Nummer 84.
Zondag 28 October.
23e Jaargang
Toegewijd aan Handel? Sndustrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
LandbouwbfievenoverBemesting
NTOON TIELEN,
BEKWAME SPOED.
De valsche Baron.
Uitgeveb:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavon d.
A b o n n e ra e n t s p r ij s per 3 maanden t' 0.75.
Franco per post door het gcheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WAALWIJK.
Advertentiën 17 regels f 0.G0 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
„Een record slaan" schijnt iets zeer be
geerlijks te zijn. Soms is er veel geld mee
te verdienen, een ganschelijk niet te
versmaden voordeel, doch er zijn ook
menscheu, voor wie een fortuinsvermeerdering
var. eenige honderden guldens niet zoo'u
heel erg gewichtige zaak is en die niettemin,
om op eeuig gebied den lauwer van den
wedstrijd le behalen ot iets te doen dat tot
dusver door niemand is verricht, geen
krachtsinspanning te groot achten.
Laten wij niet uit het oog verliezen, dat
wij aan dien naijver der mededinging wel
iets te danken hebbenals de roemzucht,
die daarbij in het spel komt, ophield een
prikkel te zijn, dan zouden vele dingtn,
die nu en vroeger ten bate van zeer velen
tot stand werden gebracht, achterwege zijn
gebleven. Om ons hiervan te overtuigen
behoeven we slechts den blik te laten gaan
over het ruime veld van de industrie, waar
wij voortdurend kunnen zien hoe men zijn
LODEWIJK TADEN.
best doet om in gelijken tij«l meer tc pro-
duceeren dan een ander. Ouzo immer vol
maakter wordende machinerieën zijn de vrucht
van dat streven.
Er worden evenwel ook overwinningen
behaald die ons de schouders doen optrek
ken ten teoken van twijfel aan het nut.
Dezer dagen konden wij de met veel ophef
medegedeelde tijding vernemen, dat een
Duitsche passagiersboot, varende tusschen
de Oude en Nieuwe Wereld, er wederom
in geslaagd was den duur van het traject
met enkele uren te bekorten. Het was er op
aangelegd, van de beman ning, inzonderheid
van het machine-personeel, werd het aller
uiterste gevergd. De stokers stonden half
naakt voor de vuren, af en toe moest men
hen met water begieten, als ijsberen in een
dierentuin gedurende de hondsdagen. Als 't
er niet om te doen is, zoo gauw mogelijk
over te zijn, zal men het zóó niet aanleggen:
't was eigenlijk gezegd maar een aardigheid,
hoogstens een proefneming om to weten
te komen in hoeveel of liever hoe weinig
tijd, als alles raedeloopt, de overtocht gedaan
kan worden. Het is allesbehalve zeker, dat
de menschheid er bij zal profiteeren, als het
mocht gelukken de snelheid der vervoer
middelen in het algemeen te vermeerderen,
hetzij door invoering van nieuw materiaal,
of door versterking van de capaciteit van het
bestaande. Die snelheid toch wordt vanzelf
de norm voor alle bewegingmet haar ver
andert het tempo, naar hetwelk wij ons in
de gewone dingen hebben te voegen.
Men behoeft niet aens de overmatige be
dachtzaamheid van den ouden dag te hebben,
om ongerust te zijn over de haastigheid,
die onze verrichtingen kenmerkt en het is
niet onwaarschijnlijk, dat toegeven aan den
drang tot nog grooter spoed ook een toe
neming zou tengevolge hebben van het
aantal slachtoffers dier rustelooze beweeg
lijkheid.
Wie dat zijn, behoeft niemand te vragen.
Wij zien ze in onze onmiddelijke nabijheid,
wij aanschouwen er soms een in den spiegel
onzer toilettafel. Lieden, die gejaagd en
gedreven van den morgen tot den avond en
over een deel zelfs van den nacht, de heer
schappij over hun zenuwen verliezen, de
controle oyer hun arbeidsvermogen aan het
toeval moeten overlaten, de harmonie van
denken en doen niet meer kunnen hcoren
en maar voortijlen, van het een op het ander,
totdat zij in een soort van verbijstering
vastloopen. Pensionnaires van de sanatoria,
waar een gedwongen werkloosheid hen weer
een beetje op hun verhaal moet doen komen.
