Nummer 56. Zondag 22 Juli 1900. 23e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. AIT00N TIELEN, De valsche Baron. Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. Tramwegen in Noord-Brabant. FEUILLETON. Zoo ging hij teu gronde. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavo 11 d. A b o n n e in e n t s p r ij s per 3 maanden 1 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den W A A L W IJ K. Advkutentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal tiratsin g opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. «fJ Aan het verslag der Commissie van Rap porteurs omtrent de onderwerpelijke aangelegenheid, ontleenen wij het volgende Aan de Staten van Noord-Brabant: Dit belangrijk onderwerp is in Uwe af- deeliugen met zorg overwogen over de ge houden besprekingen is het volgende te raPScliierrzonder uitzondering werd met HH. Gedeputeerde Staten de wenschelijkheid ge voeld der verkrijging van verordeningen, die beletten kunnen, dat publiekrechtelijke lichamen, die over het al of niet verleenen van concessiën beslissen, door ondoelmatige bepalingen belangrijke tramwegverbindingen kunnen tegenhouden, zoo zelfs, dat de be heerder over enkele meters openbare weg lekte het totstandkomen eener groote lijn uit° kortzichtige overweging zou kunnen verhinderen. Werden door ongewenschte besluiten van beheerders van openbare wegen slechts hun eigen belangen geschaad, dan zou er zeker weinig reden tot tusschenbeidetreding zijn maar, waar tevens de belangen van vele anderen, alzoo algemeene belangen, kunnen worden benadeel'!, daar achtte men vrij al gemeen het beramen van middelen van redres zeer gewenscht. Maar de regelen, waarnaar getracht mag worden dit doel te bereiken, zijn volgens veler meening op dit oogenblik niet geheel die, welke in dit ontwerp worden voorge steld alleen van twee afdeelingen kwamen daartegen geen bezwaren in. De noodzakelijkheid, om in deze materie meer dan gewone omzichtigheid te betrach ten, werd in eeue afdeeling op den voor grond gesteld. Indien toch, zoo werd daar gezegd, dit ontwerp-besluit zou worden aangenomen, dan ware de eerste stap gezet in eene richting, waarin zich de provinciale verordeningen van Noord-Brabant nog niet hebben bewo gen er zou gemaakt worden een begin met ^eiozfobepalingen aan publiekrechtelijke be sturen, waar wij tot heden slechts door ne/bodebe.palingen regelend optraden. Nog daargelaten de vraag, of dit rechtens zou zijn geoorloofd, mag die kant van het vraag stuk wel goed onder de oogen worden ge nomen. Te meer, nu die quaes!ie op den voorgrond treedt bij de behandeling van een voorstel, waarin men meende te zien eene gelegenheids wet, in de voordracht waarvan op zich zelf reeds iets minder aanbevelens waardigs is gelegen. Tegen deze opmerkingen werd van an dere zijde aangevoerd, dat deze voordracht geen gelcgenheidswet genoemd mag worden, omdat toch eerst de noodzakelijkheid eener verordening blijken moet, voordat ernstig aan de invoering kan worden gedacht; en ook dat de quaestie der al of niet geoor loofdheid eerst uitgemaakt zal kunnen wor den door de aanbieding ter Koninklijke goedkeuring. Nog was bij de eerstbedoelde leden de vraag gerezen, wat in andere provinciën omtrent deze aangelegenheid is verordend men betreurde het, dat de, ook in andere opzichten niet zeer volledige, memorie van toelichting hieromtrent het stilzwijgen be waarde. Op grond van bovenstaande opmerkingen en bezwaren, welke hoofdzakelijk van juri— dieken aard zijn, oordeelden deze leden, dat een omweg van dit ontwerp langs de be- EENE MISLUKTE MISDAAD. bestaande commissie tot herziening der pro vinciale reglementen, waarin meerdere rechts kundige leden dezer vergadering zitting heb ben, aan eeue volledige voorbereiding niet zou hebben geschaad. Ook in eene andere afdeeling meende men algemeen, hoe verlangend men ook was om belemmeringen in de uitbreiding van bet tram wegverkeer zoo spoedig mogelijk te verwijderen, dat vooral voor den provincia len wetgever deze taak een doornig pad zou blijken te zijn. Daar meende men zelfs, dat dit