Saimmer 39.
Donderdag 17 Mei 1900.
23e Jaargang.
Hl
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Zuid-Affikaansche oorlog.
AIT00N TIELEN,
Voor de toekomst.
De valsche Baron.
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
WAALWIJK.
EEN CROESUS.
Courant,
Zaterdagavond.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Advertentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
INRICHTINGEN, welke gevaar, scbade of
hinder kunnen veroorzuken.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter
Gemeente Secretarie ter inzage ligt een verzoek
hiel bijlagen van Jac. Gragtinans, wonende aldaar
bm v e r g u n n i n g tot het uitbreiden van zijne
itoomleerlooierij, kadastraal bekend in Sectie O,
Ho. 1945.
Op Dinsdag, den 29n dezer, des voormiddags
te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid
bestaan om bezwaren tegeu dit verzoek in te
jrengen cn deze mondeling en schriftelijk toe te
ichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren ».eb-
ien, kunnen gedurende drie dagen, vóór het
lovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge-
neente kennis nemen van de ter zake ingekomen
chrifturen..
Waalwijk, den léden Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Zorg voor de dagen, die in liet verschiet
iggen, behoort tot de algemeene, de zeer
jewoon-inenschelijke verrichtingen zij is
iet uitvloeisel van een eigenschap, die wel
aan geen redelijk wezen, in het volle bezit
van zijn krachten, vreemd zal zijn. Ja, men
zou nog verder kunnen gaan en haar be
staan ook buiten de menschenwercld con-
stateeren er zijn vogels die de jachtopbrengst
voor volgende dagen bewaren en er zijn
zoogdieren die een wintervoorraad opleggen
Zouden wij ook de wondervolle inrichting
van een mierenkolonie en van een bijen
maatschappij vergeten, bij welke de zorg
voor de toekomst op den voorgrond staat?
Het is vrij gewoon dat iemand, van wien
geen ander mensch afhankelijk is en die
zonder verantwoordelijkheid voor het lot
van een ander de wereld doortrekt, niet
temin iets verder denkt dan aan den dag
van heden, en wat doen wil om tot op ze
kere hoogte zijn toekomst te waarborgen.
Het daartoe voor de hand liggend middel
is, de vruchten van zijn arbeid niet geheel
te "ebruiken, maar er iets van af te zonderen
om daarmede een kapitaaltje te vormen.
Spaarzaamheid is een économische deugd.
Indien alle raenschen een wijze spaarzaam
heid betrachtten, van haar overdrijving,
de gierigheid, die zeer beslist als een on
deugd moet worden gebrandmerkt, spreken
fcLJ
EERSTE HOOFDSTUK.
In een geheel eigenaardig gemeubileerd salon
schreed een man op en neer. Uit de trekken van
zijn door de zon gebruind gelaat zijn ouderdom
raat te stellen, was nu juist met gemakkelijk
diepe rimpels op zijn voorhoofd legden getuigenis
af van een langdurigen bitteren strijd met de
vermoeienissen en zorgen des levens. Trots de
aan de slapen verbleekte haren blonk er in zijne
oogen nog een jeugdig vuur; zijn gang was vlug
en zijne bewegingen wareD die van eenen man,
die de lenigheid en kracht zijner spieren in ge
vaarvolle jachten op de dieren der wildernis be
proefd had. Zijn geheele verschijning maakte een
buitengewonen indruk zij droeg het kenmerk
van een eigenaardig mengsel van mildheid en
toorn, van berekening en grootmoedigheid, van
fijne beschaving, ja, zelfs edele begeestering, van
moeitevol streven en onuitputtelijke volharding.
Men kon het dezen man aanzien, dat hij hetgene,
wat hij zich voornam, ook moest uitvoeren, ten
koste van alles.
De kamer, waarin hij zich bevond, had, zooals
wij reeds opmerkten, eene vreemdsoortige, uit
vreemde landen afkomstige meubileering. Een
uit de prachtvolste tijger- e« pantervellen ver
vaardigd tapijt bedekte den voetbodem reusach
tige olifantstanden zagen van de hooge deurpei
lers grimmig naar beneden aan de muren, die
achter echt Indische zijden behangsels verborgen
waren, prijkten de ruwe uitrustingen van India
nen, den dood aanbrengende tomahawk naast de
rijk' met edelsteenen versierde buks van den Ara
bier. Terwijl hier eene verzameling van muziek
instrumenten uit alle beschaafde landen der we
reld de opmerkzaamheid des bezoekers tot zich
trok, herinnerde hem de aanblik van vazen met
de heerlijkste exotische planten aan de bewoners
van het „hemelsche Rijk/ aan China en Japan.
