I Nummer 41. Donderdag 24 Mei 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. DE OORLOG. x ANTOON TIELEN, De valsche Baron. Uitgever: l-;i n— Bekendmaking. FEUILLETON. DE BOTERWET. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentiën 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Uithoofde van den Don derdag invallenden Feestdag, zal dit Blad a. s. Zaterdag iets later dan gewoon lijk verschijnen. Het bestuur van den internationalen Vre debond heeft, naar een telegram uit Bern bericht, een laatste poging in 't werk gesteld, om den oorlog in Zuid-Afrika te doen be ëindigen. Te doen beëindigen op voor beide par tijen zoogenaamd eervolle en waardige wijze Of die poging een resultaat zal opleveren Men behoeft niet pessimistisch van aard te zijn, om op dit punt shchls een zeer flauwe hoop te durven koesteren. Met tergenden overmoed, met een onbeschaamheid, die vol komen past bij hun gewetenlooze politiek, hebben de Engelsche ministers reeds meer malen ten aanhoore der geheele wereld ver kondigd, welke hunne plannen zijn. De beide Zuid-Afrikaansche republieken zullen bij het Britsche wereldrijk woiden ingelijfd. Met hun goud en diamanten zal hun ook de onafhankelijkheid worden ontnomen. Zoo willen het de Britsche bewindslieden, en tot dusver beeft geen enkel gouverne ment doen blijken van een ernstig streven, om tegen dit werk der schande in verzet te komen. De deputatie der Boeren beeft het maar ill te pijnlijk moeten ondervinden op haar reis door Europa. En in de Ver- eenigde Staten van Noord-Amerika wordt zij weliswaar met veel geestdrift begroet door bet volk, maar ook daar nemen de regeeringskringen een houding aan zóó ge reserveerd, dat men zijne verwachtingen, omtrent de mogelijkheid eener interventie, nagenoeg geheel moet opgeven. Engeland zal brutaalweg de wereld stellen vooreen fait accompli. Vlet een geweldig leger beeft bet den Oranje-Vrijstaat veroverden is het thans Transvaal binnengerukt. Of de strijd bier nog lang duren zal, valt voor- loopig niet te zeggen. Het terrein is nu den Boeren veel gunstiger, dan in den Vrij staat. Maar men moet rekening houden met de geduchte overmacht der Britten en den ontredderden toestand, waarin zich de Transvalers bevinden. Na al betgeen voorat is gegaan schijnt de val van Pretoria nog slechts een quaestie van weinig tijds. De Boeren kunnen dan weliswaar den strijd nog voortzetten, gelijk ook in vroeger jaren geschiedde, maar de Engelschen zullen den //Rand' hebben veroverd en daarmede voor- loopig hun hoofddoel hebben bereikt Boven dien kunnen de Transvalers niet altijd door vechten. Zij worden elders geroepen door hunne bezigheden, door de zorg voor het dagelijksch leven, voor huis en land, terwijl lord Roberts met beroepssoldaten den oorlog voert, mannen, die steeds beschikbaar zijn, hoe lang de worsteling ook moge duren. Onder deze omstandigheden kan de uitslag niet twijfelachtig zijn, noch zelfs ver ver wijderd. Verpletterd door de overmacht, overstroomd door goedgedrilde legerbenden, die van drie zijden optrekken, zullen de beide Zusier republieken alles moeten afstaan, wat de Britsche mover verlangthun rijken bodem, hun vrijheid, hnn onafhankelijk be staan... Zelden voorwaar zag de Ge-chiedenis een gruwelijker schouwspel, 't Is waar, aan bijna alle koloniale staatkunde kleeft bloed, en in den strijd, welke dit bloed deed vloeien, zegevierde lang niet altijd het Recht. Maar mogen de beschaafde Staten dikwerf hebben misdaan jegens de onbeschaafde, men gaf dan toch doorgaans iets in ruil voor hetgeen men dezen