Nummer 56.
Donderdag 19 Juli 1900.
23e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
De Zuid-Aftikaansche oorlog
AKT00N TIELEN,
IN DE KLEM.
feuilleton.
De valsche Baron.
Uitgever:
Bekendmaking.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a t er d a g a v o n d.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertkntikn 1'7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal te-i.« ng opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voord'eelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
STAAT van brieven, geadresseerd aan onbe
kenden.
Verzonden gedurende de le helft van Juli.
Briefkaarten.
Firma Kneppers Co. Hengeloo G.
Jan Marks, Antwerpen.
m
■■■'IT'1
't Begint er voor Engeland in Z.-Afrika
weer volstrekt niet rooskleurig uit te zien,
ook nadat „de militaire wandeling naar
Pretoria* ruim een maand lang een vol
dongen feit is.
Al» een verrassend zoeklicht kwam bij
Nitralsnek de zegepraal der Boeren over
het slagveld heenstrijken, om den werkelijken
toestand bloot te leggen.
Op nog geen vijf uur afstand van 1 retona,
waar de Engelsche overmacht op haar
lauweren rust, vallen de uiteengeslagen
Boeren „met overmacht* aan, en ze behalen
een besliste overwinning.
De versterkingen, door lord Roberts ge
zonden kwamen natuurlijk, op dien korten
afstand nog, te laat.
De Boeren waren, met hun gevangenen,
reeds spoorloos verdwenen.
Zulk een feit teekent
Voeg daarbij een schandalig verwaarloos
den ambulance-dienst, de vreeselijke huik
ziekte, die het Engelsche leger uitmoordt,
de ongeneeselijke kwaal, waaraan Roberts
zou lijden, de vinnige tweespalt, welke
tusschen dezen opperbevelhebber en Kitchener
heerscht, de toenemende verbittering in de
Kaapkolonie, de dagelijks meer klemmende
moeilijkheden, om zulk een legermassi, op
honderden mijlen afstand van haar operatie
basis te fourageeren, dan krijgt men een
niet al te onvolledig denkbeeld van het
wespennest, dat voor Engeland thans
Z.-Afrika heet.
Maar daarbuiten ziet het Britsche wereld
rijk zich niet minder door zwarte wolken
bedreigd.
In China stijgt de crisis ten top, terwijl
Engeland ziqli tot machteloosheid gedoemd
voelt en leentjebuur moet gaan spelen bij
Japan.
In Engelsch-Indië neemt Afghanistan een
weinig goe Is voorspellende houding aan, en
slaan de Afridi's reeds openlijk tot opstand
over.
Drie of vier oorlogen tegelijk dringen
zich aan Groot-Brittannië op.
Zal het Imperium dien stormloop aan
alle kanten zegevierend kunnen doorstaan
£)f zal de ijzeren kolos met gouden hoofd,
doch leemen voeten, neerploffen, nu eenmaal
de steen aan 't rollen is geraakt
Voor ons schijnt, na de jongste gebeur
tenissen, de rechtvaardige zaak der Boeren
nog geenszins verloren.
En tegen alle verwachting in, zou ten
slotte de voorspelling waarheid kunnen
blijken, dat Engeland'» suprematie als kolo
niale grootmacht zichzelve in Z.-Afrika
een graf gedolven heeft.
De mensch wikt, doch God beschikt.
EENE MISLUKTE MISDAAD.
en l/iingstriiatsche Courant,
De Burgemeester der gemeente Waalwijk roept
bij deze op de navolgende miliciens verlofgangers
der lichting van 1899, en behoorende tot het
regiment Grenadiers en Jagers, als:
Aarts, Andreas Gerardus.
Vuuren, van Lammert Hendrik,
om op Zaterdag 21 Juli a. s. des nra. 4 uur zich
bij hun korps te 's Gravenhoge aan te melden.
Waalwijk, 17 Juli 1900.
De Burgemeester vonrnd.,
K. DE VAN DER SCHÜEREN.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk, roept
bii deze op de na te noemen miliciens verlet-
gangers dezer gemeente van de lichtingen van
1897 er. 1896, om op de dagen, plaatsen en uur,
achter ieders naam vermeld onder de wapenen
te komen als
J II Hurkmans, te Geertruidenberg, op 17 Aug.
[1900 voor 4 uur nin.
Idem.