Doch het is toch waar, dat het leven
kort, en de taak, ons opgelegd, veel
omvattend is Dat het maatschappelijk leven,
ingewikkeld als het meer en meer is gewor
den, hooge eischen stelt, aan welker vervul
ling wij ons maar niet kunnen onttrekken?
Ongetwijfeld behoort daar rekening mee
gehouden te worden. En wij kunnen er dit
wel bijvoegen Het i* altijd zoo geweest.
Wij stellen ons de vroegere geslachten voor,
als doodbedaard hun eenvoudige zaakjes
afdoende, zonder er zich erg over te bekom
meren, of eenig ding vandaag wel klaar zou
komen, dewijl er toch morgen weer een dag
zou volgen, steeds tot uitstellen bereid
wanneer daarvoor maar een aannemelijk
voorwendsel was te vinden, en nooit zich
begevende buiten den regel matigen pas, zóó
veel schreden per minuut, met sterke neiging
tot vertraging. Als wij nagaan, wat door
die voorgangers in hun leven wel is afge
daan, dan moet die legende van het „op
sloffen afdoen* wel wijken voor een juister
begrip van de werkelijkheid. Misschien dat
zij voor sommige dingen behoorlijk den tijd
namen, maar als er te werken viel, en
dat was in hun dagen niet minder dan in
de onze, staken zij flink de handen uit
de mouwen, en de vruchten mochten gezien
worden, zoowel wat hoedanigheid als wat
hoeveelheid aangaat.
Ook zij wisten van „spoed" maken.
Maar het was bekwame spoed. Zulk een,
die tot het doel leidde, die inderdaad de
tijdruimte gebruikte.
Men oordeele over deze vergelijking In
het woonvertrek der zeventiende eeuw stonden
vele meubelen, maar precies op hun plaats
en symmetrisch gerangschikt. In dat van
onze dagen, in groette gelijk aan het andere,
staan er juist evenveel, maar in schilder
achtige wanorde dooreen. Zeker, dat lijkt
artistiek. Maar hier krijgt men een indruk
van overvulling, terwijl in het oude heilig
dom der huisgoden ruimte overschoot. In
het laatste bewoog men zich gemakkelijk,
hier moet men oppassen om zich niet te stoo-
ten. Regelmaat vinden wij, onder den invloed
van den geest des tijds, min of meer ver
velend het afgepaste strookt niet met onze
doorgaande stemming.
Dat is het. Ook de ruimte van onze
hersenkas zou, wanneer de vulling in beeld
gebracht kon worden, eenige gelijkenis ver-
toonen van de kamer, waarin de voorwerpen
maar zijn geplaatst naar het toeval aanwees,
Maar toen deze het bevel van zijn meester
wilde opvolgen, werd hij door een vlugge on
krachtige beweging van dan vreemdeling terzijde
geschoven.
zonder berekening. l)e oorzaak ligt in den
staat van gejaagdheid, waarin wij vaak ver-
keeren en die ons belet de gedachten te
ordenen, stevig vast te zetten op een plaats
die we dadelijk kunnen terugvinden, en niet
tot de bewerking van een andere over te
gaan dan nadat aan de eerste niets meer te
doen valt. Velen denken snel en halfals
het noodig is weer met een pas verlaten
denkbeeld ons bezig te houden, zijn wij het
kwijt. Met al onze haastigheid loopen wij,
volgens de bekende spreekwijze, van het
kastje naar den muur, en als wij dan moe
gedraafd zijn beteekent hetgeen wij hebben
gedaan, nog niet veel. De spoed heeft ons
parten gespeeld de regulateur bleef buiten
werking, en er heeft een krachtverspilling
plaats gehad, waarvan de resultaten niet
zijn geëvenredigd aan de inspanning.
Haast is noodig, want zeer veel moet ge
daan worden. Wie evenwel goed wil bou
wen, maakt een bestek en houdt zich daar
aan. Vele kleine zaken tegelijk aanvatten,
maakt dat wij er geen enkele goed te pak
ken hebben een voor één en gestadig aan,
dat is het geheim van een bekwamen spoed
die wel vermoeien kan, maar niet uitput
die de zenuwen gespannen houdt, doch ze
niet overspant en daardoor verslapt.