laatster» ontnam Men verzachtte de zeden, men bestreed de ruwheden van het heidendom, men strooide lut zaad uit voor een hooger levcu van geest en hart. Zoo werd de beschaving verspreid. En al OMSPANNEN. was zij meermalen slechts een voorwendsel tot nieuwe veroveringen, het feit blijft toch bestaau. dat door de kolonisatie aan veel afschuwelijke misbruiken van in de heiden- sche duisternissen gedompelde volken een einde werd gemaakt. Thans echter breidt Engeland zijn gebied uit ten koste van twee beschaafde, twee christelijke natiën. Het heeft zich op die naliën geworpen met geen ander doel, dan hun bodem te bezitten. Het kan den Boeren niets brengen en liet wil hun ook niets brengen, wat zou kunnen strekken tot hunne verheffing in welk opzicht ook. Hot streeft ook geen aspiraties na van nationaliteit, maar voert in den vollen en waarachtigen zin des woords een roofoorlog, zóó stuitend en gemeen, als slechts in den voorchristelijke!) tijd gevoerd werd. Heeft de minister van Financiën niet hij den aanvang van den krijg ronduit in het Lagerhuis verklaard, dat Transvaal een rijk land was, waarop men de te maken kosten gemakkelijk zou kunnen verhalen En is het niet van alge- meene bekendheid, dat, wat Jameson deed, geschiedde met geheime goedkeuiing en medeplichtigheid der Londensche regeering Dat zulk een oorlog mogelijk is, dat hij kon worden begonnen en doorgezet, zonder dat de offlcieele wereld een krachtig protest doet hooren, bewijst helaas, hoever wij nog verwijderd zijn van het tijdperk eener christe lijke staatkunde, met de Rechtvaardigheid tot grondslag. Maar hij bewijst ook nog iets anders. Hij bewijst ook, dat veel van Imtgeen wij gewoon zijn //beschaving* te noemen, slechts een bedriegelijk en niets waardig verguldsel is. De telegrammen uit Londen meldden ons, met welk een woeste vreugde het succes van Roberts' troepen telkens de bevolking der Engelsche steden vervulde. Een vreugde, die waarlijk- denken doet aan het gevoel, dat kannibalen moet bezielen, wanneer zij een aantal ge vangenen hebben gemaakt voor hunne af schuwelijke maaltijden. En toch is Enge land een zeer beschaafde natie. Toch zal niemand het durven wagen Chamberlain on beschaafd te noemen Toch is de heer Salisbury een taan van hooge geboorte en zeer voorname praedicaten Toch verkeeren de staatslieden en financiers, op wie de ver antwoordelijkheid voor dezen bloedigen roof tocht drukt, in uiterst voorname gezelschap pen, bewonen zij prachtige kasteelen en paleizen, zijn zij vermoedelijk zeer streng in het naleven van alle regels der etiquette, vormen zij voor 't meerendccl de zoogenaamde upper tenJe room, de bloem der natie En al deze menschen, die zich zeer ge krenkt zouden voelen door een linksche buiging of een minder welluidend woord, d deze met hooge posten bekleedde, met titels en eereteekenen heiningen individuen, zien er volstrekt geen kwaad in ton koste van duizenden menschenlevens, twee vrije volken e. n schandelijken oorlog aan te doen, net geen ander doel dan zich-zelven en hnnne landgenooten nog rijker te maken, lan zij reeds zijn... Het is afschuwelijk Maar moge ook thans weder, wat helaas te vreezen staat, ruw geweld zegevieren over het Recht, de tijd zal komen, dat de pseudo- beschaving dier machthebbers als een mo dem afgodsbeeld door de tot volle bewustzijn gekomen volken zal worden omvergeworpen en verbrijzeld. Wij laten hieronder verkort volgen de voornaamste artikelen der nieuwe Boterwet zooals zij door de Tweede Kamer is aan genomen Art 1 bepaalt, dat in den zin dezer wet bol er is het