Nummer 47.
Donderdag 14 Juni 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handei, Industrie en Gemeentebelangen.
gr
ANTOON TIELEN,
De valsche Baron.
Gemeenteraad van Waalwijk.
Uitgever:
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WAALWIJK.
Advkrtentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertentiës bij abonnement worden speciale, zper voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
iets
Uithoofde van den
invallenden Feestdag,
zal dit Blad Zaterdag
later dan gewoonlijk verschij-
nen.
Voorbereidend Militair Onderricht.
BIJ TAMERLAN.
OPENBARE VERGADERING.
Op Maandag 11 Juni 1900, 's-natn. ten 63/*
uur.
Aan de orde
I. Ingekomen stukken.
II. Benoeming van een ambtenaar van
de plaatselijke belastingen.
III. Ruil van gemeentegrond aan de
haven.
IV. Voorstel tot onderhandsche verhuur
van 't postkantoor aan het rijk.
V. Wijzigingen der begrootingen van
1899 en 1900.
VI. Plan tot verbetering van de baven
VII. Vaststelling var. het kohier v. d.
Iloofdelijken Omslag.
Voorzitterde Burgemeester K. A. M.
ridder de van der Schueren.
Afwezig de heer Mombers.
De Voorzitter opent de vergadering en de
secretaris leest de notulen der vorige voor,
die ongewijzigd worden vastgesteld.
I. Ingekomen stukken.
a. Een adres van de firma Goossens en
Co. te Baardwijk waarin zij toestemming
verzoekt om de houtloodsen aan de haven
met asphaltpapier te mogen bedekken, daar
dit overal gebeurd.
De Voorzitterdeze aanvraag staat in ver
band met onze politieverordening, daarin
staat asphaltpapier niet vermeld en dan nog
kan de raad buiten de kom der gemeente
ontheffing geven van dit artikel. Daar er
meer dusdanig gedekt zijn en 't brandge
vaar daardoor ons inziens niet wordt ver
meerderd, stellen B. en W. voor dit ver
lof te verleenen onder vcorwaarde, dat zij
de krullen etc. onder in de gebouwen weg
ruimen waardoor meer brandgevaar be
staat.
Toegestaan.
b. Een schrijven van Mart. Visser te
Papendrecht en Smis te Oud- Beierland met
't verzoek hun 't uitsluitend recht te ver
leenen door de straten buizen en spuiten
te leggen voor eene waterleiding. Zij wil
len daarover zeer gaarne met het Dag. Best.
onderhandelen.
De VoorzitterIk stel voor, deze aan
vrage te stellen in handen van B. en W.,
dan kunnen wij nader erover spreken en
onderzoeken."
Aangenomen.
II. Benoeming van een ambtenaar van
de plaatselijke belasting.
De Voorzitter,/t Is ons gebleken,
dat het zeer wenschelijk zou zijn, een amb
tenaar te benoemen voor de plaatselijke be
lastingen, voornamelijk voor de honden,
waarvan de belasting maar zeer slecht in
komt. De persoon, die ons hiervoor 'l
meest geschikt voorkomt is Van den Hout,
die is goed met de belnstingszaken op de
hoogte, daar hij dit altijd heeft gedaan,
hij weet daarbij goed wie honden hebben
etc. hij heeft reeds 't vorig jaar hierin
goede diensten ^bewezen, hij moet beëedigd
ambtenaar worden, dan kan hij proces-ver-
baal opmaken."
De heer Timmermans van Turenhout
//ik vind die maatregel uitstekend, maar is
zijn werkkring alleen voor de hondenbelas
ting of ook voor andere, b.v. het ver
schaffen van inlichtingen omtrent niet aati-
geslageneti etc."
De Voorzitter «ja, voor alle. belas
tingen."
De heer Timmermans van Turenhout
/dan wil ik de heeren wel in overwe
ging geven hem in zijn instructie vooral op
het laatst door mij bedoelde attent te ma
ken."
Daarna wordt Van den Hout met alge-
meene stemmen gekozen.
III. Ruil van gemeentegrond aan de ha
ven."
