Nummer 54. Zondag 8 Juli 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. OE VhlEND DER WERKLIEDEN Uitvoeringen en Feestelijkheden A N TOON TIELEN, De valsche Baron. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Uithoofde van de Kermis zal blad de volgende week slechts éénmaal verschij nen en wel D1NS D G middag, in 2 bladen. Advertentiën voor dat nummer worden Dinsdag- ingewacht tot uiterlijk 10 uur voormiddags. Bekendmaking. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e in e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75. Bianco per post door liet geheele rijk f0.90. Brieveningebonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den UlTGEver: WAALWIJK. Advertentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. EENE MISLUKTE MISDAAD. Wat neemt de beweging, die vooral den werkman zedelijk en maatschappelijk wil omhoog hellen, met gelukkige snelheid over gansch Europa toe Eenige mannen met diepen blik en ruim hart voelden zich dan ook aangeroepen en geschokt door de kernvolle woorden, die klonken van Rome uit over de wereld. Zij begrepen het gewicht en de volle beleekenis van elk woord, een oogenblik stonden zij als het ware blind van het al te felle licht dat aan den blauwen Italiaanschen hemel hoog opging, stonden zij werkers als lam geslagen door de bovenmenscbelijke kracht die van die weinige bladzijden uit ging, een oogenblik van verbazing en ver stomming, maar, weer tot bezinning en kalmte en rust gekomen, togen zij des te meer aan 't aangewezen weik. Wat dc werkkracht van één persoon vol moed en vol heerschappij over den wil en vooral met een groot vol hart al vermag, is verbazend, dat leert de geschiedenis in elk tijdvak. Dit is ook hier weer het geval. In elk land, kan men met den vinger dezen of genen persoon aanwijzen, die met veel tobben en zwoegen, onder raenigen zucht en zweetdrop, bij veel strijdens en lijdens want tegenkantig vindt al wat goed en groot is, ja zonder geweldige bestrijding iets nooit in waarheid groot getracht heeft de woorden van Leo XUI oui te zetten, te belichamen in daden, die vooral tot hardhoorigen nog wat luider klinken en dieper doordringen dan woorden. Een van die inderdaad groote mannen, die zich zelf niet meer kennen en Gods eer alleen willen bevorderen en 't welzijn der broeders is voorzeker Léon Harmel. Hij is de vriend des Pausen. Hij heeft geheel trachten te leven en te werken naar den geest van Chiistus Stedehouder. Welnu, in 't ge ringste inet veel opoffering en zelfverlooche ning, dikwijls tegen alle hoop en goede verwachting in, naar 't uitgedrukte streven van den Leeruur der Christenheid arbeiden, moet wel eene daad zijn, wonder vruchtbaar en heilzaam voor de menschheid. Dit wordt weer bewezen door den persoon en het leven van Léon Harmel. Hij is dan ook //le bon père" der werklieden. Hij heet onder hen niet meer Léon Harmui, maar ,/le bon père, de goede vader'1'. Als hij verschijnt, als hij spreekt, op dien hem eigen vaderlijken toon, dan leest men op liet gelaat der zijnen die liefdevolle gehechtheid, aan echte kinderen eigen. In de stad des Pausen, liet hoofd en het hart der wereld, de koninginne der steden, in het gouden, eeuwige, heilig Rome, door alle^ natiën geroemd, waar zich ieder Christen zoo ten volle thuis gevoelt en dus zeker de edele, ijvervolle Léon Harmel, heeft „le bon père' gesproken en zooals altoos woorden, die u als het ware de ontboeze ming ontlokken hoort, dat is waarheid. 