Zondag 3 Juni 1900.
De Zuid-Afiikaansche oorlog.
VAN
De valsche Baron.
Bekendmaking.
FEUJLLETÖN.
GEROOFD.
Tweede Blad
De Echo van het Zuiden.
Voorbereidend Militair Onderricht.
De Burgemeester van Waalwijk breng, belang
hebbenden in herinnering, dat zij, die deel wen
schen te nemen aan het VOORBEREIDEND MI
LITAIR ONDERRICHT zich bij den Burgemees
ter moeten aanmelden vóór 1 JULI a. s.
Ook zij, die reeds ten vorigen jare aan de oe
feningen deel namen en daarvan een van mili
taire zijde afgegeven bewijs moeten overleggen,
behooren zich tijdig aan te melden.
Aan hen, die voor de militie hebben geloot en
den cursus in zijn geheel en met vrucht hebben
doorloopen, wordt het getuigschrift.W. uitgereikt
waai aan de navolgende voorwaarden verbonden
To". Aanspraak, voor zooveel eenigszins moge
lijk, tevens verband houderde met de desbetref
fende bepalingen, op de keu ze van koi p
en garnizoen.
2o. het vooruitzicht om 1 n de eerste
plaats voor het verwerven van eenen giaad
in aanmerking te komen.
Waalwijk, 28 Mei 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHLEREN.
nvn geroepen en van drie tot zes maanden ge
houden.
Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam,
dat gedurende den tijd dat het onderzoek duurt
en in het algemeen wanneer zij in uniform ge
kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, '2e
en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa
penen te zijn, en het crimineel wetboek en het
reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te
lande op hen van toepassing is.
En opdat niemand onwetendheid zoude kunnen
voorwenden, zal dere na afkondiging, op de ge
wone wijze worden aangeplakt, ter plaatse waar
zulks te doen gebiuikelijk is.
Waalwijk, den 31en Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DElt SCHUEREN,
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
INSPECTIE VERLOFGANGERS.
Burgemeester en Weihouders der gemeente
Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van
Zijne Excellentie den Heer Commissaris der Ko
ningin, in deze provincie, van den i- Apnl IJUU
Ge Afdeeling (Bijblad No. 42).
Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet
van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72).
MAKEN BEKEND:
Dat het te houden onderzoek (inspectie) van
de verlofgangers der Nationale Militie in deze
provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben
op Dinsdag den 19en Juni aanstaande des voor
middags om li1/, ure, ten Raadhuize der gemeen
te Waalwijk.
Dat tot bijwoning van die inspectie zijn gehou
den ALLE verlofgangers der militie te land, die
vóór 1 April 1900 in het genot zijn gesteld van
onbepaald verlof.
Dat de voorschriften der aangehaalde VN et on
der anderen luiden als volgt:
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het on
derzoek in uniform gekleed en voorzien van de
kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn ver-
trek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje
en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 13U,
kan een arrest van twee tot zes dagen te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost of het naast
bij zijnde huis van bewaring ot arrest, door den
Militie Commissaris worden opgelegd aan den
verlofganger:
lo. die zonder geldige reden niet bij het on
derzoek verschijnt
2o. die daaibij verschenen zijnde, zonder gel
dige reden niet voorzien is van de in het voor
gaande artikel vermelde voorwerpen
3o. wiens kleeding- ot uitrustingstukken bij
het onderzoek niet in voldoende staat worden
bevonden
4o. die kleeding- of uitrustingstukken aan een
ander belioorende, als de zijne vertoond.
Art 142. Is de verlofganger, wien krachtens
het voorgaande artikel arrest is opgelegd bij liet
onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk on
der verzekerd geleide, in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt lnj zich
niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij
op schriftelijke aanvrage van den Militie-Lom-
raissaris, te richten aan den Burgemeester der
woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerde geleide naar de naastbij ge
legen provoost of het naastbij zijnde huis van
bewaring of arrest overgebracht.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141
vermeld, is de verlofganger verplicht, op den
daartoe door den Militie-Commissaris te bepalen
tijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre
ven wijze, voor hem te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art 144. De verlofganger, die zich bij herha
ling schuldig maakt, aan het feit, sub 4o. van art.
