Nummer 63. Woensdag 15 Augustus. 23e Jaargang, Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTOON TIELEN, HERINNERING. De valsche Baron. n.ï Bekendmaking. FEUILLETON. China. ÜITG R VEli: WA AL WIJK. DE BOND VAN GELEERDEN EN KUNSTENAARS, en Lsuiplnmfsclie Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n li e rn e n t s p r ij s per 3 maanden f Ü.75. Franco per post door liet geheel e rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Iurichtingcn welke gevaar schade of hinder knnnen veroorzaken Burgemeester en Wethoudeis der gemeente Waal wijk brengen ter openbare kennis dat bij hun be sluit van den 11 dezer aan F. F. Le Blnnc, aldaar en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is ver leend tot het plaatsen en in werking brengen van eene stoommachine van acht paardenkracht, in een looierij gebouw staande te Waalwijk op het perceel kadastraal bekend in Sectie B No. 1495. Waalwijk 12 Augustus 1900 De Burgemeester voornoemd. J.TIMMERMANS YVzn. (W. B.) De Secretaris, F. W. VAN L1EMPT. Inrichtingen, welke gevaar, schade oi hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der Gememte Waalwijk brengen ter openbare kennis dat bij hun besluit van den Iln dezer nan Van Iersel, Wiilox Co, aldaar en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is verleend tot het uitbreiden hunner Stoomledei fabriek, staande te Waalwijk op het perceel kadastraal bekend in sectie B. Nos. 1125 en 1481. Waalwijk, den 12 Augustus 1900. De Burgemeester, J. TIMMERMANS YVz. (W. B.) De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Uit 's levens diepsteu achtergrond treden zij te voorschijn. Wij hebben ze opgeroepen, en gehoorzamende aan onze begeerte, zijn zij gekomen, in bonte rij. Want daar tegenover ons, het oog op het onze gericht, zit de man, dien wij na lange scheiding weer eens ontmoeten. Eenmaal, vele jaren geleden, natn hij in ons bestaan een ruime plaats iu hij was de vriend van ons hart, de vertrouwde van onze geheimen, de deelgenoot van onze vreugd. De mede drager van ons leed. En toen kwam het oogenblik, waarop onze wegen uiteenliepen, waarop de een van den ander verwijderd, zijn bestemming moest volgen. Liet ge meenschappelijke hield op te zijn, en slechts door zeldzamer wordende schriftelijke ge- dachtenwisseling konden wij nog op ge brekkige wijze de betrekking onderhouden. Ten slotte bepaalden zich de mededeelingm tot de belangrijkste gebeurtenissen, van gezamenlijk denken en gevoelen kon geen sprake meer zijn. En nu was de- gelegenheid ons gunstig geweest. Het plan was gevormd een reisje te ondernemen om dien ouden vriend te flgjwrsBgjgiiBJEi'-i-jggr ngp.'HTii jjaim 22). TIENDE HOOFDSTUK. OF .Les Compagnons de la Vache Enrugée.' .De zwarte Spartaansche watersoep laat ik gaarne aan u over, als ze je smaakt,' nam Clau dius Houssay liet woord, „zij behoort, al is het niet iu het gebied der mythologie, toch in de klassieke middeleeuwen; maar de .wildgeworden koe was het diet van alle groote mannen. Homer, Dryden, Milton en zoovele anderen genoten bij hunne maaltijden slechts van een gerecht. De Seschiedenis leert, helaas, dat de meesten, welke e voorzienigheid dit lot beschoren heeft, zich daarover beklagen, zooaD de l9raelieten over het manna. Wij willen ons dit voorbeeld niet tot richtsnoer nemen laat ons veeleer heden de be lofte afleggen, ons bij onze maaltijden zoolang met een gerecht te vergenoegen, tot wij ons doel d. w. z. de verdiende waardeering van onze gees tesproducten boreikt hebben.' „Bravo! bravo!' liep Robert Mareuil. .Wat verstaat gij onder de verdiende waardee ring onzer geestesproducten? vroeg Claudius den dichter en schrijver Bauvais. «Natuurlijk niet dien ijdelen roem en betoove- ring, die