Nummer 54.
Zondag 8 Juli 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
OE VhlEND DER WERKLIEDEN
Uitvoeringen en Feestelijkheden
A N TOON TIELEN,
De valsche Baron.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Uithoofde van
de Kermis zal
blad de volgende week
slechts éénmaal verschij
nen en wel D1NS D G
middag, in 2 bladen.
Advertentiën voor dat
nummer worden Dinsdag-
ingewacht tot uiterlijk 10
uur voormiddags.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e in e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.75.
Bianco per post door liet geheele rijk f0.90.
Brieveningebonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
UlTGEver:
WAALWIJK.
Advertentiën 1-7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
EENE MISLUKTE MISDAAD.
Wat neemt de beweging, die vooral den
werkman zedelijk en maatschappelijk wil
omhoog hellen, met gelukkige snelheid over
gansch Europa toe
Eenige mannen met diepen blik en ruim
hart voelden zich dan ook aangeroepen en
geschokt door de kernvolle woorden, die
klonken van Rome uit over de wereld. Zij
begrepen het gewicht en de volle beleekenis
van elk woord, een oogenblik stonden
zij als het ware blind van het al te felle
licht dat aan den blauwen Italiaanschen
hemel hoog opging, stonden zij werkers als
lam geslagen door de bovenmenscbelijke
kracht die van die weinige bladzijden uit
ging, een oogenblik van verbazing en ver
stomming, maar, weer tot bezinning en
kalmte en rust gekomen, togen zij des te
meer aan 't aangewezen weik. Wat dc
werkkracht van één persoon vol moed en
vol heerschappij over den wil en vooral met
een groot vol hart al vermag, is verbazend,
dat leert de geschiedenis in elk tijdvak.
Dit is ook hier weer het geval. In elk
land, kan men met den vinger dezen of
genen persoon aanwijzen, die met veel
tobben en zwoegen, onder raenigen zucht
en zweetdrop, bij veel strijdens en lijdens
want tegenkantig vindt al wat goed en
groot is, ja zonder geweldige bestrijding
iets nooit in waarheid groot getracht
heeft de woorden van Leo XUI oui te
zetten, te belichamen in daden, die vooral
tot hardhoorigen nog wat luider klinken en
dieper doordringen dan woorden. Een van
die inderdaad groote mannen, die zich zelf
niet meer kennen en Gods eer alleen willen
bevorderen en 't welzijn der broeders is
voorzeker Léon Harmel. Hij is de vriend
des Pausen. Hij heeft geheel trachten te
leven en te werken naar den geest van
Chiistus Stedehouder. Welnu, in 't ge
ringste inet veel opoffering en zelfverlooche
ning, dikwijls tegen alle hoop en goede
verwachting in, naar 't uitgedrukte streven
van den Leeruur der Christenheid arbeiden,
moet wel eene daad zijn, wonder vruchtbaar
en heilzaam voor de menschheid. Dit wordt
weer bewezen door den persoon en het leven
van Léon Harmel. Hij is dan ook //le bon
père" der werklieden. Hij heet onder hen
niet meer Léon Harmui, maar ,/le bon père,
de goede vader'1'. Als hij verschijnt, als hij
spreekt, op dien hem eigen vaderlijken
toon, dan leest men op liet gelaat der
zijnen die liefdevolle gehechtheid, aan echte
kinderen eigen.
In de stad des Pausen, liet hoofd en het
hart der wereld, de koninginne der steden,
in het gouden, eeuwige, heilig Rome,
door alle^ natiën geroemd, waar zich ieder
Christen zoo ten volle thuis gevoelt en dus
zeker de edele, ijvervolle Léon Harmel,
heeft „le bon père' gesproken en zooals altoos
woorden, die u als het ware de ontboeze
ming ontlokken hoort, dat is waarheid.
't Was voor de vereeniging van Roraein-
sche industrieeien en handelslieden, die in
het geheel niet onverschillig zijn voor het
woord en den persoon des Pausen en nog
onlangs besloten met de industrieeien van
de gansche wereld aan Christus en Zijn
plaatsbekleeder bij den overgang der eeuw
hulde te brengen door het geschenk van
een kunstig marmeren beeld, den Onsterfe-
lijken Koning der eeuwen voorstellend.