141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor
den Militie-Commissaris verschijnt, of, aldaar ver
schenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o en
3o van art. 141 vermeld, wordt onder de wape-
Volksweerbaarheid.
Zaterdagavond trad alhier in de zaal Musis
Sacrum op, de WelEdGes'r. heer G. W. Fe-
ber. Ie luitenant der infanterie te Breda, met
't onderwerp „Volksweerbaarheid".
De zaal was in den beginne vrijgoed be
zet, later minder.
De president der afdeeling, de heer Prin-
cen, stelde ZEd. voor en sprak de hoop uit,
dat deze lezing er toe zou bijdragen, dat men
een beter begrip zou krijgen van doel en
streven van „Volksweerbaarheid" en er alzoo
meer actief zou worden deelgenomen.
De spr. het podium beklommen zijnde,
hoopte door zijn lezing den wensch van den
president vervuld te zien, door bij te dragen
tot verhooging onzer weerbaarheid. Langen
tijd van rust hebben wij gekend en daardoor
zijn wij in defensie-zaken ingedommeld. Niet
temin is hel eene dure plicht van elk Neder
lander, aan de oplossing ervan naar zijn
beste krachteu mede te werken.
Wij kunnen de lezing in twee deelen split
sen
Welke denkbeelden hebben aanleiding ge
geven tot oprichting vau „Volksweerbaarheid"
en welk doel heeft dit.
Hoe moet ieder meiisch daartoe medewer
ken cn welke middelen staan hem ten dienste.
Verplaatst uwe gedachten eens twee jaar te
rug die heerlijke dagen van Aug. en Sept. '98.
Die schoone dagen van gejuich zijn voorbij.
De versieringen, tropheeön, de huldebetoo
gingen van ons dankbaar Ned. Volk aan den
laatster) Oranje lelg zijn weggestorveu. Alleen
de indruk is gebleven. De trouw van Oranje
is de hoeksteen van ons volksbestaan. Plet
voorbeeld is den jongeren genoegzaam ge
geven. „Nederland en Oranje", „Oranje en
Nederland", ziin hecht verbonden. De hulde
aan onze Koningin is geen ijdele klank ge
weestwij zullen goed en bloed veil hebben
evenals onze voorvaderen, die helden, die wij
eeren, om de lauweren voor onze vrijheid be
ha aid.
Voorzeker, de huldiging zijner helden strekt
een volk tot eer, maar dat is niet genoeg de
plicht eischt dat erfdeel ongeschonden te
bewaren.
De vreemdeling heeft het oog op ons, de
troon onzer dierbare vorstin is in gevaar, de
vrijheid van ons volksbestaan, alles staat op
't speldan zal de Koningin U oproepen,
en ge zult moeten toonen, dat die jubel bij
hare troonsbestijging geen ijdele holle klank
was en dan zouden zeker als thans onze
broeders in Transvaal de Nederlanders schou
der aan schouder slaan voor Koningin en
Vaderlaud.
Allen zullen alles doen, wat zij kunnen
voor 't behoud van 't lieve vaderland.
Maar iu tegenspraak met het spreekwoord
„willen is kunnen", ligt in dit geval tusschen
„willen" en „kunnen" een diepe kloof.
Wat zal ik als 't gevaar dreigt kunnen doen
Zal ik mijn geweer kunnen hameeren, ver
moeienissen doorstaan, volharden wanneer
wij tegenspoed hebben, zal ik genoegzaam
vertrouwen in mijne aanvoerders bezitten
Dit zijn hoogst ernstige vragen, maar d. i.
zeker met ernstigen wil en krachtige voorbe
reiding in tijd van vrede, km veel gedaan
worden.
Volks weerbaarheid" reikt u de hand om
ertoe te geraken, in staat te zijn, onze onaf
hankelijkheid, ons grondgebied, Koningin,
gewoonten, godsdienst en zeden met succes
tegen den overweldiger te verdedigen. Art.
181 van onze grondwet, legt ook ieder va
derlander dien plicht op.
Het is ook treurig te zeggen, er zal toch
geen oorlog komen, en dan ons leger is er
toch.
Zeer zeker ik ben ervan overtuigd, dat ons
leger evenals het Indische zijne plicht zal
doen, al is 't ook tegen een sterkeren vijand,
maar als kern van een volksleger, zal dat
zeker met meer succes gebeuren.