vult maar niet voedt. Ik voor mij ge loot niet, dat ik het mij gestelde doel bereikt zou hebben, wanneer mijn eersten werk in de «Revue des deux Mondes* (liet eerste Parijsche tijdschrift) afgedrukt werd. Eer. luchtballon, met welke men proeven neemt, barst dikwijls eerst uiteen, wanneer hij zich voor onze oogen onbereikbare hoogte bevindt. Onze vriendschap, onze bond mag in goen geval in eene vereeniging ontaarden, welks leden zich wederkeerig bewon deren en complimenten maken. Hoevele wakkere talentvolle jonge mannen, hebben hunne loopbaan moeten verlaten, omdat zij den lof en de vleierijen, gaan bezoeken, en tot wederzijdsch genoegen ten uitvoer gelegd. Hoe vreemd stonden wij daar, bij het eerste weerzien, tegenover elkander; boe wonderlijk, dat die eerste aanblik, waarvan wij ons zooveel hadden voorgesteld, ons zoo weinig aangreep, dat wij haast zoeken moesten naar woorden, die een weerklank van genot konden wekken, dat wij ons zei ven betrapten op het zeggen van banaliteiten, als hadden wij nooit te voren samen geleefd en geliefd, getreurd en geschertst, getoornd en gejubeld Maar dat was voorbijgaand, de. oude toon was slechts ontwend, niet uitgewischt. Het gesprek trok zich terug naar de vervlogen tijden, naar het veld der herinneringen. En toen werd het ons eensklaps duidelijk; waarom het in het eerst slecht vlotte; de afgebroken draad moest weer worden opge nomen en verder gesponnen, ons beider ziel moest de gezamenlijk bewandelde paden terugvinden, daar en daar alleen waren zij thuis. En van het oogen blik af dat het „weet je 't nog wel in zijn frisschen eenvoud den afstand der scheiding was overgesprongen, ondergingen wij ile bekoring, waarvan de gedachte aan de hereeniging een voorsmaak liad gegeven, en die wij een wijle gevreesd hadden niet te zullen genieten. Daarbij komt nu iets nieuws. Schijnbaar onbeduidende voorvallen krijgen, nu wij ze uit de verte bezien, met vergelijking van den indruk, dien zij van weerszijden maakten en van hetgeen er in de gedachte is overge bleven, een eigenaardige kleurde her denking vloeit samen met onze tegenwoordige levensbeschouwing, de laatste werpt er haar licht over, en werkelijk zien wij ze nu anders dan wij ze toen zagen. In de echo's uit het verleden, hooren wij iets van elkanders innerlijke, geschiedenis in een enkel uur, aan de heugenis der /,oude dagen" besteed, vinden wij een hernieuwde kennis making, nauwkeuriger en meer vertrouwbaar, dan wanneer wij beiden sinds de scheiding een dagboek hadden hijgehouden en dat elkander ter lezing gaven. O O O, dat heerlijk vermogen der ziel en van haar getrouwen tolk, de spraak, om weggezonken dingen en heengegane gestalten wederom in het aanzijn te roepen Hoezeer wordt de inhoud van ons leven er door Verveelvoudigd, als die van een pronkkast door de spiegels van haar wanden En welk een gi not is het, met de gedachten terug te keeren tot de plaatsen, waar een maal de bloemen geurden, en te ontdek- waarmedc hunne vrienden hen overstelpten, te groole waarde toeschreven I Daarmede zijn wij niet gediend. Wij willen elkaar tot het bereiken van het ons voorzwevende ideale doel wederkee rig trouw ondersteunen daartoe is echter noodig, dat wij den moed hebben, onze werken weder keerig te critiseeren en elkaar op onze fouten opmerkzaam te mi ken." „Goed en wel,' zeide Mere uil, «maar wat zul len wij enkel met ons vieren kunneu uitrichten ,Zeer veel; wij vieren vertegenwoordigende kunst en de wetenschap op verschillende manie ren. Clemens Roux de welsprekendheid van de balie, Marceuil de schilderkunst, Claudius de sculptuur. Heb daarom geen vrees, dat 0119 aan tal te klein is, om eenen zoo nuttigen bond te stichten. Juist, omdat de ten