Zondag 3 Juni 1900. De Zuid-Afiikaansche oorlog. VAN De valsche Baron. Bekendmaking. FEUJLLETÖN. GEROOFD. Tweede Blad De Echo van het Zuiden. Voorbereidend Militair Onderricht. De Burgemeester van Waalwijk breng, belang hebbenden in herinnering, dat zij, die deel wen schen te nemen aan het VOORBEREIDEND MI LITAIR ONDERRICHT zich bij den Burgemees ter moeten aanmelden vóór 1 JULI a. s. Ook zij, die reeds ten vorigen jare aan de oe feningen deel namen en daarvan een van mili taire zijde afgegeven bewijs moeten overleggen, behooren zich tijdig aan te melden. Aan hen, die voor de militie hebben geloot en den cursus in zijn geheel en met vrucht hebben doorloopen, wordt het getuigschrift.W. uitgereikt waai aan de navolgende voorwaarden verbonden To". Aanspraak, voor zooveel eenigszins moge lijk, tevens verband houderde met de desbetref fende bepalingen, op de keu ze van koi p en garnizoen. 2o. het vooruitzicht om 1 n de eerste plaats voor het verwerven van eenen giaad in aanmerking te komen. Waalwijk, 28 Mei 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHLEREN. nvn geroepen en van drie tot zes maanden ge houden. Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam, dat gedurende den tijd dat het onderzoek duurt en in het algemeen wanneer zij in uniform ge kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, '2e en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa penen te zijn, en het crimineel wetboek en het reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande op hen van toepassing is. En opdat niemand onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal dere na afkondiging, op de ge wone wijze worden aangeplakt, ter plaatse waar zulks te doen gebiuikelijk is. Waalwijk, den 31en Mei 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De Burgemeester, K. DE VAN DElt SCHUEREN, De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. INSPECTIE VERLOFGANGERS. Burgemeester en Weihouders der gemeente Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris der Ko ningin, in deze provincie, van den i- Apnl IJUU Ge Afdeeling (Bijblad No. 42). Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72). MAKEN BEKEND: Dat het te houden onderzoek (inspectie) van de verlofgangers der Nationale Militie in deze provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben op Dinsdag den 19en Juni aanstaande des voor middags om li1/, ure, ten Raadhuize der gemeen te Waalwijk. Dat tot bijwoning van die inspectie zijn gehou den ALLE verlofgangers der militie te land, die vóór 1 April 1900 in het genot zijn gesteld van onbepaald verlof. Dat de voorschriften der aangehaalde VN et on der anderen luiden als volgt: Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het on derzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn ver- trek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 13U, kan een arrest van twee tot zes dagen te onder gaan in de naastbij gelegen provoost of het naast bij zijnde huis van bewaring ot arrest, door den Militie Commissaris worden opgelegd aan den verlofganger: lo. die zonder geldige reden niet bij het on derzoek verschijnt 2o. die daaibij verschenen zijnde, zonder gel dige reden niet voorzien is van de in het voor gaande artikel vermelde voorwerpen 3o. wiens kleeding- ot uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoende staat worden bevonden 4o. die kleeding- of uitrustingstukken aan een ander belioorende, als de zijne vertoond. Art 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaande artikel arrest is opgelegd bij liet onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk on der verzekerd geleide, in arrest worden gebracht. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt lnj zich niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den Militie-Lom- raissaris, te richten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerde geleide naar de naastbij ge legen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebracht. Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld, is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den Militie-Commissaris te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre ven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. Art 144. De verlofganger, die zich bij herha ling schuldig maakt, aan het feit, sub 4o. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den Militie-Commissaris verschijnt, of, aldaar ver schenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o en 3o van art. 141 vermeld, wordt onder de wape- Volksweerbaarheid. Zaterdagavond trad alhier in de zaal Musis Sacrum op, de WelEdGes'r. heer G. W. Fe- ber. Ie luitenant der infanterie te Breda, met 't onderwerp „Volksweerbaarheid". De zaal was in den beginne vrijgoed be zet, later minder. De president der afdeeling, de heer Prin- cen, stelde ZEd. voor en sprak de hoop uit, dat deze lezing er toe zou bijdragen, dat men een beter begrip zou krijgen van doel en streven van „Volksweerbaarheid" en er alzoo meer actief zou worden deelgenomen. De spr. het podium beklommen zijnde, hoopte door zijn lezing den wensch van den president vervuld te zien, door bij te dragen tot verhooging onzer weerbaarheid. Langen tijd van rust hebben wij gekend en daardoor zijn wij in defensie-zaken ingedommeld. Niet temin is hel eene dure plicht van elk Neder lander, aan de oplossing ervan naar zijn beste krachteu mede te werken. Wij kunnen de lezing in twee deelen split sen Welke denkbeelden hebben aanleiding ge geven tot oprichting vau „Volksweerbaarheid" en welk doel heeft dit. Hoe moet ieder meiisch daartoe medewer ken cn welke middelen staan hem ten dienste. Verplaatst uwe gedachten eens twee jaar te rug die heerlijke dagen van Aug. en Sept. '98. Die schoone dagen van gejuich zijn voorbij. De versieringen, tropheeön, de huldebetoo gingen van ons dankbaar Ned. Volk aan den laatster) Oranje lelg zijn weggestorveu. Alleen de indruk is gebleven. De trouw van Oranje is de hoeksteen van ons volksbestaan. Plet voorbeeld is den jongeren genoegzaam ge geven. „Nederland en Oranje", „Oranje en Nederland", ziin hecht verbonden. De hulde aan onze Koningin is geen ijdele klank ge weestwij zullen goed en bloed veil hebben evenals onze voorvaderen, die helden, die wij eeren, om de lauweren voor onze vrijheid be ha aid. Voorzeker, de huldiging zijner helden strekt een volk tot eer, maar dat is niet genoeg de plicht eischt dat erfdeel ongeschonden te bewaren. De vreemdeling heeft het oog op ons, de troon onzer dierbare vorstin is in gevaar, de vrijheid van ons volksbestaan, alles staat op 't speldan zal de Koningin U oproepen, en ge zult moeten toonen, dat die jubel bij hare troonsbestijging geen ijdele holle klank was en dan zouden zeker als thans onze broeders in Transvaal de Nederlanders schou der aan schouder slaan voor Koningin en Vaderlaud. Allen zullen alles doen, wat zij kunnen voor 't behoud van 't lieve vaderland. Maar iu tegenspraak met het spreekwoord „willen is kunnen", ligt in dit geval tusschen „willen" en „kunnen" een diepe kloof. Wat zal ik als 't gevaar dreigt kunnen doen Zal ik mijn geweer kunnen hameeren, ver moeienissen doorstaan, volharden wanneer wij tegenspoed hebben, zal ik genoegzaam vertrouwen in mijne aanvoerders