R. de Bout,
F. van Eeten,
F. J. de Graaff,
G. C. Hamers,
M. M. A- Scharabergen
J. C. Dekkers,
J. L. van Grevenbroek,
L. van den Hoven,
C. A. van Schuppen,
C. J. Heeren,
C. van Knik,
H. Mulders,
C. A. van de Yen,
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
idem
J1' F#rVe?meulen, te Breda op 16 Augustus 1900
[voor 4 uur nm.
H. van der Wijk, iuura
Waalwijk, 17 Juli 1900.
De Burgemeester voornd.,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
MILITAIRE BESCHOUWINGEN.
Luitenant-kolonel C. de Wit schrijft aan de
„N. R. Ct."
Zoo langzamerhand komen wij tot de over
tuiging, dat op 11 Juli de Engelschen om
Pie'oria van verschillende zijden door de
Boeren zijn aangevallen, en dat de telegrammen
van Roberts wel waarheid, maar niet de
geheele waarheid bevatten omtrent de krijgs-
gebeurtenissen van dien dag. Bij Nitralsnek
(een pas of nek in de Magaliesbergen), leden
de Engelschen een besliste nederlaag, en
niettegenstaande den betrekkelijk korten af
stand van Pretoria, 28 K.M. of ongeveer
zes uur gaans, kwam de versterking te laat
hoewel het gevecht den geheelen dag duurde.
Op dezen zelfden dag, toen ten westen
van de Tiansvaalsche hoofdstad de strijd
ten gunste der Boeren werd beslist, traden
dezen ook ten noorden aanvallend op en
hoewel de oorlogskans hun hier minder gunstig
was, zoo leden de Engelschen toch zware
verliezen en moesten zij op hun steunpunten
terugtrekken.
Ook bij Krugersdorp, ongeveer 55 K.M.
ten zuidwesten van Pretoria, had op dien
dag een gevecht plaatsgeneraal—majoor
Smith—Dorrien (19e brigade, 9e divisie)
baacht den Boeren zware verliezen toe, maar
wie behaalde de overwinning? Mij dunkt
dat, als de Boeren verslagen waren, Roberts
dit wel zoude hebben vermeld, immers ook
bij Nitralsnek leden de Boereu zwate ver
liezen.
In het oosten heeft Bulier de Boeren ver
dreven bij Paardekraal, doch ook bij Stan-
dorton en Greylingstad hebben zij het op
den spooiwcg gemunt, en wij worden hoe
langer hoe meer bevestigd in ons reeds
vroeger geuit vermoeden, dat Buller de
handen vol zoude hebben om met de troe
penmacht, die hij tot zijn beschikking heeft,
den spoorweg JohannesburgCharlestown,
ongeveer 225 K.M., te bewaken.
Zooals de zakeu op het oogenblik staan,
moet Roberts alle krachten inspannen om
zich staande te houden te Pretoria, waar hij
van alle kanteu door de Boeren won't aan
gevallen. Op Buller kan hij niet rekenen,
zoodat, wil hij de Boeren uit het Magalics—
gebergte verdrijven, hem niet veel overblijft
dan versterking uit den Oranje Vrijstaat te
halen, he'geen Steyn en de Wet zeker niet
ongevallig zoude zijn.
Trouwens het blijkt nu dat deze nog altijd
niet ingesloten zijn, zij raanoeuvreeren
steeds in zuidelijke richting, en het komt
mij zeer waarschijnlijk voor. dat dit het
gevolg is van een wel overlegd plan, dat
Botha en de Wet iD overeenstemming handelen
on dat de laatste zooveel mogelijk vijanden
in den Vrijstaat vasthoudt, ten einde den
eerste gelegenheid te geven om en bij
Pretoria voordeelen te behalen.
Wij hebben het altijd een gewaagde onder
neming van Roberts gevonden om over de Vaal
te trekken voordat de Vrijstaters, die het veld
hielden en nu nog houden, ten oosten van
den spoorweg BloemfonteinPretoria en ten
uoorden van de lijn Bloemfontein Thabar.
chu Ladybrand geheel overwonnen en ver-
l6)' ZESDE HOOFDSTUK.
De commissaris omhelsde zijne kleine vrouw,
stapte iu een rijtuig en gaf den koetsier het
adres van het Monnicrsche paleis op.