gronde liggende gedachte zoo voortreffelijk is, zal hij overal weer klank vinden. Eer zes maanden verloopen zijn, zullen wij twaalf leden tellen, en na verloop van enige jaren „Laat on9 onze krachten niet overspannen, om vele ledi n in den bond op te nemen,' bracht Clemens Roux in het midden. .Laat 01 s een groep, maar geen troep, geen ontelbare hoop vor men en vooruit vaststellen, dat wij het getal van vier en twimig niet overschrijden willen." .Aangenomen,' zeide de drie andere jonge mannen. .Intusschen wil ik u nog op iets opmerkzaam maken,' nam Bauvais wederom het woord. .Om eens daags' dubbel zoo sterk als thans te zijn, is het noodzakelijk, dut wij ons uit de verschil lende tukken der kunst en wetenschap recruten aanwerven. Wij mankeeren nog rurnismitikcrs, landschapschilders, romausi hrijvers, critici, phi- losphen, architecten welke het hoogste doel na streven. Ieder van ons alzoo, die den bijenkorf welke ons beschutten en voeden zal, verlaat, moet zich verplichten een recruut te stellen.* „Thans ontbreekt nog enkel den naam van den bond,* zeido Claudius. „Welaan,* nam Bauvai9 andermaal het woord, .laat hem achter eene schalkachtige zinspreuk den ernst onzer voornemens verbergen, ik stel daarom voor, dat wij onzen bond „Les compagnons de la vache enragéc,' de deelnemers van werk- manslcost noemen .Kolossaal Andreas, uitstekend riepen de drie vrienden als uit een mond. .Van heden af zijn Advkrtentikn 1 7 regels f0.60; daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3tnaal ter plaatsing opgegeven, worden '2maal berekend. Voor plaatsing van eej* groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. ken, dat die bloemen nog geenszins verdord zij IK N'iet altijd zijn het de mede-acteurs bij de oude tooneelcn, waarin wij een rol hebben vervuld, wier bijzijn ons noopt tot het door bladeren van liet boek, dat uit zijn berg plaats is voor den dag gehaald. Somtijds doen wij zulks in eenzaamheid. Te weinig, belaas Want bet beden stelt zijn eischen, en de toekomst levert baai- zorgen voor bet een zoowel voor de andere wordt van onze denk- en werkkracht zoo vee! gevorderd, dat er geen tijd overschiet 0111 opzettelijk te gaan ronddwalen in bet velleden. Dat is wel jammer. Wij doen als reizigers, die er steeds op uit zijn, nieuwe oorden te bezoeken, zonder ooit lerug te keeren tot de plaatsen waar zij eens geweest zijn de ontvangen indrukken bedekken de vroeger verkregene, en het geheel wo.dt onleesbaar. Het is zoo goed, al die tafereelen door de opvolgende toestan den en omstandigheden in de ziel geschetst, goed te bewaren en 1111 en dan in geregelde volgorde naast elkander te plaatsen, 0111 te zien of wij er ook eenheid in kunnen be speuren. Ieder beoefenaar der geschiedenis kent de waarde de biografische melhode. Om goed bekend te worden met personen, die op den tijd waarin zij leefden een belangrijken in vloed hebben uitgeoefend, is liet nier. vol doende enkele, schijnbaar op zich zelf staande feiten van hun tigen historie te weten men behoort een voorstelling te hebben van hun karakter en zijn ontwikke ling en van al hetgeen daarop inwerkte. Vandaar dat zoeken naar licht, dat de ge schiedschrijver zich lot taak heelt gesteld, ter voltooiing van het beeld zijner hittorie- sche personen. Nu is het geen uiting van zelfzucht ot van ijdelheid, wanneer wij be weren, dat er voor ieder onzer op dit oogon- blik geen belangwekkender persoonlijkheid bestaat, althans waarvan de kennis hem nader aan het hart behoort te leggen, dan zijn eigen; geen, dien hij zorgvuldiger mott btstudeeren, vooral ook omdat er nog wat aan te veranderen is. De ongeschreven documenten, voor deze studie onmisbaar, moeten niet onder liet stof der