Volksweerbaarheid" nu werkt volkomen
in dien geest
De Nederlandsche natie is geen veroverings-
staat, een handelsstaal, gaat niet op vero
vering uit, maar wel wenschen wij baas te
blijven in ons eigen huishouden.
Wanneer iemand aan ons grondgebied of
onze viijheid knaagt, dan zul in ons een
krachtig gevoel opstaan om dat dierbaarste
te verdedigen. Daadwerkelijken steun is
daarom hoogst noodig, zullen we ons met
succes kunnen verdedigen en dat gaat indien
het volk weerbaar is.
Maar we moeten daarvan eerst overtuigd
zijn. Dikwijls word gezegd, dat wij dat niet
kunnen, daar onze naburen zoo sterk zijn
enz. We moeten dus maar niets doen en
hen toeroepen „Kom maar binnen". Toch
vindt die meening, treurig genoeg, nog in
gang en daarom moet het eigenbewustzijn
van 't volk verhoogd worden.
Nederland bepaalt zich alleen tot verdedi
ging van zijn grondgebied en moet een ac
tieve verdediging voeren want hij die alleen
slagen afwendt, moet ten slotte 't onderspit
delven. De verdediger in zijn eigen land
kan de gunstigste stellingen uitkiezen.
De toevoer van levensmiddelen en ammu
nitie is in vijandig land zeer lastig, lange
verbindingslijnen moet den vijand onderhou
den de étappe-dienst eischt zeer veel van hem
in vijandelijk land. De aanvaller strijdt ook
met meer moed en geestdrift, en dan hebben
we nog een groot voordeel in ons eigenaar
dig land met zijn water. Stelt u voor een
linie forten en dan alles onder water, dan
kan de vijand ons niet nadereu. Onze
dijken zijn evengoed als de kopjes der
Trausvalers.
Is het volk weerbaar, heeft 't een ernstigen
wil, is het flink geoefend in tijd van vrede
dan zullen in tijd van oorlog deze moreels
en physieke eigenschappen, het minder aan
tal vergoeden. Spr. haalt hier eenige voor
beelden aan o. a. een bewijs van den moed
der Hollanders, nl. in den slag van Elands
laagte 8000 tegen 800 man, waarvan 350
overbleven, waarin o. m. Dr. Coster en de
Jong sneuvelden. Dat waren kerels die heb
ben den Engelschen bewezen, dat 't bloed
der dappere voorvaderen nog in hen stroomt
Ik hoop hiermede genoegzaam te hebben
getoond, dat de verdediging ran ons land
nog niet zoo hopeloos is. Als men zich
overal voorbereid', stijgt overal de meening
van de verdedigbaarheid van ons land. Van
190 oorlogen, werden er 106 door numme
riek minderen gewonnen.
De Vredesconferentie heeft niets uitge
werktarbitrage geeft ook niets. Idealisme
ontgoocheling blijkt dit alles te zijn. Nee
de oorlog zal niet van de wereld verdwijnen
Is er hier of daar een kleiu geschil, dit
kan door scheidsrechterlijke uitspraak worde
geregeld, maar tornt men aan onze eer, ons
volksbestaan, dan zal er ©orlog komen. Leger
en volk zullen zich dan één gevoelen.
Voorbereiding is onmisbaar, vooral met 't
oog op de moderne vuurwapens. Een volk
dat onvoorbereid teu strijde trekt, pleegt zelf
moord.
Wie durft zeggen dat Nederland een weer
baar volk is. Wordt 't niet tijd, dat wij
eens wakker worden geschud Ja, zal men
zeggen, we kunnen toch niet allen soldaat
worden. Zeer waar, alleen uwe medewerking
wordt gevraagd, oefening in verband met
uwe zaken en bezigheden.
Het bewustzijn dat allen daardoor ons va
derland, vrijheid en vorstin van nut kunnen
zijn, moet de grondslag zijn.
Dan leest spr. den brief van 't Hoofdfce-
tuur voor, die de middelen, en doel etc. aan
geeft en daarna de statuten der vereeniging
Volksweerbaarheid".