Volkomen meesterschap over zichzelven
en over zijn arbeid is een noodzakelijke
voorwaarde van welslagen. Wie bij het
werk verklaart, „dat het hoofd er hem van
omloopt", verkeert in gevaar van afgetobt
te zijn vóór hij halverwege gereed is.
Niet altijd hebben wij liet in onze macht,
de werkzaamheden zóó te regelen, dat het
één voltooid is vóór met het andere wordt
begonnen. Maar dit kunnen wij wel ge
daan krijgen, dat de gedachten zich uitslui
tend bepalen tot datgene, waarmede wij op
dit oogenblik bezig zijn. Daarvoor is zekere
oefening noodig, een concentratie van den
geest, die afdwaling voorkomt en het beste
voorbehoedmiddel is tegen verstrooidheid,
een der oorzaken van verwarring en onrust.
Hollen en draven verkort den afstand
niet, want het verplicht tot ontijdig rusten
en daarmede gaat de schijnbare winst ver
loren. Een gestadige en flinke tred ver
slindt de ruimtemen kan dien volhouden,
urenlang zonder de krachten te doen ver
minderen. En dan wordt er werk gedaan,
dat steekhoudt.
Wij die, in meerdere of mindere mate,
nog iets anders te doen hebben dan voor
dagelijksch onderhoud te zorgen, im-
uiers daar zijn werkzaamheden ten alge-1,1
meenen nutte, waarin wij behooren te dee-!
len als leden van de groote maatschappelijk i
ke familie, welker eeuwig en tijdelijk wel- 'i
zijn ons ter harte gaat, moeten daar
wèl op letten. Ook in dit opzicht laten wij 1
ons door den invloed der eeuw van stoom
en electriciteit meesleepen. Zonder bereke-'
ning nemen wij allerlei dingen op ons, en
beginnen er aan met grooten ijver, maai.
weldra overstelpt ons de veelheid; door van,;
het een naar het ander te vliegen, doorl1-
aan drie of vier dingen tegelijk te denken.l
raken wij ter prooi aan overijling en over-1
spanning en van al de drukte komt niets1
terecht. Druk zijn en werkzaam zijn is niel
hetzelfde. :j,
Een verstandig man bestudeert zichzelven
leert zijn krachten kennen en gebruikt zc,
met mate. Dat hij zich gewennen moet aai,
spoed, is zeker, maar hij loopt in rechte lijr
vlak op het doel aan en zonder zich te la
ten verleiden tot haastig rondsuellen op zij-,
paden. Niet voor elke taak, hoe gewichtig
ook op zichzelve, stelt hij zich beschikbaar 1
maar wat hij op zich neemt, wordt goec.
gedaan en snel gedaan. Dat geeft hem eer
rustige zelfvoldoening bij het zien van d<
uitkomst van zijn ijver. Dat is de „be-1
kwame spoed", die het motto van ons levenL
behoort te wezen.
xili. f
Daar de tijd voor de wintergranen ïu
ongeveer daar is, zal het miju lezers, meer-1'.-
ik, niet onaangenaam zijn het een en ande i
te vernemen aangaande de wijze van be- t
handeling, bemesting enz. dezer vruchten
Tot dat doel begin ik heden met het zeke
niet minst belangrijke graangewas, de Tarwe j
De tanve is, niettegenstaande de prijs ervai 1
in dc laatste jaren zeer gedaald is, tocl
voor zeer vee! streken een voornaam land- -
bouwgewas. Wel wil men bij de tegen- -
woordige markt heel graag zonder of me
weinig tarwebouw het bedrijf voeren, doel' f,
in den regel is dat niet wel mogelijk eii
bij een goede behandeling en niet al tr
ongunstig weer ook niet noodig. Ik bedoel i
dat met tarwe bij goede bewerking van dei
grond en een rijke en doelmatige beraestinj
de verbouw zeer wel loonend is. Daaren- lt
boven, wanneer men in aanmerking neeml'1*1
dat er nog altijd voor een 25 30 millioei
en
iangstraalstbe Courant,
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
bekend, dat van al Vrijdag den '26 October aan
staande het kantoor van den Ontvanger der
directe belastingen en accijnzen alhier zal zijn
gevestigd ten huize van A. F. Verhoeven Pulles,
Stationsstraat O 264 te Waalwijk.
