I Nummer 41.
Donderdag 24 Mei 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
DE OORLOG.
x
ANTOON TIELEN,
De valsche Baron.
Uitgever:
l-;i n—
Bekendmaking.
FEUILLETON.
DE BOTERWET.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentiën 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Uithoofde van den Don
derdag invallenden
Feestdag, zal dit Blad
a. s. Zaterdag iets later dan gewoon
lijk verschijnen.
Het bestuur van den internationalen Vre
debond heeft, naar een telegram uit Bern
bericht, een laatste poging in 't werk gesteld,
om den oorlog in Zuid-Afrika te doen be
ëindigen.
Te doen beëindigen op voor beide par
tijen zoogenaamd eervolle en waardige wijze
Of die poging een resultaat zal opleveren
Men behoeft niet pessimistisch van aard te
zijn, om op dit punt shchls een zeer flauwe
hoop te durven koesteren. Met tergenden
overmoed, met een onbeschaamheid, die vol
komen past bij hun gewetenlooze politiek,
hebben de Engelsche ministers reeds meer
malen ten aanhoore der geheele wereld ver
kondigd, welke hunne plannen zijn. De
beide Zuid-Afrikaansche republieken zullen
bij het Britsche wereldrijk woiden ingelijfd.
Met hun goud en diamanten zal hun ook
de onafhankelijkheid worden ontnomen.
Zoo willen het de Britsche bewindslieden,
en tot dusver beeft geen enkel gouverne
ment doen blijken van een ernstig streven,
om tegen dit werk der schande in verzet
te komen. De deputatie der Boeren beeft
het maar ill te pijnlijk moeten ondervinden
op haar reis door Europa. En in de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika wordt
zij weliswaar met veel geestdrift begroet
door bet volk, maar ook daar nemen de
regeeringskringen een houding aan zóó ge
reserveerd, dat men zijne verwachtingen,
omtrent de mogelijkheid eener interventie,
nagenoeg geheel moet opgeven.
Engeland zal brutaalweg de wereld stellen
vooreen fait accompli. Vlet een geweldig leger
beeft bet den Oranje-Vrijstaat veroverden
is het thans Transvaal binnengerukt. Of
de strijd bier nog lang duren zal, valt voor-
loopig niet te zeggen. Het terrein is nu
den Boeren veel gunstiger, dan in den Vrij
staat. Maar men moet rekening houden
met de geduchte overmacht der Britten en
den ontredderden toestand, waarin zich de
Transvalers bevinden. Na al betgeen voorat
is gegaan schijnt de val van Pretoria nog
slechts een quaestie van weinig tijds. De
Boeren kunnen dan weliswaar den strijd
nog voortzetten, gelijk ook in vroeger jaren
geschiedde, maar de Engelschen zullen den
//Rand' hebben veroverd en daarmede voor-
loopig hun hoofddoel hebben bereikt Boven
dien kunnen de Transvalers niet altijd door
vechten. Zij worden elders geroepen door
hunne bezigheden, door de zorg voor het
dagelijksch leven, voor huis en land, terwijl
lord Roberts met beroepssoldaten den oorlog
voert, mannen, die steeds beschikbaar zijn,
hoe lang de worsteling ook moge duren.
Onder deze omstandigheden kan de uitslag
niet twijfelachtig zijn, noch zelfs ver ver
wijderd. Verpletterd door de overmacht,
overstroomd door goedgedrilde legerbenden,
die van drie zijden optrekken, zullen de
beide Zusier republieken alles moeten afstaan,
wat de Britsche mover verlangthun rijken
bodem, hun vrijheid, hnn onafhankelijk be
staan...
Zelden voorwaar zag de Ge-chiedenis een
gruwelijker schouwspel, 't Is waar, aan bijna
alle koloniale staatkunde kleeft bloed, en in
den strijd, welke dit bloed deed vloeien,
zegevierde lang niet altijd het Recht. Maar
mogen de beschaafde Staten dikwerf hebben
misdaan jegens de onbeschaafde, men gaf
dan toch doorgaans iets in ruil voor hetgeen
men dezen laatster» ontnam Men verzachtte
de zeden, men bestreed de ruwheden van
het heidendom, men strooide lut zaad uit
voor een hooger levcu van geest en hart.
