Nummer 94. Zondag 2 December 1900. 23e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. Landbouwbrieven over Bemesting. ANTOON TIELEN, De valsche Baron. Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. LECTUUR. FEUILLETON. xvr. Reclame. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs p?r 3 maanden f 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WA AL WIJ K. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden finaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten, lleclames 15 cent per regel. Zij, die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonnee- ren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. Wel niet officieel, maar toch officieus schijnt de komst van den winter aanslaande. Zijn voorbode zal hij wellicht spoedig uitzenden de vorst, die ons ja, als hij grimmig is, neus en ooren afsnijdt, maar die toch ook een weldoend vorst is. Hij opent niet enkel de beurzen der rijken, als DE ONTPLOFFING. buiteu de felle Oostenwind giert of de sneeuwstorm jaagt, maar hij is ook een arts die inaakt dat ons bloed sneller stroomt, die ons een blos op de wangen toovert. Welkom dan, gij vierde in de rij! Wel kom dan, o vorst, al moet ge nog incog nito reizen, want de vorst, die nog ten troon zit is een ijverzuchtig vorst. Welkom dan gij lauge winteravonden Meer dan in andere tijden des jaars ge nieten wij na de gezelligheden van den huiselijken haard. Meer dan in lente of zomer houdt ons de familieband omstrengeld. Welkom, omdat we de verloren schade in de studie kunnen inhalen. Want als in Mei zéfir ruischt en filoraeele orgelt, neen, dan laten we nieuwspapier en boe- kenrek graag met vrede dan ademen wo weer de zuivere lentelucht in. Ook de zomer is de ware tijd niet. voor zwaren geestesarbeid dan zijn we al blij de gewone dagelijksche bezigheden vrij vol doende verricht te hebbendan nemen we geen hooi op de vork, dat met den beslen wil toch niet getorst kan worden. Welkom dan, gij lange winteravonden, die ons gezellig doet genieten in het ge zelschap van de courant onzer keuze, ot in het gezelschap vau onzen lievelingsauteur, want den laatste heeft toch ieder mensch. Tegenwoordig leest dan ook zoowat ie dereen. Want de zeer weinige menschen, die niet lezen, vormen tegenover de ontzettend groote massa, welke het wel doet, slechts zulk een klein getal, dat er van niet lezers welhaast geen spraak meer kan zijn. Dat is geen wonder. De scholen zijn er om aan jeugdige wereldburgers en burgeressen te leeren, hoe zij die naast elkander geplaatste teekens hebben te verstaau. Hoe ze daarin begrijpen de gedachten, door andereu er ingelegd en bestemd om tot hun kennis te komen. En als de schoolbanken verlaten zijn, wel, dan wordt het heele leven door toch gelezen. Boeken door sommigen. Couranten door allen. Door allen zonder uitzondering, door man en vrouw, door jong en oud, door den boer, den handelsman, den burger. Reken eens aan wat een verandering is er in het persoonlijke en maatschappelijke leven de laatste eeuwen aangebracht door het vele lezen en dan vooral door het vele courant lezen. Die in den ouden tijd, ja nog in voor- over-grootvaderstijd niet een plantenleven wilde leiden, maar ten minste eeuigzins op de hoogte zijn van wat er omgaat in de wereld, die moest het nieuws halen uit den scheerwinkel, of uit het wijnhuis. Want werden officicele nieuwsberichten al dikwijls van de stadhuispui afgelezen, werd in de kerk al soms een en ander soort nieuws ter kennis aan de luiden gebracht, eigenlijk hoorde men toch verbazend weinig. En nu, in onze