't Was voor de vereeniging van Roraein- sche industrieeien en handelslieden, die in het geheel niet onverschillig zijn voor het woord en den persoon des Pausen en nog onlangs besloten met de industrieeien van de gansche wereld aan Christus en Zijn plaatsbekleeder bij den overgang der eeuw hulde te brengen door het geschenk van een kunstig marmeren beeld, den Onsterfe- lijken Koning der eeuwen voorstellend. Op eene vergadering, ter eere van den goeden vader der werklieden opgeroepen en gepresideerd door Kardinaal Satolli wees Léon Harmel op de groote vijanden van handel en industrie op de onrechtvaardige speculaties, op de vrijmetselaars, die door een macht van geld den hunnen alleen be gunstigen, op het toenemen der groote ma gazijnen. Dan sprak hij de volgende woor den vol pit en kern „In plaats van zich tevreden te stellen met bitterheid en ijdele klanken te protesteeren, is het zaak, te han delen. „Eenheid is hierin onze groote kracht. Eenheid maakt macht. Eenheid kan slechts den kleinhandel nog redden. Maar die een heid, wie zij vruohten afwerpen, moet Chris telijk heeten en zijn ook. Zonder Christus is liet nu eenmaal eene onmogelijkheid iets duurzaams en iets mach tigs te stichten. „Ons vol geloof, ziedaar onze overwinning. „Het geloof toch is het, dat ons 't juiste begrip geeft van rechtvaardigheid, liet geloot' is het, dat ons met den geest van solidair zijn, van hechte, vasle aaneenslui ting komt bezielen, het geloof alleen is het, dat ons den geest van liefde en zelf verloochening instort, het geloof, dat de woeste eischen van het mijn en het zijn verzacht, het geloof, dat ons herinnert, dat broeders elkander moeten liefhebhen en hel pen, ja, dat is de groote wet der katholieken, dat zij elkander moeten hel pen, elkander zedelijk en maatschappelijk moeten verheffen. Is van de hemeihooge bergen, dat le vende wateren komen stroomen, die de aarde bevruchten, bet is van God, van Zijn Evangelie, dat over de menschheid alle goederen en ware rijkdommen komen neer- stroomen. Of het u gaat evenals mij, ik weet het niet. Maar die woorden deden mij denken „och, of mannen van invloed en gezag zich wat inniger en wat weldadiger van die groote waarheden doordrongen Dat is andere taal dan die der vele Fransche kapitalisten te Parijs vergaderd, die niet naar „dat gebazel van den ouden man willen luisteren, wijl het geen rijzing of daling op de beurs te weeg brengt." "Woord en daad van Léon Harmel klinkt dan ook verder dan Rome en Frankrijk en wekt leven en werken en prikkelt tot na- volging. Vader der werklieden. Maar moet dat ook niet iedere patroon zijn Is hij anders den sc'noonen naam van patroon, dat afstamt van „pater" d. i. „vader" wel waar! En welke verhouding, bestaat er tusschen valur en zoon P En zorgt de vader ook niet voor de zedelijke ver heffing van zijn kind P Maar moet daarvoor de vader zelf niet zedelijk heel hoog staan ten voorbeeld en doordrongen zijn van aloud geloof en gods dienst Maar als de vader zijn zoon zedelijk wil verheffen, moet hij dan niet de dreigende gevaren afwenden Zijn er dan geene gevaren op de fabrieken Zijn ouders en geestelijken dau niet beangst onschuldige kinderen naar de fabriek te sturen Is liet genoeg te jammeren over de gevaren, zonder de juiste, de eenige middelen te achterhalen en toe te passen, om die gevaren werkelijk te keeren en kin deren gelukkig te houden. Doch dit zijn bij mij bepaald allemaal kwade gedachten en vermoedens tegen an deren. Ik tracht er dan ook naar deze op zij te zetten, maar neen, 'k slaag er niet in. Wel voor een oogenblik, maar onophoude lijk komeu zij mijn geest weer bestormen. 