Nummer 94.
Zondag 2 December 1900.
23e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
Landbouwbrieven over Bemesting.
ANTOON TIELEN,
De valsche Baron.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
LECTUUR.
FEUILLETON.
xvr.
Reclame.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs p?r 3 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WA AL WIJ K.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden finaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten, lleclames 15 cent per regel.
Zij, die zich voor
het volgend kwartaal
op dit blad abonnee-
ren, ontvangen de nog deze maand
verschijnende nummers GRATIS.
Wel niet officieel, maar toch officieus
schijnt de komst van den winter aanslaande.
Zijn voorbode zal hij wellicht spoedig
uitzenden de vorst, die ons ja, als hij
grimmig is, neus en ooren afsnijdt, maar
die toch ook een weldoend vorst is. Hij
opent niet enkel de beurzen der rijken, als
DE ONTPLOFFING.
buiteu de felle Oostenwind giert of de
sneeuwstorm jaagt, maar hij is ook een arts
die inaakt dat ons bloed sneller stroomt,
die ons een blos op de wangen toovert.
Welkom dan, gij vierde in de rij! Wel
kom dan, o vorst, al moet ge nog incog
nito reizen, want de vorst, die nog ten
troon zit is een ijverzuchtig vorst.
Welkom dan gij lauge winteravonden
Meer dan in andere tijden des jaars ge
nieten wij na de gezelligheden van den
huiselijken haard. Meer dan in lente of
zomer houdt ons de familieband omstrengeld.
Welkom, omdat we de verloren schade
in de studie kunnen inhalen. Want als
in Mei zéfir ruischt en filoraeele orgelt,
neen, dan laten we nieuwspapier en boe-
kenrek graag met vrede dan ademen wo
weer de zuivere lentelucht in.
Ook de zomer is de ware tijd niet. voor
zwaren geestesarbeid dan zijn we al blij
de gewone dagelijksche bezigheden vrij vol
doende verricht te hebbendan nemen we
geen hooi op de vork, dat met den beslen
wil toch niet getorst kan worden.
Welkom dan, gij lange winteravonden,
die ons gezellig doet genieten in het ge
zelschap van de courant onzer keuze, ot in
het gezelschap vau onzen lievelingsauteur,
want den laatste heeft toch ieder mensch.
Tegenwoordig leest dan ook zoowat ie
dereen.
Want de zeer weinige menschen, die niet
lezen, vormen tegenover de ontzettend
groote massa, welke het wel doet, slechts
zulk een klein getal, dat er van niet lezers
welhaast geen spraak meer kan zijn.
Dat is geen wonder.
De scholen zijn er om aan jeugdige
wereldburgers en burgeressen te leeren, hoe
zij die naast elkander geplaatste teekens
hebben te verstaau.
Hoe ze daarin begrijpen de gedachten,
door andereu er ingelegd en bestemd om
tot hun kennis te komen.
En als de schoolbanken verlaten zijn,
wel, dan wordt het heele leven door toch
gelezen.
Boeken door sommigen.
Couranten door allen.
Door allen zonder uitzondering, door
man en vrouw, door jong en oud, door den
boer, den handelsman, den burger.
Reken eens aan wat een verandering is
er in het persoonlijke en maatschappelijke
leven de laatste eeuwen aangebracht door
het vele lezen en dan vooral door het vele
courant lezen.
Die in den ouden tijd, ja nog in voor-
over-grootvaderstijd niet een plantenleven
wilde leiden, maar ten minste eeuigzins op
de hoogte zijn van wat er omgaat in de
wereld, die moest het nieuws halen uit den
scheerwinkel, of uit het wijnhuis.
Want werden officicele nieuwsberichten al
dikwijls van de stadhuispui afgelezen, werd
in de kerk al soms een en ander soort
nieuws ter kennis aan de luiden gebracht,
eigenlijk hoorde men toch verbazend weinig.
En nu, in onze dagen daar komt me een
paar malen per week zoo'n gedrukte vrie >d
liet huis binnenvallen.
Die vertelt u wat gij weten wilt, wat
gij weten moet, wat er gebeurd is in die
dagen.
