Nummer 98. Zondag 16 December 1900. 23e Jaargang Toegewijd aan Handel,, industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. SINT-N ICOLAIStVOID ANTOON TIELEN, De valsche Baron. 1900 Dit. nummer bestaat uit twee bladen. Bekendmaking. FEUILLETON. UlTGEV E It Zij, die zich voor het volgend kwartaal op dit blad abonnee- ren, ontvangen de nog deze maand verschijnende nummers GRATIS. Nationale Militie. De Echo van het Zuiden WiialwijkscSie esi l.iRSsfrüalsrkr Courant. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden t' 0.75. Franco per post door het geheel e rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. AdvkrtentiËN 17 regels f 0.00 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Ornaat berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Oproeping tot inschrijving. Burgemeester en Wethouders van Waalwijk Gelet op art. 19 der Wet van 19 Augustus 1861. (Staatsblad Nu. 72), zooals die is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892, (Staatsblad No. 56). BRENGEN IN HERINNERING Dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januari van liet jaar 1901 hun 19e j-iar zijn ingetreden, namelijk die geboren zijn in het jaar 1882, onverschillig of zij redenen van vrijstelling hebben of niet. verplicht zijn zich in de maand Januari 1901 voor de Militie te doen inschrijven dat voor ingezeten wordt gehouden lo. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden o-erleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Juli 1850, (Staatsblad No. 44); 2o. hij, die geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip, vooralgaande achttien maanden, in Nederland verblijf hield 3o. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen hel rijk verblijf houdt dat voor ingezeten niet wordt gehouden de vreemdeling behoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan de verplichte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienst plichtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen, terwijl daarentegen hij, die eerst na het intreden van zijn 19e, doch voor het volbrengen van zijn 20e jaar, ingezeten wordt, verplicht is, zich zoodra dit plaats heeft, ter in schrijving aan te geven; dat voor de Militie niet wordt ingeschreven lo. de in een vreemd i ijk achtergebleven zoon van' een ingezeten, die geen Nederlander is, en 2o. de in een vreemd rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten dat de inschrijving geschiedt lo. van een ongehuwde in de gemeente,waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont2o. van een gehuwde en van een weduwnaar in de ge meente waar hij woont 3o. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DE REDDING DER JONGE ALICE. «Mama spreidde dikwijls eene groote koart met bonte lijnen, welke landen voorstelden, voor zich uit, de blauwe plekken waren de zee, en mama zeide dan tegen mij, daar is papa, hij zul spoedig komen eu als hij terug is, zullen wij allen gelukkig zijn. En als ik dan verder vroeg mama waarom komt papa thans niet dan talm de. zij altijd met het antwoord, tot zij eindelijk zeide: hij wil ons nog rijker maken, mijn engel. Op een avond geöood mama mijne gouvernante mij vroeg te bed te leggen. Het was in den zomer, daar het weder mooi en warm was, vroeg ik miss Cuming nog een weinig met mij te willen gaan wandelen. Zij willigde in. In den tuin der Tuillerien ontmoette zij eene vriendin, die evenals zij, een Engelsche was, en beiden begon nen een gesprek met elkaar. Daar het aanhooren van eene taal, die ik niet verstond, mij spoedig begon te vervelen, zoo verwijderde ik mij een weinig van haar om te spelen. Ik kwam ledpre keer terug, als zij mij riep, maar verwijderde mij iedere maal een weinig verder. Pletseling bemerkte ik op eene bank een juffrouw, die een heerlijk 6tuk speelgoed in de hand hield. Het was een mecanieke pop, die een klein