Den hoogen schoorsteenmantel was in ieder op
zicht een meesterwerk van kunst te noemen. Boe
wij uiet, dan zou het er, de dingen van
een staathuishoudkundig standpunt be
schouwd, oneindig beter uitzien dan het nu
doetwij meeneii te mogen aannemen dat
drie vierde deelen van de armoede, die nu
wordt geleden, in dat geval niet zou voor
komen.
In dezelfde reeks van voorzorgen ligi
hetgeen het hoofd des gezins doet, om den
zijnen den weg door het leven eenigszins
gemakkelijk te maken 't moge als een
egoïstisch streven worden aangemerkt, maar
het kan toch als een zelfzucht van goeden
huize gelden, wanneer men zijne kinderen
een trapje hooger op de maatschappelijke
ladder wil brengen en daartoe zichzelven
beperkingen oplegt. Het beginsel is lof
waardig, op de toepassing komt het aan.
Er zijn vaders en moeders, die de begeerte
naar stoffelijk bezit, door hot voorbeeld van
hun eigen gehechtheid aan geld, tot een
hartstocht aanblazen, waarvan de gloed alle.
goede hoedanigheden in haar ontwikkeling
verschroeit; andere, die hun zorg voor de
toekomst van hun kind niet beter aan den
dag welen te leggen, dan door hem voort
durend aan te porren, zijn wedijver te prik
kelen, zijn eerzucht aan te wenden tot een
hefboom, die zijn geestelijk werkvermogen
verdubbelde krachtinspanning afperst Het
is, gelooven wij, niet noodig, daar veel van
te zeggen. Dwaze menschen, die een kleurig
stuk glas verkiezen boven een echt kleinood,
zijn er altijd geweestde schade, die men
toebrengt aan een jeugdige menschenziel,
door haar prijs te geven aan de demonen
eener onverzadelijke passie, ontgaat aan den
blik dergenen, die slechts oog hebben voor
geld en vuor eerebetoon.
Eene betuiging van achting vragen we
voor de zorgzame echtelieden, die een ver
meerdering van inkomsten niet aanwenden
ter voldoening aan willekeurige eischen van
praalvertooning, doch er liever, in de toe
komst, hun jong volk van willen doen pro
fiteered, met het oog ook op de mogelijk
heid, dat er later meer nut van te trekken
is, mits, en dat geldt bij alle motieven
tot spaarzaamheid, mits niet vergeten
worde, dat er ook in het tegenwoordige
behoeften en eischen zijn, die men niet
mag afwijzen. Wien de zc.rg voor zijn naaste
verwanten, zijn eventueele erfgenamen dus
zoozeer ter harte gaat, dat hij niet eenigs
zins naar verhouding van zijn vermogen
mededoet aan de leniging van maatschappe-
lijken nood en aan de bevordering van ge
meenschappelijke belangen, is gelijk aan den
ken en staalgravures, schetsen en eene groote
menigte bescbreveue papieren, welke verstrooid
op de kostbare ebbenhouten tafel door elkander
lagen, verrieden, dat de bewoner van deze ruimte,
hoewel bezitter van millioenen, toch zijn geluk niet
enkel in het bezit van geld en goed vond, maar
verheven, boven de gewone geldzucht zich in hoo-
gere sferen, in onvermoeibare wetenschappelijke
bezigheden verdiepte.
