordering van ge meenschappelijke belangen, is gelijk aan den ken en staalgravures, schetsen en eene groote menigte bescbreveue papieren, welke verstrooid op de kostbare ebbenhouten tafel door elkander lagen, verrieden, dat de bewoner van deze ruimte, hoewel bezitter van millioenen, toch zijn geluk niet enkel in het bezit van geld en goed vond, maar verheven, boven de gewone geldzucht zich in hoo- gere sferen, in onvermoeibare wetenschappelijke bezigheden verdiepte. Mijnheer Monnier, dat was de naam van den croesus was op die oogenblik niet met zijne gewone, geestige, werkzaamheden bezig; ook de wonderen, die hem omgaven, schenen niet den minsten invloed op hem uit te oefenen. Zijne krampachtig tezaamgetrokkene wenkbrauwen, en de koortsachtig trillende lipp'«. verrieden op het eersie gezicht eene hevige eemoedsbewegii g. Van tijd tot tijd bleef hij stilstaan en luisterde; dan echter hernam hij zijne wandeling des te haasti ger, als wilde hij het verlorene inhalen. Zijne onrustige bewegingen verrieden een met de groot ste moeite ingehouden ongeduld. Zijn aangezicht, dat tusschenbeide door een onzeggelijk smarte lijke uitdrukking overtogen werd, werd opeens stijf en koud. De deur had zich geopend en een dienaar had zacht, maar toch verstaanbaar ge sproken .Mevrouw Blanca Monnier 1" .Eindelijk I" zuchtte de millionnair, ging toen de binnentredende, welke den dienaar op de voe ten gevolgd was, eeuige schreden tegemoet en wees haar, zonder een woord van begroeting tot haar te richten, door eene handbewegii g eene plaats aan. De aangekomene, eene zwartgekleede jonge vrouw, was eene gracieuse verschijning 'h«re groote, diep blauwe oogen waren van be- tooverende schoonheideen opmerkzamen be schouwer, kon echter de bevangenheid en een inwendig leed, dat zich in dezelve afspiegelde, niet ontgaanhaar mond was bleek en scheen sedert langen, langen tijd het lachen verleerd te hebben. Nadat Blanca haren zwarten sluier had terug geslagen, was zij als geheel uitgeput op een zetel neergezonken, welke de bediende haar had toege schoven. Middelerwijl bleef de stekenden blik van den nabob op haar gevestigd zijne wenkbrau wen trokken zich nog dichter tesamen men zag het aan hem, een nieuwe lievige strijd woedde in zijn binnenste. Eensklaps echter beheerschte hij man uit de gelijkenis, die liet hem toever trouwde geld in den grond begroef om het, ten tijde dat het zou worden opgevraagd, onverlet te kunnen wedergeven. Want om het in naturalistische taal uit te drukken, ook de instandhouding der soort is het doel, dat aan der menschen zorg voor de toekomst ten grondslag ligt. Meestal doen wij dit onbewust, door een passieve handhaving van de voorwaarden, die het individueel en sociaal leven begun stigen, soms ook door opzettelijke hande lingen, die wel de verhooging van eigen welzijn ten oogmerk hebben, maar ook auderen ten goede komen en dus de som van levenskracht en weerstandsvermogen vergrooten. Wie iets doet om in zijn naaste omgeving gezondheidstoestanden te verbe teren, door oorzaken van ziekte weg te nemen, doet zulks niet voor zichzelven alleen, al zou ook welzijn van een ander hem on verschillig zijn. Wie medewerkt om kennis en bekwaamheid te verspreiden cn te ver- hoogen, maakt voor degenen, die van de vrachten zijner zorgen gebruik maken, den bestaansslrijd minder bezwaarlijk, en werkt dus mede aan de versterking der ïnensche- lijke weermiddelen, niet alleen voor het heden, maar ook voor tijden die nog komen moeten. Dit nu is, durven wij wel zeggen, het meest speciaal-menschelijke te zorgen niet slechts voor de dagen, die wij, naar gewone berekening, nog zouden kunnen beleven, maar ook voor een foekomst, welke wij met zekerheid weten, niet te zullen bereiken En hoe meer dat laatste op den voorgrond treedt, des te sterker zal ook ons werk een geestelijk karakter vertoonen. Toch niet uitsluitend dit. Er is in den menschelijken arbeid een aaneenschakeling, die de resultaten eeniger- mate doet beschouwen als een gemeenschap pelijk goed, ter