De Voorzitter/Zooals de heeren
op de kaart zullen gezien hebben,
bestaat bij B. en TV. 't plan om het
gedeelte van het grindhok aan de haven, te
verruilen tegen den weg, die wel gebruikt
wordt, maar niet in eigendom der gemeente
is nl. dat stuk langs 't pakhuis van mijn
heer de Thouars. Het grootste deel van 't
grindhok is ook niet van de gemeente't
overblijvende deel ter grootte van 177 M2
is dan ons inziens niet meer geschikt, en
door de ruiling wordt de geheele breedte
der kaai eigendom der gemeente en dat is
zeer wenschelijk, want als dat stuk b. v.
eens aan een anderen eigenaar overgaat, en
die bergt er goederen op, dan is de pas
sage daar geheel gestremd.
Voor 't pakhuis en hek is 213 M2
't overblijvende stuk grindhok is 177 M2.
en nu heeft mijnheer de Thouars mij mon
deling deze ruiling verzocht. Ik heb ze in
't Dag. Best. gebracht, dus 't stuk grindhok
ruilen tegen dat stuk grond, dan wordt de
heele breedte kaai ons eigendom zonder geld,
zoeken.
we ruilen grond tegen grond."
De heer Quirijns ,/ik geloof dat bedoeld
stuk van vrouw de Jong is."
De Voorzitter: „volgens 't cadaster is
't van mijnheer de Thouars, daarnaar is deze
kaart gemaakt, 't is duidelijk onderzocht.
De heer Gragtmans„dat- stuk van
Vrouw de Jong ligt er vlak naast."
De Voorzitter„we zullen 't nog eens
goed onderzoeken en dan kunnen we nog
dit besluit intrekken."
Aangenomen.
De Voorzitter: „we zullen voor deze
ruiling de goedkeuring van Ged. Staten
vragen."
IV. Voorstel tot onderhandsche verhuur
van het postkantoor aan het rijk.
De Voorzitter: „uit de briefwisselling
tusschen de autoriteiten der posterijen en
telegrafie en het gemeentebestuur, schijnt
het bestuur der posterijen uitbreiding van
't postkantoor te wenschen, door de steeds
toenemende drukte in 't postverkeer is liet
te klein geworden., en nu heeft 't Dag.
Best. besloten den raad voor te stellen
het nog voor 5 jaar tegen dezelfde
condities te verburenwaren kleine veran
deringen slechts aangebracht behoeven te
worden en dan ten koste van 't rijk, dan
zouden we het nog verhuren voor 10 jaar,
maar 't rijk wenscht, geloof ik, groote ver
anderingen en dat is niet mogelijk, daarom
stellen we voor t nog voor 5 jaar tegen
dezelfde condities te verhuren."
Aangenomen.
We zullen dus de machtiging daarvoor
aan Ged. Staten vragen.
V. Wijziging der begrootingen van 1899
en 1900.
De Voorzitter „dienst 1899, f 2869.0972
voor de verbouwing der openbare school,
n.l. waterleiding en meubileering, dit kun
nen we vinden uit overschotten van ver
schillende posten en 500 uit de leening dan
zijn alle uitgaven gedekt.
Dienst 1900. f 500 verhoogen voor de
bestrating aan de haven voor de pakhui
zen der firma Goossens daar ze nu bijna
niet kunnen lossen of laden.
Er is nog f 1000 van de groote lecning
van f 100.000 voor publieke werken, hier
van dan die f 500 nemen.
De heer Baijens „zou 't niet wensche
lijk zijn dit aan te houden, tot de verbe
tering der haven."
De Voorzitter „dit hangt geheel samen
met de verbetering der straat en dan zijn
aigslraalsrit Courant,
I I"" II I II I 1 LU
De Burgemeester der gemeente Waalwijk,
maakt bekend, dat op MAANDAG 18 JUNI e. k.
de gewone jaarlijksche Collecte ten behoeve van
het fonds tot aanmoedigingen ondersteuning van
den gewapenden dienst in de Nederlanden, zal
gehouden worden aan de huizen der ingezetenen,
welke Collecte door den Burgemeester wordt AAN
BEVOLEN
Waalwijk, 12 Juni 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEltEN.
De Burgemeester van Waal wijk brengt belang
hebbenden in herinnering, dat zij. die deel wen
schen te nemen aan het VOORBEREIDEND MI
LITAIR ONDERRICHT zich bij den Burgemees
ter moeten aanmelden vóór 1 JULI a. s.