orgeltje draaide en haar kopje naar de maat van het muziek bewoog. Hoe brandde ik van begeerte, in het bezit van deze pop te komen Ik bood de vrouw mijn oorknopjes daarvoor aan en bad haar, de pop den anderen morgen naar mijne moeder te brengen.' «Maar,' zeide zij, «ik heb nog veel schoonere zaken, wilt gij ze eens zien?" «Ik mag hier niet weggaan," antwoordde ik, «mijne gouvernante zou mij zoeken. «Het speelgoed is slechts twee schreden van hier, ik heb een geheelen wagen vol aan den ingaDg van den tuin,' «Ik volgde de vrouw en wij klommen werke- achteigelaten, of wiens voogd huiten 's lands gevestigd is. in de gemeente wunjhij woont ;4o. va" den builen 's lands wonendo zoon van een Nederlander, die ter zake van Mands dienst in een vreemd land woont, in de^enieenle. waar zijn vader of voogd het laatst ii Nederland ge woond heeft. Bij ongesteldheid afwezigheid of ontstentenis is de vader, of, is deze overlede, de moeder, of zijn beiden overleden, de voogd ot het doen van die aangifte verplicht. Met waarschuwing, dat diegoen, welke zich op den 31 Augustus 19U1 niet heben aangegeveu, overeenkomstig de wet zullen wirden gestraft. Waalwijk den 9 December 190. Burgemeester en Wethouers voornoemd De Burgeneester, K. DE VAN Dill SCHUEREN De Secretais, F. W. VAN 1,1 Dl PT. En daar buiten loeide (lesforiu op een oorverdoovende wijze, terwijl de regen, ge mengd met na!te sneeuw, tgen de ruiten werd gezweept. En ik zat in mijn leuningabel, luisterende naar het gedruiscli. Het was St.. Nicolaasavoud O, schooue herinnering inner jeugd! „Wat" dacht ik nu, „zalvader St. Ni- colaas mij heden brengen Mijne kousen hangen in de schouw en nijtie schoenen staan er onder, gereed om <ij goede dingen te ontvangen die de goede Snt mij dit jaar heeft toegedacht,/. Ik raadpleegde mijn geveten en vroeg mij zelf af, of ik dit jaar een kwaad had gedaan En mijn geween moest daar eenigszins toestemmend op altwoorden. Maar toch was ik mij zelf bewist dat ik niet genoeg boosheden had verricht otu de roede en het zout te verdienen die de zwarte knecht gewoonlijk toedient aan hen die al te ondeugend zijn geweest. Ik besloot dus maar geduldig at te wachten. En toen dommelde ik in.. En terwijl ik zoo gezellig zat te dutten, half slapende, halt wakende, verbeeldde ik mij een zacht geklop op mijne deur te hooren, en onwillekeurig riep ik „Binnen En tot mijn groote verbanng stond daar plotseling een klein zwart manneke voor mij, die mij zeer onderdanig vroeg of er ook belet was voor zijn' neester. Vader lijk in een wagen. Maar nauwelijks was ik er binnen, toen mij een masker van was op het gelaat weid gedrukt, mijne handen en voeten tezamen gebonden ik in minder dan eene minuut nis een pakket werd tezamen gerold. Wegloopen kon ik niet, want zij sloten mij altijd op.' vToen ik weer tot tuijzelve kwam, bevond ik mij in de tent van een koorddanser. De vrouw, die mij geroofd had, droeg een kort met gouden schiliertjes bezaaid kleed; huur hoofdsieraad bestond uit bonte veeren, en in dit costuuru joeg zij mij duizendmaal me<-r schrik in dan in hare afgesleten, alledaagsche kleeren. Men onderwierp mij aan een dieet, zooals de vrouw dikwijls zeide, dat heet, men liet inij hongerlijden. Toen werden mijne voeten in een houten machine gewrongen, zoodat zij altijd buitenwaarts gekeerd waren, men trok mijne armen uit. elkaar; ik moest op de ladder klimmen en le< rde langza merhand tegen mijn zin op het koord dansen.' «Verder! Verder!" zeide Andreas Bauvais, «weet gij, kleine, dat uw schildering aandoenlijk is. Waarachtig, ik ruim u het recht tot mede werking bij mijn arbeid in.' «Zoo verliepen drie lange jaren. De hemel echter zond mij een troost: hij voerde iuij een lotgenoot toe." «Waart gij dan het eenige kind bij den troep vroeg Andreas. «Neee, maar die anderen waren, zooals Rosal ba zeide, balletdanseressen, wat