bezitten Dit zijn hoogst ernstige vragen, maar d. i. zeker met ernstigen wil en krachtige voorbe reiding in tijd van vrede, km veel gedaan worden. Volks weerbaarheid" reikt u de hand om ertoe te geraken, in staat te zijn, onze onaf hankelijkheid, ons grondgebied, Koningin, gewoonten, godsdienst en zeden met succes tegen den overweldiger te verdedigen. Art. 181 van onze grondwet, legt ook ieder va derlander dien plicht op. Het is ook treurig te zeggen, er zal toch geen oorlog komen, en dan ons leger is er toch. Zeer zeker ik ben ervan overtuigd, dat ons leger evenals het Indische zijne plicht zal doen, al is 't ook tegen een sterkeren vijand, maar als kern van een volksleger, zal dat zeker met meer succes gebeuren. Volksweerbaarheid" nu werkt volkomen in dien geest De Nederlandsche natie is geen veroverings- staat, een handelsstaal, gaat niet op vero vering uit, maar wel wenschen wij baas te blijven in ons eigen huishouden. Wanneer iemand aan ons grondgebied of onze viijheid knaagt, dan zul in ons een krachtig gevoel opstaan om dat dierbaarste te verdedigen. Daadwerkelijken steun is daarom hoogst noodig, zullen we ons met succes kunnen verdedigen en dat gaat indien het volk weerbaar is. Maar we moeten daarvan eerst overtuigd zijn. Dikwijls word gezegd, dat wij dat niet kunnen, daar onze naburen zoo sterk zijn enz. We moeten dus maar niets doen en hen toeroepen „Kom maar binnen". Toch vindt die meening, treurig genoeg, nog in gang en daarom moet het eigenbewustzijn van 't volk verhoogd worden. Nederland bepaalt zich alleen tot verdedi ging van zijn grondgebied en moet een ac tieve verdediging voeren want hij die alleen slagen afwendt, moet ten slotte 't onderspit delven. De verdediger in zijn eigen land kan de gunstigste stellingen uitkiezen. De toevoer van levensmiddelen en ammu nitie is in vijandig land zeer lastig, lange verbindingslijnen moet den vijand onderhou den de étappe-dienst eischt zeer veel van hem in vijandelijk land. De aanvaller strijdt ook met meer moed en geestdrift, en dan hebben we nog een groot voordeel in ons eigenaar dig land met zijn water. Stelt u voor een linie forten en dan alles onder water, dan kan de vijand ons niet nadereu. Onze dijken zijn evengoed als de kopjes der Trausvalers. Is het volk weerbaar, heeft 't een ernstigen wil, is het flink geoefend in tijd van vrede dan zullen in tijd van oorlog deze moreels en physieke eigenschappen, het minder aan tal vergoeden. Spr. haalt hier eenige voor beelden aan o. a. een bewijs van den moed der Hollanders, nl. in den slag van Elands laagte 8000 tegen 800 man, waarvan 350 overbleven, waarin o. m. Dr. Coster en de Jong sneuvelden. Dat waren kerels die heb ben den Engelschen bewezen, dat 't bloed der dappere voorvaderen nog in hen stroomt Ik hoop hiermede genoegzaam te hebben getoond, dat de verdediging ran ons land nog niet zoo hopeloos is. Als men zich overal voorbereid', stijgt overal de meening van de verdedigbaarheid van ons land. Van 190 oorlogen, werden er 106 door numme riek minderen gewonnen. De Vredesconferentie heeft niets uitge werktarbitrage geeft ook niets. Idealisme ontgoocheling blijkt dit alles te zijn. Nee de oorlog zal niet van de wereld verdwijnen Is er hier of daar een kleiu geschil, dit kan door scheidsrechterlijke uitspraak worde geregeld, maar tornt men aan onze eer, ons volksbestaan, dan zal er ©orlog komen. Leger en volk zullen zich dan één gevoelen. Voorbereiding is onmisbaar, vooral met 't oog op de moderne vuurwapens. Een volk dat onvoorbereid teu strijde trekt, pleegt zelf moord. Wie durft zeggen dat Nederland een weer baar volk is. Wordt 