Mijnheer Monnier, dat was de naam van den
croesus was op die oogenblik niet met zijne
gewone, geestige, werkzaamheden bezig; ook de
wonderen, die hem omgaven, schenen niet den
minsten invloed op hem uit te oefenen. Zijne
krampachtig tezaamgetrokkene wenkbrauwen, en
de koortsachtig trillende lipp'«. verrieden op het
eersie gezicht eene hevige eemoedsbewegii g. Van
tijd tot tijd bleef hij stilstaan en luisterde; dan
echter hernam hij zijne wandeling des te haasti
ger, als wilde hij het verlorene inhalen. Zijne
onrustige bewegingen verrieden een met de groot
ste moeite ingehouden ongeduld. Zijn aangezicht,
dat tusschenbeide door een onzeggelijk smarte
lijke uitdrukking overtogen werd, werd opeens
stijf en koud. De deur had zich geopend en een
dienaar had zacht, maar toch verstaanbaar ge
sproken
.Mevrouw Blanca Monnier 1"
.Eindelijk I" zuchtte de millionnair, ging toen
de binnentredende, welke den dienaar op de voe
ten gevolgd was, eeuige schreden tegemoet en
wees haar, zonder een woord van begroeting tot
haar te richten, door eene handbewegii g eene
plaats aan. De aangekomene, eene zwartgekleede
jonge vrouw, was eene gracieuse verschijning
'h«re groote, diep blauwe oogen waren van be-
tooverende schoonheideen opmerkzamen be
schouwer, kon echter de bevangenheid en een
inwendig leed, dat zich in dezelve afspiegelde,
niet ontgaanhaar mond was bleek en scheen
sedert langen, langen tijd het lachen verleerd te
hebben.
Nadat Blanca haren zwarten sluier had terug
geslagen, was zij als geheel uitgeput op een zetel
neergezonken, welke de bediende haar had toege
schoven. Middelerwijl bleef de stekenden blik van
den nabob op haar gevestigd zijne wenkbrau
wen trokken zich nog dichter tesamen men zag
het aan hem, een nieuwe lievige strijd woedde in
zijn binnenste. Eensklaps echter beheerschte hij
man uit de gelijkenis, die liet hem toever
trouwde geld in den grond begroef om het,
ten tijde dat het zou worden opgevraagd,
onverlet te kunnen wedergeven.
Want om het in naturalistische taal
uit te drukken, ook de instandhouding
der soort is het doel, dat aan der menschen
zorg voor de toekomst ten grondslag ligt.
Meestal doen wij dit onbewust, door een
passieve handhaving van de voorwaarden,
die het individueel en sociaal leven begun
stigen, soms ook door opzettelijke hande
lingen, die wel de verhooging van eigen
welzijn ten oogmerk hebben, maar ook
auderen ten goede komen en dus de som
van levenskracht en weerstandsvermogen
vergrooten. Wie iets doet om in zijn naaste
omgeving gezondheidstoestanden te verbe
teren, door oorzaken van ziekte weg te
nemen, doet zulks niet voor zichzelven alleen,
al zou ook welzijn van een ander hem on
verschillig zijn. Wie medewerkt om kennis
en bekwaamheid te verspreiden cn te ver-
hoogen, maakt voor degenen, die van de
vrachten zijner zorgen gebruik maken, den
bestaansslrijd minder bezwaarlijk, en werkt
dus mede aan de versterking der ïnensche-
lijke weermiddelen, niet alleen voor het
heden, maar ook voor tijden die nog komen
moeten.
Dit nu is, durven wij wel zeggen, het
meest speciaal-menschelijke te zorgen niet
slechts voor de dagen, die wij, naar gewone
berekening, nog zouden kunnen beleven,
maar ook voor een foekomst, welke wij met
zekerheid weten, niet te zullen bereiken
En hoe meer dat laatste op den voorgrond
treedt, des te sterker zal ook ons werk een
geestelijk karakter vertoonen.
Toch niet uitsluitend dit.
Er is in den menschelijken arbeid een
aaneenschakeling, die de resultaten eeniger-
mate doet beschouwen als een gemeenschap
pelijk goed, ter beschikking van de opvol
gende geslachten. Groote werken zijn tot
stand gebracht, ondernomen door menschen
die wel wisten dat zij de voltooiing niet
konden beleven maar gelijk het geloof der
middeleeuwen niet opzag tegen het aanvan
gen van een kerkbouw, waarvan de duur
niet ver beneden de grenzen eener eeuw
moest blijven, letten wij niet op onzen per
soonlijken levensduur als het er op aankomt
talent en tijd en geld te wijden aan de on
derneming van een arbeid, waarvan verbe
tering wordt verwacht in den économischen
toestand op eenig plekje van den aardbodem,
liefst op dat waar wij gevestigd zijn. Men-
zicli en zeide op barschen, vast ruwen toon:
»Ik heb eene zaak van groot gewicht roet n te
bespreken, en moet u daarom verzoeken, mij zon
der onderbreking aan te hooren, en daarna mijn
voorslag zorgvuldig te overdenken. Ook wilde ik
u verzoeken, dat, als ik u in den loop van het
nrek wellicht roet een woord zou kwetsen,gij
aarover niet moet opwinden, maar moet be
denken, dut het zich om de toekomst van uwen
zoon handelt."