zijn balletdan seressen? vroeg de kleine, zich tot den schrijver wendend. «O, die hebben niets met u gemeen, gaat maar voort.' «Mijn kleine vriend werd op een avond, juist op het oogenblik gebracht, dat ik weigerde door een hoepel te springen, welks binnenrand met scherpe messan voorzien was. «Ik zie hem nog met zijn blauw kleedje, dat mij levendig aan het mijne herinnerde. Hij behoefde mij in 't geheel niet te zeggen, dat men hem geroofd had, ik ried het dadelijk. Men had mij toch ook geroofd. Hij zag mij aan, alsof hij zeggen wilde: helpt mijl Men duwde mij op het tooneel. Vijf minuten later viel ik van eene hoogte en brak een been. Met mijn inderhaast verbonden voet werd ik naast mijn lotgenoot gelegd, die men zoo juist op eeD rad gebonden had, om, zooals St. Nicolans? //Niet in 't minst", was mijn antwoord, „de goede Sint is mij teif allen tijde welkom Laat hein binnen komen." Nog nauwelijks bad ik dit gezegd, of de kleiue neger liet den onvenvacliten gast binnen. //Goeden avond, lieer, „zegde de Sint. „Goeden avond, eerwaarde/ was mijn antwoord. „Wat kan er van uw dienst zijn? Ik bid U, neem plaats." „Ik dank u vriendelijk, maar ik sta lie ver Mijn eenige zitplaats is gewoonlijk mijn schimmel, en wat er van mijn dienst is, zal ik U in weinige woorden zeggen. Gij zijt de Journalist die de zaak der onderdrukte Boeren van den Transvaal im mer ter harte hebt genomen, niet waar? „vroeg Vader Nicolaa*. „Om U te dienen, papa/ „Heel goed. Dan moet ik U eens gaan vertellen wat ik in de laatste dagen zoo ul heb uitgevoerd. Ik ben aan het inter viewen geweest. „Ei zoo, dat is anders het werk van ons, Journalisten/ Dat is ook zoo, maar ge weet wel, vriend lief, dat er geen regel is zonder uit zondering, en ik ook ben nu eens buiten den regel gegaan en heb de volgende per sonen geinterviewd„Wilhelmina der Ne derlanden Koning Leopold der Belgen President Kruger van TransvW Keizer Wilhelm van Duitschland en Koningin Victoria van Groot Britanië. „Inderdaad, heer Sint l)at moet wel belangrijk zijn geweest. Mag ik ook hooren wat die voorname grooten der aarde U heb ben medegedeeld „Wel zeker, daarvoor ben ik juist hier gekomen. Neem een stuk papier en potlood luister, en schrijf op." Zoo gezegd, zoo gedaan. „Klaar $jj#Ja, heer Sint, ik ben klaar en tot uwen dienst „Welnu, luister dan aandachtig Mijn eerste bezoek was aan liet Hot van de Koningin der Nederlanden. Och, wat was dat lieve kind verheugd mij nog eens te zienIk had haar zoo dikwijls in Hare jeugd bezocht en Haar heerlijk lekkers en snuisterijen gebracht, die het hart van een Koning's kind zooveel bekoren, als dat van het kind van den armsten werkman, en Zij had dat nog niet vergeten Welkom, beste Sint Ro9alba zeide, zijne ledematen wat leniger te maken. Groote trunen rolden over zijne wangen en met luide stem riep hij om zijne moeder. De zijne heette Blanca.' «Zij heette Blanca. zegt gij herhaalde Ma- rigr.è. «Ja, mijnheer; ik beproefde mijn makker in het ongeluk te troosten, zoo goed ik vermocht. Wij hielden spoedig veel van elkaar, wij waren toch beiden zoo ongelukkig! Wij smeedden plan nen voor onze vlucht, maar Itosalba, die ons met argusoogen bewaakte, maakte ze steeds onmoge lijk. Toen ik op eon vroegen morgen mijn bed verliet en in den verwijdersten hoek der tent mij verborg, greep de booze vrouw mij zoo onbarm hartig bij mijn gebroken been, dat ik van pijn in onmacht viel. Twee maanden later kon ik weer loopeu, maar, daar mijn gebroken been een weinig korter geworden was, kon ik niet meer op het koord dansen. Rosalba verhuurde mij daarom als dienstmeisje bij eene andere slechte vrouw, Pauraelle geheeten. Deze bezit eene herberg in de rue de Flandre, haar man is op het schavot gestorven. Ach, hoe graag was ik bij de koorddunsers gebleven, alleen om bij Henri te kunnen blijven 1' «Hoe? heette uw kleine