't niet tijd, dat wij eens wakker worden geschud Ja, zal men zeggen, we kunnen toch niet allen soldaat worden. Zeer waar, alleen uwe medewerking wordt gevraagd, oefening in verband met uwe zaken en bezigheden. Het bewustzijn dat allen daardoor ons va derland, vrijheid en vorstin van nut kunnen zijn, moet de grondslag zijn. Dan leest spr. den brief van 't Hoofdfce- tuur voor, die de middelen, en doel etc. aan geeft en daarna de statuten der vereeniging Volksweerbaarheid". Men moet de zaak steunen door lid te worden, door het groot aantal leden van zulk een vereeniging wordt de invloed ervan ver hoogd. Noodig is, dat raeu zich in beginsel voor de vereeniging verklaart, en niemand kan er overwegend bezwaar tegen hebben, De con tributie is slechts 25 cent. Steunt deze heerlijke zaak, een krachtig weerbaar volk te vormen, 't Is een zaak van t Nederlandsch volk, een waarachtig belang vau voistin volk en vaderland. Na de pauze geeft spr. de voornaamste eischen op nl., het lichaam moet voldoende ontwikkeld zijn, een weerbaar man moet zeer beweeglijk zijn, schotvast, behendig in 't han- teeren der wapenen en de kunst van ge hoorzamen verstaan. Dat alles gaat niet in eens, maar 't bereikbare moet niet achter wege b'ijven als weerbaarheid overal zijn vleugels heeft uitgeslagen, krijgt reeds het kind strenge begrippen ran tucht, lichaams oefeningen, 't moreel en physiek wordt ver hoogd, wat weerbaarheid ten goede komt. 't Gevolg van „Volksweerbaarheid" is ver mindering van diensttijd en uitgaven voor eger. Als vooruit geoefend wordt is langen diensttijd ounoodig. We krijgen dan een gewijzigd Zwitsersch stelsel. Daar dient o. a. een infanterist 6 weken, een cavalerist 2l/a maand en gaal dan over bij landweer en landstorm. Onder de voornaamste middelen behoort lichaamsoefening, alle redelijke sportwan delen, polsspringer., roeien, paardrijden etc. 2o Opwekken tot deelneming aan 't voor bereidend militair onderricht. Hieromtreut bestaan vele wanbegrippen, men denkt dat 't alleen te doen is om keuze van garnizoen te verzekeren, neen, voornamelijk voor hen, die nooit onder de wapenen behoeven te komen, eenigzins te oefenen, en voor 't re servekader. Hierin ligt voor de afd. ran „Volksweer baarheid" een dankbaar arbeidsveld. Onbekendheid en lauwheid in deze zaken houdt vtlen terug. 3. Door het bevorderen van schietoefe ningen, maar dan eerst de spieren stalen en 't wapen hanteeren en dan schutter worden. De uitwerking van 't modern geweer is ver schrikkelijk het juiste schot is 't ware. Trans vaal is 't voorbeeld. 't Rijk steunt de schietvereenigingen zoo veel mogelijk, wat blijkt uit de stukken, door spr. voorgelezen. Hoe kan men zich nog meer voor 't va derland verdienstelijk maken Door 't vor men van partijgangers—korpsen, die den klei nen oorlog voeren. Die verbreken de ver bindingslijn, spoorwegen, telegraaflijnen ver nielen, étappe dienster, overal den vijand bedreigen etc. etc. Hiermede dan M. H. hoop ik U iets ruimer blik in „Volksweerbaarheid" te hebben gegeven. Mijne woorden vormen zeker een schril contrast met het vreedzaam 70 jarig tijdperk van vrede, dat voorbij is. Nog slechts enkele ouden van dageu herinneren zich den krijg, en weldra zal de laatste afgestorven zijn. Een ruim tijdperk was dat voor ontwikkeling van handel en nijverheid; wie verheugt zich niet in ons land, tegenover ander» twist zieke rijken. Onderwijl is onze weerbaarheid iugesluimerd, wij meeuen onze vrijheid nooit meer te zullen verliezen. Maar denken we niet op de toekomst, dan zul len we weldra alle weerstandsvermogen hebben verloren, onze zonen zullen dan niet als ,t