dagen daar komt me een paar malen per week zoo'n gedrukte vrie >d liet huis binnenvallen. Die vertelt u wat gij weten wilt, wat gij weten moet, wat er gebeurd is in die dagen. Gij blijft dus kalm thuis zitten. En die courant is een levensbehoefte, die niet valt weg te cijferen. Een courant, (een goede wel te verstaan) is een boom die heel wat goede vruchten draagt. Daar is vooreerst de huiselijkheid. Wat is het prettig, vooral met die avon den dat zoo vroeg de lamp opgaat, als de courant er 's avonds is. Als de kachel zoo gezellig snort en heel het huishouden om de tafel zit. Dan ziet vader hem in, dan kijkt hij het politiek* na, allemaal nog in stilte. Maar als hij aan het plaatselijk nieuws is gekomen, o dan moet er hard op gelezen worden, want familie en kennissen wonen er zooveel in dezelfde buurt of in den omtrek en van den een staat er eens dit, van den ander eens dat in. En dat is juist het eigenaardige, het karakteristiek-kenschetsende van een plaat selijk blad, dat er niets gebeurt of 't wordt er in gevonden en dat 't dan ook, d&l meer dan andere, eeue noodzakelijkheid is, en dat daarom juist de steun verdient. Maar de vruchten vau een goede courant zijn niet alleen zoet, ze zijn ook voedzaam naast het aangename geeft zij ook het nut tige, en dat hoogere, dat edele mag men ook wel eens bedenken. Die thuis de courant leest, gaat niet buitenshuis zijn genoegen zoeken, het be vordert huiselijkheid brengt goede degelijke gezonde ontwikkeling, aangename ontspan ningslectuur eu daardoor genoeglijke tijd— passeering. HET KOLENSCHIP. Om het viertal volmaakt te maken, voe gen wij er de behandeling van de Gorst bij Tarwe, rogge, haver en gerst hooren iu zekeren zin bij elkander. In dezen brief willen wij echter alleen over de wintergerst spreken. De in ons land meest gebruikte soort is de gewone wintergerst (de Zeeuwsche, de Groninger enzdie ook in Maart uit gezaaid wordt en dan Maartegerst heet. De wintergerst wordt geteeld na koolzaad, boo- nen, erwten en ook wel na haver of zomer- gerst, die in de plaats van het een of ander mislukt zomergewas gekomen is. Ook na vlas, dederzaad en witte klaver kan men wintergerst verbouwen. Wat den grond betreft, kan men in 't algemeen aannemen, dat, daar, waar tarwe en haver verbouwd kan worden, ook gerst kan groeien. Kalk- houdende zwavelgronden zijn echter voor dit gewas het meest geschikt. Zomergerst kan men beter op zandige zavelgronden telen, terwijl de wintergerst beter thuis hoort op de kleiachtige zavelgroaden. De gerst wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Ten eerste wordt zij als menschenvoedsel gebruikt. Daartoe wordt zij gepeld en komt zij als gort of parelgort in den handel. De daarbij afvallende dust of bolster wordt als vee voeder gebruikt. Ten tweede dient de gerst als veevoeder. Tot meel gemalen, wordt zij als mestvoer voor runderen en varkens ge bruikt. Ten derde wordt een groot gedeelte van de in ons land verbouwde gerst gebruikt als brouwgerst, dus tot het bereiden van bier. Gerst, verbouwd met het dod om ze te doen dienen als menschen- en veevoeder mag meer stikstof bevatten dan die, welke geteeld wordt als brouwgerst. Bij deze laatste zorge men daarom altijd, als men een overbemesting van 100 a 200 Kg. chilisaipeter per HA. noodig acht, dat men tegelijkertijd een even groote hoeveelheid phosphorbemesting geeft in den vorm van superphosphaat en Thouiasslakkenmeel. Ove rigens kan van de bemesting hetzelfde gezegd worden als van de andere graangewassen. De gerst heeft minstens evenveel behoefte aan kali als de