Nummer 63.
Woensdag 15 Augustus.
23e Jaargang,
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
ANTOON TIELEN,
HERINNERING.
De valsche Baron.
n.ï
Bekendmaking.
FEUILLETON.
China.
ÜITG R VEli:
WA AL WIJK.
DE BOND VAN GELEERDEN EN
KUNSTENAARS,
en Lsuiplnmfsclie Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n li e rn e n t s p r ij s per 3 maanden f Ü.75.
Franco per post door liet geheel e rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Iurichtingcn welke gevaar schade of hinder
knnnen veroorzaken
Burgemeester en Wethoudeis der gemeente Waal
wijk brengen ter openbare kennis dat bij hun be
sluit van den 11 dezer aan F. F. Le Blnnc, aldaar
en zijne rechtverkrijgenden, vergunning is ver
leend tot het plaatsen en in werking brengen van
eene stoommachine van acht paardenkracht, in
een looierij gebouw staande te Waalwijk op het
perceel kadastraal bekend in Sectie B No. 1495.
Waalwijk 12 Augustus 1900
De Burgemeester voornoemd.
J.TIMMERMANS YVzn. (W. B.)
De Secretaris,
F. W. VAN L1EMPT.
Inrichtingen, welke gevaar, schade oi hinder
kunnen veroorzaken.
Burgemeester en Wethouders der Gememte
Waalwijk brengen ter openbare kennis dat bij
hun besluit van den Iln dezer nan Van Iersel,
Wiilox Co, aldaar en zijne rechtverkrijgenden,
vergunning is verleend tot het uitbreiden hunner
Stoomledei fabriek, staande te Waalwijk op het
perceel kadastraal bekend in sectie B. Nos. 1125
en 1481.
Waalwijk, den 12 Augustus 1900.
De Burgemeester,
J. TIMMERMANS YVz. (W. B.)
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Uit 's levens diepsteu achtergrond treden
zij te voorschijn. Wij hebben ze opgeroepen,
en gehoorzamende aan onze begeerte, zijn
zij gekomen, in bonte rij.
Want daar tegenover ons, het oog op het
onze gericht, zit de man, dien wij na lange
scheiding weer eens ontmoeten. Eenmaal,
vele jaren geleden, natn hij in ons bestaan
een ruime plaats iu hij was de vriend van
ons hart, de vertrouwde van onze geheimen,
de deelgenoot van onze vreugd. De mede
drager van ons leed. En toen kwam het
oogenblik, waarop onze wegen uiteenliepen,
waarop de een van den ander verwijderd,
zijn bestemming moest volgen. Liet ge
meenschappelijke hield op te zijn, en slechts
door zeldzamer wordende schriftelijke ge-
dachtenwisseling konden wij nog op ge
brekkige wijze de betrekking onderhouden.
Ten slotte bepaalden zich de mededeelingm
tot de belangrijkste gebeurtenissen, van
gezamenlijk denken en gevoelen kon geen
sprake meer zijn.
En nu was de- gelegenheid ons gunstig
geweest. Het plan was gevormd een reisje
te ondernemen om dien ouden vriend te
flgjwrsBgjgiiBJEi'-i-jggr ngp.'HTii jjaim
22).
TIENDE HOOFDSTUK.
OF
.Les Compagnons de la Vache Enrugée.'
.De zwarte Spartaansche watersoep laat ik
gaarne aan u over, als ze je smaakt,' nam Clau
dius Houssay liet woord, „zij behoort, al is het
niet iu het gebied der mythologie, toch in de
klassieke middeleeuwen; maar de .wildgeworden
koe was het diet van alle groote mannen. Homer,
Dryden, Milton en zoovele anderen genoten bij
hunne maaltijden slechts van een gerecht. De
Seschiedenis leert, helaas, dat de meesten, welke
e voorzienigheid dit lot beschoren heeft, zich
daarover beklagen, zooaD de l9raelieten over het
manna. Wij willen ons dit voorbeeld niet tot
richtsnoer nemen laat ons veeleer heden de be
lofte afleggen, ons bij onze maaltijden zoolang
met een gerecht te vergenoegen, tot wij ons doel
d. w. z. de verdiende waardeering van onze gees
tesproducten boreikt hebben.'
„Bravo! bravo!' liep Robert Mareuil.
.Wat verstaat gij onder de verdiende waardee
ring onzer geestesproducten? vroeg Claudius den
dichter en schrijver Bauvais.