Gij blijft dus kalm thuis zitten.
En die courant is een levensbehoefte, die
niet valt weg te cijferen.
Een courant, (een goede wel te verstaan)
is een boom die heel wat goede vruchten
draagt.
Daar is vooreerst de huiselijkheid.
Wat is het prettig, vooral met die avon
den dat zoo vroeg de lamp opgaat, als de
courant er 's avonds is.
Als de kachel zoo gezellig snort en heel
het huishouden om de tafel zit.
Dan ziet vader hem in, dan kijkt hij het
politiek* na, allemaal nog in stilte.
Maar als hij aan het plaatselijk nieuws
is gekomen, o dan moet er hard op gelezen
worden, want familie en kennissen wonen
er zooveel in dezelfde buurt of in den
omtrek en van den een staat er eens dit,
van den ander eens dat in.
En dat is juist het eigenaardige, het
karakteristiek-kenschetsende van een plaat
selijk blad, dat er niets gebeurt of 't wordt
er in gevonden en dat 't dan ook, d&l meer
dan andere, eeue noodzakelijkheid is, en
dat daarom juist de steun verdient.
Maar de vruchten vau een goede courant
zijn niet alleen zoet, ze zijn ook voedzaam
naast het aangename geeft zij ook het nut
tige, en dat hoogere, dat edele mag men
ook wel eens bedenken.
Die thuis de courant leest, gaat niet
buitenshuis zijn genoegen zoeken, het be
vordert huiselijkheid brengt goede degelijke
gezonde ontwikkeling, aangename ontspan
ningslectuur eu daardoor genoeglijke tijd—
passeering.
HET KOLENSCHIP.
Om het viertal volmaakt te maken, voe
gen wij er de behandeling van de Gorst
bij Tarwe, rogge, haver en gerst hooren
iu zekeren zin bij elkander. In dezen brief
willen wij echter alleen over de wintergerst
spreken. De in ons land meest gebruikte
soort is de gewone wintergerst (de Zeeuwsche,
de Groninger enzdie ook in Maart uit
gezaaid wordt en dan Maartegerst heet. De
wintergerst wordt geteeld na koolzaad, boo-
nen, erwten en ook wel na haver of zomer-
gerst, die in de plaats van het een of ander
mislukt zomergewas gekomen is. Ook na
vlas, dederzaad en witte klaver kan men
wintergerst verbouwen. Wat den grond
betreft, kan men in 't algemeen aannemen,
dat, daar, waar tarwe en haver verbouwd
kan worden, ook gerst kan groeien. Kalk-
houdende zwavelgronden zijn echter voor dit
gewas het meest geschikt. Zomergerst kan
men beter op zandige zavelgronden telen,
terwijl de wintergerst beter thuis hoort op
de kleiachtige zavelgroaden. De gerst wordt
voor verschillende doeleinden gebruikt. Ten
eerste wordt zij als menschenvoedsel gebruikt.
Daartoe wordt zij gepeld en komt zij als
gort of parelgort in den handel. De daarbij
afvallende dust of bolster wordt als vee
voeder gebruikt. Ten tweede dient de gerst
als veevoeder. Tot meel gemalen, wordt zij
als mestvoer voor runderen en varkens ge
bruikt. Ten derde wordt een groot gedeelte
van de in ons land verbouwde gerst gebruikt
als brouwgerst, dus tot het bereiden van
bier.
Gerst, verbouwd met het dod om ze te
doen dienen als menschen- en veevoeder
mag meer stikstof bevatten dan die, welke
geteeld wordt als brouwgerst. Bij deze
laatste zorge men daarom altijd, als men
een overbemesting van 100 a 200 Kg.
chilisaipeter per HA. noodig acht, dat men
tegelijkertijd een even groote hoeveelheid
phosphorbemesting geeft in den vorm van
superphosphaat en Thouiasslakkenmeel. Ove
rigens kan van de bemesting hetzelfde gezegd
worden als van de andere graangewassen.