roggevoor alle lichtere gronden is een ruime kalibemesting sterk aan te raden, vooral als de gerst na eenig knolgewas wordt verbouwd. De behoefte aan phosphorzuur is niet minder groot, zoo dat men voor gerst per HA, kan geven 300400 Kg. slakkenmeel en 400600 Kg. chloorkalium. Voor brouwgerst geve men een lichte bemesting van chilisaipeter b.v. 100 il 200 Kg. per HA Wanneer de gerst voor een ander doel verbouwd wordt, kan deze hoeveelheid gerust verdubbeld worden. In T algemeen slaagt de gerst het best op een goed bewerkten en daardoor goed losgemaakten grood. Zooveel mogelijk wordt daarom het land, dat voor gerst bestemd is, eenige raaien geploegd en teelt men haar dus bij voor keur na die gewassen, die men vroeg van liet land kan halen om zoodoende de gele genheid te hebben het land nog tijdig te bewerken. Bij de keuze van het zaad valt hetzelfde op te merken als bij andere graangewassen. Nu en dan ontbiede men zaad uit andere streken en neme dan zware, groote, goed- gezwollen, beukige korrels. Voor bouwgerst neme men zaad, dat op de breuk zeer melig is. Dit zaad bevat gewoonlijk meer zet meel. De hoeveelheid zaaizaad bedraagt ongeveer 1,8 a 2 HL. per HA., bij rijenteelt 1,4 a 1,6 HL. Soms neemt men nog minder. Voor en na het zaaien wordt geëgd. Wan neer men met de machine zaait, kan men met eggen na het zaaien volstaan. Hoe de eetlust terug te vinden. Het gebrek aan eetlust is het gevolg van een ziekelijken toestand der maag. Het voedsel wordt op eene onvolmaakte wijze door het lichaam opgeuomen, de maag ont vangt het met moeite, wanneer het niet geheel en al geweigerd wordt. Onder deze omstandigheden kan het geheele organisme aangetast worden. Bij gebrek aan eene voldoende voeding, verzwakt zich het lichaam en het bloed dat, iederen dag kr&clit ge vende elementen noodig heeft die het door het voedsel verschaft wordt, put zich uit en verliest al zijne levenskracht. De bloed armoede is onder deze omstandigheden niet ver af. Het is volstrekt noodzakelijk de werking der maag te herstellen door de zelve in staat te stellen zonder moeite de noodige elementen te ontvangen die noodig zijn tot de hernieuwing van het bloed. Een kostbaar geneesmiddel heeft in deze gevallen uitstekende resultaten gegeven. De Pinkpillen zijn een spierversterker bij uitnemendheid en hebben op de maag een uitstekenden invloed, wekken den eetlust De Echo van hef Zuiden, Waalwijksclie m l.iisslraalsrkr Courant, De Burgemeester van Waalwijk maakt bekend dat op den avond van 5 December a. s. uitslui tend aan iugezetenen welke voor eigen rekening handelen, vergunning zal woiden gegeven tot opslaan van kramen - te., op het marktplein.* Aan niet-ingezetenen dezer gemeente, zoomede aan ingezetenen welke voor anderen handelen of als zetbaas of dergelijk optreden zal geene vergunning gegeven worden. Waalwijk den 27 November 1900. De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. Zitting vnn den Militieraad. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk. Gelet op de wet op de Nationale Militie van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72) de wet van 4 April 1892 (Staatsblad No. 56) en op de aan schrijving van den Heer Militie-Commissaris van f'en 12 dezer, brengen ter kennis van de Lote- lingen dezer gemeente van de lichting van 1901 dat de zitting van den Militieraad, voor deze Ëemeente zal gehouden worden te Tilburg op •onderdag den 27 December aanstaande, des voormiddags ten 10 ure, op het Stadhuis aldaar dat alsdan voor denmilitieraad moeten ver schijnen de lotelingen, die vrijstelling