vet-artikel, waarin geen andere vetbestanddeelen voorkomen dan die van melk afkomstig zijn en is margarine de op boter gelijkende waar, welke dienen kan om haar te vervangen en welke vetbestand deelen bevat, die niet van melk afkomstig zijn. Later kan de Regeering aan eenig op boter gelijkend mengsel nog een anderen naam geven. Art. 2 schrijft voor, dat het verboden is te leveren alle. op boter gelijkend mengsel, zoo daarop niet bet woord „Margarine* voorkomt. Dat leveren heeft niet alleen be trekking op de winkels of publiek toegan kelijke verkoopplaatsen maar ook op het. uitstallen, rondbrengen, rondventen en ver voeren. Bij het uitstallen van margarine op een maikt of dergelijke verkoopplaats moet dooi den handelaar bij die waar een daarboven reikend bord zijn geplaatst, waarop in dui delijke en voor het publiek zichtbare letters liet woord „Margarine' is gesteld. Zijn beide kanten van het bord voor het publiek zichtbaar, dan moet het opschrift aan weers zijden zijn aangebracht. Voorts moet bij iederen winkel, waar margarine verkocht wordt, de naam van dat artikel duidelijk op de buitendeur en op de winkelramen zijn gesteld. Art. 3. Wanneer in een winkel of an dere verkoopplaats boter èn margarine voor handen zijn, moeten beide waren door een voor de koopers duidelijk zichtbaar schot zijn gescheiden. Art. 4. Op de waar en de verpakking is bij bet woord „Margarine" geen andere toe voeging geoorloofd dan de namen van den bereider, van den verkooper en van de plaats van herkomst. Art. 0. Met het opsporen der feiten bij deze wet strafbaar gestold, zijn belast een of meer ambtenaren, die den titel dragen van botor-inspecteur en de aan ben toe te voegen ambtenaren, die den titel dragen van boter-visiteur. En voorts de maré chaussees en alle ambtenaren van rijks- en gemeente-politie, uitgezonderd, wanneer de waar vervoerd woidt met een openbaar ver voermiddel Art. 7. De winkels of andere openbare verkooplokalen, waar boter of hierop gelij kende waar voorhanden is, zijn van des morgens 7 tot des avonds 10 (Zaterdag tot 11 uur), ook tegen den wil van den ge bruiker of den bewoner toegankelijk voor alle in het vorig artikel genoemde ambte naren. Dit geldt ook gebouwen waar ver moed wordt dat margarine bereid wordt. Art. 11. Overtreding van één of gelijk tijdige overtreding van meer bepalingen de zer wet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete, van ten hoogste f 300 en indien dezeltde per- soon binnen de twee jaar reeds veroordeeld was, wordt hij gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste f 600. Art. 12. Indien tijdens het plegen van eenige overtreding dezer wet nog geen twee jaren zijn verloopen, sedert een vroegere veroordeeling van den schuldige, wegen? een overtreding dezer wet, onherroepelijk is ge worden, zal tevens, op kosten van den veroordeelde, openbaarmaking worden gelast van de rechterlijke uitspraak of van een uittreksel of van den zakelijken inhoud daar van. En eindelijk bepaalt het laatste artikel, dat de naam Boterwet in werking zal treden op een nader door II. M. de Koningin te bepalen tijdstip. De Echo van het Zuiden rn Uifslrnlsrkr ('«Brui. INRICHTINGEN, welke gevaar, setinde of biuder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk, brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek niet bijlagen van Arh. Dumoulin, aldaar, om ver gunning tot het oprichten eener slagerij in een perceel staande alhier in de Stationsstraat, wijk O. no. 887, kadastraal bekend in Sectie U. no. 815. Op Maandag, den 4en Juni 1900, des voormid dags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegen heid bestaan om bezwaren tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren heb ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bo vengemelde tijdstip, op de Secretarie der Gemeen te kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 19en Mei 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., I)e Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. 