Men moet de zaak steunen door lid te
worden, door het groot aantal leden van zulk
een vereeniging wordt de invloed ervan ver
hoogd.
Noodig is, dat raeu zich in beginsel voor
de vereeniging verklaart, en niemand kan er
overwegend bezwaar tegen hebben, De con
tributie is slechts 25 cent.
Steunt deze heerlijke zaak, een krachtig
weerbaar volk te vormen, 't Is een zaak van
t Nederlandsch volk, een waarachtig belang
vau voistin volk en vaderland.
Na de pauze geeft spr. de voornaamste
eischen op nl., het lichaam moet voldoende
ontwikkeld zijn, een weerbaar man moet zeer
beweeglijk zijn, schotvast, behendig in 't han-
teeren der wapenen en de kunst van ge
hoorzamen verstaan. Dat alles gaat niet in
eens, maar 't bereikbare moet niet achter
wege b'ijven als weerbaarheid overal zijn
vleugels heeft uitgeslagen, krijgt reeds het
kind strenge begrippen ran tucht, lichaams
oefeningen, 't moreel en physiek wordt ver
hoogd, wat weerbaarheid ten goede komt.
't Gevolg van „Volksweerbaarheid" is ver
mindering van diensttijd en uitgaven voor
eger. Als vooruit geoefend wordt is langen
diensttijd ounoodig. We krijgen dan een
gewijzigd Zwitsersch stelsel.
Daar dient o. a. een infanterist 6 weken,
een cavalerist 2l/a maand en gaal dan over
bij landweer en landstorm.
Onder de voornaamste middelen behoort
lichaamsoefening, alle redelijke sportwan
delen, polsspringer., roeien, paardrijden etc.
2o Opwekken tot deelneming aan 't voor
bereidend militair onderricht. Hieromtreut
bestaan vele wanbegrippen, men denkt dat
't alleen te doen is om keuze van garnizoen
te verzekeren, neen, voornamelijk voor hen,
die nooit onder de wapenen behoeven te
komen, eenigzins te oefenen, en voor 't re
servekader.
Hierin ligt voor de afd. ran „Volksweer
baarheid" een dankbaar arbeidsveld.
Onbekendheid en lauwheid in deze zaken
houdt vtlen terug.
3. Door het bevorderen van schietoefe
ningen, maar dan eerst de spieren stalen en
't wapen hanteeren en dan schutter worden.
De uitwerking van 't modern geweer is ver
schrikkelijk het juiste schot is 't ware. Trans
vaal is 't voorbeeld.
't Rijk steunt de schietvereenigingen zoo
veel mogelijk, wat blijkt uit de stukken, door
spr. voorgelezen.
Hoe kan men zich nog meer voor 't va
derland verdienstelijk maken Door 't vor
men van partijgangers—korpsen, die den klei
nen oorlog voeren. Die verbreken de ver
bindingslijn, spoorwegen, telegraaflijnen ver
nielen, étappe dienster, overal den vijand
bedreigen etc. etc. Hiermede dan M. H. hoop
ik U iets ruimer blik in „Volksweerbaarheid"
te hebben gegeven.
Mijne woorden vormen zeker een schril
contrast met het vreedzaam 70 jarig tijdperk
van vrede, dat voorbij is. Nog slechts enkele
ouden van dageu herinneren zich den krijg,
en weldra zal de laatste afgestorven zijn.
Een ruim tijdperk was dat voor ontwikkeling
van handel en nijverheid; wie verheugt zich
niet in ons land, tegenover ander» twist
zieke rijken. Onderwijl is onze weerbaarheid
iugesluimerd, wij meeuen onze vrijheid nooit
meer te zullen verliezen.
Maar denken we niet op de toekomst, dan zul
len we weldra alle weerstandsvermogen hebben
verloren, onze zonen zullen dan niet als ,t
noodig mocht zijn, de geschiedenis met eene
schoone bladzijde kunnen aanvullen, Zij zul
len niet kunnen verhoeden, dat Nederland
van de wereldkaart verdwijntten prooi van
den vijand. Dat volk eenmaal zoo fier, groef
zijn eigen graf.
Waakt voor uwe vrijheid, vorstin, rechten
godsdienst, zeden, gewoonten, onafhankelijk
6).
DERDE HOOFDSTUK.