Op eene vergadering, ter eere van den
goeden vader der werklieden opgeroepen en
gepresideerd door Kardinaal Satolli wees
Léon Harmel op de groote vijanden van
handel en industrie op de onrechtvaardige
speculaties, op de vrijmetselaars, die door
een macht van geld den hunnen alleen be
gunstigen, op het toenemen der groote ma
gazijnen. Dan sprak hij de volgende woor
den vol pit en kern „In plaats van zich
tevreden te stellen met bitterheid en ijdele
klanken te protesteeren, is het zaak, te han
delen.
„Eenheid is hierin onze groote kracht.
Eenheid maakt macht. Eenheid kan slechts
den kleinhandel nog redden. Maar die een
heid, wie zij vruohten afwerpen, moet Chris
telijk heeten en zijn ook.
Zonder Christus is liet nu eenmaal eene
onmogelijkheid iets duurzaams en iets mach
tigs te stichten.
„Ons vol geloof, ziedaar onze overwinning.
„Het geloof toch is het, dat ons 't juiste
begrip geeft van rechtvaardigheid, liet
geloot' is het, dat ons met den geest van
solidair zijn, van hechte, vasle aaneenslui
ting komt bezielen, het geloof alleen is
het, dat ons den geest van liefde en zelf
verloochening instort, het geloof, dat de
woeste eischen van het mijn en het zijn
verzacht, het geloof, dat ons herinnert, dat
broeders elkander moeten liefhebhen en hel
pen, ja, dat is de groote wet der
katholieken, dat zij elkander moeten hel
pen, elkander zedelijk en maatschappelijk
moeten verheffen.
Is van de hemeihooge bergen, dat le
vende wateren komen stroomen, die de aarde
bevruchten, bet is van God, van
Zijn Evangelie, dat over de menschheid alle
goederen en ware rijkdommen komen neer-
stroomen.
Of het u gaat evenals mij, ik weet het
niet. Maar die woorden deden mij denken
„och, of mannen van invloed en gezag zich
wat inniger en wat weldadiger van die groote
waarheden doordrongen
Dat is andere taal dan die der vele Fransche
kapitalisten te Parijs vergaderd, die niet
naar „dat gebazel van den ouden man willen
luisteren, wijl het geen rijzing of daling
op de beurs te weeg brengt."
"Woord en daad van Léon Harmel klinkt
dan ook verder dan Rome en Frankrijk en
wekt leven en werken en prikkelt tot na-
volging.
Vader der werklieden. Maar moet dat
ook niet iedere patroon zijn Is hij
anders den sc'noonen naam van patroon, dat
afstamt van „pater" d. i. „vader" wel
waar! En welke verhouding, bestaat
er tusschen valur en zoon P En zorgt
de vader ook niet voor de zedelijke ver
heffing van zijn kind P
Maar moet daarvoor de vader zelf niet
zedelijk heel hoog staan ten voorbeeld en
doordrongen zijn van aloud geloof en gods
dienst Maar als de vader zijn zoon
zedelijk wil verheffen, moet hij dan niet de
dreigende gevaren afwenden Zijn er
dan geene gevaren op de fabrieken
Zijn ouders en geestelijken dau niet beangst
onschuldige kinderen naar de fabriek te
sturen Is liet genoeg te jammeren
over de gevaren, zonder de juiste, de eenige
middelen te achterhalen en toe te passen,
om die gevaren werkelijk te keeren en kin
deren gelukkig te houden.
Doch dit zijn bij mij bepaald allemaal
kwade gedachten en vermoedens tegen an
deren. Ik tracht er dan ook naar deze op
zij te zetten, maar neen, 'k slaag er niet in.
Wel voor een oogenblik, maar onophoude
lijk komeu zij mijn geest weer bestormen.