„Van mijn Ilenri? O, spreek, ik zal stil toe
luisteren."
Den blik van den man werd zichtbaar milder,
hij leunde in zijn stoel achterover en ging voort:
.Alvorens gij uwe eventueele inwilliging geeft,
wil ik u eenigszins in mijn toestand inwijden.
Het is nu dertig jaar geleden gij had nog niet
het licht der wereld aanschouwd toen stond ik
in de volle kracht des levens. Ik wilde rijk wor
den en het geluk dwingen mij dienstbaar te zijn.
Reeds geloofde ik de vervulling mijner wenschen
bereikt te hebben de hand van een jong meisje
moest mij naar het hoogtepunt van het mensche-
lijk geluk geleiden..., daar spatte mijn schoone
toekomstdroom als eene aeepbel uit elkaar. De
gene, die mij in den ontzettenden afgrond der
vertwijfeling nedersiortte, was Jacob AHbry, den
broeder uwer moeder.'
„Mijn oom!' mompelde de jonge vrouw, met
eenige smart in hare stem.
„Ik daagde hem uit tot een tweegevecht
Terwijl ik, zwaar ziek aan de wonde, welke hij
mij had toegebracht, daar nederlag, voerde hij de
uitverkorene van mijn hart naar het altaar. Mijn
haat, tegen den roover van mijn geluk was gren
zeloos. Om de verzoeking tot eene misdaad welke
mij onteerd zou hebben, te ontgaan, verzocht ik
direct na mijne genezing, de toeslemming van
mijne ouders, om mij in te schepen naar Iiidië.
Niettegenstaande het smeeken en de tranen mijner
ouders, van mijnen broeder Henri en mijne kleine
zuster Rosa, de latere mevrouw Haudra, reisde
ik al. De som, welke mijn vader, die geen groot
vermogen bezat, mij medegaf, was nauwelijks
toereikend om de reiskosten te dekken. Toen ik
in Calcutta aankwam, was ik nog armer als een
fakir; maar ik had vreugdo in den arbeid. De
schrikkelijke vertwijfeling en den diepen haat,
welke in mijn binnen te woedde, was misschien
voor menig ander de bron van geesteszwakte en
schen met grijze haren, en persoonlijk bij
de zaak geen belang hebbende, zien en
hoori-n wij propaganda maken voor de
drooglegging der Zuiderzee, als verwachtten
zij nog, daar eenmaal een boerderij te be
sturen of een tocht per electrische tram te
maken van Urk naar Kampen.
Dit alles is verklaarbaar door den drang
naar werkzaamheid, die ons bezielt, en waar
aan wij ons niet kunnen onttrekken. Doch
is hetzelfde ook waar op het gebied van het
geestelijk leven?
Wij zien om ons heen, tal van din
gen, die ons niet bevredigen, en van nog
veel meer vernemen wij het bestaan uit de
verte. Daartegen te ijveren, met alle kracht,
in de volle overtuiging dat er iets slechts
is, hetwelk moet worden uitgebannen,
o, we zouden niets liever doen, maar eigen
ondervinding, en die van velen voor ons,
hebben reeds uitgemaakt dat zulk een strijd
slechts ternauwernood merkbare uitkomsten
zou oplevereu, cn dat wij, zelfs in het
gunstigste geval, waarschijnlijk ten grave
zullen dalen voor een werkelijk beduidende
vooruitgang is waar te nemen.
Onthouden wij ons dan
Naast de armoede, die we door liefdega
ven kunnen verminderen, zijn er oorzaken
van armoede, welker bestrijding een werk
is van zoo omvangrijke omvang, dat het
verstand er van terugschrikt. Zal dan ook
het gemoed zich afwenden, en de strijd niet
worden aangevangen omdat de overwinning
in een onafzienbaar verschiet ligt en wij
haar niet zullen behalen, haar dus ook niet
zullen genieten
Er zijn hooge beginselen van recht, die
door de machtigen der aarde willens en
wetens worden geschonden. Zij hebben dat
eeuwenlang gedaan, en het is onzeker of
de naastvolgende eeuw hun de moreele teu
gels zal aanleggen. Zullen wij dan maar
eindigen met luider stemme te roepen om
recht, met klem te vragen de erkenning
van het recht onder alle omstandigheden.