«Natuurlijk niet dien ijdelen roem en betoove-
ring, die vult maar niet voedt. Ik voor mij ge
loot niet, dat ik het mij gestelde doel bereikt
zou hebben, wanneer mijn eersten werk in de
«Revue des deux Mondes* (liet eerste Parijsche
tijdschrift) afgedrukt werd. Eer. luchtballon,
met welke men proeven neemt, barst dikwijls
eerst uiteen, wanneer hij zich voor onze oogen
onbereikbare hoogte bevindt. Onze vriendschap,
onze bond mag in goen geval in eene vereeniging
ontaarden, welks leden zich wederkeerig bewon
deren en complimenten maken. Hoevele wakkere
talentvolle jonge mannen, hebben hunne loopbaan
moeten verlaten, omdat zij den lof en de vleierijen,
gaan bezoeken, en tot wederzijdsch genoegen
ten uitvoer gelegd. Hoe vreemd stonden
wij daar, bij het eerste weerzien, tegenover
elkander; boe wonderlijk, dat die eerste
aanblik, waarvan wij ons zooveel hadden
voorgesteld, ons zoo weinig aangreep,
dat wij haast zoeken moesten naar woorden,
die een weerklank van genot konden wekken,
dat wij ons zei ven betrapten op het zeggen
van banaliteiten, als hadden wij nooit te
voren samen geleefd en geliefd, getreurd en
geschertst, getoornd en gejubeld Maar
dat was voorbijgaand, de. oude toon was
slechts ontwend, niet uitgewischt. Het
gesprek trok zich terug naar de vervlogen
tijden, naar het veld der herinneringen. En
toen werd het ons eensklaps duidelijk;
waarom het in het eerst slecht vlotte; de
afgebroken draad moest weer worden opge
nomen en verder gesponnen, ons beider
ziel moest de gezamenlijk bewandelde paden
terugvinden, daar en daar alleen waren zij
thuis. En van het oogen blik af dat het
„weet je 't nog wel in zijn frisschen
eenvoud den afstand der scheiding was
overgesprongen, ondergingen wij ile bekoring,
waarvan de gedachte aan de hereeniging
een voorsmaak liad gegeven, en die wij
een wijle gevreesd hadden niet te zullen
genieten.
Daarbij komt nu iets nieuws. Schijnbaar
onbeduidende voorvallen krijgen, nu wij ze
uit de verte bezien, met vergelijking van den
indruk, dien zij van weerszijden maakten
en van hetgeen er in de gedachte is overge
bleven, een eigenaardige kleurde her
denking vloeit samen met onze tegenwoordige
levensbeschouwing, de laatste werpt er haar
licht over, en werkelijk zien wij ze nu
anders dan wij ze toen zagen. In de echo's
uit het verleden, hooren wij iets van
elkanders innerlijke, geschiedenis in een
enkel uur, aan de heugenis der /,oude dagen"
besteed, vinden wij een hernieuwde kennis
making, nauwkeuriger en meer vertrouwbaar,
dan wanneer wij beiden sinds de scheiding
een dagboek hadden hijgehouden en dat
elkander ter lezing gaven.
O O
O, dat heerlijk vermogen der ziel en
van haar getrouwen tolk, de spraak, om
weggezonken dingen en heengegane gestalten
wederom in het aanzijn te roepen Hoezeer
wordt de inhoud van ons leven er door
Verveelvoudigd, als die van een pronkkast
door de spiegels van haar wanden En
welk een gi not is het, met de gedachten
terug te keeren tot de plaatsen, waar een
maal de bloemen geurden, en te ontdek-
waarmedc hunne vrienden hen overstelpten, te
groole waarde toeschreven I Daarmede zijn wij
niet gediend. Wij willen elkaar tot het bereiken
van het ons voorzwevende ideale doel wederkee
rig trouw ondersteunen daartoe is echter noodig,
dat wij den moed hebben, onze werken weder
keerig te critiseeren en elkaar op onze fouten
opmerkzaam te mi ken."