Ook zij, die reeds ten vorigen jare aan de oe
feningen deel Damen en daarvan een van mili
taire zijde afgegeven bewijs moeten overleggen,
behooren zich tijdig aan te melden.
Aan hen, die voor de militie hebben geloot en
den cursus in zijn geheel en met vrucht hebben
donrloopen, wordt het getuig chrift W. uitgereikt,
waaiaan de navolgende voorwaarden verbonden
zijn
lo. Aanspraak, voor zooveel eenigszins moge
lijk, tevens verband houderde met de desbetref
fende bepalingen, opdekeuzevan korps
en garnizoen.
2o. het vooruitzicht om in de eerste
plaats vuor het verwerven van eenen graud
in aanmerking te komen.
Waalwijk, 28 Mei 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHLEREN.
INSPECTIE VERLOFGANGERS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk, ontvangen hebbende aanschrijving van
Zijne Excellentie den Heer Commissaris der Ko
ningin, in deze provincie, van den 17 Apiil 1900
6e Afdeeling (BijbW No. 42).
Gelet op de 2e zinsnede van art. 139 der wet
van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72).
MAKEN BEKEND;
Dat het te houden onderzoek (inspectie) van
de verlofgangers der Nationale Militie in deze
provincie, voor deze gemeente zal plaats hebben
op Dinsdag den 19en Juni aanslaande des voor
middags om ll'/ï ure, ten Raudhuize der gemeen
te Waalwijk.
Dat tot bijwoning van die inspectie zijn gehou
..en, ALLE verlofg
vóór 1 April 1900
den, ALLE verlofgangers der militie te land, die
vóór 1 April 1900 in het
onbepaald verlof.
VAV.» I
genot zijn gesteld van
Dat de voorschriften der aangehaalde Wet on
der anderen luiden als volgt:
9).
VIERDE HOOFDSTUK.
„Wellicht veel, zeer veel! want de vrouw is op
het punt te sterven en het kind is den vorigen
nacht gestolen."
„Gestolen Sterven Een kind Wat zijt gij
bleek, Marigné.... Waarom wendt gij het hoofd
om? Vreest gij soms, dat uw bericht mij zal
bedroeven Spreektspreekt dan toch 1
„Mijnheer Monnier," zeide Marigné, op ieder
zijner woorden nadruk leggend «ik zou er veel
voor geven, wanneer ik niet als ongeluksbode bij
u moest komen I
Mijnheer Monnier, die opgestaan was, werd
plotseling bleek en greep naar de leuning van
zijn stoel.
Henribracht hij met moeite uit.
Jean boog het hoofdde smart van den grijs
aard, welke zich in dit enkel woord openbaarde,
ontroerde en verschrikte hem tegelijkertijd. De
hand van den jongen man grijpende, ging Mon
nier voort
Vertel mij allesgij ziet, hoe de man, die
als uit brons gegoten scheen, week wordt als een
kind, hoe zijn hart revanche neemt'. En een
papier van de tafel nemend en het Jean Marigné
voorhoudend, voer hij voort„Zie hier, ik ver
deemoedig mij, ik bad om vergeving voor mijn
ruw optreden ik schreef aan Blanca„Kom, en
zijt mijne dochter 1"
Jean deed hem het droevig verhaal der gebeur
tenissen van den vorigen nacht. De grijsabrd
klaagde zich, nadat hij alles gehoord had, zelf
aan hij stelde den schilder vraag op vraag, on
derbrak dan weder diens verhaal door dolïe
klachten, balde de vuisten en gaf zich ten slotte
aan eene droefheid over, die des te grooter en des
te smartelijker werd, naarmate de slag onvoor
bereid kwam.
„Ilenri zal wedergevonden worden, al zou het
mij ook een millioen francs kosten. Mijn nicht
moet tot mij komen, bij mij wonen, tot hij weder
terecht iszij moet weder gezond worden en mij
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het on
derzoek in uniform gekleed en voorzien van de
kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn ver
trek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje
en van zijn verlofpas.