beschikking van de opvol gende geslachten. Groote werken zijn tot stand gebracht, ondernomen door menschen die wel wisten dat zij de voltooiing niet konden beleven maar gelijk het geloof der middeleeuwen niet opzag tegen het aanvan gen van een kerkbouw, waarvan de duur niet ver beneden de grenzen eener eeuw moest blijven, letten wij niet op onzen per soonlijken levensduur als het er op aankomt talent en tijd en geld te wijden aan de on derneming van een arbeid, waarvan verbe tering wordt verwacht in den économischen toestand op eenig plekje van den aardbodem, liefst op dat waar wij gevestigd zijn. Men- zicli en zeide op barschen, vast ruwen toon: »Ik heb eene zaak van groot gewicht roet n te bespreken, en moet u daarom verzoeken, mij zon der onderbreking aan te hooren, en daarna mijn voorslag zorgvuldig te overdenken. Ook wilde ik u verzoeken, dat, als ik u in den loop van het nrek wellicht roet een woord zou kwetsen,gij aarover niet moet opwinden, maar moet be denken, dut het zich om de toekomst van uwen zoon handelt." „Van mijn Ilenri? O, spreek, ik zal stil toe luisteren." Den blik van den man werd zichtbaar milder, hij leunde in zijn stoel achterover en ging voort: .Alvorens gij uwe eventueele inwilliging geeft, wil ik u eenigszins in mijn toestand inwijden. Het is nu dertig jaar geleden gij had nog niet het licht der wereld aanschouwd toen stond ik in de volle kracht des levens. Ik wilde rijk wor den en het geluk dwingen mij dienstbaar te zijn. Reeds geloofde ik de vervulling mijner wenschen bereikt te hebben de hand van een jong meisje moest mij naar het hoogtepunt van het mensche- lijk geluk geleiden..., daar spatte mijn schoone toekomstdroom als eene aeepbel uit elkaar. De gene, die mij in den ontzettenden afgrond der vertwijfeling nedersiortte, was Jacob AHbry, den broeder uwer moeder.' „Mijn oom!' mompelde de jonge vrouw, met eenige smart in hare stem. „Ik daagde hem uit tot een tweegevecht Terwijl ik, zwaar ziek aan de wonde, welke hij mij had toegebracht, daar nederlag, voerde hij de uitverkorene van mijn hart naar het altaar. Mijn haat, tegen den roover van mijn geluk was gren zeloos. Om de verzoeking tot eene misdaad welke mij onteerd zou hebben, te ontgaan, verzocht ik direct na mijne genezing, de toeslemming van mijne ouders, om mij in te schepen naar Iiidië. Niettegenstaande het smeeken en de tranen mijner ouders, van mijnen broeder Henri en mijne kleine zuster Rosa, de latere mevrouw Haudra, reisde ik al. De som, welke mijn vader, die geen groot vermogen bezat, mij medegaf, was nauwelijks toereikend om de reiskosten te dekken. Toen ik in Calcutta aankwam, was ik nog armer als een fakir; maar ik had vreugdo in den arbeid. De schrikkelijke vertwijfeling en den diepen haat, welke in mijn binnen te woedde, was misschien voor menig ander de bron van geesteszwakte en schen met grijze haren, en persoonlijk bij de zaak geen belang hebbende, zien en hoori-n wij propaganda maken voor de drooglegging der Zuiderzee, als verwachtten zij nog, daar eenmaal een boerderij te be sturen of een tocht per electrische tram te maken van Urk naar Kampen. Dit alles is verklaarbaar door den drang naar werkzaamheid, die ons bezielt, en waar aan wij ons niet kunnen onttrekken. Doch is hetzelfde ook waar op het gebied van het geestelijk leven? Wij zien om ons heen, tal van din gen, die ons niet bevredigen, en van nog veel meer vernemen wij het bestaan uit de verte. Daartegen te ijveren, met alle kracht, in de volle overtuiging dat er iets slechts is, hetwelk moet worden uitgebannen, o, we zouden niets liever doen, maar eigen ondervinding, en die van velen voor ons, hebben reeds uitgemaakt dat zulk een strijd slechts ternauwernood merkbare uitkomsten zou oplevereu, cn dat wij, zelfs in het gunstigste geval, waarschijnlijk ten grave zullen dalen voor een werkelijk beduidende vooruitgang is waar te nemen. Onthouden wij ons dan Naast de armoede, die we door liefdega ven kunnen verminderen, zijn er oorzaken van armoede, welker