Toen de commissaris in het paleis trad, stegen
de rechter van instructie, de vertegenwoordiger
van den Staatsprocureur en de heer Naiade,
een agent van de perfectuur. de trappen op. Zij
wilden vooral, eer zij liet dienstpersoneel een
vei hoor deden ondergaan, het tooneel der mis
daad onderzoeken. Van het personeel des huizes
stonden eenigen op de binnenplaats, anderen in
de voorkamer en wisselden met verstoorde gelaats
trekken over de verschrikkelijke gebeurtenis van
den afgeloopen nacht hunne gedachten. Peter
scheen ten prooi aan een grenzelooze smartvan
tijd tot tijd richtte Germain troostwoorden tot
hem, maar de oude dienaar scheen daarvoor doof
te zijn en herhaalde altijd weder dezelfde woor
den „Mijn meester, mijn armen, dierbaren
meester -1'
De gerechtspersonen doorschreden kort daarop
de groote salon Peter, die hen voorging, deed
zich de grootste moeite, om zich van zijne taak
naar behooren te kwijten. De grootste orde
beerschte in de zaal. Vier stoelen, die voor den
schoorsteen stonden, lieten vermoeden, dat den
avord te voren vier personen hier verzameld
waren geweest Gecorrigeerde proeven en eene
menigte van gravuren lieten over het onderwerp,
dat tusschen Monnier en zijne vrienden behan
deld wus geworden, geen twijfel over.
Aan deze groote zaal grensde de werkkamer
van den heer Monnier; ook in dezelve viel den
blik op niets ongewoons. De werktafel was over
laden met beschrevene bladen en eene menigte
kunstvoorwerpen de wanorde, die daaronder
heerschtc was geene opvallende, maar dezulke,
zooals het de geleerden eigen is. Geen spoor
van een of andere stoornis, zooals de hand van
een misdadiger ze te voorschijn roept, was ergens
te zien.
Ook de ijzeren brandkast, waarin de milliou-
nair zijne papieren van waarde bewaarde, was
niet aangeraakt. Van de werkkamer kwamen
de mannen van het gerecht in de sluapkamer.
Toen de gerechtspersonen den drempel over
schreden, konden zij een gevoel van medelijden
en van schrik niet onderdrukken bij de gedach
te, dat het slachtoffer, tegenover hetwelk zij zich
het volgende oogenblik zouden bevinden, een van
die menschen was, wiens maatschappelijke positie
en onmetelijk vermogen door een ieder benijd
werden. Een tweede gedachte knoopte zich aan
dc eerste vast, namelijk deze, dat de ongelukkige
door den dood verrast was, zonder op dezelve
vcorbereid te zijn. Overigens was ook in deze
kamer, evenmin als in die daarnaast, geen enk» 1
meubel van zijne plaats verdwenen. Tevergeefs
zou men in het paleis van Monnier die wanor
de gezocht hebben, welke men anders bij een
moord gewoon is le vinden, en welks bijzonder
heden bij romanschrijvers, die het enkel daarop
aanleggen, ontzettende tooneelen te beschrijven
bij de schildering van eene misdaad, zoo gelegen
komt. Geen meubel was omgeworpen geen
bloemenvaas lag gebroken op den vloer; op den
schoorsteenmantel, in eene Japansche Onyxschaal
lagen verschillende kostbare kleinoodiën van den
millionnair onaangeroerd zijn horlogie, zijne
manchetknoopen en een ring met een enkelen
kostbaren briljant van eene buitengewoon zeld
zame grootte, alles lag duar nog, zoodat bel
duidelijk bleek, dat niet diefstal de drijfveer tot
de misdaad was geweest.
De gerechtspersonen naderden het bed, terwijl
de oude Peter de gordijnen terugschoot Een
blik op het lijk van deD millionnair was vol
doende, om de heeren duidelijk te maken, dat
de dood op hetzelfde oogenblik was gevolgd,
toen de misdadige hand van den moordenaar
den stoot in het hart had toegebracht. Mijnheer
Monnier, in den slaap door het moordend staal
getroffen, was opgeschrikt en zijne oogen, buiten
gewoon wijd geopend, waren nog van den onein-
digen schrik vervuld, die hij bij het zien van
zijn moordenaar ondervonden moest hebben.
„Ik heb reeds menig lijk gezien/ verbrak de
rechter van instructie de alomheerschende stilte
„maar nooit heb ik eene uitdrukking gezien als
bij deze hier. De schrik, die het slachtoffer
voor zijn moordenaar heeft ondervonden, is hie
klaarblijkelijk grooter dan de geledene smart
het oog staart strak op het gelaat van den moor
denaar, dat zich op gelijke hoogte met het zijne
bevonden moet hebben. Men zou meenen, dat
het hem thans nog aanstaart/
Inderdaad kwam bij iemand, bij het zieD van
de oogen des millionnairs, onwillekeurig de ge
dachte op, of er misschien nog geen leven in dit
lichaam woonde. De dood h»d hem zoo plotse
ling, zoo oogenblikkelijk weggerukt, dat zijn
gelaat door den doodstrijd niet in het minst
verwrongen was geworden. Een vreeselijke angst
en een onnoembaar verdriet lagen daarop uitge
drukt ja, de rechter van instructie had gelijk,
toen hij zeide, dat den blik van dezen doode
niet in het minst overeenkwam met die van an
dere slachtoffers.