Zoo werd de beschaving verspreid. En al
OMSPANNEN.
was zij meermalen slechts een voorwendsel
tot nieuwe veroveringen, het feit blijft toch
bestaau. dat door de kolonisatie aan veel
afschuwelijke misbruiken van in de heiden-
sche duisternissen gedompelde volken een
einde werd gemaakt.
Thans echter breidt Engeland zijn gebied
uit ten koste van twee beschaafde, twee
christelijke natiën. Het heeft zich op die
naliën geworpen met geen ander doel, dan
hun bodem te bezitten. Het kan den Boeren
niets brengen en liet wil hun ook niets
brengen, wat zou kunnen strekken tot hunne
verheffing in welk opzicht ook. Hot streeft
ook geen aspiraties na van nationaliteit, maar
voert in den vollen en waarachtigen zin
des woords een roofoorlog, zóó stuitend en
gemeen, als slechts in den voorchristelijke!)
tijd gevoerd werd. Heeft de minister van
Financiën niet hij den aanvang van den
krijg ronduit in het Lagerhuis verklaard,
dat Transvaal een rijk land was, waarop
men de te maken kosten gemakkelijk zou
kunnen verhalen En is het niet van alge-
meene bekendheid, dat, wat Jameson deed,
geschiedde met geheime goedkeuiing en
medeplichtigheid der Londensche regeering
Dat zulk een oorlog mogelijk is, dat hij
kon worden begonnen en doorgezet, zonder
dat de offlcieele wereld een krachtig protest
doet hooren, bewijst helaas, hoever wij nog
verwijderd zijn van het tijdperk eener christe
lijke staatkunde, met de Rechtvaardigheid
tot grondslag. Maar hij bewijst ook nog
iets anders. Hij bewijst ook, dat veel van
Imtgeen wij gewoon zijn //beschaving* te
noemen, slechts een bedriegelijk en niets
waardig verguldsel is. De telegrammen
uit Londen meldden ons, met welk een
woeste vreugde het succes van Roberts'
troepen telkens de bevolking der Engelsche
steden vervulde. Een vreugde, die waarlijk-
denken doet aan het gevoel, dat kannibalen
moet bezielen, wanneer zij een aantal ge
vangenen hebben gemaakt voor hunne af
schuwelijke maaltijden. En toch is Enge
land een zeer beschaafde natie. Toch zal
niemand het durven wagen Chamberlain on
beschaafd te noemen Toch is de heer
Salisbury een taan van hooge geboorte en
zeer voorname praedicaten Toch verkeeren
de staatslieden en financiers, op wie de ver
antwoordelijkheid voor dezen bloedigen roof
tocht drukt, in uiterst voorname gezelschap
pen, bewonen zij prachtige kasteelen en
paleizen, zijn zij vermoedelijk zeer streng
in het naleven van alle regels der etiquette,
vormen zij voor 't meerendccl de zoogenaamde
upper tenJe room, de bloem der natie
En al deze menschen, die zich zeer ge
krenkt zouden voelen door een linksche
buiging of een minder welluidend woord,
d deze met hooge posten bekleedde, met
titels en eereteekenen heiningen individuen,
zien er volstrekt geen kwaad in ton koste
van duizenden menschenlevens, twee vrije
volken e. n schandelijken oorlog aan te doen,
net geen ander doel dan zich-zelven en
hnnne landgenooten nog rijker te maken,
lan zij reeds zijn...
Het is afschuwelijk
Maar moge ook thans weder, wat helaas
te vreezen staat, ruw geweld zegevieren over
het Recht, de tijd zal komen, dat de pseudo-
beschaving dier machthebbers als een mo
dem afgodsbeeld door de tot volle bewustzijn
gekomen volken zal worden omvergeworpen
en verbrijzeld.
Wij laten hieronder verkort volgen de
voornaamste artikelen der nieuwe Boterwet
zooals zij door de Tweede Kamer is aan
genomen
Art 1 bepaalt, dat in den zin dezer wet
bol er is het vet-artikel, waarin geen andere
vetbestanddeelen voorkomen dan die van
melk afkomstig zijn en is margarine de
op boter gelijkende waar, welke dienen kan
om haar te vervangen en welke vetbestand
deelen bevat, die niet van melk afkomstig
zijn. Later kan de Regeering aan eenig op
boter gelijkend mengsel nog een anderen
naam geven.