noodig mocht zijn, de geschiedenis met eene schoone bladzijde kunnen aanvullen, Zij zul len niet kunnen verhoeden, dat Nederland van de wereldkaart verdwijntten prooi van den vijand. Dat volk eenmaal zoo fier, groef zijn eigen graf. Waakt voor uwe vrijheid, vorstin, rechten godsdienst, zeden, gewoonten, onafhankelijk 6). DERDE HOOFDSTUK. De voorstelling in de ooie-vaarstent moest bui tengewoon iuterressant zijn, want do menigte van liet jonge volkje, dat zich naar dezelve drong, was zoo groot, dat de hansworst, die voor de tent zijne grappen tentoonspreidde, in het Ee''eel niet noodig vond, voortdurend te roepen Treedt binnen, burgers, maar altijd naar binnen Hij wendde zich veeleer van tijd tot tijd raar den eigenaar van de tent en riep, klaarblijkelijk zeer kwaad „Waarlijk, mijnheer de patroon, het gaat met meer, zij drukken elkaar dood geeft hun het geld terugziet toch, hoe zij dringen en stooten, hoe zij bij den ingang zich vaststroppen en be paald stikken stuurt toch een gedeelte naar onze buurvrouw met den baard, waar het bezoek begint te verrainderon liet is tegelijk een goed werk en morgen kunnen wij toch weer, zooals heden en gisteren op dubbele inkomsten rekenen.» Het resultaat, wat den hansworst met zijne blufferij bereikte, was buitengewoon. Hoe meer hij den schijn aannam, al9 wa9 hij over het stom pen en dringen der menigte verschrikt en vertoornd zooveel te meer tweesous-stukken kwamen in de kas van zijn patroon. .....ju- u Henri, die zijne moeder bij de hand hield, drong in zijn ongeduld altijd meer naar voren, naar de ruw betimmerde houten trappen, welke naar het inwendige van de tent voerde. Plot seling stortte een aantal jonge lieden met een luid hoera 1 uit de achterste rijen en drongen zich op de voorste, als trachten zij den toegang met storm te verovereneene geweldige beweging ontstondvelen stortten gekwetst en vertrapt onder schelden en vloeken ter aarde, Blanca had in dit tumult de hand van haren zoon niet los gelaten met geweld streed zij tegen den stroom, welke haar naar rechts heendrong. Eensklaps viel eene vuist, zwaar als een hamer, op haar pols neder, de pijn, welke zij daardoor ondervond, was zoo vreeselijk, dat zij in het eerste oogen- blik dacht, dat haar arm gebroken was. Maar snel herstelde zij zich en poogde de losgelaten hand van haar kind weder te grijpen, doch te- vergeefsch! Het kind was onder de menigte verdwenen. „Henri 1 Henri I' riep de onge lukkige moeder. .Waarlijk, dat mankeert er nog aan, dat zulk een huilebalk verloren raakt' zeide iemand spot tend, vwat heeft hij ook nier te maken aHenriherhaalde de troostelooze moeder met sidderende stem, welke hare inwendige zielesmart verriedt, maar niemand antwoordde, niemand lette op haar, of het moest zijn, om haar nog met spot en schimpwoorden te overladen. Met inspanning van al hare krachten baande zich Blanca eindelijk een weg door de menigte. Zoo dikwijls zij iels blauws zag, meende zij hare lieveling weder gevonden te hebben. Maar al haar zoeken bleef vruchtelooshare smeekingen om hulp vonden meest doove ooren. Van alle zijden werd zij gedrongen en gestooten door de tranen, welke onophoudelijk uit hare oogen stroomden, zag zij hare omgeving nog enkel als door een nevel en hare stem, door het onophou delijk roepen heesch geworden, vermocht nauwe lijks meer den naam van haar kind te stamelen, Terwijl zij midden in de volksmenigte, die haar niet zich voortdreef, troosteloos klaagde, door drongen de schetterende tonen der blaasinstru menten de lucht, de trommen roffelden verder en de hansworst ging voort, door zijne grappen en kwinkslagen de menigte