Nummer 84. Zondag 28 October. 23e Jaargang Toegewijd aan Handel? Sndustrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. LandbouwbfievenoverBemesting NTOON TIELEN, BEKWAME SPOED. De valsche Baron. Uitgeveb: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. FEUILLETON. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavon d. A b o n n e ra e n t s p r ij s per 3 maanden t' 0.75. Franco per post door het gcheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. „Een record slaan" schijnt iets zeer be geerlijks te zijn. Soms is er veel geld mee te verdienen, een ganschelijk niet te versmaden voordeel, doch er zijn ook menscheu, voor wie een fortuinsvermeerdering var. eenige honderden guldens niet zoo'u heel erg gewichtige zaak is en die niettemin, om op eeuig gebied den lauwer van den wedstrijd le behalen ot iets te doen dat tot dusver door niemand is verricht, geen krachtsinspanning te groot achten. Laten wij niet uit het oog verliezen, dat wij aan dien naijver der mededinging wel iets te danken hebbenals de roemzucht, die daarbij in het spel komt, ophield een prikkel te zijn, dan zouden vele dingtn, die nu en vroeger ten bate van zeer velen tot stand werden gebracht, achterwege zijn gebleven. Om ons hiervan te overtuigen behoeven we slechts den blik te laten gaan over het ruime veld van de industrie, waar wij voortdurend kunnen zien hoe men zijn LODEWIJK TADEN. best doet om in gelijken tij«l meer tc pro- duceeren dan een ander. Ouzo immer vol maakter wordende machinerieën zijn de vrucht van dat streven. Er worden evenwel ook overwinningen behaald die ons de schouders doen optrek ken ten teoken van twijfel aan het nut. Dezer dagen konden wij de met veel ophef medegedeelde tijding vernemen, dat een Duitsche passagiersboot, varende tusschen de Oude en Nieuwe Wereld, er wederom in geslaagd was den duur van het traject met enkele uren te bekorten. Het was er op aangelegd, van de beman ning, inzonderheid van het machine-personeel, werd het aller uiterste gevergd. De stokers stonden half naakt voor de vuren, af en toe moest men hen met water begieten, als ijsberen in een dierentuin gedurende de hondsdagen. Als 't er niet om te doen is, zoo gauw mogelijk over te zijn, zal men het zóó niet aanleggen: 't was eigenlijk gezegd maar een aardigheid, hoogstens een proefneming om to weten te komen in hoeveel of liever hoe weinig tijd, als alles raedeloopt, de overtocht gedaan kan worden. Het is allesbehalve zeker, dat de menschheid er bij zal profiteeren, als het mocht gelukken de snelheid der vervoer middelen in het algemeen te vermeerderen, hetzij door invoering van nieuw materiaal, of door versterking van de capaciteit van het bestaande. Die snelheid toch wordt vanzelf de norm voor alle bewegingmet haar ver andert het tempo, naar hetwelk wij ons in de gewone dingen hebben te voegen. Men behoeft niet aens de overmatige be dachtzaamheid van den ouden dag te hebben, om ongerust te zijn over de haastigheid, die onze verrichtingen kenmerkt en het is niet onwaarschijnlijk, dat toegeven aan den drang tot nog grooter spoed ook een toe neming zou tengevolge hebben van het aantal slachtoffers dier rustelooze beweeg lijkheid. Wie dat zijn, behoeft niemand te vragen. Wij zien ze in onze onmiddelijke nabijheid, wij aanschouwen er soms een in den spiegel onzer toilettafel. Lieden, die gejaagd en gedreven van den morgen tot den avond en over een deel zelfs van den nacht, de heer schappij over hun zenuwen verliezen, de controle oyer hun arbeidsvermogen aan het toeval moeten overlaten, de harmonie van denken en doen niet meer