De gerst heeft minstens evenveel behoefte
aan kali als de roggevoor alle lichtere
gronden is een ruime kalibemesting sterk
aan te raden, vooral als de gerst na eenig
knolgewas wordt verbouwd. De behoefte
aan phosphorzuur is niet minder groot, zoo
dat men voor gerst per HA, kan geven
300400 Kg. slakkenmeel en 400600
Kg. chloorkalium. Voor brouwgerst geve
men een lichte bemesting van chilisaipeter
b.v. 100 il 200 Kg. per HA Wanneer de
gerst voor een ander doel verbouwd wordt,
kan deze hoeveelheid gerust verdubbeld
worden. In T algemeen slaagt de gerst het
best op een goed bewerkten en daardoor
goed losgemaakten grood.
Zooveel mogelijk wordt daarom het land,
dat voor gerst bestemd is, eenige raaien
geploegd en teelt men haar dus bij voor
keur na die gewassen, die men vroeg van
liet land kan halen om zoodoende de gele
genheid te hebben het land nog tijdig te
bewerken.
Bij de keuze van het zaad valt hetzelfde
op te merken als bij andere graangewassen.
Nu en dan ontbiede men zaad uit andere
streken en neme dan zware, groote, goed-
gezwollen, beukige korrels. Voor bouwgerst
neme men zaad, dat op de breuk zeer melig
is. Dit zaad bevat gewoonlijk meer zet
meel. De hoeveelheid zaaizaad bedraagt
ongeveer 1,8 a 2 HL. per HA., bij rijenteelt
1,4 a 1,6 HL. Soms neemt men nog minder.
Voor en na het zaaien wordt geëgd. Wan
neer men met de machine zaait, kan men
met eggen na het zaaien volstaan.
Hoe de eetlust terug te vinden.
Het gebrek aan eetlust is het gevolg van
een ziekelijken toestand der maag. Het
voedsel wordt op eene onvolmaakte wijze
door het lichaam opgeuomen, de maag ont
vangt het met moeite, wanneer het niet
geheel en al geweigerd wordt. Onder deze
omstandigheden kan het geheele organisme
aangetast worden. Bij gebrek aan eene
voldoende voeding, verzwakt zich het lichaam
en het bloed dat, iederen dag kr&clit ge
vende elementen noodig heeft die het door
het voedsel verschaft wordt, put zich uit
en verliest al zijne levenskracht. De bloed
armoede is onder deze omstandigheden niet
ver af. Het is volstrekt noodzakelijk de
werking der maag te herstellen door de
zelve in staat te stellen zonder moeite de
noodige elementen te ontvangen die noodig
zijn tot de hernieuwing van het bloed.
Een kostbaar geneesmiddel heeft in deze
gevallen uitstekende resultaten gegeven.
De Pinkpillen zijn een spierversterker bij
uitnemendheid en hebben op de maag een
uitstekenden invloed, wekken den eetlust
De Echo van hef Zuiden,
Waalwijksclie m l.iisslraalsrkr Courant,
De Burgemeester van Waalwijk maakt bekend
dat op den avond van 5 December a. s. uitslui
tend aan iugezetenen welke voor eigen rekening
handelen, vergunning zal woiden gegeven tot
opslaan van kramen - te., op het marktplein.*
Aan niet-ingezetenen dezer gemeente, zoomede
aan ingezetenen welke voor anderen handelen
of als zetbaas of dergelijk optreden zal geene
vergunning gegeven worden.
Waalwijk den 27 November 1900.
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
Zitting vnn den Militieraad.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk.
Gelet op de wet op de Nationale Militie van
19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72) de wet van
4 April 1892 (Staatsblad No. 56) en op de aan
schrijving van den Heer Militie-Commissaris van
f'en 12 dezer, brengen ter kennis van de Lote-
lingen dezer gemeente van de lichting van 1901
dat de zitting van den Militieraad, voor deze
Ëemeente zal gehouden worden te Tilburg op
•onderdag den 27 December aanstaande, des
voormiddags ten 10 ure, op het Stadhuis aldaar
dat alsdan voor denmilitieraad moeten ver
schijnen de lotelingen, die vrijstelling verlangen
wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, of die
de gevorderde lengte missen.