Waalwijk, 22 October 1900.
De Burgemeester
K. DE VAN DER SCHÜEREN.
Burgemeester cn Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dat de begrooting van inkomsten
en uitgaven voor het dienstjaar 1901, den ge
meenteraad is aangeboden en gedurende 14dagen
voor eeu ieder ter Secretarie ter lezing is neder -
gelegd.
Zij is tegen betaling der kosten in afschrift
verkrijgbaar.
Waalwijk, den 20 October 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN
De Secretaris,
F. W. VAN LIËMPT.
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
Op den morgen na den dag, waarop de be
schermeling van üonsalva den portier vun het
Monniarsche paleis te kennen had gegeven, dat
hij niet meer zou beproeven mijnbeer van Haudra
te spreken, liep hij langen tijd op de kaden en
de straten, die in de nabijheid van de woning
van den advocaat-generaal Grandchamp lagen, op
en neer. Van tijd tot tijd bracht hij werktuige
lijk de hand naar de borst, om zich te verge
wissen, dat een groote brief, welken hij den
advocaat-generaal wilde overreiken, nog onge
deerd in zijn borstzak aanwezig was. Hij had
thaDS zijn plan anders ontworpenhij wilde den
hoogen gerechtspersoon, mijnheer van Grand
champ, in zijne woning opzoeken, om een'
gedurende den nacht opgestelden brief in zijne
handen te deponeeren, waarin hij verklaarde,
dat zich iemand, door een moordaanslag op hem
te plegen, in het bezit van zijne papieren en
fortuin uanspraken gesteld en nu onder zijn
naam in Parijs een rol speelde. Den van deze
wandaad betichte noemde de ongelukkige met
naam en hij bood aan de overtuigende bewijzen
hiervoor te leveren.
Van dezen stap geloofde den beschermeling
van Gousalva het beste gevolg te mogen ver
wachten en toch talmde hij thans, nu hij op
het punt stond dezen stap te doen. De ongeluk
kige jonge man, die nog de sporen van de kor
telings doorstane ziekte droeg en als 't ware als
een bedelaar gekleed was, stond onbewegelijk
en in nadenken verzonken voor de deur van het
huis van den heer van Grandchamp, in het
midden der straat, toen een gillende roep«Geef
acht 1' en het luide klappen eener zweep, hem
uit zijne overpeinzingen opschrikte. Verschrikt
sprong hij terug en zag, dat hij bijna door de
wielen van een» elegante Phaeton overreden was
geworden, die in het volgende oogenblik voor
de woning stilhield. Hij naderde het rijtuig en
bemerkte op het portier van hetzelve een hem
maar al te goed bekend wnpen, bij welks aan
blik hij in ware woedde uitbarstte. De koetsier
sprong van den bok, opende het portier, trad
eerbiedig terzijde en de bleeke onbekende,
die voor eenige wekan van honger op de straat,
in de nabijheid van het station St. Lazaire was
nedergezonken, zag zich geplaatst tegenover een
jongen man van zijnen jaren met regelmatige
trekken en trotsche manieren. Een oogenblik
bracht hem den schrik in welke hem de ver
schijning bracht, in verwarrring, maar spoedig
van de gelegenheid gebruik makend, trad de
bleeke joDge man op baron van Haudra, die
zooeven het rijtuig verliet, toe, legde de hand
op diens schouder, en riep luid
„Johan Studen, geef mij den titel en den naam
terug, dien gij mij ontstolen hebt!'