De voorstelling in de ooie-vaarstent moest bui
tengewoon iuterressant zijn, want do menigte
van liet jonge volkje, dat zich naar dezelve drong,
was zoo groot, dat de hansworst, die voor de
tent zijne grappen tentoonspreidde, in het Ee''eel
niet noodig vond, voortdurend te roepen Treedt
binnen, burgers, maar altijd naar binnen Hij
wendde zich veeleer van tijd tot tijd raar den
eigenaar van de tent en riep, klaarblijkelijk zeer
kwaad
„Waarlijk, mijnheer de patroon, het gaat met
meer, zij drukken elkaar dood geeft hun het
geld terugziet toch, hoe zij dringen en stooten,
hoe zij bij den ingang zich vaststroppen en be
paald stikken stuurt toch een gedeelte naar
onze buurvrouw met den baard, waar het bezoek
begint te verrainderon liet is tegelijk een goed
werk en morgen kunnen wij toch weer, zooals
heden en gisteren op dubbele inkomsten rekenen.»
Het resultaat, wat den hansworst met zijne
blufferij bereikte, was buitengewoon. Hoe meer
hij den schijn aannam, al9 wa9 hij over het stom
pen en dringen der menigte verschrikt en vertoornd
zooveel te meer tweesous-stukken kwamen in de
kas van zijn patroon. .....ju- u
Henri, die zijne moeder bij de hand hield,
drong in zijn ongeduld altijd meer naar voren,
naar de ruw betimmerde houten trappen, welke
naar het inwendige van de tent voerde. Plot
seling stortte een aantal jonge lieden met een
luid hoera 1 uit de achterste rijen en drongen zich
op de voorste, als trachten zij den toegang met
storm te verovereneene geweldige beweging
ontstondvelen stortten gekwetst en vertrapt
onder schelden en vloeken ter aarde, Blanca had
in dit tumult de hand van haren zoon niet los
gelaten met geweld streed zij tegen den stroom,
welke haar naar rechts heendrong. Eensklaps
viel eene vuist, zwaar als een hamer, op haar
pols neder, de pijn, welke zij daardoor ondervond,
was zoo vreeselijk, dat zij in het eerste oogen-
blik dacht, dat haar arm gebroken was. Maar
snel herstelde zij zich en poogde de losgelaten
hand van haar kind weder te grijpen, doch te-
vergeefsch! Het kind was onder de menigte
verdwenen. „Henri 1 Henri I' riep de onge
lukkige moeder.
.Waarlijk, dat mankeert er nog aan, dat zulk
een huilebalk verloren raakt' zeide iemand spot
tend, vwat heeft hij ook nier te maken
aHenriherhaalde de troostelooze moeder met
sidderende stem, welke hare inwendige zielesmart
verriedt, maar niemand antwoordde, niemand
lette op haar, of het moest zijn, om haar nog
met spot en schimpwoorden te overladen.
Met inspanning van al hare krachten baande
zich Blanca eindelijk een weg door de menigte.
Zoo dikwijls zij iels blauws zag, meende zij hare
lieveling weder gevonden te hebben. Maar al
haar zoeken bleef vruchtelooshare smeekingen
om hulp vonden meest doove ooren. Van alle
zijden werd zij gedrongen en gestooten door de
tranen, welke onophoudelijk uit hare oogen
stroomden, zag zij hare omgeving nog enkel als
door een nevel en hare stem, door het onophou
delijk roepen heesch geworden, vermocht nauwe
lijks meer den naam van haar kind te stamelen,
Terwijl zij midden in de volksmenigte, die haar
niet zich voortdreef, troosteloos klaagde, door
drongen de schetterende tonen der blaasinstru
menten de lucht, de trommen roffelden verder
en de hansworst ging voort, door zijne grappen
en kwinkslagen de menigte te lokken.
Eindelijk werd het avond, langzamerhand ging
de menigte uiteen, cn spoedig daarop werd het
eenzaam en leeg op het plein. De gaslichten
werden het een na het ander uitgedraaid, de
Venetiaansche lampen verdwenen en met hen
de schaar van nieuwsgierigen, die, moede van
het lachen en pleizier maken de tenten verlieten.