te lokken. Eindelijk werd het avond, langzamerhand ging de menigte uiteen, cn spoedig daarop werd het eenzaam en leeg op het plein. De gaslichten werden het een na het ander uitgedraaid, de Venetiaansche lampen verdwenen en met hen de schaar van nieuwsgierigen, die, moede van het lachen en pleizier maken de tenten verlieten. In het achterste gedeelte der tenten „of achter gordijnen, waar het oog van de toeschouwers niet binnendrong, verwisselde den Hercules het enge tricot met de gemakkalijkere broek en vest, de negerinnen waschten hun zwart gelaat met potasch en zeeppoeder weer blank, de „wonder- geboorten van menschen en dieren werden uit hunne eDge gevangenissen bevrijdt en mochten de welverdiende rust genieten. Het geheele groote plein, dat nog voor korten tijd in eene onmetelijke zee van licht zvrom er. van oorver- doovftnd gejoel weerklonk, lag thans in het volksbestaan, ieder doe wat hij kan, voor zichzelf, vorstenhuis en vaderland (Luid applaus) De heer Princen bedankte den spreker, en hoopte dat deze lezing er toe zou bijdragen dat nog meer leden toetraden, en ieder in zijn kring propoganda voor de vereeniging zal maken. Johannesburg in 't bezit der Engelschen. Donderdag 11. gewerd te Londen de offl— cieele mededeeling, dat lord Roberts te Ger— mis'.on, nadat hij Woensdagmorgen een parle mentair naar Johannesburg had gezonden, een bezoek heeft gekregen van den bevelhebber,die hem vroeg den intocht in de stad een vier en twintig tal uren uit te stellen, om reden er nog tal van gewapende burgers in de stad waren, welk verzoek door den opperbe velhebber is ingewilligd, omdat hij rustver storing duchtte, terwijl bovendien nog Boeren zich bevonden op de heuvels in de omgeving, wat een aciie der EngeUchen noodig deed zijn. En daarna verluidde officieel dat de Eu— gelsche vlag boven Johannesburg wapperde. Zoo is dus het pleit beslecht, zoo is cr dus alle reden om aan te nemen, dat de hoofdstad van Transvaal binnen enkelen dagen in de macht zal wezen van de En gelschen na een campagne van acht maanden ongeveer, waarvan de eerste helft der Boeren beslist gunstig is geweest, terwijl de kentering dateert van het begin der actie van lord Roberts den elfden Februari vijf dagen nadat hij met den chef van den generalcn i slaf Kitchener Kaapstad had veria:en waar hij een maand vroeger reeds was aange komen. De mijnen zijn dustochniet vernield, en mocht de oorlog nog wat voortduren, dan heeft de Engelsche regeering het goud om de kosten te betalen maar voor het grijpen. Ook is het, nu de winter daar iu het land i s en de nachten ongemakkelijk koud zijn, een mee valler voor da Engelscheu, dat de Boeren de stad Johannesburg niet in brand hebben gestoken. Daar staan huizen genoeg om het heele Engelsche leger geriefelijk te herbergen. Weldra keeren misschien de ondernemers van1 publieke vermakelijkheden in de goudstad terug het verbod van drankverkoop, door- de Trausvaalache regeering uitgevaardigd.) geldt natuurlijk niet meer, en het leven wordt weer uit te houden op den Rand. Pretoria wordt dus ook niet verdedigd, en de ingezetenen rullen niet de onaangenaam heden van een beleg behoeven te doorstaan' Ook worden nu geen huizen plat geschoter' en de prachtige forten vau Pretoria, op streup wetenschappelijke wijze door Duitsche genie- o(Beieren ten koste van raillioeneu aangelegd met al de allermodernsie inrichtingen to. verdediging van een stad, loonen nu geer kans om beschadigd te worden. Het zot, jammer geweest zijn, als lyddietbommen dit. kunststukken van forten met die mooie ka nonnen van Creusot en Krupp bedorver hadden. Wij begrijpen het niet, wij