3) TWEEDE HOOFDSTUK. En hoe had hem den blik zijner moeder getrof feu, toen zij, met door tranen bevochtigde oogen hem op de knieën smeekte, het haar niet te laten ontgelden, wat sedert leng in het graf sluimerde en hem ontbroken had Versmaadt, teruggestoo- ten, had hij hare liefde, ja, haar beschimpt en beleedigd. Ën toch.... welk een blik! Wel ke hoogheid en waardigheid in het gedrag der jonge vrouw, toen zij hem den rug toekeerde en ging 1 Blanca had hem overwonuen, over weldigd 1 „Dat noem ik een karakter", mom pelde hij, nau welijks hoorbaar. Nog lang zat de millionnair onbeweeglijk in zijnen leuningstoel, tot hem zijn neel Emil uit zijne overwegingen wekte. Emil van Haudra, de zoon van Rosa, de zuster van Monnier, was een kranig jongeling van vier en twintig jaren. Zijn schoon, klassiek profiel, zijn geestigen blik, den fijn gesneden mond en het hooge voorhoofd, verrieden een kundigen geest en een scherp verstand. En toch voelde men zich in zijne tegenwoordigheid niet op zijn gemak. Zelfs Monnier gevoelde zich door eene ijzige koel heid bevangen, zoo vaak hij den blik van Emil ontmoette. Uit de door zware wenkbrauwen over schaduwde oogen schoten bestendig doordringen de bliksems, en om zijne lippen 9peelde niet zel den een trek van verachtelijken spot, terwijl op het anders zoo hooge, gladde voorhoofd zorgwek kende wolken opdoken, om ijlings weer te ver dwijnen. Er log iets raadselachtigs in zijne ge heele verschijning, welke men zich tevergeefsch moeite deed te verklaren. Aan den spot, die zich in zijne trekken vertoonde, ontging nietsbijtend liet iiij zich uit over de verhevenste werken van kunst en wetenschap. Van het leven sprak hij, als van een slecht gespeeld comediestuk, ir. welke men alleen de rol van gedupeerde vermijden moest en aan welks slotscène minder gelegen was, dan aan de vijf afwisselende bedrijven van de wieg tot aan het graf. Tegenover zijnen rijken oudoom spreidde Emil uiterlijk een diepen eerbied ten toon. Met koude, zeif9 trotsche beleefdheid beantwoordde hij de weldaden, met welke de grijsaard hem dagelijks overstelpte. De helft, van het poleis van Mon nier, voorzien van alle benoodigdheden, zooals de etikette liet vordert, stond te zijner beschik king. Hier kon hij naar goeddunken huishouden en de 5000 francs, welke de millionnair hem elke maand liet toekomen, waren meer als toereikend, alle genoegens van de aristocratie der wei'eldstud voor hem toegankelijk te maken. Overigens be kommerde mijnheer Monnier zich om zijn neel even zoo weinig, als deze om hein. Builengewo* ne geldaangelegenheden, kwamen tasschen beiden zeer zelden ter sprake, omdat aij uitsluitend door den advocnat van den lieer Monnier behandeld, en meestal ten gunste van Emil geregeld werden Zeker handelde mijnheer Monnier op dit punt afkeurenswaardig; daar hij echter Emil's karak ter grondig bestudeerd en van aanhankelijkheid aan zijn persoon ook niet het minste spoor ge vonden had, zoo liet hij deze zijne aar-geborene trotsclilieid en zijne zucht om in gezelschappen te schitteren in ieder opzicht den vrijen teugel Oudoom en r.eef zagen elkander gewoonlijk enkel