bestrijding een werk is van zoo omvangrijke omvang, dat het verstand er van terugschrikt. Zal dan ook het gemoed zich afwenden, en de strijd niet worden aangevangen omdat de overwinning in een onafzienbaar verschiet ligt en wij haar niet zullen behalen, haar dus ook niet zullen genieten Er zijn hooge beginselen van recht, die door de machtigen der aarde willens en wetens worden geschonden. Zij hebben dat eeuwenlang gedaan, en het is onzeker of de naastvolgende eeuw hun de moreele teu gels zal aanleggen. Zullen wij dan maar eindigen met luider stemme te roepen om recht, met klem te vragen de erkenning van het recht onder alle omstandigheden. te protesteeren tegen ruw geweld en tegen machtsmisbruik Zullen wij, als er iets ernstigs wordt beproefd dat er misschien toe zal kunnen leiden, de heilige wet van liefde, van recht van vrede ingang te doen vinden niet slechts in de harten der men schen, maar ook in de kabinetten der Re geerders, zullen wij weigeren daaraan mede te werken, omdat het naar onze nieening vaststaat dat er in den eersten tijd geen practisehe gevolgen van zichtbaar komen O neen. Want er is een zonneglans, die verstomptheid geworden voor mij was zij eene krachtige aansporing tot rustelooze werkzaam heid. ha tien jaren was ik eigenaar van eene groote zaak, welke ik met veel winst trachtte te verkoopen, om dan met de opbrengst, als rijk man, naar Frankrijk te kunnen terugkeeren. Doch neen! ik wus nu eenmaal koopman geworden mijne zaak bracht mede, dat ik bestendig op reis was en steeds gedwongen was, mijne woonplaats te verwisselen. Een huiselijk, stil leven behaagde mij bovendien toch niet, want, naast het streven naar altijd grooteren rijkdom, bezat ik eene on verzadelijke begeerte, de wonderen der natuur, die ik zoo nabij was, met eigen oogen te beschou wen. Enkel aïs bezitter van millioenen en als zegepralend avonturier wilde ik in mijn vader land terugzien. Op zekeren dag kreeg ik in Cal cutta, waarheen ik van eene reis naar Australië teruggekeerd was, een brief van mijne bloedver wanten, waarin mij werd medegedeeld, dat mijn broeder zich met. uwe tante, Johanna Aubry, en mijne zuster Rosa zich met Jacob Aubry, den roover van mijn geluk, verloofd had. Mijne vroe gere beminde was alzoo gestorven en, onbekom merd over mijn afschuw voor Jacob Aubry, wa ren de zoo diep vijandige fumiliën, welks verte genwoordigers in een bloedig tweegevecht tegen over elkander stonden, ten innigste vereenigd geworden. Daaidoor wus de laatste band, welke mij tot heden nog aan mijne familie verbonden had, verbroken den brief bleef onbeantwoord want mijne vijandschap tegenover Jacob Aubry was nog even frisch in mijn hart als op den dag, toen hij mijn grootste aardsche geluk ontstal. Al wilde mijne familie het mij aangedane ourecht vergeten, ik kon het niet, en zal het ook niet...!* „Toch, toch 1 God wil hel", onderbrak lieiu Blanca, welke uit de mededeeling van den beer Monnier tbans eerst den waren beweeggrond leer de kennen, welke hem uit Frankrijk had gedre ven. „Waarom wilt gij nog langer uwen haat tegen twee familiëo voedsel geven, welke de on vruchtbaarheid der tweedracht, welke hun jaren lang gescheiden hield, erkenden, welken den we- derzijdschen haat door een huwelijk verstikte,en om welke zich sedert lang een nieuwen band van vriendschap geslingerd heeft?" „Een man als ik, kar. niet vergeten 1" ant woordde Monrier ruw. „Het bericht van deze dubbele verloving verschoof mijn terugkeer lan- ul deze nevelen van twijfel en van onze kerheid doet verdwijnen, een glans, die tot. in de uiterste diepte, op den verst denkba ren afstand, licht spreidt over de toekomst van het menschdoni, en tevens onszelven beschijnt, terwijl wij met moeite, maar toch met opgewektheid, onzen weg vervolgen en onze taak volbrengen. Dat is de zon van het geloof, de gloed van het idealisme. Ongeveer twee maanden na de bezetting van Bloemfontein door de Biitsche legermacht onder baar opperbevelhebber, maarschalk Roberts, welke bezitting geschiedde den 13eu