't Wil me voorkomen, dat vooral op dit gebied het arbeidersveld zoo breed is voor de patroons, dat zij daar het geestelijk en tijdelijk groote welzijn ten eerste van. zich zelf en ten tweede van de werklieden zoo ontzettend veel kunnen bevorderen. Zou ik mij vergissen Is Léon Harmel op de vele fabrieken in Val-des-Bois den zijnen tot vader, hij is allen werklieden tot vriend. Zijn woord en zijne daad vooral doet vole werkgevers in zich zelf keeren en zich zelf maken tot ware patroons of vaders hun ner werklieden. Wat een zegen voor de menschheid A. S. TE WAALWIJK. ZONDAG 8 Juli. Matinée door de harmonie „St. Crispijti" in de zaal van den heer A. Gerris, met medewerking van den heer J. De Prince, Professor in de Goochelkunst, die desverlangd ook Dinsdag zal optreden. Programma ad Libitum. Aanvang 12 uur. Volksmatinée door de harmonie ,,'L Espé- rance", op de bovenzaal van den heer Chr. v. d. Werff. Programma ad Libitum. Aanvang 12 uur. Concert door de harmonie „St. Crispijn", in den tuin van den heer J. Fransen. Pro gramma ad Libitum. Aanvang 6 uur. MAANDAG 9 Juli. Matinée Musicale door de Liedertafel „Oefening en Vermaak" van Waalwijk en Bosoijen met medewerking der Operette- vereeniging T. A. Y. E. N. U, die het overal met zooveel succes gegeven „Incognito" zal opvoeren. Aanvang 1L uur precies op de zaal Musis Sacrum. Buitengewoon concert door de kapel van 't 2e Regiment Infanterie te 's Bosch, van de Koninklijke Doelen „Recht door Zee" in den tuin van den heer H. Appels. Aan vang 6 uur. DINSDAG 10 Juli. Groot Matinée te geven door de harmo nie St. Crispijn met medewerking der Too- neelvereeniging „Vooruitgang zij ons doel" in de zaal van den heer A. Gerris. Aan vang 10 uur. Groot concert te geven door dc kapel der d.d. Schutterij te ;s Bosch, in den tuin van den heer J. Fransen. Aanvang 6 uur. Sociëteit „Gezellig verkeer". Groot Soirée, te geven door den bekenden Holl. karakter jongen secretaris op te heffen. Jean hielp hem daarbij en het gelukte de beiden, den gewonde in het rijtuig te brengen. Hier maakte Jean zijne bovenkleederen los. om de benauwde borst ruimer adem te kunnen doen halen met haren zakdoek, die zij in eene uabijzijnde beek had bevochtigd, waschte Nathalie de nog altijd bloe dende wonde af en verbond haar met zekere, behendige hand. Toen zij Urban aan een flesch- je, dat een opwekkend elixer bevatte, eenigen tijd had laten ruiken, sloeg deze de oogen op. e Echo van het Zuiden, WMlwjjkscfec «li Lanptraatsclie Courant, •5S." ZJt. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk maken bekend, dal, even als voorgaande jaren, gedurende de kermisdagen aldaar, beginnende ZONDAG 8 Juli 1900 en eindigende ZONDAG daaraanvolgende, de kramen, spellen en tenten enz. moeten geslolen zijn des avonds om elf uur, met uitzondering van open mallemolens en sehommels, die om tien uur moeten gesloten zijn; dat al de genoemde inrichtingen moeten gesloten blijven van genoemd uur af, tot des morgens zonsopgangj dat op de Zondagen bovenbedoelde inrichtingen niet eerder mogen geopend zijn dan des namid dags om 3'/s uur. Wijders wordt er aan herinnerd, dat het ver boden is op de openbare straten en pleinen met geld of om geldswaarde of eenig hasardspel te spelen, alsmede iets te vertoonen of ten gehoore te brengen, wat tot rustverstoring aanleiding kan geven. Waalwijk, 4 Juli 1900. Burgemeester en Wethouders voornd., De burgemeester, K. DE VAN DER SQHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat de herberger, en tapperijen geduren de de kermisdagen, beginnende ZONDAG 8 Juli 1900 en eindigende ZONDAG daaraanvolgende, voor het publiek kunnen geopend blijven tot 12 uur des nachts. Waalwijk, i Juli 1900. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. U). ZESDE HOOFDSTUK. .Wat is dat, weigert gij mede te gaan?" „Ja, u moet mij veiontschuldigen, ik dank u tevens voor uwen goeden wil." „Zooals gij wilt," antwoordde Jean koel „ik dacht, dat u gaarne met ons omgingt, maar thans zie ik, dat ik mij bedrogen heb." „Ik zou niet gaarne met u omgaan, Jean uwe zuster niet vereeren? Hoe is het mogelijk, dat gij dat kunt gelooven Gij doet mij werkelijk onrecht, Jean 1" „Gij mij niet minder, met uwe weigering „Ik ga mee." „Dan geef mij de hand er op zoo, ik dank u haastten wij ons echter, want Nathalie zal ongeduldig worden." In allerijl greep nu Urban eenige op de tafel verstrooid liggende papieren, stak ze in zijr. jaszak en daalde, dralend als een kind, met den schilder de trappen af. „Wat heb ik daar een moeite gehad I" zuchtte Jean, schelmachtig lachend, toen zij bij zijn zus ter aankwamen, „ik heb al mijn voorraad van smeekingen en bedreigingen moeten aanwenden." Het jonge meisje antwoordde niet, maar be groette Urban met een innemend lachje. „U zult Jean bepaald zijne hardnekkigheid vergeven, als wij maar eerst in het bosch zijn," zeide zij. Nauwelijks zat Urban in het rijtuig of zijne bevangenheid verdween als bij tooverslag. Niet zelden, wanneer wij ons in gezelschap beviuden, voelen wij ons tot dezelfde hoogte ver heven, op welke menschen, die door den adel hunner gevoelens, de helderheid van hun oordeel en de reinheid van hun geweten ver boven ons verheven zijn. Jean en Nathalie hadden reeds vroeg hunne ouders verloren. Sedert dien tijd was broederen zuster nooit van elkander geschei den geweest. Zij hadden wederkeerig veel aan elkaar te danken. Terwijl de broeder als een vader over zijne zu6ter waakte, verdreef de zus- ter, door haar zachtaardig karakter, de zorgen van het voorhoofd haars broeders. Jean Marigné stond destijds al in aanzien als eer. talentvol schilder, maar, niettegenstaande hij met zijn ge heele ziel aan zijn kunst hing, zocht hij toch maar hoogst zelden het gezelschap zijner collega's. Hij wilde zich aan geene bepaalde richting ver binden en versmaadde het doorgaans zijne eigene ideeën over kunst aan anderen op te dringen. De koene taal. in welke zijne medekunstenaars zich over de schilderkunst uitdrukten, deed hem schrikken; hunne onwetendheid deed Item ver baasd staan. „Ik leer meer door het gadeslaan vau uwe werkzaamheden," zeide hij dikwijls tot zijne zuster, „als door het luisteren naar hunnen zwetserijen, die juist mijne scheppings-ideeën verlammen, terwijl gij, lieve Nathalie, mij opwekt en begeestert, enkel door uwe tegenwoordigheid." Hoe zijne zuster daartoe in slaat was, daarvan wist zich Jean geen bepaalde rekenschap tc geven, maar een leit was het. Uit dien grond geloofde hij het aan zijne zuster verschuldigd te zijn, zijn huis van bezoekers vrij te houden, met welke zij beiden niet sympatiseeideu en die hun wellicht hun rust en vroolijkheid des geestes zouden heb ben ontroofd. Zoo kwam het, dat de woning der beide weezen slechts voor weinigen toegan kelijk was, ja, in den eigenlijken zin deswoords eene kluis was. De weinige vrienden, die meer malen kwamen en steeds gaarne gezien weiden, waren Urban Kerdren, die Jean in