verlangen wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, of die de gevorderde lengte missen. Waalwijk, den 17 November 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, P. W. VAN LIEMPT. TWEE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De voormalige galeiboef gaf geen antwoord, maar bewoog de hand, ten teeken, dat hij de woorden verstaan had. „Nicolaas" ging de vrouw voort, ,ik ben het, uwe vrouw 1 Vreest niet. Alles is stil om ons heen, slechts ik alleen ben bij u. Maar eerst morgen zal ik u hulp kunnen laten verleenen houdt moed 1" Nicolaas gaf met een teeken te kennen, dat hij wilde drinken de vrouw bracht een glas water aan zijne lippen en begon toen het zoo vreeselijk verminkte gelaat zorgvuldig te verbinden. Zon der een woord van smart te uiten, liet de onge lukkige alles met zich geschieden. Zonder twij fel was het lijden en de smart van het lichaam f eenszins te vergelijken met hetgeen hij geestelijk eed. Hij wierp, naar het scheen, een blik o zijn vervlogen leven, verplaatste zich in den tij terug, dat hij zijn zoon Antooc voor een snood Judasloon aan Tamerlan verkocht. Hij zag zijn zoon weder, hoe hij voortschreed op den weg des verderfs, zag hem bij dieven en moordenaars in de leer en zichzelve ten slotte, zelfs op het oogen- blik dat hij van plan was hem eerstdaags te zeg gen „Vergeef mij, ik ben uw vader I* in den strik gevangen, die zijn eigen zoon voor hem gespannen had. En deze strik 1 De oude zondaar moest het zelf bekennen, dat hij niet sluwer en voorzichti ger had kunnen te werk gaan. Smart en ver moeidheid brachten den dronkaard in een soort van sluimering, Toen hij den volgenden morgen daaruit ontwaakte, overviel hem ae koorts, maar niettemin gevoelde hij zich toch iets krachtiger „Vrouw/ fluisterde hij nauwelijks hoorbaar, terwijl hij beproefde de handen te bewegen. De geroepene boog zich over hem heen. „Ik heb lang geslapen, hoe laat is het?' „liet heeft zooeven op den keikloren negen uur geslagen „Negen uur? Het is alzoo reeds dag en zoo vroeg het ook mag zijn, het moest licht zijn. Vrouw, voor mij is het nacht en zal het eeuwig blijven 1 Hij verhief zich, stiet een vreeselijken schreeuw uit en viel machteloos op de bank terug. Nico laas was blind. DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Wat was van Ramoussot geworden, sedert den dag, op welke hij Lodewijk Taden verlaten en hem beloofd had, dat hij den volgenden dag tot hem zou terugkeereu Zijn voornemen getrouw, had hij zijne nasporingen nopens den valschen graaf Emiï van Haudra voortgezet. Jammer bleven ook ditmaal weder zijne bemoeiingen, om over het verleden van denzelve iets naders te vernemen, zonder gevolg. Weliswaar was het hem daags daarop gelukt, in een van de drukst bezochte Parijsche restaurants een gesprek van den tegenwoordigen bezitter van de Monniirsche millioenen met den heer van Mortagne, die zoo als de lezer zich herinneren zal, in het duel, dat onmiddellijk nu den moord op Monnier had plaats gehad, een rol had gespeeld, af te luisteren. Uit het onderhoud der beiden, had hij intus- sclien slechts vernomen, dat de dug der verloving tusschen Haudra en Maria van Grandcharnp, nu definitie! was vastgesteld. Vol verdriet over het mislukken van zijne pogingen keerde Ramoussot 's avonds laat naar zyne woning in de rue Four- Saint-Germain terug. Langzaam steeg hij de trap pen op en was juist voornemens de deur zijner slaapkamer te openen, toen de gedachte aan zijn jeugdigen vriend en den wenech, zich te overtui gen, of dezelfde rustig sliep, zoo levendig in hem