In het achterste gedeelte der tenten „of achter
gordijnen, waar het oog van de toeschouwers
niet binnendrong, verwisselde den Hercules het
enge tricot met de gemakkalijkere broek en vest,
de negerinnen waschten hun zwart gelaat met
potasch en zeeppoeder weer blank, de „wonder-
geboorten van menschen en dieren werden uit
hunne eDge gevangenissen bevrijdt en mochten
de welverdiende rust genieten. Het geheele
groote plein, dat nog voor korten tijd in eene
onmetelijke zee van licht zvrom er. van oorver-
doovftnd gejoel weerklonk, lag thans in het
volksbestaan, ieder doe wat hij kan, voor
zichzelf, vorstenhuis en vaderland
(Luid applaus)
De heer Princen bedankte den spreker, en
hoopte dat deze lezing er toe zou bijdragen
dat nog meer leden toetraden, en ieder in
zijn kring propoganda voor de vereeniging
zal maken.
Johannesburg in 't bezit der Engelschen.
Donderdag 11. gewerd te Londen de offl—
cieele mededeeling, dat lord Roberts te Ger—
mis'.on, nadat hij Woensdagmorgen een parle
mentair naar Johannesburg had gezonden, een
bezoek heeft gekregen van den bevelhebber,die
hem vroeg den intocht in de stad een vier
en twintig tal uren uit te stellen, om reden
er nog tal van gewapende burgers in de
stad waren, welk verzoek door den opperbe
velhebber is ingewilligd, omdat hij rustver
storing duchtte, terwijl bovendien nog Boeren
zich bevonden op de heuvels in de omgeving,
wat een aciie der EngeUchen noodig deed
zijn.
En daarna verluidde officieel dat de Eu—
gelsche vlag boven Johannesburg wapperde.
Zoo is dus het pleit beslecht, zoo is cr
dus alle reden om aan te nemen, dat de
hoofdstad van Transvaal binnen enkelen
dagen in de macht zal wezen van de En
gelschen na een campagne van acht maanden
ongeveer, waarvan de eerste helft der Boeren
beslist gunstig is geweest, terwijl de kentering
dateert van het begin der actie van lord
Roberts den elfden Februari vijf dagen
nadat hij met den chef van den generalcn i
slaf Kitchener Kaapstad had veria:en waar
hij een maand vroeger reeds was aange
komen.
De mijnen zijn dustochniet vernield, en mocht
de oorlog nog wat voortduren, dan heeft de
Engelsche regeering het goud om de kosten
te betalen maar voor het grijpen. Ook is
het, nu de winter daar iu het land i s en de
nachten ongemakkelijk koud zijn, een mee
valler voor da Engelscheu, dat de Boeren
de stad Johannesburg niet in brand hebben
gestoken. Daar staan huizen genoeg om het
heele Engelsche leger geriefelijk te herbergen.
Weldra keeren misschien de ondernemers van1
publieke vermakelijkheden in de goudstad
terug het verbod van drankverkoop, door-
de Trausvaalache regeering uitgevaardigd.)
geldt natuurlijk niet meer, en het leven wordt
weer uit te houden op den Rand.
Pretoria wordt dus ook niet verdedigd, en
de ingezetenen rullen niet de onaangenaam
heden van een beleg behoeven te doorstaan'
Ook worden nu geen huizen plat geschoter'
en de prachtige forten vau Pretoria, op streup
wetenschappelijke wijze door Duitsche genie-
o(Beieren ten koste van raillioeneu aangelegd
met al de allermodernsie inrichtingen to.
verdediging van een stad, loonen nu geer
kans om beschadigd te worden. Het zot,
jammer geweest zijn, als lyddietbommen dit.
kunststukken van forten met die mooie ka
nonnen van Creusot en Krupp bedorver
hadden.
Wij begrijpen het niet, wij begrijpen he
niet. Wat is er gebeurd Welke machte!
zijn er aan het werk geweest Is er iet:
achter de schermen verhandeld Heeft dr
regeering der Republiek de belofte gedaan
de mijnen niet te vernielen noch Johaunes
burg te verdedigen of te verbranden, in rui
voor een andere belofte? Zijn er nog ander*
afspraken gemaakt, waardoor Lord Robert
zoo zeker van zijn zaak is, dat hij den vij
and 24 uur tijd laat alles uit Johannesbur
terug te laten trekken en weg te halen wa
mogelijk is We begrijpen het niet.