kunnen hcoren en maar voortijlen, van het een op het ander, totdat zij in een soort van verbijstering vastloopen. Pensionnaires van de sanatoria, waar een gedwongen werkloosheid hen weer een beetje op hun verhaal moet doen komen. Doch het is toch waar, dat het leven kort, en de taak, ons opgelegd, veel omvattend is Dat het maatschappelijk leven, ingewikkeld als het meer en meer is gewor den, hooge eischen stelt, aan welker vervul ling wij ons maar niet kunnen onttrekken? Ongetwijfeld behoort daar rekening mee gehouden te worden. En wij kunnen er dit wel bijvoegen Het i* altijd zoo geweest. Wij stellen ons de vroegere geslachten voor, als doodbedaard hun eenvoudige zaakjes afdoende, zonder er zich erg over te bekom meren, of eenig ding vandaag wel klaar zou komen, dewijl er toch morgen weer een dag zou volgen, steeds tot uitstellen bereid wanneer daarvoor maar een aannemelijk voorwendsel was te vinden, en nooit zich begevende buiten den regel matigen pas, zóó veel schreden per minuut, met sterke neiging tot vertraging. Als wij nagaan, wat door die voorgangers in hun leven wel is afge daan, dan moet die legende van het „op sloffen afdoen* wel wijken voor een juister begrip van de werkelijkheid. Misschien dat zij voor sommige dingen behoorlijk den tijd namen, maar als er te werken viel, en dat was in hun dagen niet minder dan in de onze, staken zij flink de handen uit de mouwen, en de vruchten mochten gezien worden, zoowel wat hoedanigheid als wat hoeveelheid aangaat. Ook zij wisten van „spoed" maken. Maar het was bekwame spoed. Zulk een, die tot het doel leidde, die inderdaad de tijdruimte gebruikte. Men oordeele over deze vergelijking In het woonvertrek der zeventiende eeuw stonden vele meubelen, maar precies op hun plaats en symmetrisch gerangschikt. In dat van onze dagen, in groette gelijk aan het andere, staan er juist evenveel, maar in schilder achtige wanorde dooreen. Zeker, dat lijkt artistiek. Maar hier krijgt men een indruk van overvulling, terwijl in het oude heilig dom der huisgoden ruimte overschoot. In het laatste bewoog men zich gemakkelijk, hier moet men oppassen om zich niet te stoo- ten. Regelmaat vinden wij, onder den invloed van den geest des tijds, min of meer ver velend het afgepaste strookt niet met onze doorgaande stemming. Dat is het. Ook de ruimte van onze hersenkas zou, wanneer de vulling in beeld gebracht kon worden, eenige gelijkenis ver- toonen van de kamer, waarin de voorwerpen maar zijn geplaatst naar het toeval aanwees, Maar toen deze het bevel van zijn meester wilde opvolgen, werd hij door een vlugge on krachtige beweging van dan vreemdeling terzijde geschoven. zonder berekening. l)e oorzaak ligt in den staat van gejaagdheid, waarin wij vaak ver- keeren en die ons belet de gedachten te ordenen, stevig vast te zetten op een plaats die we dadelijk kunnen terugvinden, en niet tot de bewerking van een andere over te gaan dan nadat aan de eerste niets meer te doen valt. Velen denken snel en halfals het noodig is weer met een pas verlaten denkbeeld ons bezig te houden, zijn wij het kwijt. Met al onze haastigheid loopen wij, volgens de bekende spreekwijze, van het kastje naar den muur, en als wij dan moe gedraafd zijn beteekent hetgeen wij hebben gedaan, nog niet veel. De spoed heeft ons parten gespeeld de regulateur bleef buiten werking, en er heeft een krachtverspilling plaats gehad, waarvan de resultaten niet zijn geëvenredigd aan de inspanning. Haast is noodig, want zeer veel moet ge daan worden. Wie evenwel goed wil bou wen, maakt een bestek en houdt zich daar aan. Vele kleine zaken