„Goed en wel,' zeide Mere uil, «maar wat zul
len wij enkel met ons vieren kunneu uitrichten
,Zeer veel; wij vieren vertegenwoordigende
kunst en de wetenschap op verschillende manie
ren. Clemens Roux de welsprekendheid van de
balie, Marceuil de schilderkunst, Claudius de
sculptuur. Heb daarom geen vrees, dat 0119 aan
tal te klein is, om eenen zoo nuttigen bond te
stichten. Juist, omdat de ten gronde liggende
gedachte zoo voortreffelijk is, zal hij overal weer
klank vinden. Eer zes maanden verloopen zijn,
zullen wij twaalf leden tellen, en na verloop van
enige jaren
„Laat on9 onze krachten niet overspannen, om
vele ledi n in den bond op te nemen,' bracht
Clemens Roux in het midden. .Laat 01 s een
groep, maar geen troep, geen ontelbare hoop vor
men en vooruit vaststellen, dat wij het getal van
vier en twimig niet overschrijden willen."
.Aangenomen,' zeide de drie andere jonge
mannen.
.Intusschen wil ik u nog op iets opmerkzaam
maken,' nam Bauvais wederom het woord. .Om
eens daags' dubbel zoo sterk als thans te zijn,
is het noodzakelijk, dut wij ons uit de verschil
lende tukken der kunst en wetenschap recruten
aanwerven. Wij mankeeren nog rurnismitikcrs,
landschapschilders, romausi hrijvers, critici, phi-
losphen, architecten welke het hoogste doel na
streven. Ieder van ons alzoo, die den bijenkorf
welke ons beschutten en voeden zal, verlaat, moet
zich verplichten een recruut te stellen.*
„Thans ontbreekt nog enkel den naam van den
bond,* zeido Claudius.
„Welaan,* nam Bauvai9 andermaal het woord,
.laat hem achter eene schalkachtige zinspreuk
den ernst onzer voornemens verbergen, ik stel
daarom voor, dat wij onzen bond „Les compagnons
de la vache enragéc,' de deelnemers van werk-
manslcost noemen
.Kolossaal Andreas, uitstekend riepen de drie
vrienden als uit een mond. .Van heden af zijn
Advkrtentikn 1 7 regels f0.60; daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3tnaal ter plaatsing opgegeven,
worden '2maal berekend. Voor plaatsing van eej* groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
ken, dat die bloemen nog geenszins verdord
zij IK
N'iet altijd zijn het de mede-acteurs bij
de oude tooneelcn, waarin wij een rol hebben
vervuld, wier bijzijn ons noopt tot het door
bladeren van liet boek, dat uit zijn berg
plaats is voor den dag gehaald. Somtijds
doen wij zulks in eenzaamheid.
Te weinig, belaas Want bet beden stelt
zijn eischen, en de toekomst levert baai-
zorgen voor bet een zoowel voor de andere
wordt van onze denk- en werkkracht zoo
vee! gevorderd, dat er geen tijd overschiet
0111 opzettelijk te gaan ronddwalen in
bet velleden. Dat is wel jammer. Wij
doen als reizigers, die er steeds op uit zijn,
nieuwe oorden te bezoeken, zonder ooit
lerug te keeren tot de plaatsen waar zij
eens geweest zijn de ontvangen indrukken
bedekken de vroeger verkregene, en het
geheel wo.dt onleesbaar. Het is zoo goed,
al die tafereelen door de opvolgende toestan
den en omstandigheden in de ziel geschetst,
goed te bewaren en 1111 en dan in geregelde
volgorde naast elkander te plaatsen, 0111 te
zien of wij er ook eenheid in kunnen be
speuren.
Ieder beoefenaar der geschiedenis kent de
waarde de biografische melhode. Om goed
bekend te worden met personen, die op den
tijd waarin zij leefden een belangrijken in
vloed hebben uitgeoefend, is liet nier. vol
doende enkele, schijnbaar op zich zelf
staande feiten van hun tigen historie te
weten men behoort een voorstelling te
hebben van hun karakter en zijn ontwikke
ling en van al hetgeen daarop inwerkte.
Vandaar dat zoeken naar licht, dat de ge
schiedschrijver zich lot taak heelt gesteld,
ter voltooiing van het beeld zijner hittorie-
sche personen. Nu is het geen uiting van
zelfzucht ot van ijdelheid, wanneer wij be
weren, dat er voor ieder onzer op dit oogon-
blik geen belangwekkender persoonlijkheid
bestaat, althans waarvan de kennis hem
nader aan het hart behoort te leggen, dan
zijn eigen; geen, dien hij zorgvuldiger mott
btstudeeren, vooral ook omdat er nog wat
aan te veranderen is. De ongeschreven
documenten, voor deze studie onmisbaar,
moeten niet onder liet stof der vergetelheid
bedolven blijven laten wij ze steeds bij de
hand houden, oin er in te lezen op een
rustig uurtje, als niets onze aandacht afleidt
en we genoegzaam meester zijn van onze
gedachten, 0111 er lessen van levens wijsheid
uit te garen.