En Pretoria Is daarvoor nu door jareu-i
lang arbeid de stad tot een, raar het heette
onneembare plaats gemaakt Daar zoude
de Engelschen nooit binnen kunnen komen
er wa» voor drie jaar leeftochthet geschi
iu de forten schoot verder dan het Engelsche
En zoo voort?. En thans zonder slag c
diepste zwijgen en in de volkomenste duisternis
gehuld.
Zoolang er nog leven op het plein was, had
Blanca gehoopt haren zoon weder te vinden:Ie
der oogt^iblik geloofde zij hem te zier., hoe hij
zich sidderend van angsten echrik in hare armen
stortte, haar om vergeving voorden veroorzaakten
angst bad en baar beloofde, nooit meer zulk een
volksfeest te willen bezoeken. Maar ach, zij
zocht, zij riep tevergeefsZij vond haar kind
niet, en geene stem antwoordde op haar zuchten
en klagen. Toen trad haar de geheelo uitgestrekt
heid van liet ongeluk voor oogen. Haar kind,
baar eenig kind, haar alles, wat zij voor de rail-
boenen van den rijken oom niet had willen
afstaan, was verdwenen, wie weet waarheen ?l
Wat lag baar thans nog aan het leven? Haar
echtgenoot was een jaar na den dood hater ou
ders gestorven, en het kleine, lieve schepsel, wat
haar aan het leven gebonden had, was haar ont
stolen, geroofd
Hare vertwijfeling dreigde tot waanzin over
te slaan, zij ging niet meer op het ledige plein,
zij liep; zij riep niet meer, zij schreeuwde stroo-
men van tranen vloten onophoudelijk uit hare
oogen.
„Men heeft mij mijnen Henri ontstolen,' her
haalde zij onophoudelijk, „men heeft hem mij
ontroofd.'
E»n politieagent, die de vertwijteling van liet
arme schepsel bemerkte, naderde haar en liet
zich de enkele bijzonderheden, die zij zelf wist,
verhalen.'
,Uw kind is niet gestolen," zeide hij, .maaris
verdwaald. Het is toch best mogelijk, dat eene
medelijdende ziel den armen worm, uit vrees dat
hij zich in zijne verlatenheid een ongeluk kon
aandoen, met zich naar huis genomen heeft.'
„Ja, gij hebt gelijk,' zeide Blanca, eindelijk op
adem komend en zich aan deze zwakke hoop
vastklemmend, ,on wanneer het bekend wordt,
dat zijne moeder hem terug verlangt, dan
„Men heeft hem misschien reeds op het bureau
van politie gebracht. In ieder gevol zuilen wij
er heen gaan, om van het geval een proces-ver
baal op te maken.'
„Ja ja, goede mijnheer,' antwoordde Blanca,
„ik dacht er in 't geheel niet aan. Eene moeder,
welke haar kind verloren heeft, denkt niet meer
ach, ik bemin mijnen Henri zoo teer, kom, laat
ons 3poedig naar het bureau gaan.'
De politie-agent begeleidde de jonge vrouw
naar het commissariaat. De commissaris, die
terecht had voorzien, dat dezen avond wel het
een of ander ongeluk of eene misdaad zijne te
genwoordigheid zou vereischen, was op zijn post
nij zug de jonge vrouw medelijdend aan, hoe zij
daar, onschuldig als een engel, de plaats innam,
waar anders de misdadigers en schurken hun
eerste verhoor moesten ondergaan.
„Madam,' zeide mijnheer Desmonts, „stel u
gerust; wij zullen alles doen, wat in ons ver
mogen is, om u uwen lieveling weder in de ar
men te voeren. Voor lieden, antwoordt mij,
alsjeblief, op mijne vragen met alle mogelijke
bedaardheid. Uw kind is alzoo onder de menigte
verdwaald
„Neen, mijnheer!' zeide Blanca, hare tranen
afwisschend en hare smart met geweld onder
drukkend. „Zijne hand lag vast in mijne hand
ik hield ze zoo vast als ik kon, in de vrees, mid
den onder de menigte
„Dan heeft wellicht eene beweging onder de
volksmenigte, welke men onmogelijk kan ont
wijken, u van hem gescheiden
Blanca sloeg hare oogen op en een strakken
blik op den ambtenaar werpend, zeide zij. /«ij
moeten hem zoeken; want men zal hem mij niet
terugbrengen." Toen stroopte zij den wijden
mouw van h&ur kleed op en toonde haren met
bloed omloopenen pols.