Art. 2 schrijft voor, dat het verboden is
te leveren alle. op boter gelijkend mengsel,
zoo daarop niet bet woord „Margarine*
voorkomt. Dat leveren heeft niet alleen be
trekking op de winkels of publiek toegan
kelijke verkoopplaatsen maar ook op het.
uitstallen, rondbrengen, rondventen en ver
voeren.
Bij het uitstallen van margarine op een
maikt of dergelijke verkoopplaats moet dooi
den handelaar bij die waar een daarboven
reikend bord zijn geplaatst, waarop in dui
delijke en voor het publiek zichtbare letters
liet woord „Margarine' is gesteld. Zijn
beide kanten van het bord voor het publiek
zichtbaar, dan moet het opschrift aan weers
zijden zijn aangebracht. Voorts moet bij
iederen winkel, waar margarine verkocht
wordt, de naam van dat artikel duidelijk
op de buitendeur en op de winkelramen
zijn gesteld.
Art. 3. Wanneer in een winkel of an
dere verkoopplaats boter èn margarine voor
handen zijn, moeten beide waren door een
voor de koopers duidelijk zichtbaar schot
zijn gescheiden.
Art. 4. Op de waar en de verpakking is
bij bet woord „Margarine" geen andere toe
voeging geoorloofd dan de namen van den
bereider, van den verkooper en van de plaats
van herkomst.
Art. 0. Met het opsporen der feiten bij
deze wet strafbaar gestold, zijn belast een
of meer ambtenaren, die den titel dragen
van botor-inspecteur en de aan ben toe te
voegen ambtenaren, die den titel dragen
van boter-visiteur. En voorts de maré
chaussees en alle ambtenaren van rijks- en
gemeente-politie, uitgezonderd, wanneer de
waar vervoerd woidt met een openbaar ver
voermiddel
Art. 7. De winkels of andere openbare
verkooplokalen, waar boter of hierop gelij
kende waar voorhanden is, zijn van des
morgens 7 tot des avonds 10 (Zaterdag tot
11 uur), ook tegen den wil van den ge
bruiker of den bewoner toegankelijk voor
alle in het vorig artikel genoemde ambte
naren. Dit geldt ook gebouwen waar ver
moed wordt dat margarine bereid wordt.
Art. 11. Overtreding van één of gelijk
tijdige overtreding van meer bepalingen de
zer wet wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste drie maanden of geldboete, van
ten hoogste f 300 en indien dezeltde per-
soon binnen de twee jaar reeds veroordeeld
was, wordt hij gestraft met hechtenis van
ten hoogste zes maanden of geldboete van
ten hoogste f 600.
Art. 12. Indien tijdens het plegen van
eenige overtreding dezer wet nog geen twee
jaren zijn verloopen, sedert een vroegere
veroordeeling van den schuldige, wegen? een
overtreding dezer wet, onherroepelijk is ge
worden, zal tevens, op kosten van den
veroordeelde, openbaarmaking worden gelast
van de rechterlijke uitspraak of van een
uittreksel of van den zakelijken inhoud daar
van.
En eindelijk bepaalt het laatste artikel,
dat de naam Boterwet in werking zal treden
op een nader door II. M. de Koningin te
bepalen tijdstip.
De Echo van het Zuiden
rn Uifslrnlsrkr ('«Brui.
INRICHTINGEN, welke gevaar, setinde of
biuder kunnen veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk, brengen ter openbare kennis, dat ter
Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek
niet bijlagen van Arh. Dumoulin, aldaar, om ver
gunning tot het oprichten eener slagerij in een
perceel staande alhier in de Stationsstraat, wijk
O. no. 887, kadastraal bekend in Sectie U. no. 815.
Op Maandag, den 4en Juni 1900, des voormid
dags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegen
heid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in
te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe
te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren heb
ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bo
vengemelde tijdstip, op de Secretarie der Gemeen
te kennis nemen van de ter zake ingekomen
schrifturen.