Art. l4l. Behoudens het bepaalde in ait. 130,
kan een arrest van twee tot ze9 dagen, te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost of het naast
bij zijnde huis van bewaring of arrest, door den
Militie Commissaris worden opgelegd aan den
verlofganger
lo. die zonder geldige reden niet bij he! O',
derzoek verschijnt
2o. die duaibij verschenen zijnde, zonder gel
dige reden niet voorzien is van de in het voor
gaande artikel vermelde voorwerpen
3o. wiens kleeding- ot uitrustingstukken bij
het onderzoek niet in voldoende staat worden
bevonden
4o. die kleeding- of uitrustingstukken aan een
ander behoorende, als de zijne vertoond.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens
het voorgaande artikel arrest is opgelegd, bij het
onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk on
der verzekerd geleide, in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij ziek
niet aan de hem opgelegde slraf, dan wordt hij
op schriftelijke aanvrage van den Militie-Com
missaris, te richten aan den Burgemeester der
woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerde geleide naar de naastbij ge
legen provoost of het naastbij zijnde huis van
bewaring of arrest overgebracht.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art' 141
vermeld, is de velofganger verplicht, op den
daartoe door den Militie-Commissaris te bepalen
lijd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschre
ven wijze, voor hem te/,verschijnen om te worden
onderzocht.
Art. 144. De ve rlofganger, die zich bij herha
ling schuldig maakt a. n het feit, sub 4o. van art.
141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor
den Militie Commissaris verschijnt, of, aldaar ver
schenen zijnde, in het geval verkeert sub 2o en
3o van art. 141vcrmeld, wordt onder de wape
nen geroepen en van drie tot zes maanden -ge
houden.
Maken de verlofgangers tevens opmerkzaam
dat gedurende den tijd dat het onderzoek duur
en in het algemeen wanneer zij in uniform ge
kleed zijn, volgens het aangehaalde art. 130, 2e
en 3e lid der wet, worden geacht onder de wa
penen ts zijn, en het crimineel wetboek en het
reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te
lande op hen van toepassing is.
En opdat niemand onwetendheid zoude kunnen
voorwenden, zal deze na afkondiging, op de ge-
wore wijze worden aangeplakt, ter plaatse waar
zulks te doen gebruikelijk is.
Waalwijk, den 31en Mei 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN,
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
leeren liefhebben.'
„Mijnheer Monnier," antwoordde Marigné, „ik
geloof niet, dat de dokter de overbrenging van
(Ie zieke zal veroorloven. Laat haar daarom in
de woning, in welke haar de voorzienigheid
gevoerd heeft. Daar kan niemand zoo goed en
opofferend voor haar zorgen als Willielmina en
Al wine, hare blinde dochter; het zijn engelen in
menschengestaltc. Dokter Rolland behandelt de
jonge ongelukkige vrouw; wat kunt u meer
verlangen Slechts een wonder kan haar thans
redden.'
„Alles, wat u mij daar aegt, moge waar zijn
maar ik wil mij toch zelf overtuigen ik moet
haar zien en kan d*n oordeelen.'
„Ik weet niet, of dut wel goed voor de zieke
zal zijn. In haren waanzin noemt zij dikwijls
uwen naam de herinnering aar. u is smartelijk
voor haar, en uwe tegenwoordigheid kan wel
licht eene zeer ongunstige uitwerking op haar
uitoefenen.'
„Dan zal ik, helaas, uwen raad moeten opvol
gen,„ zeide de grijsaard treurig, „maar ik reken
er ten stelligste op, dat u mij dagelijks berichten
over haar zult doen toekomen. Dankt bij voor
baat Barbe8ius uit mijnen naam: ik zal hem,
zoo spoedig als het mogelijk is, opzoeken, om
hem mijne erkentelijkheid te bewijzen beschouw
mij voortaan als uwen besten vriend."
De beide mannen namen met een warmen
handdruk afscheid.
De schilder begaf zich naar de rue de Pro
vence, terwijl mijnheer Monnier den commissaris
van politie opzocht.
De beambte ontving der. nabob met de uiterste
beleefdheid. „Helaas", zeide hij, „komen geval
len van dezen aard, trots de waakzaamheid van
de politie, niet zelden voor, maar wij zullen alle
mogelijke middelen beproeven en ik hoop, dat
zij met goed gevolg bekroond zullen worden."