ontwerp zijn doel voorbij zou streven; het zou op de eene plaats belemmeringen opheffen, maar daarentegen op eeue andere plaats, d.i. voor meerdere andere wegen, nieuwe hinderpalen stellen. De volgende overwegingen leidden tot die vrees. In onze provincie bestaan openbare wegen, liggende op het grondgebied van 2 gemeen ten, maar welke wegen slechts door eene dier beide gemeenten worden beheerd en enkel en alleen op kosten dier eene gemeen te worden onderhouden. Die onderhoudsplichtige gemeente, die alleen alle lasten draagt, zou dan ook die lusten van den weg moeten kunnen hebben, die linnen de beslemming van den weg als verkeersmiddel liggen. Dat oordeelde men billijk en rechtmatig trouwens de andere gemeente profiteert daar van mede. Wanneer nu voor die altijddurend onder houdsplichtigs Gemeente de gelegenheid openkomt om op haren weg eene trnmvev- binding te verkrijgen en de andere der hier bedoelde 2 gemeenten, welke slechts de lus ten kent en geen lasten draagt, deze tram lijn om redenen, strijdig met het algemeen belang, zou willen tegenstaan, dan zou het naar het oordeel dezer leden zeer te betreu ren zijn, dat de trainwegwerende gemeente zich voor haar doel zou kunnen beroepen op eenige provinciale verordening. Tot heden kan zij dat nietwerd echter dit ontwerp wet, dan kon zij 't in de toe komst wel En wel om de woorden, voorkomende in den aanhef van het ontwerp „onverminderc de vergunningen van den eigenaar" deze woorden «van den eigenaar" moeten naar liet eenparig oordeel der leden dier afdeeling vervallen, wil men niet geheel incidenteel, met het doel om op de eene plaats tram- weglijnen te krijgen, op eeue andere plaats tramlijnen tegenhouden. De hier bedoelde afdeeling bleek in hare meening niet alleen te staar. Ook in eene andere afdeeling kwam men tot eenzelfde besluit, in wederom eene andere afdeeling werd die meening niet weersproken en in nog eene andere afdeeling aangenomen, ter wijl ook eene bij dit rapport afgedrukte nota van een rechtskundig lid der laatstbe doelde afdeeling zich niet waagt aan eene versterking van rechten, die willekeur in de hand zoude kunnen werken. Behalve nu, dat de wensch geuit werd de woorden „van den eigenaar" te schrappen, weiden in de afdeelingen nog de volgende opmerkingen omtrent de samenstelling van het ontwerp-besluit gemaakt. In meerdere afdeelingen wees men op de noodzakelijkheid van het stellen van een termijn, waarbinnen het beroep op Gedepu teerde Staten zou kunnen geschieden. In eene afdeeling werd eene nota overlegd, welke aan den voet van dit rapport is (was) afgedrukt. In eene andere afdeeling werd aangemerkt, dat in den 6den regel van pagina 3, achter het woord „leggen" de woorden „en het onderhoud" moesten worden toegevoegd en op den tweeden regel, dezelfde bladzijde, voor het woord „beheerder" "publiekrechte lijke" ontbrak. Uwe Commissie van rapporteurs, na over weging ran het ontwerp van HII. Gedepu teerde Staten, zoowel in zijne strekking als in zijne samenstelling, heeft de eer het vol gende als haar gevoelen kenbaar te maken. Vooraf moge de mededeeling gaan, dat bij het nagaan van de wegen-reglementen van andere provinciën, zij nergens soortge lijke gebodsbepalingen, als hier worden voor gesteld, heeft kunnen ontdekken. Uwe commissie, algemeen de wenschelijk heid beamende van het beramen van regelen, die storingen in de uitbreiding van het tramwegnet door ondoelmatige besluiten van publiekrechtelijke besturen kunnen voorko men, zou eenstemmig de voorkeur geven, ter vermijding der bezwaren in de afdeelin gen ontwikkeld en in hoofdzaak door haar beaamd, aan eene regeling bij algemeene wet. Liever dan nu oen ontwerp te behande len, dat zich op een nieuw terrein van pro vinciale wetgeving begeeft en waaraan eene meer uitgebreide voorbereiding niet schaden kan, stelt zij aan Uwe Vergadering voor „Het ontwerp-besluit tot wijziging van „art. 14 van het provinciaal reglement van HET LEGAAT. „politie op het gebruik der openbare wegen „niet vast te stellen, maar aan Heeren Ge deputeerde Staten te verzoeken, om, ter „bevordering van het