Waalwijk, den 19en Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
I)e Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
3)
TWEEDE HOOFDSTUK.
En hoe had hem den blik zijner moeder getrof
feu, toen zij, met door tranen bevochtigde oogen
hem op de knieën smeekte, het haar niet te laten
ontgelden, wat sedert leng in het graf sluimerde
en hem ontbroken had Versmaadt, teruggestoo-
ten, had hij hare liefde, ja, haar beschimpt en
beleedigd. Ën toch.... welk een blik! Wel
ke hoogheid en waardigheid in het gedrag der
jonge vrouw, toen zij hem den rug toekeerde en
ging 1 Blanca had hem overwonuen, over
weldigd 1
„Dat noem ik een karakter", mom pelde hij, nau
welijks hoorbaar. Nog lang zat de millionnair
onbeweeglijk in zijnen leuningstoel, tot hem zijn
neel Emil uit zijne overwegingen wekte.
Emil van Haudra, de zoon van Rosa, de zuster
van Monnier, was een kranig jongeling van vier
en twintig jaren. Zijn schoon, klassiek profiel,
zijn geestigen blik, den fijn gesneden mond en
het hooge voorhoofd, verrieden een kundigen geest
en een scherp verstand. En toch voelde men zich
in zijne tegenwoordigheid niet op zijn gemak.
Zelfs Monnier gevoelde zich door eene ijzige koel
heid bevangen, zoo vaak hij den blik van Emil
ontmoette. Uit de door zware wenkbrauwen over
schaduwde oogen schoten bestendig doordringen
de bliksems, en om zijne lippen 9peelde niet zel
den een trek van verachtelijken spot, terwijl op
het anders zoo hooge, gladde voorhoofd zorgwek
kende wolken opdoken, om ijlings weer te ver
dwijnen. Er log iets raadselachtigs in zijne ge
heele verschijning, welke men zich tevergeefsch
moeite deed te verklaren. Aan den spot, die zich
in zijne trekken vertoonde, ontging nietsbijtend
liet iiij zich uit over de verhevenste werken van
kunst en wetenschap. Van het leven sprak hij,
als van een slecht gespeeld comediestuk, ir. welke
men alleen de rol van gedupeerde vermijden
moest en aan welks slotscène minder gelegen
was, dan aan de vijf afwisselende bedrijven van
de wieg tot aan het graf.
Tegenover zijnen rijken oudoom spreidde Emil
uiterlijk een diepen eerbied ten toon. Met koude,
zeif9 trotsche beleefdheid beantwoordde hij de
weldaden, met welke de grijsaard hem dagelijks
overstelpte. De helft, van het poleis van Mon
nier, voorzien van alle benoodigdheden, zooals
de etikette liet vordert, stond te zijner beschik
king. Hier kon hij naar goeddunken huishouden
en de 5000 francs, welke de millionnair hem elke
maand liet toekomen, waren meer als toereikend,
alle genoegens van de aristocratie der wei'eldstud
voor hem toegankelijk te maken. Overigens be
kommerde mijnheer Monnier zich om zijn neel
even zoo weinig, als deze om hein. Builengewo*
ne geldaangelegenheden, kwamen tasschen beiden
zeer zelden ter sprake, omdat aij uitsluitend door
den advocnat van den lieer Monnier behandeld,
en meestal ten gunste van Emil geregeld werden
Zeker handelde mijnheer Monnier op dit punt
afkeurenswaardig; daar hij echter Emil's karak
ter grondig bestudeerd en van aanhankelijkheid
aan zijn persoon ook niet het minste spoor ge
vonden had, zoo liet hij deze zijne aar-geborene
trotsclilieid en zijne zucht om in gezelschappen
te schitteren in ieder opzicht den vrijen teugel
Oudoom en r.eef zagen elkander gewoonlijk enkel
aan tafel. Gedurende het diner liep het gesprek
gewoonlijk over politiek of nieuwigheden van den
dag, zelden of nooit nam het gesprek eene ver
trouwelijke wending. Wat bekommerde Emil zich
ook om het groote wetenschappelijke welk, aan
hetwelk zijn oom arbeidde, wal bemoeide hij zich
met „Wonderen van Java*. Welk belang had zij
nerzijds den millionnair in de salon- of théater-
nieuwtjes, van welke de genotzuchtige neef zoo
veel wist te vertellen De karakters liepen te
ver uiteen om eene gedochtenwisseling, de ziel
van het familiaire aamenleven ock in het minst
mogelijk te maken.