„Wonderlijk, wonderlijk 1* mompelde de com
missaris van politie, „zonder twijfel zullen wij
met de nasporingen van dit geval op groote hin
dernissen stoeten.
„Weet gij, waar uw meester zijne sleutels be
waarde vroeg de onderzoekingsrechter aan den
dienaar Peter.
„Mijn meester legde ze eiker, avond in deze
cassette,' antwoordde de kamerdienaar.
De gerechtspersoon opende de aangeduide
cassette en vond de opgave van Peter bevestig1
Deze, die eenige der 'sleutels kende, kwam dt
ambtenaar te hulp. „De zilveren sleutel," zeide
hij, „opent de secretaire; die gouden eene schuif
lade van de schrijftafelden ijzeren echter kaü
alleen hij met goed gevolg gebruiken, die de
constructie van het slot secuur kent.»
,I)e fabrikant, die de geldkast geleverd hee't
zal ons het geheim wel kunnen aangeven/ be
weerde de onderzoekingsrechter. Terwijl de laat
ste de secretaire opende, om na te zien of er zich
soms stukken van waurde in bevonden, verscheen
dokter Rolland.
Hij schreed rechtstreeks naar het bed en zijn
eerste woord was„Waarachtig, nog bij geen
doode heb ik een gelaat gezien, dat met dit maar
in de verste verte vergeleken kan worden. Dien
blik jaagt iemand tegelijkertijd vrees, afgrijzen
en ontzetting in: het oog staart voor zich uit,
alsof het den moordenaar thans nog aankeek
De overgang van het leven tot de dood had blik
semsnel plaatsneen, het kan niet anders zijn
slrooid waren, en wij kunnen het onover—
schrokken, wij zouden haast zeggen roekeloos,
doormarcheeren naar Pretoria alleen toe
schrijven aan de hoop, dat alle verzet zoude
worden opgegeven zoodra de Britsche vlag
in deze stad wapperde.
Aanvankelijk bestond er dan ook vrees,
dat dit werkelijk het geval zoude zijn, maar
langzamerhand verandert de toestand en wij
blijven steeds het gevoelen toegedaan, dat
het den Engelschen niet zal gelukken den
Boeren hunne vrijheid te ontrooven, als deze
eensgezind blijven en den moed niet op
geven.
De Britsche leeuw heeft de pooten te ver
van elkander gezet om kracht uit te oefenen;
de voorpooten in Pretoria en Standerton, de
achterpooten in Bloemfontein en Bethlehem.
Elke poot heeft nu moeite om zich staande
te houden en er is geen sprake van ze tot
het nemen van een krachtigen sprong te
verzamelen.
Wanneer wij lezen van geruchten omtrent
oneenigheid tusschen Roberts en Kitchener,
dan komt ons dit volstrekt niet onwaar
schijnlijk voor; de wijze van opereeren van
den opperbevelhebber is zoo geheel in strijd
met de beginselen volgens welke zijn chef
van den staf in Soedan is opgetreden, dat
het niet is aan te nemen dat hier eenstem
migheid tusschen beid n besraat.
De overwinning bij Omdoerman werd zon
der moeite behaald, de moderne vuurwape
nen hadden spoedig afgerekend met de
gesloten massa's der Derwisjen, die als een
levende schijf voorwaarts stormden, maar de
grootste verdienste van Kitchener was hierin
gelegen dat hij ziju leger volkomen gevechts-
waardig voor den vijand wist te brengen
deze taak heeft hij op een boven allen lof
verheven wijze volbracht. Zonder zich in het
minst van zijn stuk le laten brengen door
telegrammen uit Engeland, waarin tot spoed
werd aangemaand, is hij stap voor stap
langzaam maar zeker vooruitgegaan, om ein
delijk het Mahdisme voor goed te vernic—
tigen.