't Wil me voorkomen, dat vooral op dit
gebied het arbeidersveld zoo breed is voor
de patroons, dat zij daar het geestelijk en
tijdelijk groote welzijn ten eerste van. zich
zelf en ten tweede van de werklieden zoo
ontzettend veel kunnen bevorderen. Zou ik
mij vergissen Is Léon Harmel op de
vele fabrieken in Val-des-Bois den zijnen
tot vader, hij is allen werklieden tot
vriend. Zijn woord en zijne daad vooral doet
vole werkgevers in zich zelf keeren en zich
zelf maken tot ware patroons of vaders hun
ner werklieden. Wat een zegen voor de
menschheid A. S.
TE WAALWIJK.
ZONDAG 8 Juli.
Matinée door de harmonie „St. Crispijti"
in de zaal van den heer A. Gerris, met
medewerking van den heer J. De Prince,
Professor in de Goochelkunst, die desverlangd
ook Dinsdag zal optreden. Programma ad
Libitum. Aanvang 12 uur.
Volksmatinée door de harmonie ,,'L Espé-
rance", op de bovenzaal van den heer Chr.
v. d. Werff. Programma ad Libitum.
Aanvang 12 uur.
Concert door de harmonie „St. Crispijn",
in den tuin van den heer J. Fransen. Pro
gramma ad Libitum. Aanvang 6 uur.
MAANDAG 9 Juli.
Matinée Musicale door de Liedertafel
„Oefening en Vermaak" van Waalwijk en
Bosoijen met medewerking der Operette-
vereeniging T. A. Y. E. N. U, die het
overal met zooveel succes gegeven „Incognito"
zal opvoeren. Aanvang 1L uur precies op
de zaal Musis Sacrum.
Buitengewoon concert door de kapel van
't 2e Regiment Infanterie te 's Bosch, van
de Koninklijke Doelen „Recht door Zee"
in den tuin van den heer H. Appels. Aan
vang 6 uur.
DINSDAG 10 Juli.
Groot Matinée te geven door de harmo
nie St. Crispijn met medewerking der Too-
neelvereeniging „Vooruitgang zij ons doel"
in de zaal van den heer A. Gerris. Aan
vang 10 uur.
Groot concert te geven door dc kapel der
d.d. Schutterij te ;s Bosch, in den tuin
van den heer J. Fransen. Aanvang 6 uur.
Sociëteit „Gezellig verkeer". Groot Soirée,
te geven door den bekenden Holl. karakter
jongen secretaris op te heffen. Jean hielp hem
daarbij en het gelukte de beiden, den gewonde
in het rijtuig te brengen. Hier maakte Jean
zijne bovenkleederen los. om de benauwde borst
ruimer adem te kunnen doen halen met haren
zakdoek, die zij in eene uabijzijnde beek had
bevochtigd, waschte Nathalie de nog altijd bloe
dende wonde af en verbond haar met zekere,
behendige hand. Toen zij Urban aan een flesch-
je, dat een opwekkend elixer bevatte, eenigen
tijd had laten ruiken, sloeg deze de oogen op.
e Echo van het Zuiden,
WMlwjjkscfec «li Lanptraatsclie Courant,
•5S." ZJt.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dal, even als voorgaande jaren,
gedurende de kermisdagen aldaar, beginnende
ZONDAG 8 Juli 1900 en eindigende ZONDAG
daaraanvolgende, de kramen, spellen en tenten
enz. moeten geslolen zijn des avonds om elf uur,
met uitzondering van open mallemolens en
sehommels, die om tien uur moeten gesloten zijn;
dat al de genoemde inrichtingen moeten gesloten
blijven van genoemd uur af, tot des morgens
zonsopgangj
dat op de Zondagen bovenbedoelde inrichtingen
niet eerder mogen geopend zijn dan des namid
dags om 3'/s uur.
Wijders wordt er aan herinnerd, dat het ver
boden is op de openbare straten en pleinen met
geld of om geldswaarde of eenig hasardspel te
spelen, alsmede iets te vertoonen of ten gehoore
te brengen, wat tot rustverstoring aanleiding kan
geven.
Waalwijk, 4 Juli 1900.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De burgemeester,
K. DE VAN DER SQHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat de herberger, en tapperijen geduren
de de kermisdagen, beginnende ZONDAG 8 Juli
1900 en eindigende ZONDAG daaraanvolgende,
voor het publiek kunnen geopend blijven tot 12
uur des nachts.