beoogde doel, op de „hun meest geschikt en passend voorkomen de wijze, naar de voornemens, die bij de „Regeering omtrent dit onderwerp zouden „kunnen bestaan, zoo mogelijk te willen „informeeren en desgeraden van de eventu eel ontvangen inlichtingen in de a.s. na jaarsvergadering mededeeling te willen „doen." Mocht echter Uwe Vergadering eene ande re meening zijn toegedaan, en, de voorge dragen regeling van HH. Gedeputeerde Sta ten in beginsel goedkeurende, willen over gaan tot behandeling van het ontwerp-be sluit in zijne onderdeelen en in zijn geheel, dan adviseert Uwe Commissie eenparig tot de volgende wijzigingen a. weg te laten de woordan „van den eigenaar en" in den eersten regel van het besluit en dien regel dus te lezen onver minderd de vergunning. Uwe Commissie meent, dat die woorden kunnen worden gemist, omdat de rechten van den eigenaar op andere wetten berus ten, en zij bij deze gelegenheid incidenteel noch verzwakt, noch versterkt behooren te worden. b. In den eersten regel van de 2de pa ragraaf van het besluit toe te voegen ach ter 't woordje „de," „door Gedeputeerde Staten Deze toevoeging is, ter vermijding van onduidelijkheid, noodzakelijk. c. In de derde paragraaf toe te voegen achter het woordje „belanghebbende" in den 3den regel, de woorden „gedurende den tijd van dertig dager.." d En in de 6de paragraaf, achter het woord „leggen" in den 2den regel, inlas— schen de woorden „en het onderhoud". De toevoeging van het woord „publiek rechtelijke" voor „beheerder" in den 2den regel der 5de paragraaf acht uwe Commis sie onnoodig. Aldus gerapporteerd, enz. Hij was een flinke jongen, met een vlug verstand en een gouden hart. Hij wilde schoenmaker worden en zijn vader plaatste hem bij een meester in de stad. Die meester was een man zoo goed als ui liaiiffstraalsche Courant, De burgemeester der gemeente Waalwijk, roept bij deze op de na te noemen miliciens verlol- gangers dezer gemeente van de lichtingen van 1897 er. 1S9G, om op de dagen, plaatsen en uur, achter ieders naam vermeld onder de wapenen te komen als: J H. Hurkraans, ie Geertrnidenberg, op 17 Aug. [1900 voor 4 uur nu, R. de Bont, Idem. F. van Eeten, idem F. J. de Graaft', idem G. C. Hamers, idem M. M. A- Schambergen idem J. C. Dekker», idem J. L. van Grevenbroek, idem L. van den Hoven, idem C. A. van Scbuppen, idem C. J. Heeren, idem C. van Kuilt, idem H. Mulders, ?dem C. A. van de Ven, idem M. Verhagen, idem J F. Vermeulen, te Breda op 'lb Augustus 1900 [voor 4 uur nm. H. van der Wijk, idem Waalwijk, 17 Juli 1900. De Burgemeester voornd., K. DE VAN DER SCHUEREN. l6)' ZESDE HOOFDSTUK. .Hebt gij het bericht van zijne vermoording in het paleis bekend gemaakt? .Ja, mijnheer de rechter; mijn meester was ge woon vroeg op te staan en ik betrad zijne ka mer nooit voor hij mij geroepen had. loen ik echter bemerkte, dat het gewone uur reeds lang verstreken was. verstoutte ik mij, eerst de deur van de werkkamer, toen die van de slaapkamer te openen. Ik schoof de bedgordijnen terzijde en hoewel ik den omvang van het ons toegebrachte ongeluk niet geheel en al vermoedde, maakte toch de bleekheid van mijn meester, wiens ge laat ik niet onderscheiden kon, een zonderlingen indruk op mij. Ik schoofde raamgordijnen open en keek hem opnieuw aan de schrik deed mij een tijd lang verstomd staan." „Het onmogelijke was geschied ik zag het met eigen oogen, en toch kon ik het niet gelooven, zoozeer was mijn hart verschrikt en mijn geest beneveld. Ik liep naar buiten, riep het geheele dienstpersoneel, vroeg aan ieder, maar niemand had ook maar het geringste gerucht gehoord. Daarbij was er niets gestolen, waarvan wij ons gemakkelijk overtuigden, nadat wij de slaapka mer en de beide aangrenzende kamers onderzocht hadden. Alle» stond nog op dezelfde plaats zoo als ik ze gisterenavond verlaten had.' ,Wcet gij bijgeval, of mijnheer Monnier per soonlijke vijanden had?" .Integendeel, iedereen beminde en vereerde hem," antwoordde Peter; „hij betaalde ons met «ene vrijgevigheid, die haars gelijke niet heeft. Geen ongelukkige klopte aan zijne deur zonder troost en hulp te vinden. Wie had hij alzoo tot vijand kunnen hebben?' 