Een dergelijke wijze van handelen was,
naar mijne meeuing, ook voorgeschreven toen
Bloemfontein bereikt was, en wij kunnen het
denkbeeld niet van ons schuiven, dat toen
oneenigheid is ontstaan in het hoofdkwartier
Ten mins'e kort daarop is Kitchener naar
het zuiden vertrokken en belast met de zorg
voor de veiligheid van de operatielijn.
Hoe het zij, het gemis aan overeenstem
ming tusschen twee personen, van wie men
moest kunnen getuigen, dat zij hebben „zwei
Seelen und ein Gedankec, komt den Boeren
ten goede, misschien nog meer dau de
verwikkelingen in China.
Wij constateeren uit de verschillende be
lichten een krachtig offensief optreden dei
Boeren, en kunnen eiken dag belangrijke
de moordenaar is binnengetreden hij is recht
op het bed toegetreden en heelt hem in koelen
bloede een enkelen stoof, toegebracht. Hij heeft
zich recht tegenover zijn slachtoffer geplaatst
het bovenlichaam van den heer Monnier was niet
toegedekt, zoodat de ellendeling niet eens uoodig
had, de beschermende dekens van de borst te
verwijderen. Hij heeft den arm opgeheven en
het moordwapen tot aan den hecht in het hart
van zijn slachtoffer geplolt, slechts eens heeft
dc doodelijk getroffene de oogen opgeslagen,
slechts één zucht heeft hij geloosd, to<-n was lnj
dood 1 Geen kreet heeft hij geslaakt, toen de
dolk uit de wonde teruggetrokken werd, is hij
door geen bloedstraal gevolgd geworden, niet de
gerii.gste worsteling heeft er pluats gehud,
waarlijk, de snelheid, waarmede deze ontzettende
daad is volbracht, is in zekeren zin nog verschrik
kelijker en gruwzamer, als dat de dood door
eene geweldige worsteling was voorafgegaan en
er stroomen bloed9 gevloeid hadden. De dood
strijd heeft nauwelijks eenige seconden geduurd.'
„En dan," voegde de rechter van onderzoek
erbij; „is ook aan te nemen, dat de schuldige,
die in zoo koelen bloede het moordend staal han
teerde, alle maatregelen heeft genomen om niet
ontdekt te worden.»
„Ik veroorloof mij, den heer rrchler op te mer
ken/ zeide Nazade, .dat juist deze voorzorgs
maatregelen gewoonlijk tot de ontdekking van
den schuldige voeren.»
,lk ben van meéhing/ zeide de commissaris
Reynaud, „dut dit de eerste misdaad niet is van
den gene, dien wij zoeken.»
Op dit oogenblik legde de vertegenwoordiger
van den Procureur-Generaal een groot, met zwar
te zegels voorziene couvert op de tufel. .Hieris
het testament van den heer Monnier/ zeide hij.
„te gelegenet tijd zullen wij hiervan kennis ne
men. Het noodzakelijkste, wat wij thans te doen
hebben, is naar mijne meening, d»t wij van alles
een proces-verbaal opmaken tot dat doel zullen
wij terstond hooren, wat mijnheer Rolland over
deze zaak te zeggen heelt."
De dokter was aan het lied blijven staan, nog
altijd verdiept in de starende oogen van den
verslagene. De uitdrukking van dat gelaat was
voor den praktizijn eeD raadsel; hij vond daarin
iets geheel buitengewoonsiets, dat hij niet met
naam kon noemen, dat hij nog nooit aangetrof-
berichtcn ontvangen, laat ons hopen dat zij
gunstig zullen zijn Misschien, dat wij dan
ook nader worden ingelicht omtrent een
gevecht waaromtrent uil Machadodorp wordt
bericht, en dat ten nadeele der Engelschen
heet te zijn uitgevallen.
De correspondent van de „Standard" te
Pretoria geeft vau het gevecht bij Nitralsnek
de volgende voorstelling
Deze pas was bezet door een Engelsche
afdeeling met vier kanonnen en beslaande
uit. twee compagnieën Lincolnshires en een
eskadron Scots Greys. Een soortgelijke
Engelsche afdeeling met twee kanonnen hield
een kopje in de nabijheid van den straatweg
bezet dat kopje was omringd door hoogere,
welke 's nachts door de Boeren bezet werden.
Woensdagochtend vielen de Boeren het door
de Engelschen bezette kopje aan met vier
kanonnen en een pom-pom, waarmede zij
ook den pas beschoten, zoodat de Engelsche
stelling aldaar 's avonds onhoudbaar bleek.