Waalwijk, i Juli 1900.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
U).
ZESDE HOOFDSTUK.
.Wat is dat, weigert gij mede te gaan?"
„Ja, u moet mij veiontschuldigen, ik dank u
tevens voor uwen goeden wil."
„Zooals gij wilt," antwoordde Jean koel „ik
dacht, dat u gaarne met ons omgingt, maar thans
zie ik, dat ik mij bedrogen heb."
„Ik zou niet gaarne met u omgaan, Jean uwe
zuster niet vereeren? Hoe is het mogelijk, dat
gij dat kunt gelooven Gij doet mij werkelijk
onrecht, Jean 1"
„Gij mij niet minder, met uwe weigering
„Ik ga mee."
„Dan geef mij de hand er op zoo, ik dank
u haastten wij ons echter, want Nathalie zal
ongeduldig worden."
In allerijl greep nu Urban eenige op de tafel
verstrooid liggende papieren, stak ze in zijr. jaszak
en daalde, dralend als een kind, met den schilder
de trappen af.
„Wat heb ik daar een moeite gehad I" zuchtte
Jean, schelmachtig lachend, toen zij bij zijn zus
ter aankwamen, „ik heb al mijn voorraad van
smeekingen en bedreigingen moeten aanwenden."
Het jonge meisje antwoordde niet, maar be
groette Urban met een innemend lachje.
„U zult Jean bepaald zijne hardnekkigheid
vergeven, als wij maar eerst in het bosch zijn,"
zeide zij.
Nauwelijks zat Urban in het rijtuig of zijne
bevangenheid verdween als bij tooverslag.
Niet zelden, wanneer wij ons in gezelschap
beviuden, voelen wij ons tot dezelfde hoogte ver
heven, op welke menschen, die door den adel
hunner gevoelens, de helderheid van hun oordeel
en de reinheid van hun geweten ver boven ons
verheven zijn. Jean en Nathalie hadden reeds
vroeg hunne ouders verloren. Sedert dien tijd
was broederen zuster nooit van elkander geschei
den geweest. Zij hadden wederkeerig veel aan
elkaar te danken. Terwijl de broeder als een
vader over zijne zu6ter waakte, verdreef de zus-
ter, door haar zachtaardig karakter, de zorgen
van het voorhoofd haars broeders. Jean Marigné
stond destijds al in aanzien als eer. talentvol
schilder, maar, niettegenstaande hij met zijn ge
heele ziel aan zijn kunst hing, zocht hij toch
maar hoogst zelden het gezelschap zijner collega's.
Hij wilde zich aan geene bepaalde richting ver
binden en versmaadde het doorgaans zijne eigene
ideeën over kunst aan anderen op te dringen.
De koene taal. in welke zijne medekunstenaars
zich over de schilderkunst uitdrukten, deed hem
schrikken; hunne onwetendheid deed Item ver
baasd staan. „Ik leer meer door het gadeslaan
vau uwe werkzaamheden," zeide hij dikwijls tot
zijne zuster, „als door het luisteren naar hunnen
zwetserijen, die juist mijne scheppings-ideeën
verlammen, terwijl gij, lieve Nathalie, mij opwekt
en begeestert, enkel door uwe tegenwoordigheid."
Hoe zijne zuster daartoe in slaat was, daarvan
wist zich Jean geen bepaalde rekenschap tc geven,
maar een leit was het. Uit dien grond geloofde
hij het aan zijne zuster verschuldigd te zijn, zijn
huis van bezoekers vrij te houden, met welke zij
beiden niet sympatiseeideu en die hun wellicht
hun rust en vroolijkheid des geestes zouden heb
ben ontroofd. Zoo kwam het, dat de woning
der beide weezen slechts voor weinigen toegan
kelijk was, ja, in den eigenlijken zin deswoords
eene kluis was. De weinige vrienden, die meer
malen kwamen en steeds gaarne gezien weiden,
waren Urban Kerdren, die Jean in het Monnier-
sche paleis had leeren kennen, Burbesius, een
universiteitsvriend van Jean en nog enkele ande
ren. Al boud het uiterlijke van Burbesius, helaas,
een alschrikwekkend beeld van hatelijkheid, zoo
bezat hij een des te warmer hart voor zijne
vrienden en een buitengewoon helder verstand,
llij was een gevierd schrijver, daarbij bezat hij,
zooals wij vroeger reeds gezegd hebben, eene
buitengewone behendigheid in het opstoppen van
kikvorschen; dit was nu wel ecu knutselige be
zigheid, om welke hij dikwijls door zijne vrienden
geplaagd en voor den gek gehouden werd. Achter
zijn rug zeiden zij echter tegen elkander, dat
Burbesius daarmede een bijzonder doel nastreefde.