'De rechter van instructie legde de hand aan het voorhoofd en scheen over iets na te den— .Niemand begaat eene misdaad, wanneer hij er geen direct belang bij heeft,' zeide hij toen; .het moet bepaald iemand zijn, wien de dood van den heer Monnier vrijer, rijker, gelukkiger maken kon I' De commissaris boog zich naar den rechter van instructie en duisterde hem eenige woorden in het oor. Deze gaf met het hoofd een bevestigend teeken en, opnieuw zich tot den kamerdienaar wendende, ging hij met het verhoor voort. «Gij hebt zooeven van mijnheer van llaudra gesproken.' «Ja, hij is de neef van mijn meester, en waar schijnlijk de erfgenaam van zijn onmetelijk ver mogen." Wanneer heeft hij het paleis verlaten Omstreeks 9 uur 's avonds; dat is zoo zijne gewoonte." «Wanneer is hij teruggekeerd?" «Om twaalf uur; toen ik de trappen afkwam kwam hij er op en bega! zich naar zijne ka mer.' Hoe komt het, dat mijnheer van Ilandra niet hier is. Weet hij nog iets vun het ongeluk, dat heiu getrolïen heeft Slijn dienst brengt mij niet met mijnheer van Haudra in aanraking," antwoordde Peter opeen toon, in welke men een zekeren afkeer meende te bespeuren; »ik kan enkel herhalen, wat ik van Germain Loysel, zijn kamerdienaar, gehoord heb. Mijnheer vun Huudra, die te middernacht thuis kwam, heelt terstond daarna het huis we der verlaten en is tot heden nog niet terugge keerd.' ,Dat i3 zonderling!" meende Reynaud. „Brengt mijnheer van Haudra dikwijls de nacht in de club door?' „Maar hoogst zelden; gewoonlijk dan, wan neer er hoog gespeeld wordt.' Waarom hebt gij hem niet laten roepen Een bediende is zoo spoedig mogelijk naur de club geloopen, maar mijnheer van Haudra was daar niet." ,Dan zullen wij genoodzaakt zijn te wachten,* zeide een der heeren. „Overigens hebben wij nog de andere bedienden van het huis te ondervra gen en ik denk, wij konden met Germain, den kamerdienaar van den heer Van Haudra een be gin maken.' Een oogenblik later verscheen Germain Lovsel, pover gekleed, met een gelaat zonder uitdrukking voor de rechters. Hij wus liet volmaakste type van een lakei, in wiens trekken en gebaren zich de deftigheid van den meester ufspiegcld, bij wel ke hij op het oogenblik in dienst is; hier was het de trotsche, uitdagende houding van Emil van llaudra. Germain kon de rechters slechts weinig nieuw9 mededeelen maar hij was in staat over een go- wichtig punt opheldering te geven. Mijnheer van Hauura, die om 12 uur 's nachts was thuis gekomen, had zijnen koetsier bevel gegeven, de paurden niet uit te spannen, maar hem voor de deur te wachten. Toen Germain zich daarop in de kamer van zijn heor begeven had, om deze zijne diensten aan te bieden, wbs hem beduidt geworden, dat men hem niet noodig had. Hij had zich daarop teruggetrokken, terwijl zijn meester zich aan de schrijftafel gezet, eenen briet geschreven en dezen verzegeld had. Zijn heer moest zeer opgewonden rijn geweest, want het postpapier, dat op de tafel was blijven liggen, was zeer verkreukt en de pen was op den grond gevallen. Eene zekere onrust, met nieuwsgierig heid gepaard, had hem, Germain, bewogen, zijn heer gade te slaan, nadat hij door hem was weg gezonden geworden. Zonder twijfel bestond er eene zeer gewichtige oorzaak, want mijnheer van llaudra was in een voor hem geheel onverklaar- baren gemoedstoestand geweest. Toen hij de kamer verlaten en het rijtuig weder bestegen had, had hij een klein kistje in de hand gedragen, dat hij, Germain, voor een pistool-foudrual gehouden had, en daaruit had hij de gevolgtrekking ge maakt, dat zijn heer in de club kwestie had ge had, die direct uitgemaakt moest worden.' ♦Gij gelooft alzoo, dat uw meester dezen morgen geduelleerd heeft ,Ik ben overtuigd, dat hij niet een zijner vrien den de een of andere eere-zaak had te veref fenen.' ♦Kunt gij u zijne afwezigheid niet op eene andere manier verklaren „Neen, mijnheer de rechter,' was het stellige antwoord. ♦Speelt uw meester graag?' ,Niet buitengewoon hij 9peelt als zoo menig aüder, enkel al9 zich toevallig de gelegenheid daartoe aanbiedt en dan nog zonder eenigen hartstocht.' „Goed, gij kunt gaan.' De kamerdienaar maakte naar alle zijden eene diepe buiging en verwijderde zich. Een oogen blik zaten de dienaars der gerechtigheid in ge dachten verzonken. Een ieder van hen dacht over het gehoorde na. Toen werden op de beurt af alle overige bedienden des huizes in verhoor genomen. „Ik zou mij zeer vergissen," zeide de commis saris vau poiitie, nadat het verhoor geëindigd was, ♦als wij iD dit geval liet met een doortrap ten schurk te doen hebben.