het Monnier- sche paleis had leeren kennen, Burbesius, een universiteitsvriend van Jean en nog enkele ande ren. Al boud het uiterlijke van Burbesius, helaas, een alschrikwekkend beeld van hatelijkheid, zoo bezat hij een des te warmer hart voor zijne vrienden en een buitengewoon helder verstand, llij was een gevierd schrijver, daarbij bezat hij, zooals wij vroeger reeds gezegd hebben, eene buitengewone behendigheid in het opstoppen van kikvorschen; dit was nu wel ecu knutselige be zigheid, om welke hij dikwijls door zijne vrienden geplaagd en voor den gek gehouden werd. Achter zijn rug zeiden zij echter tegen elkander, dat Burbesius daarmede een bijzonder doel nastreefde. Wilde de „ridder van de treurige gestalte" zich wellicht op de anderen wreken, omdat hij door moeder Natuur zoo stiefmoederlijk bedeeld gewor den was Het was een verrukkelijk schoone dag, op wel ke Marigné, zijne zuster en Urban Kerdren hun uitstapje in de vrije natuur maakten. Toen zij zich eindelijk alleen aan den zoom van een bosch bevonden, zette Jean zijn schilderezel op. Natha lie plaatste zich in het gras en alle drie be schouwden een oogenblik liet betooverende hun ner omgeving. Van tijd tot tijd plukte Nathalie eene bloem en voegde ze bij haar bouquet. Jean schetste met veel geluk. „Het landschap is wer kelijk prachtig,' riep hij tusschenbeide uit; „hoe leerrijk is toch de natuur? Kan men tus- schen de dompige muren van zijn atelier iets dergelijks scheppen Frisch er op los, Jean," zeide hij in zichzelve, „een weiüig meer schaduw in deze boomendreefzij strekt zich niet ver genoeg uitZouden vogels in deze takken kunnen nestelen? Ach, zij zijn te droefgees tig! En terwijl Jean zich op de wijze zelf aanwak kerde, voltooide hij meer en meer zijne heerlijke schets. „Maar nu." zeide hij tot U.ban gekeerd, „nu verzen, en wel verzen, zooals ik ze gaarne van u hoor, niets senlimenteels, maar ware, levende poëzie 1" En terwijl Urban gedichten voorlas, die>wer- kidijk tot het hart vao zijne toehoorders drongen hier en daar onderbroken door de uitroepen van broeder en zuster; „Ach, hoe heerlijk vervloog de lijd. Voor gelukkige en tevredene menschen gaat dezelve altijd spoediger voorbij dan voor ongelukkiger), schuldigen of door de Voorzienig heid beproefden. Wat echter Urban betrof, zoo geloofde bij heden voor de eerste maal dat hij lot dichter geboren was; inderdaad had hij nooit te voren zijne gedichten met zooveel geestdrift voorgelezen als heden. Nathalie hoorde hem stilzwijgend en vol bewondering aan en toen hij zweeg, zag hij, dat Jean zijn arbeid had laten rusten. „Bravo! en nogmaals bravo 1" zeide Marigné. „Ik dank u duizendmaal," weerklonk het schuch ter van Nathalie's lippen. Urban was het bij deze woorden, alsof alle nachtegalen van liet bosch opeens in zijn hart een lentehyrane aanhievenMaar thans moest men aan terugkeeren denken. Jean, tevreden over zijne schets, pakte zijne gereedschappen bij elkaar, Nathalie voltooide haar bouquetover Urbans gelaat lag nog altijd een zalig lachje verspreidt. Nadat de drie een laatsten blik over het landschap hadden laten zweven, bestegen zij het rijtuig, dat op eenigen afsland was blijven wachten, en kwamen op den straatweg, welke naar Neuilly voert, om zoodoende naar huis terug te keeren. Nauwelijks waren zij een wijl voortgereden of Nathalie stiet plotseling een schreeuw van schrik uit; allen keken verwonderd op en zagen een ruiter op een woedend paard hen tegemoet stui ven. „De rampzalige!" riep zij; „hij