ontwaakte, dat hij op de teeuen naar diens ka mer sloop cn zacht de deur opende. De kamer was ledig en het bed lag onaangeroerd daar. De geheime politie-agent maakte eene beweging van verrassing, bij welke een gevoel van treu righeid met een gevoel van ontevredenheid, ja, zelfs van toorn, streed. „De vogel is uitgevlogen/ zeide.hij, „de kooi begint hem te vervelen ik zal hem eens met ernstige woorden op het gevaar, aan hetwelk hij zich blootstelt opmerkzaam moeten maken. En toch vindt ik natuurlijk, dut de bestendige ge- vangenschap hem langzamerhand ondragelijk wordt. „Hoe onverstandig!' ging hij voort, „in één uur kan hij alles bederven, het geheele goede resultaat, waarop ik ioo vast vertrouw, in twij fel stellen want zij, die Henri uit den weg ge luimd en den heer Monnier vermoord hebben, moeten in hur.ne slechtheid gevolgelijk ook daar aan denken, om zich een schuldeischer van den hals te schuiven, die uit verre landen komt, om de hun ten deel gevallan erfenis op te vorderen. En ik had hem zoo dringend verzocht geduldig te wachten Ramoussot liet zich in een stoel vallen. „Ik zal niet eer gaan slapen, voor hij terugge keerd is,* zeide hij na eene korte pauze. De pendule op den schoorsteenmantel sloeg halfeen middernacht was alzoo reeds voorbij. „De schouwburgen zijn thans gesloten/ fluis terde de geheime agent, „waarheen hij zich ook mocht hebben begeven, hij moest thans terug zijn.' Daar viel zijn blik op een stuk papier, dat verkreukt op den vloer lag. Hij ontvouwde het, streek het glad en doorliep de daarop geschre vene regels met stijgenden angst. „Om tien uurl* riep Ramoussot ontsteld uit, „het is reeds half een, en Lodewijk Taden is nog niet teruggekeerd I llij is in de val geloopen.in welke rarn hem met leugenachtige beloften ge lokt heeft, en in plaats van iemand te vinden, die hem het geheim, waarin Erail van Haudra zijn verleden heelt weten te hullen, zou open baren, i9 hij in moordenaarshanden gevallen, Men heeft hem vermoord, ja, men heeft hem vermoord 1 Ik vrees het, ik vrees hetl Ramoussot stormde de trappen af, verliet het huil en sloeg met haastige schreder. de richting der kades in, welke zich aan beide zijden der Seine bevinden. Hij vroeg aan eiken politie agent, welke hij ontmoette of zij niets bespeurd hadden, maar geen van degenen, die de bewaking der Notre-Dame brug wai toevertrouwd, had ook slecht9 het minste gerucht van eene woorden wisseling of worsteling vernomen. Overigens woedde op het uur, hetwelk de anonyme brief schrijver fiad vastgesteld, het onweder in zijne volle kracht en de snel op elkaar volgende don derslagen zouden wel ieder ander gedruisch over sterad hebben. Een rechercheur begeleidde Ramoussot tot op de Notre-Damebrug, en beiden van een lantaarn voorzien, onderwierpen deze aan een nauwkeurig onderzoek. Nergens was bloed te zien nergens bevond zich een spoor van eene plaats gehad hebbende worsteling. Natuurlijk had de regen deze kunnen uitwisschcn. Ramoussot was juist van plan zich geheel ter neergeslagen naar huis te begeven, toeu hij in de nabijheid vnn een lantaarnpaal iets zag blinken. Het was een klein medaillon, dat de geheime politie-agent terstond al9 het eigendom van Lo dewijk Taden herkende. De ongelukkige had zich alzoo werkelijk op deze plaats bevonden 1 Maar wat was er van hem geworden Had men hem van hier ontvoerd of wel in de Seine ge worpen Ramoussot moest den volgenden raorgeu af wachten, om zich hierover, als het mogelijk was zekerheid te verschaffen. Terstond bij de eerste morgenschemering begaf hij zich naar de pre