aan tafel. Gedurende het diner liep het gesprek gewoonlijk over politiek of nieuwigheden van den dag, zelden of nooit nam het gesprek eene ver trouwelijke wending. Wat bekommerde Emil zich ook om het groote wetenschappelijke welk, aan hetwelk zijn oom arbeidde, wal bemoeide hij zich met „Wonderen van Java*. Welk belang had zij nerzijds den millionnair in de salon- of théater- nieuwtjes, van welke de genotzuchtige neef zoo veel wist te vertellen De karakters liepen te ver uiteen om eene gedochtenwisseling, de ziel van het familiaire aamenleven ock in het minst mogelijk te maken. Toen Emil van Haudra heden in de eetzaal verscheen, had de millionnair reeds plaats geno men. Diepe treurigheid lag over zijn gelaat ver spreid, zijne zenuwachtige bewegingen verrieden eene groote opgewondenheid, die hij tevergeefs trachtte te beheerschen. Emil beschouwde hem met een uitvorschenden blik; maar het gelukte hem niet, de oorzaak van den buitengewouen geestestoestand van Monnier te doorgronden. Over den kleinen Henri had de millionnair nooit een enkel woord met hem ge„ sproken. Misschien had hij hem vergeten en in dit geval was Emil de eenige erfgenaam van bet onmetelijk vermogen van zijn oom. Desniettemin wilde hij, daar hem de gelaatsuitdrukking van dezen laatste verontrustte, dc oorzaak van zijn kommer vernemen. „Hoe ver slaat u met de kopie voor uwe reis beschrijving f' vroeg hij vleiend; „zal .Java en zijne YVonueren" spoedig voor de ramen van de Parijsche boekhandelaars schitteren?" .Ik zal, helaas, met het boek nauwelijks in twee jaren klaar kunnen zijn, niettegenstaande mijn secretaris niet minder vlijt en kunde daar- aun besteedt als ik zelf. Menigmaal ben in in de verzoiking te gelooven, dat de jonge man zelf met mij in Java is geweest, zoo levendig zijn zijne beschrijvingen." „Hoe ziet het er met het iüustrceren uit?" vroeg de jonge man geeuwend. ,l)e platen worden ware meesterwerken, Emil Jean Marigné heeft de vervaardiging derzelve op zich genomen; zijn talent is waarlijk onovertref baar. Denk eens, niet behulp mijner fotografiën en schetsen gelukt het hem, de heerlijkste beel den en de bekoorlijkste landschappen te vervaar digen en gij zult moeten bekennen, dat zij de wonderen en mei k waardigheden der door mij be reisde landen beter te aanschouwen geven, dan de behendigste pen het z >u vermogen" „Heden avond wordt in de groote schouwburg „Robert de Duivel" gegeven hebt u geen lust daarheen te gaan f" ,Ik? Neen ik moet lieden avond nog een hoofd stuk over Japansche poppentheaters corrigeeren wat mij duizendmaal meer interesseert dan uwe levende poppen." Daar het Emil een al te groot offer toescheen den avond aan zijn oom op te offeren, verliet hij, na het eindigen van het diner de eetzaal en trok zich op zijne kamer terug. Hier aangeland schelde hij zijneD kamerdienaar, die vlug en be hendig als een kat toesnelde en naar de bevelen van den genadigen heer vroeg. „Wat is heden voor nieuw9 in huis voorgeval len Troeg li ij den bediend»*." „Niets, mijnheer de graaf," was het antwoord of het ruoest soms het bezoek zijn, dat mijnheer Monnier dezen morgen heeft ontvangen." „Dat is toch niets bijzonders mijn oom ontvangt dagelijks bezoeken." „Mijnheer de graaf mo^e gelijk hebben: maar mevrouw Blanca is tol heden nog niet hier ge weest." „En zij waagde het thans...." „Mijnheer Monnier had haar laten ontbieden." „Mijn oom?" „Om u te dienen, en nog wel door een brief, die hij haar door l'eler liet toekomen." „En wat verder?" „Mevrouw Monnier kwam, en, mijnheer de graaf zal mij vergeven, dat