Waalwijk, den 17 November 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
P. W. VAN LIEMPT.
TWEE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De voormalige galeiboef gaf geen antwoord,
maar bewoog de hand, ten teeken, dat hij de
woorden verstaan had.
„Nicolaas" ging de vrouw voort, ,ik ben het,
uwe vrouw 1 Vreest niet. Alles is stil om ons
heen, slechts ik alleen ben bij u. Maar eerst
morgen zal ik u hulp kunnen laten verleenen
houdt moed 1"
Nicolaas gaf met een teeken te kennen, dat hij
wilde drinken de vrouw bracht een glas water
aan zijne lippen en begon toen het zoo vreeselijk
verminkte gelaat zorgvuldig te verbinden. Zon
der een woord van smart te uiten, liet de onge
lukkige alles met zich geschieden. Zonder twij
fel was het lijden en de smart van het lichaam
f eenszins te vergelijken met hetgeen hij geestelijk
eed. Hij wierp, naar het scheen, een blik o
zijn vervlogen leven, verplaatste zich in den tij
terug, dat hij zijn zoon Antooc voor een snood
Judasloon aan Tamerlan verkocht. Hij zag zijn
zoon weder, hoe hij voortschreed op den weg des
verderfs, zag hem bij dieven en moordenaars in
de leer en zichzelve ten slotte, zelfs op het oogen-
blik dat hij van plan was hem eerstdaags te zeg
gen „Vergeef mij, ik ben uw vader I* in den
strik gevangen, die zijn eigen zoon voor hem
gespannen had.
En deze strik 1 De oude zondaar moest het
zelf bekennen, dat hij niet sluwer en voorzichti
ger had kunnen te werk gaan. Smart en ver
moeidheid brachten den dronkaard in een soort
van sluimering, Toen hij den volgenden morgen
daaruit ontwaakte, overviel hem ae koorts, maar
niettemin gevoelde hij zich toch iets krachtiger
„Vrouw/ fluisterde hij nauwelijks hoorbaar,
terwijl hij beproefde de handen te bewegen.
De geroepene boog zich over hem heen.
„Ik heb lang geslapen, hoe laat is het?'
„liet heeft zooeven op den keikloren negen uur
geslagen
„Negen uur? Het is alzoo reeds dag en zoo
vroeg het ook mag zijn, het moest licht zijn.
Vrouw, voor mij is het nacht en zal het eeuwig
blijven 1
Hij verhief zich, stiet een vreeselijken schreeuw
uit en viel machteloos op de bank terug. Nico
laas was blind.
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Wat was van Ramoussot geworden, sedert den
dag, op welke hij Lodewijk Taden verlaten en
hem beloofd had, dat hij den volgenden dag tot
hem zou terugkeereu Zijn voornemen getrouw,
had hij zijne nasporingen nopens den valschen
graaf Emiï van Haudra voortgezet. Jammer
bleven ook ditmaal weder zijne bemoeiingen, om
over het verleden van denzelve iets naders te
vernemen, zonder gevolg. Weliswaar was het
hem daags daarop gelukt, in een van de drukst
bezochte Parijsche restaurants een gesprek van
den tegenwoordigen bezitter van de Monniirsche
millioenen met den heer van Mortagne, die zoo
als de lezer zich herinneren zal, in het duel, dat
onmiddellijk nu den moord op Monnier had
plaats gehad, een rol had gespeeld, af te luisteren.
Uit het onderhoud der beiden, had hij intus-
sclien slechts vernomen, dat de dug der verloving
tusschen Haudra en Maria van Grandcharnp, nu
definitie! was vastgesteld. Vol verdriet over het
mislukken van zijne pogingen keerde Ramoussot
's avonds laat naar zyne woning in de rue Four-
Saint-Germain terug. Langzaam steeg hij de trap
pen op en was juist voornemens de deur zijner
slaapkamer te openen, toen de gedachte aan zijn
jeugdigen vriend en den wenech, zich te overtui
gen, of dezelfde rustig sliep, zoo levendig in hem
ontwaakte, dat hij op de teeuen naar diens ka
mer sloop cn zacht de deur opende. De kamer
was ledig en het bed lag onaangeroerd daar.