vergetelheid bedolven blijven laten wij ze steeds bij de hand houden, oin er in te lezen op een rustig uurtje, als niets onze aandacht afleidt en we genoegzaam meester zijn van onze gedachten, 0111 er lessen van levens wijsheid uit te garen. Het kan zijn, en het is ook meestal zoo, wij onder deze zinspreuk ann elkander verbon den, 0111 elkander wederkeerig in ongeluk en ziekte bij te slaan, den een voor den ander den weg te effenen en datgene, wat wij met ons vieren heden aan elkaar beloofden, willen wij ook getrouw tegenover diegenen vervullen, wulke later in onzen bond opname zoeken en vinden Zullen.' .Ken .boog" voor de „deelnemers aan den werk- man.-kostl' riep de schilder vol begeestering. .Bordeaux hier, aannemen?" liet zich de sten torstem van Claudius Ilons9ays hooien. „Brengt wijn van den Vesuvius, om onze be geestering nog meer te doen ontvlammen'" riep 'lemens Roux. Dat was den ernstigen Andreas toch te sterk YVater,' riep bij uii alle macht, helder, schoon wuier zult gij lubben, dat uwe hersenen niet in wanorde brengen en u ook voor domheden be waren zal, welke uwe geldbeurzen zouden moe ten boelen. Overigens hebben wij nog eenige punten van ons programma vergeten.' Welke dan vroeg Mareuil. „YVij willen slecht? eerlijke en rechlscliupene schrijvers, geleerden en kunstenaar» zijn.' *S:aan wij soms in geen goeden roep?' vroeg Houssays. .Vrienden.' antwoordde Bauvais, „ik spreek op dit oogenblik niet van die rechtschapenheid, welke Clemens Roux, op wien heden reeds de Parijsche rechtbank hare hoop stelt, niet in de noodzakelijkheid brengen zul ons voor de straf kamer te verdedigen ik maak geene toespeling op den vlekkeloozen nuam van den man, maar op het karakter van den kunstenaar, den geleerde. Ik wil mij duidelijker uitdrukken Als men Clemens verzocht eene zedelijk slechte zaak te verdedigen moest hij het weigeren, al zou hcra die verdediging ook een hoog honorarium inbrengen. Onze Robert Mareuil zal ik steeds beiinneren, dat meu een genie kan zijn en toch slechts zede lijk en kuisch schildert, wanneer een uitgever van mij verlangt, om een slecht en gevaarlijk boek te schrijven, zou ik hem den rug toekeeren zoo ook iu al het andere. Wanneer onze bond zich wil versterken, dan moet hij dit door goede eerlijke middelen trachien te bereiken. Wellicht zal er op deze wijze een weinig meer tijd noodig zijn eer wij ons doel bereiken, maar trots dit alles zullen wij ons voornemen uitvoeren, onze «lat van personen, die op eenig tafereel uit liet verleden met ons tot een groep zijn vereenigd, de een reeds van liet wereld- tooneel is afgetreden, een ander voorgoed uit ons oog is verdwenen, een derde niets ineer zich le binnen zou weten te brengen van de handeling, waarbij bij was betrok ken, van het woord dat hij sprak, van liet gezegde dat wij hem toevoegden. Maar niet daarvan hangt de waarde der herinnering af, ook niet van de gevolgen, die liet feit of liet woord gehad heeft voor onze verdere levensloop. Maar wel van de uitwerking op ons gemoedsbestaan. Toen zijn wij on bedachtzaam geweest hebben wij daarna geleerd onszei ven beter in bedwang te hou den Toen hebben wij persoonlijk voordee liooger gi schat dan de strenge eischen der rechtvaardigheid hebben wij later revanche genomen Toen hebben wij de waarheid opgeofferd aan menschenvrees hebben wij later meer moed getoond P Wij hebben vergt ten, dat zondigen is het grootste kw.