tegelijk aanvatten, maakt dat wij er geen enkele goed te pak ken hebben een voor één en gestadig aan, dat is het geheim van een bekwamen spoed die wel vermoeien kan, maar niet uitput die de zenuwen gespannen houdt, doch ze niet overspant en daardoor verslapt. Volkomen meesterschap over zichzelven en over zijn arbeid is een noodzakelijke voorwaarde van welslagen. Wie bij het werk verklaart, „dat het hoofd er hem van omloopt", verkeert in gevaar van afgetobt te zijn vóór hij halverwege gereed is. Niet altijd hebben wij liet in onze macht, de werkzaamheden zóó te regelen, dat het één voltooid is vóór met het andere wordt begonnen. Maar dit kunnen wij wel ge daan krijgen, dat de gedachten zich uitslui tend bepalen tot datgene, waarmede wij op dit oogenblik bezig zijn. Daarvoor is zekere oefening noodig, een concentratie van den geest, die afdwaling voorkomt en het beste voorbehoedmiddel is tegen verstrooidheid, een der oorzaken van verwarring en onrust. Hollen en draven verkort den afstand niet, want het verplicht tot ontijdig rusten en daarmede gaat de schijnbare winst ver loren. Een gestadige en flinke tred ver slindt de ruimtemen kan dien volhouden, urenlang zonder de krachten te doen ver minderen. En dan wordt er werk gedaan, dat steekhoudt. Wij die, in meerdere of mindere mate, nog iets anders te doen hebben dan voor dagelijksch onderhoud te zorgen, im- uiers daar zijn werkzaamheden ten alge-1,1 meenen nutte, waarin wij behooren te dee-! len als leden van de groote maatschappelijk i ke familie, welker eeuwig en tijdelijk wel- 'i zijn ons ter harte gaat, moeten daar wèl op letten. Ook in dit opzicht laten wij 1 ons door den invloed der eeuw van stoom en electriciteit meesleepen. Zonder bereke-' ning nemen wij allerlei dingen op ons, en beginnen er aan met grooten ijver, maai. weldra overstelpt ons de veelheid; door van,; het een naar het ander te vliegen, doorl1- aan drie of vier dingen tegelijk te denken.l raken wij ter prooi aan overijling en over-1 spanning en van al de drukte komt niets1 terecht. Druk zijn en werkzaam zijn is niel hetzelfde. :j, Een verstandig man bestudeert zichzelven leert zijn krachten kennen en gebruikt zc, met mate. Dat hij zich gewennen moet aai, spoed, is zeker, maar hij loopt in rechte lijr vlak op het doel aan en zonder zich te la ten verleiden tot haastig rondsuellen op zij-, paden. Niet voor elke taak, hoe gewichtig ook op zichzelve, stelt hij zich beschikbaar 1 maar wat hij op zich neemt, wordt goec. gedaan en snel gedaan. Dat geeft hem eer rustige zelfvoldoening bij het zien van d< uitkomst van zijn ijver. Dat is de „be-1 kwame spoed", die het motto van ons levenL behoort te wezen. xili. f Daar de tijd voor de wintergranen ïu ongeveer daar is, zal het miju lezers, meer-1'.- ik, niet onaangenaam zijn het een en ande i te vernemen aangaande de wijze van be- t handeling, bemesting enz. dezer vruchten Tot dat doel begin ik heden met het zeke niet minst belangrijke graangewas, de Tarwe j De tanve is, niettegenstaande de prijs ervai 1 in dc laatste jaren zeer gedaald is, tocl voor zeer vee! streken een voornaam land- - bouwgewas. Wel wil men bij de tegen- - woordige markt heel graag zonder of me weinig tarwebouw het bedrijf voeren, doel' f, in den regel is dat niet wel mogelijk eii bij een goede behandeling en niet al tr ongunstig weer ook niet noodig. Ik bedoel i dat met tarwe bij goede bewerking van dei grond en een rijke en doelmatige beraestinj de verbouw zeer wel loonend is. Daaren- lt boven, wanneer men in aanmerking neeml'1*1 dat er nog altijd voor een 25 30 millioei en iangstraalstbe