Toen Emil van Haudra heden in de eetzaal
verscheen, had de millionnair reeds plaats geno
men. Diepe treurigheid lag over zijn gelaat ver
spreid, zijne zenuwachtige bewegingen verrieden
eene groote opgewondenheid, die hij tevergeefs
trachtte te beheerschen.
Emil beschouwde hem met een uitvorschenden
blik; maar het gelukte hem niet, de oorzaak van
den buitengewouen geestestoestand van Monnier
te doorgronden. Over den kleinen Henri had de
millionnair nooit een enkel woord met hem ge„
sproken. Misschien had hij hem vergeten en in
dit geval was Emil de eenige erfgenaam van bet
onmetelijk vermogen van zijn oom. Desniettemin
wilde hij, daar hem de gelaatsuitdrukking van
dezen laatste verontrustte, dc oorzaak van zijn
kommer vernemen.
„Hoe ver slaat u met de kopie voor uwe reis
beschrijving f' vroeg hij vleiend; „zal .Java en
zijne YVonueren" spoedig voor de ramen van de
Parijsche boekhandelaars schitteren?"
.Ik zal, helaas, met het boek nauwelijks in
twee jaren klaar kunnen zijn, niettegenstaande
mijn secretaris niet minder vlijt en kunde daar-
aun besteedt als ik zelf. Menigmaal ben in in de
verzoiking te gelooven, dat de jonge man zelf
met mij in Java is geweest, zoo levendig zijn zijne
beschrijvingen."
„Hoe ziet het er met het iüustrceren uit?"
vroeg de jonge man geeuwend.
,l)e platen worden ware meesterwerken, Emil
Jean Marigné heeft de vervaardiging derzelve op
zich genomen; zijn talent is waarlijk onovertref
baar. Denk eens, niet behulp mijner fotografiën
en schetsen gelukt het hem, de heerlijkste beel
den en de bekoorlijkste landschappen te vervaar
digen en gij zult moeten bekennen, dat zij de
wonderen en mei k waardigheden der door mij be
reisde landen beter te aanschouwen geven, dan
de behendigste pen het z >u vermogen"
„Heden avond wordt in de groote schouwburg
„Robert de Duivel" gegeven hebt u geen lust
daarheen te gaan f"
,Ik? Neen ik moet lieden avond nog een hoofd
stuk over Japansche poppentheaters corrigeeren
wat mij duizendmaal meer interesseert dan uwe
levende poppen."
Daar het Emil een al te groot offer toescheen
den avond aan zijn oom op te offeren, verliet hij,
na het eindigen van het diner de eetzaal en trok
zich op zijne kamer terug. Hier aangeland
schelde hij zijneD kamerdienaar, die vlug en be
hendig als een kat toesnelde en naar de bevelen
van den genadigen heer vroeg.
„Wat is heden voor nieuw9 in huis voorgeval
len Troeg li ij den bediend»*."
„Niets, mijnheer de graaf," was het antwoord
of het ruoest soms het bezoek zijn, dat mijnheer
Monnier dezen morgen heeft ontvangen."
„Dat is toch niets bijzonders mijn oom ontvangt
dagelijks bezoeken."
„Mijnheer de graaf mo^e gelijk hebben: maar
mevrouw Blanca is tol heden nog niet hier ge
weest."
„En zij waagde het thans...."
„Mijnheer Monnier had haar laten ontbieden."
„Mijn oom?"
„Om u te dienen, en nog wel door een brief,
die hij haar door l'eler liet toekomen."
„En wat verder?"
„Mevrouw Monnier kwam, en, mijnheer de
graaf zal mij vergeven, dat ik hen beluisterd heb,
want het geschiedde enkel in zijn belang 1 ik
vond, dat zij er niet meer zoo bleek en treurig
uitzag als anders. Men kon het haar aanzien, dat
zij zich van dit bezoek iets voorstelde; zij had
zich echter bedrogen, want toen zij vertrok, ont
dekte ik tranen achter haar sluier."