begrijpen he niet. Wat is er gebeurd Welke machte! zijn er aan het werk geweest Is er iet: achter de schermen verhandeld Heeft dr regeering der Republiek de belofte gedaan de mijnen niet te vernielen noch Johaunes burg te verdedigen of te verbranden, in rui voor een andere belofte? Zijn er nog ander* afspraken gemaakt, waardoor Lord Robert zoo zeker van zijn zaak is, dat hij den vij and 24 uur tijd laat alles uit Johannesbur terug te laten trekken en weg te halen wa mogelijk is We begrijpen het niet. En Pretoria Is daarvoor nu door jareu-i lang arbeid de stad tot een, raar het heette onneembare plaats gemaakt Daar zoude de Engelschen nooit binnen kunnen komen er wa» voor drie jaar leeftochthet geschi iu de forten schoot verder dan het Engelsche En zoo voort?. En thans zonder slag c diepste zwijgen en in de volkomenste duisternis gehuld. Zoolang er nog leven op het plein was, had Blanca gehoopt haren zoon weder te vinden:Ie der oogt^iblik geloofde zij hem te zier., hoe hij zich sidderend van angsten echrik in hare armen stortte, haar om vergeving voorden veroorzaakten angst bad en baar beloofde, nooit meer zulk een volksfeest te willen bezoeken. Maar ach, zij zocht, zij riep tevergeefsZij vond haar kind niet, en geene stem antwoordde op haar zuchten en klagen. Toen trad haar de geheelo uitgestrekt heid van liet ongeluk voor oogen. Haar kind, baar eenig kind, haar alles, wat zij voor de rail- boenen van den rijken oom niet had willen afstaan, was verdwenen, wie weet waarheen ?l Wat lag baar thans nog aan het leven? Haar echtgenoot was een jaar na den dood hater ou ders gestorven, en het kleine, lieve schepsel, wat haar aan het leven gebonden had, was haar ont stolen, geroofd Hare vertwijfeling dreigde tot waanzin over te slaan, zij ging niet meer op het ledige plein, zij liep; zij riep niet meer, zij schreeuwde stroo- men van tranen vloten onophoudelijk uit hare oogen. „Men heeft mij mijnen Henri ontstolen,' her haalde zij onophoudelijk, „men heeft hem mij ontroofd.' E»n politieagent, die de vertwijteling van liet arme schepsel bemerkte, naderde haar en liet zich de enkele bijzonderheden, die zij zelf wist, verhalen.' ,Uw kind is niet gestolen," zeide hij, .maaris verdwaald. Het is toch best mogelijk, dat eene medelijdende ziel den armen worm, uit vrees dat hij zich in zijne verlatenheid een ongeluk kon aandoen, met zich naar huis genomen heeft.' „Ja, gij hebt gelijk,' zeide Blanca, eindelijk op adem komend en zich aan deze zwakke hoop vastklemmend, ,on wanneer het bekend wordt, dat zijne moeder hem terug verlangt, dan „Men heeft hem misschien reeds op het bureau van politie gebracht. In ieder gevol zuilen wij er heen gaan, om van het geval een proces-ver baal op te maken.' „Ja ja, goede mijnheer,' antwoordde Blanca, „ik dacht er in 't geheel niet aan. Eene moeder, welke haar kind verloren heeft, denkt niet meer ach, ik bemin mijnen Henri zoo teer, kom, laat ons 3poedig naar het bureau gaan.' De politie-agent begeleidde de jonge vrouw naar het commissariaat. De commissaris, die terecht had voorzien, dat dezen avond wel het een of ander ongeluk of eene misdaad zijne te genwoordigheid zou vereischen, was op zijn post nij zug de jonge vrouw medelijdend aan, hoe zij daar, onschuldig als een engel, de plaats innam, waar anders de misdadigers en schurken hun eerste verhoor moesten ondergaan. „Madam,' zeide mijnheer Desmonts, „stel u gerust; wij zullen alles doen, wat in ons ver mogen is, om u uwen lieveling weder in de ar men te voeren. Voor lieden, antwoordt mij, alsjeblief, op mijne vragen met alle mogelijke bedaardheid. Uw kind is alzoo