De geheime politie-agent maakte eene beweging
van verrassing, bij welke een gevoel van treu
righeid met een gevoel van ontevredenheid, ja,
zelfs van toorn, streed.
„De vogel is uitgevlogen/ zeide.hij, „de kooi
begint hem te vervelen ik zal hem eens met
ernstige woorden op het gevaar, aan hetwelk hij
zich blootstelt opmerkzaam moeten maken. En
toch vindt ik natuurlijk, dut de bestendige ge-
vangenschap hem langzamerhand ondragelijk
wordt. „Hoe onverstandig!' ging hij voort, „in
één uur kan hij alles bederven, het geheele goede
resultaat, waarop ik ioo vast vertrouw, in twij
fel stellen want zij, die Henri uit den weg ge
luimd en den heer Monnier vermoord hebben,
moeten in hur.ne slechtheid gevolgelijk ook daar
aan denken, om zich een schuldeischer van den
hals te schuiven, die uit verre landen komt, om
de hun ten deel gevallan erfenis op te vorderen.
En ik had hem zoo dringend verzocht geduldig
te wachten
Ramoussot liet zich in een stoel vallen.
„Ik zal niet eer gaan slapen, voor hij terugge
keerd is,* zeide hij na eene korte pauze. De
pendule op den schoorsteenmantel sloeg halfeen
middernacht was alzoo reeds voorbij.
„De schouwburgen zijn thans gesloten/ fluis
terde de geheime agent, „waarheen hij zich ook
mocht hebben begeven, hij moest thans terug
zijn.'
Daar viel zijn blik op een stuk papier, dat
verkreukt op den vloer lag. Hij ontvouwde het,
streek het glad en doorliep de daarop geschre
vene regels met stijgenden angst.
„Om tien uurl* riep Ramoussot ontsteld uit,
„het is reeds half een, en Lodewijk Taden is nog
niet teruggekeerd I llij is in de val geloopen.in
welke rarn hem met leugenachtige beloften ge
lokt heeft, en in plaats van iemand te vinden,
die hem het geheim, waarin Erail van Haudra
zijn verleden heelt weten te hullen, zou open
baren, i9 hij in moordenaarshanden gevallen,
Men heeft hem vermoord, ja, men heeft hem
vermoord 1 Ik vrees het, ik vrees hetl
Ramoussot stormde de trappen af, verliet het
huil en sloeg met haastige schreder. de richting
der kades in, welke zich aan beide zijden der
Seine bevinden. Hij vroeg aan eiken politie
agent, welke hij ontmoette of zij niets bespeurd
hadden, maar geen van degenen, die de bewaking
der Notre-Dame brug wai toevertrouwd, had ook
slecht9 het minste gerucht van eene woorden
wisseling of worsteling vernomen. Overigens
woedde op het uur, hetwelk de anonyme brief
schrijver fiad vastgesteld, het onweder in zijne
volle kracht en de snel op elkaar volgende don
derslagen zouden wel ieder ander gedruisch over
sterad hebben.
Een rechercheur begeleidde Ramoussot tot op
de Notre-Damebrug, en beiden van een lantaarn
voorzien, onderwierpen deze aan een nauwkeurig
onderzoek. Nergens was bloed te zien nergens
bevond zich een spoor van eene plaats gehad
hebbende worsteling. Natuurlijk had de regen
deze kunnen uitwisschcn.
Ramoussot was juist van plan zich geheel ter
neergeslagen naar huis te begeven, toeu hij in de
nabijheid vnn een lantaarnpaal iets zag blinken.
Het was een klein medaillon, dat de geheime
politie-agent terstond al9 het eigendom van Lo
dewijk Taden herkende. De ongelukkige had
zich alzoo werkelijk op deze plaats bevonden 1
Maar wat was er van hem geworden Had men
hem van hier ontvoerd of wel in de Seine ge
worpen
Ramoussot moest den volgenden raorgeu af
wachten, om zich hierover, als het mogelijk was
zekerheid te verschaffen. Terstond bij de eerste
morgenschemering begaf hij zich naar de pre
fectuur van politie, vertoonde aan een dienst-
doenden ambtenaar den briefen het medaillon en
beproefde hem begrijpelijk te maken, dat de
schrijver van het briefje een groot belang in het
verdwijnen van den jongen man moest stellen.