ik hen beluisterd heb, want het geschiedde enkel in zijn belang 1 ik vond, dat zij er niet meer zoo bleek en treurig uitzag als anders. Men kon het haar aanzien, dat zij zich van dit bezoek iets voorstelde; zij had zich echter bedrogen, want toen zij vertrok, ont dekte ik tranen achter haar sluier." „liet zal zich wel om een ondersteuningsver- zoek gehandeld hebben „O, neen veel meer om eene gunst, welke uw heer oom van haar verlangde, doch welke zij hem echter niet wilde toestuan." „lloezoo f" „Geen moeite is mij te groot, wanneer het be treft, mijnheer de graaf een dipnst le bewijzen," antwoordde den kamerdienaar op onderworpen toon; „verrast, zooals het geheele dienstpersoneel, over het zeldzaam bezoek, zocht ik een voor wendsel om in de kamer van uw lieer oom te kunnen komen en overnam het werk van Beter, tijdens het bezoek v/»n mevrouw Monnier." .Zegt liever rechtuit, dat gij hun gesptek hebt afgeluisterd." „Ik zou het niet gewaagd hebbenmaar mevrouw Blanca sprak zoo indrukwekkend en mijnheer Monnier sprak zoo luid, dat „Nu verder I" „O, een zeer interessant onderhoudhet liep zoo wat over ongeveer dertig miilioen. „Verklaarde mijn oom deze te bezitten?" „Met uw verlof, het vermogen van mijnheer uw oom beloopt veertig iuilliocn dertig daarvan bood hij mevrouw Blanca aan.... onder voor waarde, dat zij hem haren zoon Henri voor al tijd afstond." „Dertig millicen herhaalde Emil verschrikt; „de oude gek wil voor dien kleinen bongel dertig miilioen geven „Er zouden dan voor uwe Hoogheid nog tien miilioen overblijven „En mijne nicht willigde in vroeg hij daarop haastig. „Zij wilde niet." Emil ademde verlicht op. „Intusschcn", ging de dienaar voort, „wie weet, wat nog zal volgen 1" „Hoe meent gij dat?" „Ik vrees, mijnheer Monnier kon zich door de bewondering, welke lianr optreden bij hem te weegbracht, te ver laten medesleepen wie weet, of hij dan niet, wanneer zich bij «le toeneiging tot den knaap ook nog de hoogschatting voor de moeder voegt, beiueji in zijn huis opneemt en hun denzelfden rang en dezelfde rechten toestaat als u?" Emil zweeg; hij had zich omgewend en hield zich bezig voor de spiegel zijn da9 terecht te vchikken. De bediende meende eene opvallende bleekheid op zijn gelaat te bespeuren. Nadat Emil eenige sigaren in zijn ivoren étui gestoken had, keerde hij zich om,oin uit te gaan. Op den drempel van de kamer bleef hij nog eveu 8"aan en beval zijnen kamerdienaar, hem er direct mede in kennis te 8tellen, ingeval de oogenblik- kelijke gemoedsstemming van zijn oom van duur zoude zijn. Nauwelijks had de deur zicli achter hem ge sloten, of het strakke gezicht van den lakei ver trok zich tot een duivelschen lach. „Alle duivels", mompelde hij, „wellicht kom ik toch nog «nn het woord; al zet hij nu ook zoo'n hooge borst op en wil mij niet aanhooren. Deze trotsche mijnheer van Haudra 1 Maar ik moest een schaapskop zijn, als ik zijne opgewon denheid niet had opgemerkt 1 Toen ik van de der- lig miilioen sprak, wus hel gedaan met zijne kon- de onverschilligheid; het zweet parelde op zijn voorhoofd en zijne wangen werden bleek als mar mer. Hel is toch merkwaardig, dat het geld zoo'n mngnetischen invloed op de menschen uitoefent I Waarachtig ik had grooteii lust ook eenmaal rijk te worden. Nn, wnarom zou ik niet. Ik héb ook oogen en eene fijne neus, daarbij nog de noodige hoeveelheid koenheid en een benij denswaardig gebrek aou gewetenswroegingen. Zoo dom was deze gedachte nog lang niet. Ja, rijk wil ik worden. (Wordt vervolg

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1