De hoopvolle taal van den commissaiis, bracht
er het hare toe bij, de bezorgdheid van den heer
Monnier een weinig te verdrijven maar tehuis
gekomen, werd hij weder door nieuwe moede
loosheid overvullen.
Ongeveer op het uur van het avondeten trad
Emil van Haudra in de werkkamer van den heer
Monnier. Met een lach op de lippen naderde
den jongen man zijn oud-oom, maar schrikte voor
dien9 duisteren blik terug.
„Is er iets gebeurd, oom Heeft Urban Kerdren
of Jean Marigné eene fout begaan, dat gij zoo
gramstorig de wereld inkijkt?'
„Men heeft Henri gestolen", was het doffen
antwoord van den ouden heer.
Emil van Ilaudra week met een zeer opvul
lenden haast achteruit„Uw kleinen Henri ge
stolen
„Helaas, ja, en de misdaad is nog wel raidden
in Parijs begaan. Wanneer ik de schuldigen in
mijne macht had, wuarachtig, gecne straf zou te
schrikkelijk zijn, om de misdaad die zij aun dit
onschuldig, liet kind begaan hebben, te boeten.
Wat geleek hij toch op mijn overleden broeder
„Hoe neemt mijne nicht Blanca het verlies op
was Emil's koele vraag
„Zij stelt zich aan als een waanzinnige."
Een oogenblik zweeg Emiltoen beproefde hij
wel is waar niet den grijsaard te troosten, maar
sprak hem ten minste toch eenige hoop in. Ten
slotte liet hij waarlijk de tegenover hem in acht
genomen koelheid varen en sprak met schijnbare
warmte in zijoe stem: „Troost u, lieve oom, ik
blijf u toch nog over. Zonder twijfel zou
dit kind zich met al de liefde, welke gij zoozeer
verdieut, aan u verbonden hebben. In alle geval
behoeft u nog niet met eene liefgekregene ge
woonte te breken, want u keut den knaap eerst
sedert korten tijd: u weet hoezeer ik u vereer.
Ik ben wel is wuar niet den man, die zijne aan
hankelijkheid voor ulle menschen ten toon spreidt,
maar wanneer u eenige smart drukt, gevoel ik
deze in dezelfde mate als u zelf.
Wii zullen onze krachten vereenigen om Blanca
te retiden en Henri weder te vinden, en als de
hemel ze ons b«ide heeft teruggeven, zullen wij
onze liefde deelen."
„Ik weet, Emil, dat gij mij acht, maar enkel
als iemand, die zich zijnen levensweg zelf voor-
geteekend en zijne verstrooiingen ergens anders
zoekt. Bij mijn terugkeer in Europa waart gij
reeds 20 jaren oud, terwijl Henri mij als zijn
grootvader bemind zou hebben." En zijn voor
hoofd in plooien zettend ging hij voort„Gij
behoelt mij dezen avond geen gezelschap te
houden. Wanneer ik verdriet heb, lijd ik ook
gewoonlijk aan rhumatiek en wensch dan alleen
te zijn."
Emil maakte nog eenige tegenwerpingen, maar
de grijsaard bleef bij zijn besluit en zoo trpk
zich Emil dan spoedig op zijne kapier terug.
Uit beleefdheid voor zjjn oom,, verliet hij dezelve
op dezen avond niet; het was eee zwaar offer
voor hem, geen theater of geene olub te be
Hij schelde, toen hij op zijn kamer was aan
gekomen.
„Kleedt mij om, Jacob", snauwde hij den bin
tredende bediende toe, „ik ga niet meer uit."
Deze boog respectvol, en met eene stem, welke
den lieer van Haudra deed siddpren, zeide hij
„Ik wacht de bevelen van den genadigen heer i"
Het was Germain, die van zijne reis was te
ruggekeerd en nu zijnen dienst weer zelf op
zich had genomen.
Zoo gemakkelijk hij ook uiterlijk zijne in
drukken wist te verbergen, zoo kon Emil zich
toch van een zekeren schrik niet vrijpleiten, toen
hij zijnen kamerdienaar herkende. De terugkeer
van den zelve, op hetzelfde oogenblik, waarop
zijn oom hem de onthulling van het voorge
vallene deed, kon geen bloot toeval zijn. Hij
vestigde daarom een doordringenden blik op
Germain.