De bekwaamste politie-ambtenaren werden Ra
moussot ten dienste gesteld, maar «ij vermoch
ten het geheim niet Ie doorgronden, zij vonden
niet het geringste punt dat over het verdwijnen
van Lodewijk Taden opheldering kon gaven.
Door deze nieuwe smart en tegenspoed in al
zijüe bemoeiingen tot ontdekking der schuldigen
geraakte Ramoussot in vertwijfeling. Hij achtie
de taak, die hij zich gesteld had voor onuitvoer
baar, en als 't ware bezwijkend onder het vree
selijk gewicht van kommer, bespeurde hij nau
welijks de kracht meer in zichzelve deze langer
te dragen. Hij knielde neer voor het portret
zijns vaders, waarvan hij met bevende hand het
voorhangsel verwijderd had.
„God wil het niet I* zeide hij, „neen, mijn va
der, God wil het niet. Al de moeite, licht in
deze duisternis te vinden, mislukt; ik zal nooit
het doel bereiken. Een oogenblik had ik ge
meend dat de Voorzienigheid mij in dezen wak
keren jongen man de zoo noodwendige hulp ge
zonden had, maar ook is hij in den afgrond ge
stort, die ons allen verslinden zal.'
Op den avond, waarop Lodewijk Taden, niets
kwaads vermoedend, zich naar de samenkomst
op de Notre-Dame-brug begaf, lag ongeveer lien
schreden stroomafwaarts van deze verwijderd
een kolenschip. De storm die tegen acht uur
Ti eeselijk begon te woeden, had reeds een van
de touwen die het aan den oever verbond, ver
broken, waardoor het eene bestendige sohomme-
ling ondervond. De eigenaar van het schip scheen
het groote gevaar, waarin zijn vaartuig verkeer
de niet te vermoeden. Door droovige gedachten
overstelpt zat hij in zijne enge kajuit, lette niet
op het stooten van het schip, zag niet de ver
blindende bliksemstralen, hoorde niet het rollen
des donders en bemerkte ook niet, hoe de regen
kletterend op het grove zeildoek viel, dat de
lading beschutte. De Voorzienigheid had den
ongelukkige zwaar beproefd. Voor eenige dagen
waren zijne beide kinderen gestorven. De groep,
die ziekte, welke zoovele kinderofTers eischt, had
de tweelingen uit de armen der moeder gerukt.
De laatste had niet geweend, had geen teeken
van 9mart getoond, maar de kwaal, die reeds
lang aan hare gezondheid knaagde, verergerde
meer en meer, en in dezelfde week moest de
ongelukkige vader, die door al zijne lievelingen
voor immer verlaten was, drie lijkkisten bestel
len. De kinderen lagen op het kerkhofdY. moe-
nog op het doodsbed I De man had zijne doode
vrouw met dezelfde kleeren omhuld, die zij op
den dag van hun huwelijk gedragen had. Hij
had den bruidskrans, die, in een sierlijke lijst
gezet, tot op heden aan den wand der kajuit
gehangen had, om haar marmerbleek voorhoofd
gewonden, om hare polsen een rozenkrans geslin
gerd, tusschen lmre vingers een klein kruisbeeld
gestoken, en nu stond hij, onverschillig voorliet
daarbuiten woedende onweder, in dezen aanblik
verzonken, voor haar bed. Met strakke oogen,
uit welke de vertwijfeling blonk, beschouwde
den man de doode. Geheel de liefde, waarvoor
zijn hart in staat was, had tot op heden de drie
hem ontrukte wezens gegolden. Thans was tiem
het léven tot last.
„Waartoe mij nog verder aftobben, waarom
nog verder strijden, daar ik mijne lieve kleinen
toch nooit meer wederzie, de stem van mijn ge
liefde vrouw niet meer hooren zal Er blijft
mij niets anders over dan ook te sterven.
(Wordt vervolgd.)