Courant, De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat van al Vrijdag den '26 October aan staande het kantoor van den Ontvanger der directe belastingen en accijnzen alhier zal zijn gevestigd ten huize van A. F. Verhoeven Pulles, Stationsstraat O 264 te Waalwijk. Waalwijk, 22 October 1900. De Burgemeester K. DE VAN DER SCHÜEREN. Burgemeester cn Wethouders van Waalwijk maken bekend, dat de begrooting van inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1901, den ge meenteraad is aangeboden en gedurende 14dagen voor eeu ieder ter Secretarie ter lezing is neder - gelegd. Zij is tegen betaling der kosten in afschrift verkrijgbaar. Waalwijk, den 20 October 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN De Secretaris, F. W. VAN LIËMPT. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Op den morgen na den dag, waarop de be schermeling van üonsalva den portier vun het Monniarsche paleis te kennen had gegeven, dat hij niet meer zou beproeven mijnbeer van Haudra te spreken, liep hij langen tijd op de kaden en de straten, die in de nabijheid van de woning van den advocaat-generaal Grandchamp lagen, op en neer. Van tijd tot tijd bracht hij werktuige lijk de hand naar de borst, om zich te verge wissen, dat een groote brief, welken hij den advocaat-generaal wilde overreiken, nog onge deerd in zijn borstzak aanwezig was. Hij had thaDS zijn plan anders ontworpenhij wilde den hoogen gerechtspersoon, mijnheer van Grand champ, in zijne woning opzoeken, om een' gedurende den nacht opgestelden brief in zijne handen te deponeeren, waarin hij verklaarde, dat zich iemand, door een moordaanslag op hem te plegen, in het bezit van zijne papieren en fortuin uanspraken gesteld en nu onder zijn naam in Parijs een rol speelde. Den van deze wandaad betichte noemde de ongelukkige met naam en hij bood aan de overtuigende bewijzen hiervoor te leveren. Van dezen stap geloofde den beschermeling van Gousalva het beste gevolg te mogen ver wachten en toch talmde hij thans, nu hij op het punt stond dezen stap te doen. De ongeluk kige jonge man, die nog de sporen van de kor telings doorstane ziekte droeg en als 't ware als een bedelaar gekleed was, stond onbewegelijk en in nadenken verzonken voor de deur van het huis van den heer van Grandchamp, in het midden der straat, toen een gillende roep«Geef acht 1' en het luide klappen eener zweep, hem uit zijne overpeinzingen opschrikte. Verschrikt sprong hij terug en zag, dat hij bijna door de wielen van een» elegante Phaeton overreden was geworden, die in het volgende oogenblik voor de woning stilhield. Hij naderde het rijtuig en bemerkte op het portier van hetzelve een hem maar al te goed bekend wnpen, bij welks aan blik hij in ware woedde uitbarstte. De koetsier sprong van den bok, opende het portier, trad eerbiedig terzijde en de bleeke onbekende, die voor eenige wekan van honger op de straat, in de nabijheid van het station St. Lazaire was nedergezonken, zag zich geplaatst tegenover een jongen man van zijnen jaren met regelmatige trekken en trotsche manieren. Een oogenblik bracht hem den schrik in welke hem de ver schijning bracht, in verwarrring, maar spoedig van de gelegenheid gebruik makend, trad de bleeke joDge man op baron van Haudra, die zooeven het rijtuig verliet, toe, legde de hand op diens schouder, en riep luid „Johan Studen, geef mij den titel en den naam terug, dien gij mij ontstolen hebt!' Emil trad terug, als had de hem een adder ge stokeneeue lijkkleur overtoog zijn gelaat;doch deze verandering van kleur kou evengoed dooi den toorn over eene hem toegevoegde belerdiging te voorschijn zijn geroepen, want hij herstelde zich spoedig van den eersten schrik, stiet met gespierde arm dengsne, die de hand op zijn schonder had gelegd, terug en riep: «Gij zijt krankzinnig, mijnheer; ik heet niet Johan Studon, mijn naam is baron Emil van Haudra 1' «Leugenaar 1' schreeuwde de bleeke, jonge man, terwijl hij de gebalde vuist dreigend ophief. .