„Heeft men u geslagen, mevrouw Dan han
delt het zich natuurlijk niet meer om een een
voudig ongeluk."
„Neen, mijnheer. Ik herinner het mij thans
tweemaal geloof ik in de menigte een vaal gelaat
met rossen baard opgemerkt te hebbenmeer
dan eens is die persoon mij gevolgd, wanneer ik
mijne woning verliet; wat wil hij van mij? Ik
ken hem niet! Ik verkeer met niemand!'
„Welk belang kon deze man er wel in hebben,
u uw kind te ontnemen?"
„Ik weet het nietmaar wel heeft mij zijn
blik, iedere keer als ik hem zag, schrik aange-
)Ua„^ijt u nooit ergens met hem in aanraking ge-
weest?»
„Ja, eenmaal trof ik hem op de trappen van
rnHue woning, bij mijne buurvrouw, toen ik naar
beneden ging, maar nooit heb ik met hem ge-
ip roken.'
„Hoe heet hij?'
stool overgegeven Nu schijnen de be
richten aan te duiden, dat de zetel van d
regeering naar elders is overgebracht. I>
president is reeds te Waterval Boven strakl
gaat hij wellicht naar Lijdenburg. En d,
commando's gaan die mee En de kanoi
„Ik weet het niet; misschien kent vrouw Ve/
jus, bij welke hij inwoont, hem beter.»
„Hebt u geene vijanden?,
„Ik? Wien heb ik ooit leed gedaan F Ik b.
weduwe, mijne omstandigheden zijn tamelij'
maar toch niet zoo, om mij benijders en hei ra
lijke vijanden op den hals te halen. Ach,» voeg.'
zij er bij, haar gelaat met beide handen bedel
kend. „God straft mij voor mijn egoïsme i'
heb het geluk, den rijkdom afgeslagen, waarun
de men mijn zoon wilde overladen. God stra
mij than» daarvoor, wijl hij hem van mij atneerat
„In hoeverre hebt u het voor uw kind bestem,
vermogen geweigerd
„Ik weigerde den knasp aan zijn oudoom, dr
heer Monnier af te staan.'
„Is dit dezelfde heer. die zich zoo langen ti,
in Indië heeft opgehouden
„Ja, mijnheer. Voor ongeveer eene maand li
hij mij ontbieden en bood mij een groot jaarge
aan daarvoor zoude ik hem mijnen Henri ovei
leveren maar voor al de millioeoen van zijn oo
had ik niet ingewilligd mij van mijn lief ki.
te sclieidan. Ik heb dus mijn kind bij mij g
houden en zijn oom, die misschien dacht, dat
Parijs alles te koop was, zelfs het hart der mc
der, zijnen rijkdom laten behouden. O, het w
dwaas van mij! Als ik mijne toestemming eeg
ven had, dan was mijn zoon thans van lakei
omgeven ik had enkel zijne afwezigheid, ma
niet zijn verlies te betreuren. O, zeg mij to<
goede mijnheer, dat gij hem zult terugvind,
dat gij hem mij zult tegemoet voeren, dat ik n
hopen mag
„U kunt in dit opzicht alles van mij verwac,
ten, ik zal alles aanwenden, wat in mijn vern
gen staatik zal navorschingen laten doen
hoop u binnen korten tijd te kunnen bericht;
dat het 9poor gevonden is. Houdt u tot dien t
bedaard en neemt u in aplit, want uwe zwal
zou mijne bemoeingen slechts hinderpalen in d
weg leggen, en wellicht heb ik uwe medehu
nog tioodig.'
Do jonge vrouw zag den commissaris twij
lachtig aan. „Neen I' riep zij toen „u hebt
het geheel geene hoop, u wilt mij slechts trooste
Toen richtte zij zich ijlings op en wankelde
kamer uit.
(Wordt vervolgd.