zal er alvalleu en verongelukken!" In het volgende oogenblik had Urban reeds het portier geopend en was op den weg ge sprongen. Jean Marigné wilde hem volgen. „Blijf," zeide Urban; „ik ben alleen op de wereld, gij moet denken aan Nathalie!" Men kon, tengevolge van den afstand, den ruiter r.og niet herkennen. Maar wat bekommerde dat Urban? Er was een menschenleven in ge vaar. In het volgende oogenblik had het paard hen bereikt... een sprong... en Urban hing aan zijn kop. De schok was zoo groot, dat Urban als een bal opgeheven werd. Verschrikt door den plotselingen tegenstand, verhief zich het ro9 kaarsrecht op zijn achterpooten, schudde den kop, en snoof van smart er. woedemaar de moedige jongeling liet den teugel van liet dier niet los, al werd hij ook door het paard, dat, trots deze hindernis, zijnen loop voortzette, meer als twee honderd schreden ver over den weg gesleept. Nog eenmaal raapte hij zijne geheele kracht bij een, het gelukte hem op de been te komen, en met eene slem, die zich met moeite uit de keel drong, riep hij „Stijgt spoedig af, mijnheer Monnier het beest begint moe te worden, en ik Hij voleindigde nieteen vreeselijke stoot slingerde hem verweg over de straatsteenen. Op het oogenblik, dat de toegesnelde Marigné den ruiter uit het zadel hielp, was Tiber-, die thans niet meer den last op zijn rug voelde, omhoog gesprongen, had deu teugel verbroken en Urban ver van zich afgesliugerd. Deze lag daar, naar het scheen levenloos, met eene gapende wonde aan het hoofd, uit welke het bloed stroomde. Enkele oogenblikken verliepen, eer de million- noir zijne redders, Jean en Kerdren, hei kende. Toen ontwrong een schreeuw van angst zijne borst en op den weg knielend, beproefde hij, h-1 naar het scheen levenlooze lichaam van* zijn „Kerdren, mijn lieve Urban 1" zeide mijnheer Monnier, „zeg mij toch, dat gij in 't leven zult blijven 1" De gewonde wierp een verwonderden blik op de drie personen, welke om hem heenstonden en toen hij de dankbaarheid en deelneming, welke zich in aller oogen afspiegelde, gewaar weid, fluisterde hij zacht: „Ja, ik zal het beproeven." De millionnair uitte den wensch, Urban in zijn paleis te laten brengen, maar Jean ried hem dat af. Stelt u gerust," zeide hij, „binnen acht dagen zult u hem wederzien. Ik en Barbesius zullen liem verplegen. God zij dank, dat u gered zijt 1" Om den gewonde geene smarten te veroorza ken, reed het rijtuig heel langzaam naar de stad toen hij aan het Monniersche paleis was aangeko men, steeg de millionnair uit. „Mijnheer Marigné," zeide hij bij het uit stijgen, „ik betreur het geenszins, dat ik ook hier weer uw schuldenaar moet blijven. Voor eenige dagen hebt gij mijne nicht gered heden vertrouw ik u Urban Kerdren als mijn aange nomen zoon toe." Een blik van Urban bedankte den millionnair voor deze warme woorden, een tweede viel op Na thalie. Het moedige meisje had in 't oogenblik van gevaar hare tegenwoordigheid van geest niet ver loren maar thans nam de vrouwelijke zwakte de overhand twee groote tranen biggelde op de blee- ke wangen en om ze te verbergen bracht Nathalie hel bouquet voor haar gelaat, hetwelk zij op hun uitstapje geplukt had. Mijnheer Monnier had ech ter deze tranen opgemerkt; aanvankelijk was hij een weinig verwonderdtoen kwam plotseling eene geduchte hem op, welke hem de ware toedracht der zaak vermoeden lietook las men in zijne oogen, dat deze geduchleo door een grootmoedig besluit gevolgd werden. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1