te protesteeren tegen ruw geweld en
tegen machtsmisbruik Zullen wij, als er
iets ernstigs wordt beproefd dat er misschien
toe zal kunnen leiden, de heilige wet van
liefde, van recht van vrede ingang te doen
vinden niet slechts in de harten der men
schen, maar ook in de kabinetten der Re
geerders, zullen wij weigeren daaraan mede
te werken, omdat het naar onze nieening
vaststaat dat er in den eersten tijd geen
practisehe gevolgen van zichtbaar komen
O neen. Want er is een zonneglans, die
verstomptheid geworden voor mij was zij eene
krachtige aansporing tot rustelooze werkzaam
heid. ha tien jaren was ik eigenaar van eene
groote zaak, welke ik met veel winst trachtte te
verkoopen, om dan met de opbrengst, als rijk
man, naar Frankrijk te kunnen terugkeeren. Doch
neen! ik wus nu eenmaal koopman geworden
mijne zaak bracht mede, dat ik bestendig op reis
was en steeds gedwongen was, mijne woonplaats
te verwisselen. Een huiselijk, stil leven behaagde
mij bovendien toch niet, want, naast het streven
naar altijd grooteren rijkdom, bezat ik eene on
verzadelijke begeerte, de wonderen der natuur,
die ik zoo nabij was, met eigen oogen te beschou
wen. Enkel aïs bezitter van millioenen en als
zegepralend avonturier wilde ik in mijn vader
land terugzien. Op zekeren dag kreeg ik in Cal
cutta, waarheen ik van eene reis naar Australië
teruggekeerd was, een brief van mijne bloedver
wanten, waarin mij werd medegedeeld, dat mijn
broeder zich met. uwe tante, Johanna Aubry, en
mijne zuster Rosa zich met Jacob Aubry, den
roover van mijn geluk, verloofd had. Mijne vroe
gere beminde was alzoo gestorven en, onbekom
merd over mijn afschuw voor Jacob Aubry, wa
ren de zoo diep vijandige fumiliën, welks verte
genwoordigers in een bloedig tweegevecht tegen
over elkander stonden, ten innigste vereenigd
geworden. Daaidoor wus de laatste band, welke
mij tot heden nog aan mijne familie verbonden
had, verbroken den brief bleef onbeantwoord
want mijne vijandschap tegenover Jacob Aubry
was nog even frisch in mijn hart als op den dag,
toen hij mijn grootste aardsche geluk ontstal. Al
wilde mijne familie het mij aangedane ourecht
vergeten, ik kon het niet, en zal het ook niet...!*
„Toch, toch 1 God wil hel", onderbrak lieiu
Blanca, welke uit de mededeeling van den beer
Monnier tbans eerst den waren beweeggrond leer
de kennen, welke hem uit Frankrijk had gedre
ven. „Waarom wilt gij nog langer uwen haat
tegen twee familiëo voedsel geven, welke de on
vruchtbaarheid der tweedracht, welke hun jaren
lang gescheiden hield, erkenden, welken den we-
derzijdschen haat door een huwelijk verstikte,en
om welke zich sedert lang een nieuwen band van
vriendschap geslingerd heeft?"
„Een man als ik, kar. niet vergeten 1" ant
woordde Monrier ruw. „Het bericht van deze
dubbele verloving verschoof mijn terugkeer lan-
ul deze nevelen van twijfel en van onze
kerheid doet verdwijnen, een glans, die tot.
in de uiterste diepte, op den verst denkba
ren afstand, licht spreidt over de toekomst
van het menschdoni, en tevens onszelven
beschijnt, terwijl wij met moeite, maar toch
met opgewektheid, onzen weg vervolgen en
onze taak volbrengen.
Dat is de zon van het geloof, de gloed
van het idealisme.
Ongeveer twee maanden na de bezetting
van Bloemfontein door de Biitsche legermacht
onder baar opperbevelhebber, maarschalk
Roberts, welke bezitting geschiedde den 13eu
Maart j.i., is Kroonstad, dat i:a het verlies
van Bloemfontein door de regeering van den
Oranje Vrijstaat verheven werd tot hoofdstad
van deze Boerenrepubliek en de zetel van
haar gouvernement, in bezit genomen dcor
de Engelschen divisies, welke onder aanvoe
ring van haar beste generaals met geweldige
mobiliteit oprukken naar Pretoria.