onder de menigte verdwaald „Neen, mijnheer!' zeide Blanca, hare tranen afwisschend en hare smart met geweld onder drukkend. „Zijne hand lag vast in mijne hand ik hield ze zoo vast als ik kon, in de vrees, mid den onder de menigte „Dan heeft wellicht eene beweging onder de volksmenigte, welke men onmogelijk kan ont wijken, u van hem gescheiden Blanca sloeg hare oogen op en een strakken blik op den ambtenaar werpend, zeide zij. /«ij moeten hem zoeken; want men zal hem mij niet terugbrengen." Toen stroopte zij den wijden mouw van h&ur kleed op en toonde haren met bloed omloopenen pols. „Heeft men u geslagen, mevrouw Dan han delt het zich natuurlijk niet meer om een een voudig ongeluk." „Neen, mijnheer. Ik herinner het mij thans tweemaal geloof ik in de menigte een vaal gelaat met rossen baard opgemerkt te hebbenmeer dan eens is die persoon mij gevolgd, wanneer ik mijne woning verliet; wat wil hij van mij? Ik ken hem niet! Ik verkeer met niemand!' „Welk belang kon deze man er wel in hebben, u uw kind te ontnemen?" „Ik weet het nietmaar wel heeft mij zijn blik, iedere keer als ik hem zag, schrik aange- )Ua„^ijt u nooit ergens met hem in aanraking ge- weest?» „Ja, eenmaal trof ik hem op de trappen van rnHue woning, bij mijne buurvrouw, toen ik naar beneden ging, maar nooit heb ik met hem ge- ip roken.' „Hoe heet hij?' stool overgegeven Nu schijnen de be richten aan te duiden, dat de zetel van d regeering naar elders is overgebracht. I> president is reeds te Waterval Boven strakl gaat hij wellicht naar Lijdenburg. En d, commando's gaan die mee En de kanoi „Ik weet het niet; misschien kent vrouw Ve/ jus, bij welke hij inwoont, hem beter.» „Hebt u geene vijanden?, „Ik? Wien heb ik ooit leed gedaan F Ik b. weduwe, mijne omstandigheden zijn tamelij' maar toch niet zoo, om mij benijders en hei ra lijke vijanden op den hals te halen. Ach,» voeg.' zij er bij, haar gelaat met beide handen bedel kend. „God straft mij voor mijn egoïsme i' heb het geluk, den rijkdom afgeslagen, waarun de men mijn zoon wilde overladen. God stra mij than» daarvoor, wijl hij hem van mij atneerat „In hoeverre hebt u het voor uw kind bestem, vermogen geweigerd „Ik weigerde den knasp aan zijn oudoom, dr heer Monnier af te staan.' „Is dit dezelfde heer. die zich zoo langen ti, in Indië heeft opgehouden „Ja, mijnheer. Voor ongeveer eene maand li hij mij ontbieden en bood mij een groot jaarge aan daarvoor zoude ik hem mijnen Henri ovei leveren maar voor al de millioeoen van zijn oo had ik niet ingewilligd mij van mijn lief ki. te sclieidan. Ik heb dus mijn kind bij mij g houden en zijn oom, die misschien dacht, dat Parijs alles te koop was, zelfs het hart der mc der, zijnen rijkdom laten behouden. O, het w dwaas van mij! Als ik mijne toestemming eeg ven had, dan was mijn zoon thans van lakei omgeven ik had enkel zijne afwezigheid, ma niet zijn verlies te betreuren. O, zeg mij to< goede mijnheer, dat gij hem zult terugvind, dat gij hem mij zult tegemoet voeren, dat ik n hopen mag „U kunt in dit opzicht alles van mij verwac, ten, ik zal alles aanwenden, wat in mijn vern gen staatik zal navorschingen laten doen hoop u binnen korten tijd te kunnen bericht; dat het 9poor gevonden is. Houdt u tot dien t bedaard en neemt u in aplit, want uwe zwal zou mijne bemoeingen slechts hinderpalen in d weg leggen, en wellicht heb ik uwe medehu nog tioodig.' Do jonge vrouw zag den commissaris twij lachtig aan. „Neen I' riep zij toen „u hebt het geheel geene hoop, u wilt mij slechts trooste Toen richtte zij zich ijlings op en wankelde kamer uit. (Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 5