Het kan zijn, en het is ook meestal zoo,
wij onder deze zinspreuk ann elkander verbon
den, 0111 elkander wederkeerig in ongeluk en
ziekte bij te slaan, den een voor den ander den
weg te effenen en datgene, wat wij met ons
vieren heden aan elkaar beloofden, willen wij
ook getrouw tegenover diegenen vervullen, wulke
later in onzen bond opname zoeken en vinden
Zullen.'
.Ken .boog" voor de „deelnemers aan den werk-
man.-kostl' riep de schilder vol begeestering.
.Bordeaux hier, aannemen?" liet zich de sten
torstem van Claudius Ilons9ays hooien.
„Brengt wijn van den Vesuvius, om onze be
geestering nog meer te doen ontvlammen'" riep
'lemens Roux.
Dat was den ernstigen Andreas toch te sterk
YVater,' riep bij uii alle macht, helder, schoon
wuier zult gij lubben, dat uwe hersenen niet in
wanorde brengen en u ook voor domheden be
waren zal, welke uwe geldbeurzen zouden moe
ten boelen. Overigens hebben wij nog eenige
punten van ons programma vergeten.'
Welke dan vroeg Mareuil.
„YVij willen slecht? eerlijke en rechlscliupene
schrijvers, geleerden en kunstenaar» zijn.'
*S:aan wij soms in geen goeden roep?' vroeg
Houssays.
.Vrienden.' antwoordde Bauvais, „ik spreek
op dit oogenblik niet van die rechtschapenheid,
welke Clemens Roux, op wien heden reeds de
Parijsche rechtbank hare hoop stelt, niet in de
noodzakelijkheid brengen zul ons voor de straf
kamer te verdedigen ik maak geene toespeling
op den vlekkeloozen nuam van den man, maar
op het karakter van den kunstenaar, den geleerde.
Ik wil mij duidelijker uitdrukken Als men
Clemens verzocht eene zedelijk slechte zaak te
verdedigen moest hij het weigeren, al zou hcra die
verdediging ook een hoog honorarium inbrengen.
Onze Robert Mareuil zal ik steeds beiinneren,
dat meu een genie kan zijn en toch slechts zede
lijk en kuisch schildert, wanneer een uitgever
van mij verlangt, om een slecht en gevaarlijk
boek te schrijven, zou ik hem den rug toekeeren
zoo ook iu al het andere. Wanneer onze bond
zich wil versterken, dan moet hij dit door goede
eerlijke middelen trachien te bereiken. Wellicht
zal er op deze wijze een weinig meer tijd noodig
zijn eer wij ons doel bereiken, maar trots dit
alles zullen wij ons voornemen uitvoeren, onze
«lat van personen, die op eenig tafereel uit
liet verleden met ons tot een groep zijn
vereenigd, de een reeds van liet wereld-
tooneel is afgetreden, een ander voorgoed
uit ons oog is verdwenen, een derde niets
ineer zich le binnen zou weten te brengen
van de handeling, waarbij bij was betrok
ken, van het woord dat hij sprak, van liet
gezegde dat wij hem toevoegden. Maar niet
daarvan hangt de waarde der herinnering
af, ook niet van de gevolgen, die liet feit
of liet woord gehad heeft voor onze verdere
levensloop. Maar wel van de uitwerking
op ons gemoedsbestaan. Toen zijn wij on
bedachtzaam geweest hebben wij daarna
geleerd onszei ven beter in bedwang te hou
den Toen hebben wij persoonlijk voordee
liooger gi schat dan de strenge eischen der
rechtvaardigheid hebben wij later revanche
genomen Toen hebben wij de waarheid
opgeofferd aan menschenvrees hebben wij
later meer moed getoond P
Wij hebben vergt ten, dat zondigen is het
grootste kw.-ad mogen wij nooit ons daaraan
schuldig bevinden.
Men spreekt ook van het „opdoemen"
van herinneringen.