Maar Loysel had in de „hoogeschool van het
lakeischap" zijne studiën gemaakt, wier kweeke-
lingen met die dienaren, welke aan hunne
meesters trouw en gehecht zijn, alsof zij een lid
der familie waren en mede aan de christelijke
opvoeding hunner kinderen arbeiden, in het ge
heel niets gemeens hadden. Hij las de „Figaro",
wa9 aanhanger van het „contruct social" vun
Rousseau en deed somtijds aan politiek. Zooals
de jachthond roet zijn reuk het wild opspoort,
zoo spoorde hij met zeker instinct eerst de voor-
deelen op, welke eene betrekking hem op mo
gelijke wijze zou kunnen opleveren, dan ecist
nam hij ze aan. Germain verstond daarbij te
wachten, eene kun6t, die misschien de moeielijkstc
van allen is, en zooals wij reeds weten, wist hij
vooruit, dat de. neef van den millionnair ook in
het vervolg zijne diensten zeer gelegen zouden
kunnen komen. Niet dat deze zijnen kamer
dienaar tot vertrouweling van al zijn plannen
gemaakt had, daarvoor was hij te trolseh een
man, al9 Emil van Haudra wilde niet ondervraagd
zijn; men mocht slechts naar hcra gissen; moar
ook dat verstond Germain zooals geen andere.
Toen Emil den eersten schrik te boven was
gekomen, herhaalde hij nog eenmaal het hevel:
„Help mij bij 't verwisselen van kleeren, ik
ga niet meer uit."
Stilzwijgend gehoorzaamde den kamerdienaar.
Niettemin geloofde mijnheer van Haudra een
vertrouwelijk woord tot Germain te moeten
richten.
„Zijt gij met het resultaat van uwe reis te
vreden?" vroeg hij schijnbaar onverschillig.
„Zij is juist uitgevallen zooal9 ik het vooruit
gedacht had ik hoep daardoor den grondsteen
tot een klein vermogen gelegd te hebben."
Emil wendde zich om, als zocht hij eene sigaar
Germain trad eenige schreden nader en vroeg
„Beveelt uwe hoogheid nog iets
„Neen, dank u."
„De genadige heer zal wel de goedheid hebben
te schellen, indien hij mij nog verder noodig
heelt; ik zal dezen nacht niet naar bed gaan,
daar het geheele huisin rep en roer is, juist zoo-
als op den dag, toen mevrouw Blanca hier was
en mijnheer Monnier haar 30 millioen aanbood.
Ik geloofde u daardoor mijne gehechtheid te
kennen te hebben gegeven, dat ik u deze bij
zonderheden mededeelde en destijds zeide uwe
hoogheid „VVie zal mij den jongen slungel van
den hals schuiven „De kleine Henri is thans
verdwenen en er bestaat volstrekt geene hoop
meer, dat Blanca...."
Thans wierp den heer van Haudra eenen door
dringenden blik op zijnen kamerdienaar Zonder
zich echter daardoor te laten van streek brengen,
ging deze voort.
„De arme mevrouw Blanca I Zij maakte voor
zichzelve zoo weinig aanspraak, van eerzucht
was bij haar in het geheel geen sprake Geluk
kig gaat hare gezondheid, onder de behandeling
van dokter Rolland, vooruit, maar hij is toch
van meening, dat zij in krankzinnigheid zal
vervallen, al overwint zij ook de kooits."
„Dan is zij in ieder geval toch onschadelijk."
„Dokter Rolland", ging Germain na eenig tal
men voort, „heeft echter ook verklaard, dat
Blanca genezen zou, als men haren zoon weder
vond."
Emil van naudro ging naar den schoorsteen
mantel en zocht, met de trekken vaneen kenner,
een sigaar uit een sigarenstel. Germain, die hem
geen oogenblik uit het oog verloor, ving weder
aan
„Dok de politie kan den kleinen wedervinden,
de premie, die wordt uitgeloofd, is zoo groot,
dat nog wel andere, als politieagenten, haar
gaarne verdienen zouden daarbij het bewustzijn
eene goede daad te verrichten 1
(Wordt vervolgd.)