-ad mogen wij nooit ons daaraan schuldig bevinden. Men spreekt ook van het „opdoemen" van herinneringen. Dat geschiedt vaak zonder merkbare aan leiding. Plotseling, te midden van werk zaamheden, rijst er een beeld voor den geest dat niets te maken heeft met, in geenerlei betrekking staat tot hetgeen ons bezighoudt en wij moeten wel even de indringster te woord staan, al is het maar voor enkele seconden. Soms komt zij ons een bloempje brengen, dat wij niet met een dankbaren glimlach in ontvangst nemen soms laat zij ons een vlekje zien op een oud blad van liet levensboek, als wilde zij vragen Denk je er weieens aan Daar zijn ook van die geheimzinnige samentreffingen, die onze theoriëu over het verband der dingen eenigszins in de war biengen. Wij hooren liet ruiselien van de zee, het lispelen van liet zomerkoeltje in het geblader!e, het klapperen van een mo lenwiek; wij ontwaren den geur van „een bloembed, wij zien de kleurenmengeling bij ondergaande zon, en aanstonds, alsof er iels openspringt, komt een verwijderd tafereel uit het verleden terugwij komen op een plek die wij voor het eerst aanschouwen, en op eenmaal schijnt liet, alsof wij daar vroeger reeds zijn geweest, zoo levendig is liet beeld, dat zich als lut ware plaatst overwinning zul des te roemrijker zijn.' Bauvais had met verheffing van stem gesproken, het vuur van heilige begeestering blonk uit zijne oogen en de handen die thans de zijne schudden, beefden van aandoening, Zoo werd in eene kleine restaurant van het „Latijnsche kwartier* door Andreas Bauvais en zijne drie vrieiden den giond9teen lot dien bond van geleerden gelegd, die in de toekomst op de beste kringen der jonge Parijsche geleeiden een zoo machtigen invloed zou uitoefenen. Zoouls dc vier het hadden voorspeld, zoo kwam het ook uit. Du bond vermeerderde zich zeer spoedig. De vriend van Mareuil, Jeun Marigné, die omstreeks dien tijd zijne eerste houtgravures vervaardigde en voor kleine tijdschriften bestel lingen uitvoerde, werd het eerst aangenomen. Weliswaar bezocht hij de vergaderingen niet zoo druk als zijne collega's, omdat het hein te veel moeite kostte het aangenaam tehuis, dat zijne zuster Nulhalie voor hem schiep, dikwijls te verlaten; maar hij mankeerde nimmer op die dagen, op welke de kunstvoortbrengselen zijner bondgenooten tentoongesteld of gecriliseerd wer den en allen zich tot een bescheiden munliijd in de Casinostraat verzamelden. Dit gebeurde iedere maand eens. Na Marigné werd Urban Kerdren, op aanbeve ling van denzei ve aangenomen de opname van Barbesius, die door Urban Kerdren den bond werd toegevoerd, stiet in het begin op eenige moeie- lijklieden. „Wij kunnen toch geen kikvorschen-opstopper onder ons opnemen,* had een van de leden ge zegd, die zoo juist pas tot Journalist was benoemd geworden. „En waa:om dan niet vroeg Andreas Bauvais, die met zijne beide ellebogen op de tafel leunde, aan welke het bestuur had plaats genomen .en waarom don 1.iet als deze kikvorsch-opstopper Barbesius heet? Weet gij ook dat hij Docter in philosophie, Docter in rechtsgeleerdheid en Doc tor in de medicijnen is Eer wij twee jaren verder zijn, zal hij eene zoo schitterende verhan deling over de kikvorschenfamilie openbaar ma ken, dat alle professoren aan het museum van ergernis vergaan zullen. Kunt gij u bovendien wel een idee maken, welk doei hij met deze origineele, amusante b(z:^keid heeft? oeIleel't hij daarmede nog een bijzonder nnast hetgeen wij voor oogen hebben. Zonder twijfel, er is verband tusschen deze fantaisie en de werkelijkheid welke zij vergezelt, maar de schakel, die ze vereeuigt, is ons ontsnapt, en de indruk is gewoonlijk te vluchtig, dan dat het zou gelukken haar te vinden. Het verschijnsel bewijst alleen, schatkamer der herinnering niet met zegel wordt dichtgehouden. dat zi gemakkelijk zich ontsluit. Maar is het wel altijd een bewaar}?, van schatten Ligt daar niet veel verza meld, wat wij liever zouden willen, dat voor eeuwig, ook voor onze eigen blikken ver borgen bleef? Grootendeels