Wilde de „ridder van de treurige gestalte" zich
wellicht op de anderen wreken, omdat hij door
moeder Natuur zoo stiefmoederlijk bedeeld gewor
den was
Het was een verrukkelijk schoone dag, op wel
ke Marigné, zijne zuster en Urban Kerdren hun
uitstapje in de vrije natuur maakten. Toen zij
zich eindelijk alleen aan den zoom van een bosch
bevonden, zette Jean zijn schilderezel op. Natha
lie plaatste zich in het gras en alle drie be
schouwden een oogenblik liet betooverende hun
ner omgeving. Van tijd tot tijd plukte Nathalie
eene bloem en voegde ze bij haar bouquet. Jean
schetste met veel geluk. „Het landschap is wer
kelijk prachtig,' riep hij tusschenbeide uit;
„hoe leerrijk is toch de natuur? Kan men tus-
schen de dompige muren van zijn atelier iets
dergelijks scheppen Frisch er op los, Jean,"
zeide hij in zichzelve, „een weiüig meer schaduw
in deze boomendreefzij strekt zich niet ver
genoeg uitZouden vogels in deze takken
kunnen nestelen? Ach, zij zijn te droefgees
tig!
En terwijl Jean zich op de wijze zelf aanwak
kerde, voltooide hij meer en meer zijne heerlijke
schets.
„Maar nu." zeide hij tot U.ban gekeerd, „nu
verzen, en wel verzen, zooals ik ze gaarne van u
hoor, niets senlimenteels, maar ware, levende
poëzie 1"
En terwijl Urban gedichten voorlas, die>wer-
kidijk tot het hart vao zijne toehoorders drongen
hier en daar onderbroken door de uitroepen van
broeder en zuster; „Ach, hoe heerlijk vervloog
de lijd. Voor gelukkige en tevredene menschen
gaat dezelve altijd spoediger voorbij dan voor
ongelukkiger), schuldigen of door de Voorzienig
heid beproefden. Wat echter Urban betrof, zoo
geloofde bij heden voor de eerste maal dat hij
lot dichter geboren was; inderdaad had hij nooit
te voren zijne gedichten met zooveel geestdrift
voorgelezen als heden. Nathalie hoorde hem
stilzwijgend en vol bewondering aan en toen hij
zweeg, zag hij, dat Jean zijn arbeid had laten
rusten.
„Bravo! en nogmaals bravo 1" zeide Marigné.
„Ik dank u duizendmaal," weerklonk het schuch
ter van Nathalie's lippen.
Urban was het bij deze woorden, alsof alle
nachtegalen van liet bosch opeens in zijn hart
een lentehyrane aanhievenMaar thans moest
men aan terugkeeren denken. Jean, tevreden
over zijne schets, pakte zijne gereedschappen bij
elkaar, Nathalie voltooide haar bouquetover
Urbans gelaat lag nog altijd een zalig lachje
verspreidt. Nadat de drie een laatsten blik over
het landschap hadden laten zweven, bestegen zij
het rijtuig, dat op eenigen afsland was blijven
wachten, en kwamen op den straatweg, welke
naar Neuilly voert, om zoodoende naar huis terug
te keeren.
Nauwelijks waren zij een wijl voortgereden of
Nathalie stiet plotseling een schreeuw van schrik
uit; allen keken verwonderd op en zagen een
ruiter op een woedend paard hen tegemoet stui
ven.
„De rampzalige!" riep zij; „hij zal er alvalleu
en verongelukken!"