fectuur van politie, vertoonde aan een dienst- doenden ambtenaar den briefen het medaillon en beproefde hem begrijpelijk te maken, dat de schrijver van het briefje een groot belang in het verdwijnen van den jongen man moest stellen. De bekwaamste politie-ambtenaren werden Ra moussot ten dienste gesteld, maar «ij vermoch ten het geheim niet Ie doorgronden, zij vonden niet het geringste punt dat over het verdwijnen van Lodewijk Taden opheldering kon gaven. Door deze nieuwe smart en tegenspoed in al zijüe bemoeiingen tot ontdekking der schuldigen geraakte Ramoussot in vertwijfeling. Hij achtie de taak, die hij zich gesteld had voor onuitvoer baar, en als 't ware bezwijkend onder het vree selijk gewicht van kommer, bespeurde hij nau welijks de kracht meer in zichzelve deze langer te dragen. Hij knielde neer voor het portret zijns vaders, waarvan hij met bevende hand het voorhangsel verwijderd had. „God wil het niet I* zeide hij, „neen, mijn va der, God wil het niet. Al de moeite, licht in deze duisternis te vinden, mislukt; ik zal nooit het doel bereiken. Een oogenblik had ik ge meend dat de Voorzienigheid mij in dezen wak keren jongen man de zoo noodwendige hulp ge zonden had, maar ook is hij in den afgrond ge stort, die ons allen verslinden zal.' Op den avond, waarop Lodewijk Taden, niets kwaads vermoedend, zich naar de samenkomst op de Notre-Dame-brug begaf, lag ongeveer lien schreden stroomafwaarts van deze verwijderd een kolenschip. De storm die tegen acht uur Ti eeselijk begon te woeden, had reeds een van de touwen die het aan den oever verbond, ver broken, waardoor het eene bestendige sohomme- ling ondervond. De eigenaar van het schip scheen het groote gevaar, waarin zijn vaartuig verkeer de niet te vermoeden. Door droovige gedachten overstelpt zat hij in zijne enge kajuit, lette niet op het stooten van het schip, zag niet de ver blindende bliksemstralen, hoorde niet het rollen des donders en bemerkte ook niet, hoe de regen kletterend op het grove zeildoek viel, dat de lading beschutte. De Voorzienigheid had den ongelukkige zwaar beproefd. Voor eenige dagen waren zijne beide kinderen gestorven. De groep, die ziekte, welke zoovele kinderofTers eischt, had de tweelingen uit de armen der moeder gerukt. De laatste had niet geweend, had geen teeken van 9mart getoond, maar de kwaal, die reeds lang aan hare gezondheid knaagde, verergerde meer en meer, en in dezelfde week moest de ongelukkige vader, die door al zijne lievelingen voor immer verlaten was, drie lijkkisten bestel len. De kinderen lagen op het kerkhofdY. moe- nog op het doodsbed I De man had zijne doode vrouw met dezelfde kleeren omhuld, die zij op den dag van hun huwelijk gedragen had. Hij had den bruidskrans, die, in een sierlijke lijst gezet, tot op heden aan den wand der kajuit gehangen had, om haar marmerbleek voorhoofd gewonden, om hare polsen een rozenkrans geslin gerd, tusschen lmre vingers een klein kruisbeeld gestoken, en nu stond hij, onverschillig voorliet daarbuiten woedende onweder, in dezen aanblik verzonken, voor haar bed. Met strakke oogen, uit welke de vertwijfeling blonk, beschouwde den man de doode. Geheel de liefde, waarvoor zijn hart in staat was, had tot op heden de drie hem ontrukte wezens gegolden. Thans was tiem het léven tot last. „Waartoe mij nog verder aftobben, waarom nog verder strijden, daar ik mijne lieve kleinen toch nooit meer wederzie, de stem van mijn ge liefde vrouw niet meer hooren zal Er blijft mij niets anders over dan ook te sterven. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1