„liet zal zich wel om een ondersteuningsver-
zoek gehandeld hebben
„O, neen veel meer om eene gunst, welke uw
heer oom van haar verlangde, doch welke zij hem
echter niet wilde toestuan."
„lloezoo f"
„Geen moeite is mij te groot, wanneer het be
treft, mijnheer de graaf een dipnst le bewijzen,"
antwoordde den kamerdienaar op onderworpen
toon; „verrast, zooals het geheele dienstpersoneel,
over het zeldzaam bezoek, zocht ik een voor
wendsel om in de kamer van uw lieer oom te
kunnen komen en overnam het werk van Beter,
tijdens het bezoek v/»n mevrouw Monnier."
.Zegt liever rechtuit, dat gij hun gesptek hebt
afgeluisterd."
„Ik zou het niet gewaagd hebbenmaar
mevrouw Blanca sprak zoo indrukwekkend en
mijnheer Monnier sprak zoo luid, dat
„Nu verder I"
„O, een zeer interessant onderhoudhet liep
zoo wat over ongeveer dertig miilioen.
„Verklaarde mijn oom deze te bezitten?"
„Met uw verlof, het vermogen van mijnheer uw
oom beloopt veertig iuilliocn dertig daarvan
bood hij mevrouw Blanca aan.... onder voor
waarde, dat zij hem haren zoon Henri voor al
tijd afstond."
„Dertig millicen herhaalde Emil verschrikt;
„de oude gek wil voor dien kleinen bongel dertig
miilioen geven
„Er zouden dan voor uwe Hoogheid nog tien
miilioen overblijven
„En mijne nicht willigde in vroeg hij daarop
haastig.
„Zij wilde niet."
Emil ademde verlicht op.
„Intusschcn", ging de dienaar voort, „wie weet,
wat nog zal volgen 1"
„Hoe meent gij dat?"
„Ik vrees, mijnheer Monnier kon zich door de
bewondering, welke lianr optreden bij hem te
weegbracht, te ver laten medesleepen wie weet,
of hij dan niet, wanneer zich bij «le toeneiging
tot den knaap ook nog de hoogschatting voor de
moeder voegt, beiueji in zijn huis opneemt en
hun denzelfden rang en dezelfde rechten toestaat
als u?"
Emil zweeg; hij had zich omgewend en hield
zich bezig voor de spiegel zijn da9 terecht te
vchikken. De bediende meende eene opvallende
bleekheid op zijn gelaat te bespeuren.
Nadat Emil eenige sigaren in zijn ivoren étui
gestoken had, keerde hij zich om,oin uit te gaan.
Op den drempel van de kamer bleef hij nog eveu
8"aan en beval zijnen kamerdienaar, hem er direct
mede in kennis te 8tellen, ingeval de oogenblik-
kelijke gemoedsstemming van zijn oom van duur
zoude zijn.
Nauwelijks had de deur zicli achter hem ge
sloten, of het strakke gezicht van den lakei ver
trok zich tot een duivelschen lach.
„Alle duivels", mompelde hij, „wellicht kom
ik toch nog «nn het woord; al zet hij nu ook
zoo'n hooge borst op en wil mij niet aanhooren.
Deze trotsche mijnheer van Haudra 1 Maar ik
moest een schaapskop zijn, als ik zijne opgewon
denheid niet had opgemerkt 1 Toen ik van de der-
lig miilioen sprak, wus hel gedaan met zijne kon-
de onverschilligheid; het zweet parelde op zijn
voorhoofd en zijne wangen werden bleek als mar
mer. Hel is toch merkwaardig, dat het geld zoo'n
mngnetischen invloed op de menschen uitoefent I
Waarachtig ik had grooteii lust ook eenmaal
rijk te worden. Nn, wnarom zou ik niet. Ik
héb ook oogen en eene fijne neus, daarbij nog
de noodige hoeveelheid koenheid en een benij
denswaardig gebrek aou gewetenswroegingen. Zoo
dom was deze gedachte nog lang niet. Ja, rijk
wil ik worden.
(Wordt vervolg