lotgenoot Henri riep Barhesios ademloos uit. Bauvais, die het geheele verhaal van Alice had opgeschreven, onderstreepte thans de volgende woorden in zijn notitieboek de kinderroofster heet Rosalba, toen vroeg hij aan het kleine meisje «Gij hebt ons den na«m van den koorddanser, die u beiden, u en Henri, gestadig folterde, nog niet genoemd.' «Hij heet Tamerlan,' antwoordde het kind. «Marigné trok de kleine naar zich toe, terwijl Barbesius bare handjes greep en zeide: «En herinnert gij 't u nog goed? Heette* zij Tamerlan en Rosalba?" «Kent u ze?' vroeg de kleine. «Neen, maar Ik ken Henri's moeder.' «Houdt gij ook veel van haar? «Ik houdt zooveel van haar, als gij van den kleinen Henri houdt.' «Wilt u dan voor mij een liedje maken? U weet wel, een liedje voor mij alleen. U moet daarin zeggen, dat de kleine Alice door een booze vrouw geroofd, en door haak zeer tuishaii* zeide Zij nu komt ge mij toch zeker geen lekkers meer brengen, hé Ge ziet, ik ben thans tot vrouw gegroeid eu ook heb ik mij reeds verloofd. Dat alles is mij bekend, Majesteit antwoorde ik en daarom kom ik U dezen keer een geschenk brengen dat voor U veel meer waarde zal hebben dan het lekkers, dan de schoonste snuisterijen die er op deez' aarde verkrijg baar zijn. In de eerste plaats kom ik Uwe Majesteit gelukwenschen met Hare verloving eu U mijn koinpliment maken over Uwe zeer verstandige keuze. Dat Ge met Uwen Doorluchligen toekomende alle heil en vour- spoed moogt genieten, dat is mijn harte lijke wensch Dank U wel, beste Sint, antwoordde Zij terwijl een liefelijk glim lachje haar schoon en edel gelaat bestraalde, en Zij haar poezelig handje in de mijne legde ik dank U zeer, hoor En dan, Majesteit vervolgde ik kom ik U, in naam van het grootste deel der be-* schaafde wereld, dank, zeggen vooor de kloeke en edele daad die Gij het menschdora hebt bewezen door Uwe reddende hand uit te strekken naar deu eerbiedwaardigsten en grootsten held der tegenwoordige eeuw President Paul KrugerZonder de minste hoovaardighcid te toonen, dankte Zij mij daarvoor en gaf mij nog een schoon som metje, ten einde mij in staat te stellen om de minder bedeelde kindertjes der aarde een genoegelijk St. Nicolaasfeest te bezorgen. Dit bezoek afgeloopen, begaf ik mij met mijn zwart knechtje naar Brussel en diende mij aan aan het Hof van deu Ko ling der Belgen Is Zijne Majesteit Leopold II te buis? vroeg ik aan den dienstdoende» lakei. Neon, eerwaarde Sint was het antwoord dat gebeurt hier maar zelden. Onze Majesteit is gewoonlijk op reis. Thans vertoeft llij te Oostende, en ik kan u niet zeggen wanneer Hij terugkomt. Vermoede lijk gaat Hij van daar naar Engeland om zijn vriend, deu Prins van Wales, te bezoe ken. Die twee zijn gezworen kameraden En zoo vertrok ik naar Oostende. Ik vond Zijne Majesteit niet erg op Zijn gemak. Hij zag er maar bedrukt uit. Op mijne vraag wat Hem deerde? antwoordde LIijd.it die affaire van Sipido dien kwajongen - Hein vreeselijk in tie maag zat, en dat ook de genegenheid van Zijn volk voor de Boe ren Hem veel onrust veroorzaakte. In Zijn hart was Hij voor de Boeren en hunne rechtvaardige zaak,maar ter wille van Zijne deld werd; dat zij veel geweend heeft en nu hare moeder zoekt. Misschien behaagt het de lieve God wel, dat ik het op een dag onder het venster mijner moeder zing. Zij zal de 9teiu van haar kind ongetwijfeld weder herkennen, eu de kleine Alice, dat vroeger een zoo'n opge ruimd meisje was, zal weder gelukkig worden.' .Goed, gij zult eeu liedje hebben. Deze lieer, (op Andreus wijzend) zal er voor u een maken.' Het kind wendde zicli unur dengene, die Bar besius had aangewezen en zog hern met hare groote blatwe oogeu suieekend aan. «Hebt gij dan ook eene goede stem om te zingen, Alice?' vroeg Andreas. O. dat weet ik niet, ik zing zooals de vogels zingen,' en terstond hief het meisje met