De Engelschen trokken toen terug, maar die
op hel kopje bleven er. 's Middags van den
volgenden dag kwamen 70(1 Scottisch Borde
rers, door Roberts gezonden, opdagen. Zij
waren niet in staat geweest, Nitralsnek nog
denzelfden dag te bereiken. Deze ontzet—
lings-atdeeling slaagde cr in, de Engelschen
in den pas en ook twee kanonnen te redden,
maar de bezetting van het kopje werd ten
laatste genoodzaakt, zich over te geven, na
geweldige verliezen geleden te hebben.
Denzelfden dag had het gevecht te Der
depoort plaats. Een Boer verwittigde den
kolonel der dragonders, Lowe, dat tien Boeren
zijn hoeve bezet hadden. De Engelschen
poogden toen deze te omsingelen, maar toen
de huzaren met twee kanonnen de boer-derij
naderden, vonden zij duizend Boeren met
vier Va-onnen verschanst in de omliggende
kopjes, onder aanvoering van Grobler. De
voorste Boeren hadden helmhoeden op en
khaki-pakjes aan, zoodat de Eugelschen hen
voor kameraden hielden. De Boeren lieten
de Engelschen tot op 400 el nabijkomen, en
openden toen eerst het vuur. Tal van En
gelschen vielen en de paarden gingen op
hol, maar de dragonders met behulp van de
huzaren slaagden er in, naar Wonderboom
te ontsnappen, niet zonder dooden, gewonden
en gevangenen verloren te hebben.
Het Engelschen ministerie van Oorlog
maakt een lijst openbaar ran al de officieel
gemelde Engelsche vei liezen van 20 October
1899 tot 7 Juli 1900. Ofschoon onze lezers
weten dat deze officieele opgaven wel tame
lijk ver van de waarheid af zuilen zijn, dee-
len wij de uitkomsten van die opsomming
hier toch mede. Gesneuveld 255 officiereu
eD 2411 minderen; gewond 906 officiereu en
11,365 minderen (daarvan zijn er 70, resp.
625 aan hun wonden overleden). Vermist en
gevangen 240 officieren en 5977 man (daar-
fen had. Waarom gevoelde hij zich door de be
weeg looze oogen van den vermoorde zoo aange
trokken? Hij kon het zichzelve niet verklaren,
want juist in den blik van dat oog lag voor hem
liet geheim. Eensklaps wendde hij zich tot de
gerechtspersonen en sprak
„Mijne heeren, ik sta er op, dut er een portret
van den doode wordt genomen, en wel niet na
verloop var. drie of vier uren, maar oogenblik
kelijk er is geene minuut te verliezen.»
Terstond gaf de rechter van instructie aan Pe
ter den bediende een bevel. De laatste verwij
derde zich, maar kwam na verloop van eenige
minuten weer terug en meldde den rechter, dat
hij zijn bevel had volbracht.
Een kwartier later hoorde men in de werkka
mer van Monnier, in welke zich het gerecht had
teruggetrokken, niets anders als de eentonige
stem van den rechter, die het proces verbaal dic
teerde, en het gekras der pennen, welke, door de
anderen gevoerd, over het papier gleden. Toen
de akten-stukken geschreven en ond,-.rteekend
waren, ging de dokter in dc kuroei van den doo
de, teiwijl de rechters zich gereed maakte het
dienstpersoneel te ondervragen.
Peter werd het eerst geroepen.
„Wat is er gisteravond voorgcvullen vroeg
de rechter van instructie.
„Niets buitengewoons; mijn meester heeft met
mijnheer Emil van llaudra het avondmaal ge
bruikt. Laatstgenoemde ging om 9 uur, zooals
gewoonlijk, waar de club. Kort daarop kwam
mijnheer Kerdren, den secretaris van mijnheer
Monnier, en den heer Marigné, die belast ia met
dc vervaardiging der illustraties van liet boek,
dat mijn meester wilde uitgeven. Deze drie
heeren hebben tezamen gewei kt en gepraat tot
11 uur..., en heb toen de lie«ren lot aan de
deur uitgeleide gedaan en ben naar boven gegaan.»
„In welke stemming bevond zich mijnheer
Monnier?»
„Hij was zeer opgeruimd en heel vriendelijk
voor de jonge mannen, die hij hoogschatte en
van wien hij veel hield. Ik deed toen liet noo-
dige in de slaapkamer van mijnheer en zette een
glas water op het kleine tafeltje; mijnheer Mon
nier legde zich toen te bed en opende een boek,
dut de heer Marigné voor hem had medegebracht
daarop heb ik hem verlaten."
(Wordt vervolgd.)