Maart j.i., is Kroonstad, dat i:a het verlies van Bloemfontein door de regeering van den Oranje Vrijstaat verheven werd tot hoofdstad van deze Boerenrepubliek en de zetel van haar gouvernement, in bezit genomen dcor de Engelschen divisies, welke onder aanvoe ring van haar beste generaals met geweldige mobiliteit oprukken naar Pretoria. Zaterdagavond publiceerde het departe ment van oorlog te Louden het volgende officieel telegram van Lord Roberts „Zaterdag, 2 uur 's namiddags. Om halfeen hedenmiddag trok ik Kroonstad binnen, zon der tegenstand te ontmoeten en onder het gejubel van de weinige Britsche inwoueis. Sttyn vluchtte gisteravond, na veigeels ge tracht ie hebben de burgers over te halen, ons verder tegenstand te bieden. De Trans- valers verklaarden dat zij in den Viijstaat niet langer willen vechten en trokken at naar de Vaalrivier. De Vrijstaters beschuldigen de Transvaleis, dat zij hun diensten mis— biuikt hebben en hun nu in den steek laten. Vele Vrijstaters zijn naar hun haardsteden teruggekeerd. Voor hij Kroonstad verliet, vaardigde Steyn een proclamatie uit, waarbij hij Lindley tot zetel van de Vrijslaatsche regeering verhief. Commandant generaal Botha en generaal De Wet gingeu beiden met de Transvalers mede." De publicatie van dit telegram heeft in de hoofdstad van het Vereenigde Koninkrijk, waar het te 9 uur in den avond werd aan geplakt in Pall Mall, wel eenige verbazing en wel wat teleuistelling gewekt. Iedereen dacht dat de bezetting van Kroonstad eerst zou kunnen geschieden na een hevig, mis schien beslissend treffen, want reeds van het oogenblik af, dat de Engelschen hun hoofdkwartier te Bloemfontein hadden ge vestigd, heette het algemeen, dat de Boeren de hoofdstad van den Vrijstaat aan den vijand ten buit hadden gelaten, alleen, om- gen tijd. Mijne liefde tot reizen werd toen harts tocht mijn geheel denken en willen, dut zich tot dan toe op het verkrijgen van onmetelijke rijk dommen gericht had, verplaatste zich nuopavon- turen, jachten en ontdekkingen, welke ik laterin Europa tot geld wilde maken. Alle raerkwa r- digheden heb ik verzameld van datgene, wat niet geschikt was om mede te nemen, liet ik, met be hulp van een voortreffelijk apparaat, f'ologralische afdrukken maken. Eenmaal moest toch liet uur slaan, dat ik naar Frankrijk wilde terugkeeren, en zoo ben ik thans, na eene dertigjarige afwe zigheid, weder op vaderlundschen grond, in Pa rijs..." Monnier hield een oogenblik stil, als wilde hij de wonderen en verschrikkingen van de door hein bereisde tropenwereld nog eens aan zijn geest voorbij laten trekken; toen ging hij op scherpen toon voort „Bij mijne aankomst te Parijs vond ik lijken en ruïnen. Henri, mijn broeder, welke ook reeds dood was, liet een zoon achter, wiens echlgenoo- te gij geworden zijt. Na den dood van uwen man bleel't gij weduwe, om u uitsluitend aan de op voeding van uw eenigen zoon te wijden. Hij draagt den nuaui van mijn overleden broeder, en de gelijkenis, welke tusschen beiden bestaat, is zóó opvallend, dat zij mij meer dan eens tranen ontlokte Emil van Huudra, den zoon mijner zuster Rosa, die, benevens haren man, door de cholera werd weggerukt, bewoond met mij dit huis cn zal eens mijn vermogen, al is het dan niet geheel, dan toch een groot gedeelte daarvan erven voornamelijk wil ik u verzoeken, dit laat ste punt voor oogen te houden. Weliswaar is er nog iemand, die mij nader is dan Emil, mijne zu ter Julia, die twee jaren na mijn vertrek naar Indië geboren werd, maar daar deze het kleed der zusters var. barmhartigheid neeft aangetrok ken, zoo zal zij zoo erg niet naar mijn vermogen verlangen. Er blijven mij dus van mijn geheele familie enkel Emil, den zoon van mijne overle dene zuster, en Henri, uw zoon; en juist rot den laatste gevoel ik mij met mijne geheele ziel aan getrokken; of de gelijkenis tusschen hem en zijn grootvader, mijn overleden broeder Henri, den eenigen beweeggrond mijner voorliefde is, dut...' (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1