«Gij xQt Johan Studen, den passagier op de «Fran klin' de ellendeling, die vergift en dolk aan gewend hebt, om vau mij ontslagen te worden en zich daarna ongestraft als erfgenaam van de millioenen van Philip Monnier heelt opgewor pen I' «Nog eens,' zeide van Haudra; wanneer gij u niet oogenblikkelijk van hier verwijdert, zal ik de politie roepen, om aan dit schandaal een einde te maken.' «De politie! Johan Studen I Gij zoudt het wagen met mij te meten Brutale roover Ellendeling 1... Moordenaar Emil, wiens oogen met bloed doorloopen waren, riep zijnen koetsier met krijscher.de stem toe «Tony, bevrijdt mij van dezen onbeschaamden krankzinnige 1' «Raak mij niet aan, dienaar, of het zal u be rouwen I' schreeuwde deze. Maar de krachtige koetsier drong opnieuw op hem aan en het gelukte hem deu vreemdeling bij den pols te vutten en hem terzijde te werpen. Emil keerde de worstelenden den rug en wilde zich in het huis van den advocaat-generaal be geven, maar het alarm dat deze scène had ver oorzaakt, had een menigte nieuwsgierigen bij- ecngelokt, die begeerig naar den uitslag van dit voorval wachtten. Niemand toonde lust, den kring, welke den baron van Haudra, den bleeken vreemdeling en Tony omsloot, te verbreken. De Parijzenaars houden te veel van schandalen, om zich zoo lichtelijk eene interessante straat-scène te laten ontsnappen. Een dagblad-correspondent, die juist daarlangs kwam opende zijne portefeuille en be gon eenige aanteekeningen te maken. De jonge man wierp zich voor de tweede maal op Emil en schreeuwde met luidklinkende stem «DiefMoordenaar 1...» Op dit oogenblik braken eenige politie-ageuten zich een baan door den dichten volkshoop en zagen zich weldra tegenover twee mannen ge plaatst, tusschen welke eene bewonderenswaar dige gelijkenis bestond. De een echter had een armoedig uitzicht, schimpte en stiet dreigemen ten uit, terwijl de andere zeer elegant gekleed was, eenige passen verder zijne équipage had staan en zich tegen zijnen aanrander, minder door woorden dan door verachtalijke blikken verdedigde. Emil wendde zich tot de politie agenten sprak «Ik neem u tot getuigen, mijne heeren, dat deze man, wiens verstand in de war schijnt te zijn, mij openlijk beleedigt en mij den weg verspertIk begeef mij naar den heer advo caat-generaal.... en «Ja, bij hem zullen wij elkander terugzien 1' riep de bleeke jonge man. „Mijn naam is baron Emil van Haudra', zeide deu ofïicieelen verloofde van freule van Grand champ. «Dat is eene schandelijke leugen!' antwoordde *55* zijn tegenpartij «den naam Emil vau Haudra komt mij alleen tooi# In een oogenblik hadden de politie-agenten de volksmenigte uiteeugedreven en baanden eer. weg voor den erfgenaam van Monnier naur de deur van het Granachampsche huis, waarin deze verdween. Toen bevolen zij den anderen jongen man, die zij voor ceu aan grootheidswaanzin lijdenden gek hielden, kort en barsch hen te volgen. «Waarheen wilt gij mij brengen?' vroeg deze. «Vooreerst naar den commissaris van politie.' Reeds maakte de jonge man zich gereed de beschermers der wet te volgen, toen een nieuws gierige uit de volkshoop vooruit trad, de agenten naderde, in zijn borstzak tastte en hun vlug eene kaart toonde. «Ik neem