hangt dat van onszei ven af. Onze voortdurende zorg moet zijn, den in houd der herinneringen tot een wczelijken rijkdom te maken De levensomstandighe den hebben wij slechts zelden in onze macht Zij worden ons vaak toebedeeld. In geval zij onvoorziene gevolgen zijn van eigen daden kunnen wij toch weinig anders doen, dan ze aanvaarden zooals zij komen. Doch als wij zorgen willen, dat er goede dingen worden opgestapeld in het magazijn, laten wij dan de kwade vermijden. Dat is uiterst eenvoudig, en tocli wordt er te weinig aan gedacht. Wanneer wij ons bezig hou den met de voorbereiding van onze toekomst iiebben wij wel alle opmerkzaamheid voor stoffelijke zaken, maar het voornaamste wordt vaak vergeten. Aangename herinneringen zijn de vruchten van goede gedachten en van hetgeen zij teweeg brengen. Het voor schrift Zeg nooit iets en doe nooit iets, waarvan gij naderhand spijt zoudt hebben, behoort ook te worden opgevat iu dien zin, dat woord en daad geen droevigen naklank achterlaten. Voor onszei ven moeten wij zijn de vriend, die bij later ontmoeten met een lach op de lippen zeggen kan Weet je 't nog Dan zullen wij ook nooit er tegen opzien, dien vriend tot een gezellig praatje uit te noodigen. Nu het den leidenden mannen te Peking geleidelijk weg steeds klaarder moet worden, dat de mogendheden niet gezind zijn zich op den langen duur voor den mal te laten houden nu daadwerkelijk blijkt, dat de op- marsch der geallieerden naar de hoofdstad van het Hemebche Rijk, met doortastendheid en beslistheid is ondernomen en de gisteren voor een week in een commandantenverga— dering te Tientsin, na een samenspreking van vijf volle uren, genomen beschikkingen, ten doel? antwoordde do journalist, .daarvan had ik geen vermoeden." „Zeer zeker tot uitoefening van eene kunst, zooals de zijne, beeft men eene fijne opmerkings gave en eene nauwkeurige bekendheid met de zeden en gewoonten der menschen noodig. Zijt ij dun nooit voor den winkel in de Rue de 'rovence blijven stilstaan? Ik voor mij vindt dat elk zijner groepen eene satire is; zijne kikkers leven, denken en handelen. In deze harlekijns buikjes spiegelt zich nu eens majesteit, dan eens plompheid of verwaandheid af, in die groote oogen, dc wijd opengespleten muilen, weet hij blle lueuschelijke gevoelens en gewaarwordingen weder le geven van de werkelijk onovertrefbare gebaren, die hij in de verschillende houdingen aan deze groengiijze platvoeters geeft, wil ik niet ens spreken. Beschouwd eens opmerkzaam zijne Regelaar", zijne „Stamgasten in de Herberg', zijne .kaartspelers", zijne duellisten', zijn „Dorpskul', en zeg mij dan, of ieder van deze groepcr. niet tegen onze voornaamste humoris tische bladen opweegt. Barbesius dwingt mij steeds opnieuw r.a te denken als een philosoof en tegelijkertijd te lachen als een kind. Ten lotle bezit deze man, die inziet, dat zijne wer kelijke afschuwelijke leelijkheid voor hem alle deuren gesloten houdt, een hart van gouden een karakter, zoo eerlijk en standvastig en degelijk, als er nauwelijks een tweede te Parijs zou te inden zijn. .Kort en goed; u zijt zijn vriend, en dut is oldoende.' „En ik niet minder,* bemerkte Marigné. .Hij heeft de arme Wilhelmina van den hon gerdood gered en haar de middelen verschaft, die haar het samenleven met hare blinde doch ter mogelijk maakt," ging Andreas Biuvuis voort „ik heb ook gezien, hoe zijn wild, stop pelig haar, over hetwelk gij u zoo dikwijls vroo- lijk hebt gemaakt, door dc vlammen verzengt werd, toen Barbesius, niet het grootste levens gevaar bij een brand een kind redde en liet aan zijne moeder wede-gif.* En zoodoende werd Barbesius lid van den bond. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1