Emil trad terug, als had de hem een adder ge
stokeneeue lijkkleur overtoog zijn gelaat;doch
deze verandering van kleur kou evengoed dooi
den toorn over eene hem toegevoegde belerdiging
te voorschijn zijn geroepen, want hij herstelde
zich spoedig van den eersten schrik, stiet met
gespierde arm dengsne, die de hand op zijn
schonder had gelegd, terug en riep:
«Gij zijt krankzinnig, mijnheer; ik heet niet
Johan Studon, mijn naam is baron Emil van
Haudra 1'
«Leugenaar 1' schreeuwde de bleeke, jonge man,
terwijl hij de gebalde vuist dreigend ophief. .«Gij
xQt Johan Studen, den passagier op de «Fran
klin' de ellendeling, die vergift en dolk aan
gewend hebt, om vau mij ontslagen te worden
en zich daarna ongestraft als erfgenaam van de
millioenen van Philip Monnier heelt opgewor
pen I'
«Nog eens,' zeide van Haudra; wanneer gij u
niet oogenblikkelijk van hier verwijdert, zal ik
de politie roepen, om aan dit schandaal een einde
te maken.'
«De politie! Johan Studen I Gij zoudt het
wagen met mij te meten Brutale roover
Ellendeling 1... Moordenaar
Emil, wiens oogen met bloed doorloopen
waren, riep zijnen koetsier met krijscher.de stem
toe
«Tony, bevrijdt mij van dezen onbeschaamden
krankzinnige 1'
«Raak mij niet aan, dienaar, of het zal u be
rouwen I' schreeuwde deze.
Maar de krachtige koetsier drong opnieuw op
hem aan en het gelukte hem deu vreemdeling
bij den pols te vutten en hem terzijde te werpen.
Emil keerde de worstelenden den rug en wilde
zich in het huis van den advocaat-generaal be
geven, maar het alarm dat deze scène had ver
oorzaakt, had een menigte nieuwsgierigen bij-
ecngelokt, die begeerig naar den uitslag van dit
voorval wachtten.
Niemand toonde lust, den kring, welke den
baron van Haudra, den bleeken vreemdeling en
Tony omsloot, te verbreken. De Parijzenaars
houden te veel van schandalen, om zich zoo
lichtelijk eene interessante straat-scène te laten
ontsnappen. Een dagblad-correspondent, die juist
daarlangs kwam opende zijne portefeuille en be
gon eenige aanteekeningen te maken.
De jonge man wierp zich voor de tweede maal
op Emil en schreeuwde met luidklinkende
stem
«DiefMoordenaar 1...»
Op dit oogenblik braken eenige politie-ageuten
zich een baan door den dichten volkshoop en
zagen zich weldra tegenover twee mannen ge
plaatst, tusschen welke eene bewonderenswaar
dige gelijkenis bestond. De een echter had een
armoedig uitzicht, schimpte en stiet dreigemen
ten uit, terwijl de andere zeer elegant gekleed
was, eenige passen verder zijne équipage had
staan en zich tegen zijnen aanrander, minder
door woorden dan door verachtalijke blikken
verdedigde.
Emil wendde zich tot de politie agenten sprak
«Ik neem u tot getuigen, mijne heeren, dat
deze man, wiens verstand in de war schijnt te
zijn, mij openlijk beleedigt en mij den weg
verspertIk begeef mij naar den heer advo
caat-generaal.... en
«Ja, bij hem zullen wij elkander terugzien 1'
riep de bleeke jonge man.
„Mijn naam is baron Emil van Haudra', zeide
deu ofïicieelen verloofde van freule van Grand
champ.
«Dat is eene schandelijke leugen!' antwoordde
*55*
zijn tegenpartij «den naam Emil vau Haudra
komt mij alleen tooi#
In een oogenblik hadden de politie-agenten
de volksmenigte uiteeugedreven en baanden eer.
weg voor den erfgenaam van Monnier naur de
deur van het Granachampsche huis, waarin deze
verdween. Toen bevolen zij den anderen jongen
man, die zij voor ceu aan grootheidswaanzin
lijdenden gek hielden, kort en barsch hen te
volgen.
«Waarheen wilt gij mij brengen?' vroeg deze.
«Vooreerst naar den commissaris van politie.'
Reeds maakte de jonge man zich gereed de
beschermers der wet te volgen, toen een nieuws
gierige uit de volkshoop vooruit trad, de agenten
naderde, in zijn borstzak tastte en hun vlug
eene kaart toonde.
«Ik neem de verantwoording voor dezen man
op mij,' zeide hij.