In het volgende oogenblik had Urban reeds
het portier geopend en was op den weg ge
sprongen.
Jean Marigné wilde hem volgen.
„Blijf," zeide Urban; „ik ben alleen op de
wereld, gij moet denken aan Nathalie!"
Men kon, tengevolge van den afstand, den
ruiter r.og niet herkennen. Maar wat bekommerde
dat Urban? Er was een menschenleven in ge
vaar. In het volgende oogenblik had het paard
hen bereikt... een sprong... en Urban hing aan
zijn kop. De schok was zoo groot, dat Urban
als een bal opgeheven werd. Verschrikt door
den plotselingen tegenstand, verhief zich het ro9
kaarsrecht op zijn achterpooten, schudde den kop,
en snoof van smart er. woedemaar de moedige
jongeling liet den teugel van liet dier niet los,
al werd hij ook door het paard, dat, trots deze
hindernis, zijnen loop voortzette, meer als twee
honderd schreden ver over den weg gesleept.
Nog eenmaal raapte hij zijne geheele kracht bij
een, het gelukte hem op de been te komen, en
met eene slem, die zich met moeite uit de keel
drong, riep hij
„Stijgt spoedig af, mijnheer Monnier het beest
begint moe te worden, en ik
Hij voleindigde nieteen vreeselijke stoot
slingerde hem verweg over de straatsteenen. Op
het oogenblik, dat de toegesnelde Marigné den
ruiter uit het zadel hielp, was Tiber-, die thans
niet meer den last op zijn rug voelde, omhoog
gesprongen, had deu teugel verbroken en Urban
ver van zich afgesliugerd. Deze lag daar, naar
het scheen levenloos, met eene gapende wonde
aan het hoofd, uit welke het bloed stroomde.
Enkele oogenblikken verliepen, eer de million-
noir zijne redders, Jean en Kerdren, hei kende.
Toen ontwrong een schreeuw van angst zijne
borst en op den weg knielend, beproefde hij, h-1
naar het scheen levenlooze lichaam van* zijn
„Kerdren, mijn lieve Urban 1" zeide mijnheer
Monnier, „zeg mij toch, dat gij in 't leven zult
blijven 1"
De gewonde wierp een verwonderden blik op
de drie personen, welke om hem heenstonden en
toen hij de dankbaarheid en deelneming, welke
zich in aller oogen afspiegelde, gewaar weid,
fluisterde hij zacht:
„Ja, ik zal het beproeven."
De millionnair uitte den wensch, Urban in zijn
paleis te laten brengen, maar Jean ried hem dat
af.
Stelt u gerust," zeide hij, „binnen acht dagen
zult u hem wederzien. Ik en Barbesius zullen
liem verplegen. God zij dank, dat u gered zijt 1"
Om den gewonde geene smarten te veroorza
ken, reed het rijtuig heel langzaam naar de stad
toen hij aan het Monniersche paleis was aangeko
men, steeg de millionnair uit.
„Mijnheer Marigné," zeide hij bij het uit
stijgen, „ik betreur het geenszins, dat ik ook
hier weer uw schuldenaar moet blijven. Voor
eenige dagen hebt gij mijne nicht gered heden
vertrouw ik u Urban Kerdren als mijn aange
nomen zoon toe."
Een blik van Urban bedankte den millionnair
voor deze warme woorden, een tweede viel op Na
thalie. Het moedige meisje had in 't oogenblik van
gevaar hare tegenwoordigheid van geest niet ver
loren maar thans nam de vrouwelijke zwakte de
overhand twee groote tranen biggelde op de blee-
ke wangen en om ze te verbergen bracht Nathalie
hel bouquet voor haar gelaat, hetwelk zij op hun
uitstapje geplukt had. Mijnheer Monnier had ech
ter deze tranen opgemerkt; aanvankelijk was hij
een weinig verwonderdtoen kwam plotseling
eene geduchte hem op, welke hem de ware
toedracht der zaak vermoeden lietook las men
in zijne oogen, dat deze geduchleo door een
grootmoedig besluit gevolgd werden.
(Wordt vervolgd.)