Dat geschiedt vaak zonder merkbare aan
leiding. Plotseling, te midden van werk
zaamheden, rijst er een beeld voor den geest
dat niets te maken heeft met, in geenerlei
betrekking staat tot hetgeen ons bezighoudt
en wij moeten wel even de indringster te
woord staan, al is het maar voor enkele
seconden. Soms komt zij ons een bloempje
brengen, dat wij niet met een dankbaren
glimlach in ontvangst nemen soms laat zij
ons een vlekje zien op een oud blad van
liet levensboek, als wilde zij vragen Denk
je er weieens aan
Daar zijn ook van die geheimzinnige
samentreffingen, die onze theoriëu over het
verband der dingen eenigszins in de war
biengen. Wij hooren liet ruiselien van de
zee, het lispelen van liet zomerkoeltje in
het geblader!e, het klapperen van een mo
lenwiek; wij ontwaren den geur van „een
bloembed, wij zien de kleurenmengeling bij
ondergaande zon, en aanstonds, alsof er iels
openspringt, komt een verwijderd tafereel
uit het verleden terugwij komen op een
plek die wij voor het eerst aanschouwen,
en op eenmaal schijnt liet, alsof wij daar
vroeger reeds zijn geweest, zoo levendig is
liet beeld, dat zich als lut ware plaatst
overwinning zul des te roemrijker zijn.'
Bauvais had met verheffing van stem gesproken,
het vuur van heilige begeestering blonk uit zijne
oogen en de handen die thans de zijne schudden,
beefden van aandoening, Zoo werd in eene kleine
restaurant van het „Latijnsche kwartier* door
Andreas Bauvais en zijne drie vrieiden den
giond9teen lot dien bond van geleerden gelegd,
die in de toekomst op de beste kringen der jonge
Parijsche geleeiden een zoo machtigen invloed
zou uitoefenen.
Zoouls dc vier het hadden voorspeld, zoo kwam
het ook uit. Du bond vermeerderde zich zeer
spoedig. De vriend van Mareuil, Jeun Marigné,
die omstreeks dien tijd zijne eerste houtgravures
vervaardigde en voor kleine tijdschriften bestel
lingen uitvoerde, werd het eerst aangenomen.
Weliswaar bezocht hij de vergaderingen niet zoo
druk als zijne collega's, omdat het hein te veel
moeite kostte het aangenaam tehuis, dat zijne
zuster Nulhalie voor hem schiep, dikwijls te
verlaten; maar hij mankeerde nimmer op die
dagen, op welke de kunstvoortbrengselen zijner
bondgenooten tentoongesteld of gecriliseerd wer
den en allen zich tot een bescheiden munliijd in
de Casinostraat verzamelden. Dit gebeurde iedere
maand eens.
Na Marigné werd Urban Kerdren, op aanbeve
ling van denzei ve aangenomen de opname van
Barbesius, die door Urban Kerdren den bond werd
toegevoerd, stiet in het begin op eenige moeie-
lijklieden.
„Wij kunnen toch geen kikvorschen-opstopper
onder ons opnemen,* had een van de leden ge
zegd, die zoo juist pas tot Journalist was benoemd
geworden.
„En waa:om dan niet vroeg Andreas Bauvais,
die met zijne beide ellebogen op de tafel leunde,
aan welke het bestuur had plaats genomen .en
waarom don 1.iet als deze kikvorsch-opstopper
Barbesius heet? Weet gij ook dat hij Docter in
philosophie, Docter in rechtsgeleerdheid en Doc
tor in de medicijnen is Eer wij twee jaren
verder zijn, zal hij eene zoo schitterende verhan
deling over de kikvorschenfamilie openbaar ma
ken, dat alle professoren aan het museum van
ergernis vergaan zullen. Kunt gij u bovendien
wel een idee maken, welk doei hij met deze
origineele, amusante b(z:^keid heeft?
oeIleel't hij daarmede nog een bijzonder
nnast hetgeen wij voor oogen hebben. Zonder
twijfel, er is verband tusschen deze fantaisie
en de werkelijkheid welke zij vergezelt, maar
de schakel, die ze vereeuigt, is ons ontsnapt,
en de indruk is gewoonlijk te vluchtig,
dan dat het zou gelukken haar te vinden.
Het verschijnsel bewijst alleen,
schatkamer der herinnering niet met
zegel wordt dichtgehouden. dat zi
gemakkelijk zich ontsluit.
Maar is het wel altijd een bewaar}?,
van schatten Ligt daar niet veel verza
meld, wat wij liever zouden willen, dat voor
eeuwig, ook voor onze eigen blikken ver
borgen bleef?