Zaterdagavond publiceerde het departe
ment van oorlog te Louden het volgende
officieel telegram van Lord Roberts
„Zaterdag, 2 uur 's namiddags. Om halfeen
hedenmiddag trok ik Kroonstad binnen, zon
der tegenstand te ontmoeten en onder het
gejubel van de weinige Britsche inwoueis.
Sttyn vluchtte gisteravond, na veigeels ge
tracht ie hebben de burgers over te halen,
ons verder tegenstand te bieden. De Trans-
valers verklaarden dat zij in den Viijstaat
niet langer willen vechten en trokken at naar
de Vaalrivier. De Vrijstaters beschuldigen
de Transvaleis, dat zij hun diensten mis—
biuikt hebben en hun nu in den steek laten.
Vele Vrijstaters zijn naar hun haardsteden
teruggekeerd. Voor hij Kroonstad verliet,
vaardigde Steyn een proclamatie uit, waarbij
hij Lindley tot zetel van de Vrijslaatsche
regeering verhief.
Commandant generaal Botha en generaal
De Wet gingeu beiden met de Transvalers
mede."
De publicatie van dit telegram heeft in de
hoofdstad van het Vereenigde Koninkrijk,
waar het te 9 uur in den avond werd aan
geplakt in Pall Mall, wel eenige verbazing
en wel wat teleuistelling gewekt. Iedereen
dacht dat de bezetting van Kroonstad eerst
zou kunnen geschieden na een hevig, mis
schien beslissend treffen, want reeds van
het oogenblik af, dat de Engelschen hun
hoofdkwartier te Bloemfontein hadden ge
vestigd, heette het algemeen, dat de Boeren
de hoofdstad van den Vrijstaat aan den
vijand ten buit hadden gelaten, alleen, om-
gen tijd. Mijne liefde tot reizen werd toen harts
tocht mijn geheel denken en willen, dut zich tot
dan toe op het verkrijgen van onmetelijke rijk
dommen gericht had, verplaatste zich nuopavon-
turen, jachten en ontdekkingen, welke ik laterin
Europa tot geld wilde maken. Alle raerkwa r-
digheden heb ik verzameld van datgene, wat niet
geschikt was om mede te nemen, liet ik, met be
hulp van een voortreffelijk apparaat, f'ologralische
afdrukken maken. Eenmaal moest toch liet uur
slaan, dat ik naar Frankrijk wilde terugkeeren,
en zoo ben ik thans, na eene dertigjarige afwe
zigheid, weder op vaderlundschen grond, in Pa
rijs..."
Monnier hield een oogenblik stil, als wilde hij
de wonderen en verschrikkingen van de door hein
bereisde tropenwereld nog eens aan zijn geest
voorbij laten trekken; toen ging hij op scherpen
toon voort
„Bij mijne aankomst te Parijs vond ik lijken
en ruïnen. Henri, mijn broeder, welke ook reeds
dood was, liet een zoon achter, wiens echlgenoo-
te gij geworden zijt. Na den dood van uwen man
bleel't gij weduwe, om u uitsluitend aan de op
voeding van uw eenigen zoon te wijden. Hij
draagt den nuaui van mijn overleden broeder, en
de gelijkenis, welke tusschen beiden bestaat, is
zóó opvallend, dat zij mij meer dan eens tranen
ontlokte Emil van Huudra, den zoon mijner
zuster Rosa, die, benevens haren man, door de
cholera werd weggerukt, bewoond met mij dit
huis cn zal eens mijn vermogen, al is het dan
niet geheel, dan toch een groot gedeelte daarvan
erven voornamelijk wil ik u verzoeken, dit laat
ste punt voor oogen te houden. Weliswaar is er
nog iemand, die mij nader is dan Emil, mijne
zu ter Julia, die twee jaren na mijn vertrek naar
Indië geboren werd, maar daar deze het kleed
der zusters var. barmhartigheid neeft aangetrok
ken, zoo zal zij zoo erg niet naar mijn vermogen
verlangen. Er blijven mij dus van mijn geheele
familie enkel Emil, den zoon van mijne overle
dene zuster, en Henri, uw zoon; en juist rot den
laatste gevoel ik mij met mijne geheele ziel aan
getrokken; of de gelijkenis tusschen hem en zijn
grootvader, mijn overleden broeder Henri, den
eenigen beweeggrond mijner voorliefde is, dut...'
(Wordt vervolgd.)