* ♦Er bestaat nog iets, dat nog sluwer en listiger is dan de fijnste booswicht: de Justitie,* ant woordde de rechter van instructie. ,Hebt geduld, mijne heeren, dezen avond zullen wij wel een of ander spoor ontdekt hebben, dat ons op den rech ten weg voert,' en zich tot den vertegenwoordi ger van den Procureur-generaal wendend, ging hij voort «Het zou goed zijn, wanneer wij thans mijn heer Kerdren ontboden en hem tot den terug keer vun den heer Van llaudra eveneens onder vroegen. Een van de bedienden kan hein gaan verzoeken hierheen te komen.' .Met uw verlof, mijnheer de rechter,'wierp de politie commissaris tusschenbeide, .ik wil mij met deae opdracht zelf belasten het komt mij wen- schelijker voor, dat de jonge man het doodsbe richt uit den mond van een man verneemt, die de uilwerking, welke het op hem maken zal, in staat is te benordeelen.' ,Ook goed," zeide de onderzoekingsrechter „gaat u er zelf heen in een half uur kunt u met den jongen man terug zijn ACHTSTE HOOFDSTUK. Nog nooit had Urban zich zoo gelukkig ge voeld als op dezen morgen. Voorde eerste maal in zijn leven ademdo hij het geluk met volle teugen in er werd hem toch liefde, vermogen en roem, ja, alles op eens in den schoot gewor pen. De vrier.dschap.die dikwijls wonderen wrocht, nad deze schoone vruchten aan den tooverboom der toekomst opgeleverd. Sedert den avond, op welken hij den millionnair zijne levensgeschie denis verhaald had, was mijnheer Monnier, welke zich weliswaar altijd zeer welwillend getoond had, in den waren zin des woords een vader voor hem geworden. Hij had den streefzamen jongen man, die hem het leven gered had, in zijn hart al» zoon aangenomen en zich ten taak gesteld, hem zoo gelukkig te maken als liet rao- gelijk was. En zoo als zo9ter Consalve den roesus tot de armen en noodlijdenden had heen getrokken, zoo had Urban door zijne ruededec lingen over den bond van jonge geleerden hem tot het besluit gedreven, beschermheer van deae vurige en weetgierige, duarbij christelijke jeugd te worden. Daarbij was het goed, dat de grijsaard niet aan zichzelve overgelaten bleef, want de droef heid over het verlies van den kleiDen Henri, de herinnering aan Blanca, die, nadat zij vun de lievige koorts bevrijdt was, een slachtoffer van den waanzin gebleven was, veroorzaakte hem eenigermate gewetenswroegingen. Nu echter vond zijne droefheid ulleiding in de moeite en zorgen, waarmede hij trachtte het leed van anderen te lenigen. De zalen van het Monniersche paleis waren in de laatste weken de verzamelplaats van jonge geleerden en kunstenaars. Men onderhield zich over litteratuur, reizen en schoone kunsten en reeds begon de per9 over de soirees in het Mon niersche paleis te spreken. Voor eenige avonden, toen de gasten van den heer Monnier nog talrij ker waren dan gewoonlijk, voerde M&rigné ook zijne zuster Nathalie in den kring en deze, met het menschlievende idee, het treurige lot var. de blinde Alwine eenigzins op te vroolijkcn, had deze, met eigene hand, eveneens lot het feest be kleed. Niet gemakkelijk zou men vrouwelijke wezens vinden, wier schoonheid zoozeer in 'liet oog viel, en toch waren de beide jonge mei jes aeer van elkaar verschillend. In het aanschouwen der beide meisjes ver zonken, stond Urban op dien avond in eene vensternis, toen den heer Monnier op hem toe trad. Toen hij zag hoe de oogen van den jongen man op het meisjespaar gericht waren, gleed een welwillend, al was het ook een weinig schalks lachje over zijn gelaat. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1