Grootendeels hangt dat van onszei ven af.
Onze voortdurende zorg moet zijn, den in
houd der herinneringen tot een wczelijken
rijkdom te maken De levensomstandighe
den hebben wij slechts zelden in onze macht
Zij worden ons vaak toebedeeld. In geval
zij onvoorziene gevolgen zijn van eigen daden
kunnen wij toch weinig anders doen, dan ze
aanvaarden zooals zij komen.
Doch als wij zorgen willen, dat er goede
dingen worden opgestapeld in het magazijn,
laten wij dan de kwade vermijden. Dat is
uiterst eenvoudig, en tocli wordt er te weinig
aan gedacht. Wanneer wij ons bezig hou
den met de voorbereiding van onze toekomst
iiebben wij wel alle opmerkzaamheid voor
stoffelijke zaken, maar het voornaamste wordt
vaak vergeten. Aangename herinneringen
zijn de vruchten van goede gedachten en
van hetgeen zij teweeg brengen. Het voor
schrift Zeg nooit iets en doe nooit iets,
waarvan gij naderhand spijt zoudt hebben,
behoort ook te worden opgevat iu dien zin,
dat woord en daad geen droevigen naklank
achterlaten. Voor onszei ven moeten wij zijn
de vriend, die bij later ontmoeten met een
lach op de lippen zeggen kan Weet je 't
nog Dan zullen wij ook nooit er tegen
opzien, dien vriend tot een gezellig praatje
uit te noodigen.
Nu het den leidenden mannen te Peking
geleidelijk weg steeds klaarder moet worden,
dat de mogendheden niet gezind zijn zich
op den langen duur voor den mal te laten
houden nu daadwerkelijk blijkt, dat de op-
marsch der geallieerden naar de hoofdstad
van het Hemebche Rijk, met doortastendheid
en beslistheid is ondernomen en de gisteren
voor een week in een commandantenverga—
dering te Tientsin, na een samenspreking van
vijf volle uren, genomen beschikkingen, ten
doel? antwoordde do journalist, .daarvan had ik
geen vermoeden."
„Zeer zeker tot uitoefening van eene kunst,
zooals de zijne, beeft men eene fijne opmerkings
gave en eene nauwkeurige bekendheid met de
zeden en gewoonten der menschen noodig. Zijt
ij dun nooit voor den winkel in de Rue de
'rovence blijven stilstaan? Ik voor mij vindt dat
elk zijner groepen eene satire is; zijne kikkers
leven, denken en handelen. In deze harlekijns
buikjes spiegelt zich nu eens majesteit, dan eens
plompheid of verwaandheid af, in die groote
oogen, dc wijd opengespleten muilen, weet hij
blle lueuschelijke gevoelens en gewaarwordingen
weder le geven van de werkelijk onovertrefbare
gebaren, die hij in de verschillende houdingen
aan deze groengiijze platvoeters geeft, wil ik niet
ens spreken. Beschouwd eens opmerkzaam zijne
Regelaar", zijne „Stamgasten in de Herberg',
zijne .kaartspelers", zijne duellisten', zijn
„Dorpskul', en zeg mij dan, of ieder van deze
groepcr. niet tegen onze voornaamste humoris
tische bladen opweegt. Barbesius dwingt mij
steeds opnieuw r.a te denken als een philosoof
en tegelijkertijd te lachen als een kind. Ten
lotle bezit deze man, die inziet, dat zijne wer
kelijke afschuwelijke leelijkheid voor hem alle
deuren gesloten houdt, een hart van gouden een
karakter, zoo eerlijk en standvastig en degelijk,
als er nauwelijks een tweede te Parijs zou te
inden zijn.
.Kort en goed; u zijt zijn vriend, en dut is
oldoende.'
„En ik niet minder,* bemerkte Marigné.
.Hij heeft de arme Wilhelmina van den hon
gerdood gered en haar de middelen verschaft,
die haar het samenleven met hare blinde doch
ter mogelijk maakt," ging Andreas Biuvuis
voort „ik heb ook gezien, hoe zijn wild, stop
pelig haar, over hetwelk gij u zoo dikwijls vroo-
lijk hebt gemaakt, door dc vlammen verzengt
werd, toen Barbesius, niet het grootste levens
gevaar bij een brand een kind redde en liet aan
zijne moeder wede-gif.*
En zoodoende werd Barbesius lid van den
bond.
(Wordt vervolgd.)