de verantwoording voor dezen man op mij,' zeide hij. «Dat is genoeg, mijnheer Ramoussotin uwe handen is hij goed bewaard,' was het antwoord van de wakeis voor de orde, die zich met een beleefden groet aan Ramoussot, terugtrokken. Ramoussot richtte zijne schreden naar eene ordentelijk uitziende restauratie. «Geef ons eene aparte kamer,' sprak hij tot den kelner. Deze klom verscheidene trappen op en opende voor hen eene deur, die toegung tot eeDe ruime kamer verleende. «Breng ons twee dozijn oesters, een flesch Bourgogne, van den beste kalfscotteletten met kastanjes en eene gebraden kip. Haast u en serveert zoo spoedig mogolijk wij hebben niet veel tijd te verliezen.' De kellner vloog de trappen af en Ramoussot eii zijn beschermeling waren alleen. „Terwijl het eten klaargemaakt wordt," sprak de eerste, „hebben wij tijd genoeg, om de per sonen van het tooneel, dat zooeven afgespeeld is, een weinig nader te beschouwen. Om uw vertrouwen te winnen, zal ik met mijzelve be ginnen.... Ik heet Ramoussot en ben geheim agent der veiligheids-politie.' Bij het hooren der laatste woorden ondervond de jonge man geenszins dien schrik, dat onaan genaam gevoel, hetwelk het woord politie als 'tware altijd te voorschijn roept; integendeel zag hij Ramoussot met glinsterende oogen aan, als was bij overtuigd, dat hij in ieder persoon, die tot de beschermers der wet behoorde, een -1! .dj tr vriend en bondgenoot zou aantreffen. Daar lii Al bij den geheimen agent niet in Oprechtheid wild achterstaan, zoo maakte hij een lichte buiginj voor hem en zeide klaar en duidelijk 11 «Ik ben den baron Emil van Haudra.' De doordringende blik van Ramoussot rustt i voor een oogenblik op den bleeken jonge man i in zijn binnenste vergeleek hij den ofïicieelen erf 1- genaam van Monnier en dengene, dien hij tei '(Q nfon ll (1 (1 mtrrnnnA/liiril A' n *1 n li! l> eten had uitgenoodigd. Nadat hij het examei geëindigd had; nam hij het gesprek weder op «Verwondert u geenszins over den aard en d le wijze op welke ik met u omga en tot u spreek w, Vergeet, als het u belieft mijne positie als gehein agent en ziet enkel in mij een man van jaren 'R' die zich gelukkig zal achten, u als het mogelij) i ld is, een dienst te bewijzen. Ons gesprek zal naar het mij toeschijnt, lang duren ik zal vel vragen aan u stellen en gij moet mij zonde omwegen antwoorden. Of ik u zal kunnen red iu den, of u op de een of andere mannier te hul) zul kunnen komen, hangt van omstandighedei af. In ieder geval rnoogt gij in mij geen vijani ij zien.' 'n, De jongeling haalde den brief uit zijn borst f«. zak te voorschijn, dien hij een uur geleden aai mijnheer van Grandchamp had willen overhan- i t digen, de „Lees dit,' zaide hij tot Ramoussot, «dan zul ;iaj gij het grootste gedeelte van mijn geheim ken nen later kunt gij mij dan uitvragen, zoovee U' gij wilt.' iV Ramoussot ontvouwde voorzichtig het papie en begon met gespannen aandacht te lezen terwijl hij gedurig ophield, als onderzocht hi i uj_. de waarde der bewijzen, met welke de jong 11 gt man zijne beschuldiging staafde. Hier en daa onderstreepte hij met een potlood eene plaats |J bij eene andere zette hij een vraagteeken. Twee 'as maal beschouwde hij den vreemdeling nauw 'l keurig, sloot dan esuige seconden de oogen, ge lt durende welke hij waarschijnlijk het beeld vai anderen jongen eleganten heer in zijn gees i voorbij liet trekken, die op dit oogenblik in d 1 in de woning van den advocaat-generaal vait Grandchamp met diens dochter het huwelijks contract sloot. (Wordt vervolgd.) j,.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1