«Dat is genoeg, mijnheer Ramoussotin uwe
handen is hij goed bewaard,' was het antwoord
van de wakeis voor de orde, die zich met een
beleefden groet aan Ramoussot, terugtrokken.
Ramoussot richtte zijne schreden naar eene
ordentelijk uitziende restauratie.
«Geef ons eene aparte kamer,' sprak hij tot
den kelner. Deze klom verscheidene trappen
op en opende voor hen eene deur, die toegung
tot eeDe ruime kamer verleende.
«Breng ons twee dozijn oesters, een flesch
Bourgogne, van den beste kalfscotteletten met
kastanjes en eene gebraden kip. Haast u en
serveert zoo spoedig mogolijk wij hebben niet
veel tijd te verliezen.'
De kellner vloog de trappen af en Ramoussot
eii zijn beschermeling waren alleen.
„Terwijl het eten klaargemaakt wordt," sprak
de eerste, „hebben wij tijd genoeg, om de per
sonen van het tooneel, dat zooeven afgespeeld
is, een weinig nader te beschouwen. Om uw
vertrouwen te winnen, zal ik met mijzelve be
ginnen.... Ik heet Ramoussot en ben geheim
agent der veiligheids-politie.'
Bij het hooren der laatste woorden ondervond
de jonge man geenszins dien schrik, dat onaan
genaam gevoel, hetwelk het woord politie als
'tware altijd te voorschijn roept; integendeel
zag hij Ramoussot met glinsterende oogen aan,
als was bij overtuigd, dat hij in ieder persoon,
die tot de beschermers der wet behoorde, een
-1! .dj
tr
vriend en bondgenoot zou aantreffen. Daar lii Al
bij den geheimen agent niet in Oprechtheid wild
achterstaan, zoo maakte hij een lichte buiginj
voor hem en zeide klaar en duidelijk 11
«Ik ben den baron Emil van Haudra.'
De doordringende blik van Ramoussot rustt i
voor een oogenblik op den bleeken jonge man i
in zijn binnenste vergeleek hij den ofïicieelen erf 1-
genaam van Monnier en dengene, dien hij tei '(Q
nfon ll (1 (1 mtrrnnnA/liiril A' n *1 n li! l>
eten had uitgenoodigd. Nadat hij het examei
geëindigd had; nam hij het gesprek weder op
«Verwondert u geenszins over den aard en d le
wijze op welke ik met u omga en tot u spreek w,
Vergeet, als het u belieft mijne positie als gehein
agent en ziet enkel in mij een man van jaren 'R'
die zich gelukkig zal achten, u als het mogelij) i ld
is, een dienst te bewijzen. Ons gesprek zal
naar het mij toeschijnt, lang duren ik zal vel
vragen aan u stellen en gij moet mij zonde
omwegen antwoorden. Of ik u zal kunnen red iu
den, of u op de een of andere mannier te hul)
zul kunnen komen, hangt van omstandighedei
af. In ieder geval rnoogt gij in mij geen vijani ij
zien.' 'n,
De jongeling haalde den brief uit zijn borst f«.
zak te voorschijn, dien hij een uur geleden aai
mijnheer van Grandchamp had willen overhan- i t
digen, de
„Lees dit,' zaide hij tot Ramoussot, «dan zul ;iaj
gij het grootste gedeelte van mijn geheim ken
nen later kunt gij mij dan uitvragen, zoovee U'
gij wilt.' iV
Ramoussot ontvouwde voorzichtig het papie
en begon met gespannen aandacht te lezen
terwijl hij gedurig ophield, als onderzocht hi i uj_.
de waarde der bewijzen, met welke de jong 11 gt
man zijne beschuldiging staafde. Hier en daa
onderstreepte hij met een potlood eene plaats |J
bij eene andere zette hij een vraagteeken. Twee 'as
maal beschouwde hij den vreemdeling nauw 'l
keurig, sloot dan esuige seconden de oogen, ge lt
durende welke hij waarschijnlijk het beeld vai
anderen jongen eleganten heer in zijn gees i
voorbij liet trekken, die op dit oogenblik in d 1
in de woning van den advocaat-generaal vait
Grandchamp met diens dochter het huwelijks
contract sloot.
(Wordt vervolgd.) j,.