hare kristalheldere stem het refrein van een bekend liedje aan. «Genoeg,- reide Andreas, „gij zult nw liedje spoedig hebben.' En Bauvais begon te schrijven. Marigné, die van de kleine nog meer wilde weten, zeide: «Terwijl Andreus voor u een liedje maakt, moet gij ons eens vertellen, hoe gij het huis van Pauinelle verlaten hebt.' «Ach, dat was een verschrikkelijk avontuur. De waardin bewaakte mij onophoudelijk. Dag en nacht. Ni»tlegenstuamle stond, temeer sedert ik Hvriri, dien Tainerluu op een avond in de heiberg „In deu rooden duivel' bracht, weder gezien had, mijn besluit vast oiu te vluchten, zoodra zich daartoe eeue gunstige gelegenheid aanbood. Ik sliep ver verwijderd van Pauinelle, in een donker hol, waarin door een klein ven ster het licht slechts spaarzaam binnendrong. Door dit venstertje dacht ik mijne vlucht te bewerkstelligen, want door de deur was het on mogelijk. Op een morgen vond ik op de binnen plaats een lang koord, dat misschien iemund ochteloos daar neergeworpen hand ik droeg het heimelijk in het hol, dat mij tot slaapplaats diende, bevestigde het in den nacht, toen alles in huis sliep, aan een grooten haak, die buiten naast het venster was ingeslagen, en liet mij lang zaam Ung9 het touw naar beneden glijden. Reeds na korten tijd bespeurde ik vasten grond onder rnijue voeten; ik stond op een muur. Het touw in de hand houdend, schoof ik zoo langzaam als ik kon over de muur, tot ik op eene plaats kwam, waar de muur een bocht bad; de nacht ministers en van een zekeren schroe.venfa- brikant, die liet tot minister van Engeland had gebracht, was Hij verplicht Zijne ge voelens te beteugelen en had Hij besloten zich af te te zonderen totdat al die onweers wolken van den horizon zouden zijn ver dwenen. Ik voelde, innig medelijden met Zijne Majesteit en heb Hem dan ook niet verder lastig gevallen. Vervolgens ben ik naar Keulen gereisd, waar ik een bezoek heb gebracht aan den ineest besproken eti gevierden man van den tegenwoordigen tijd President Kruger. Ofschoon uien in zijn land geen Sint kent, heette Hij mij toch welkom. Och arme, wat z.ig Hij er neerslachtig uitHij had een telegram ontvangen van den Duit- schen Keizer die Hem mededeelde dat Hij Hem niet ontvangen kon omdat Hij op de jacht ging. En toch had ik Zijne Ma jesteit zoo gaarne eens gesproken zegde de grijze Staatsman. Enfin Hij zal me later nog wel willen spreken, want Hij moet toch weten dat Onze zaak een recht vaardige en heilige zaak is. Hij was toch immers dc eerste, die mij een telegram zond, mij gelukwenschende met den goeden afloop van den on beschaamden Jameson's inval. Ik hoop liet teil zeerste, Hoog edele, zegde ik aangedaan, maar mag ik U nog iets vragen Zeker, Sint was liet antwoord. Welnu, Hoogedele, wat dunkt U, zal het einde zijn van dezen rampzaligen oorlog. Wij kunnen slechts hopen. Ons vertrouwen is in den recht vaardigen God. Hij zal te zijner tijd be schikken Amen, lieer President, ik heb de eer U Hoogedele te bedanken en te groeten. En toen reisde ik verder en bracht een bezoek aan Keizer Wilhelm. Wel, goede Sint vroeg Wilhelm II, wat verschaft mij het genoegen U hier te zien Ik dacht dat gij bezig waart om mijne gemalin en mijne kinderen te troosten. Ja, Sire, dat was ook het oorspronkelijk doel mijner reis naar hier, maar sedert dien ben ik van gedachte veranderd, ofschoon ik niet in gebreke ben gebleven om Hare Ma jesteit en hare kiudcren de gewone geschen ken te zenden. Deze keer kom ik eohter Uwe Majesteit spreken over zaken van veel grooter belang. Ik bedoel de zaak van Transvaal. Reeds heb ik Koningin Wil- i helinina en President Krüger gesproken, en was zoo donker, dat men geen hand voor de oogeu zien kon. Niettemin hergreep ik moedig mijn koord en opnieuw ging mijn tocht door de lucht langs den muur naar beneden. Spoedig deed ik de treurige ertnring op dat het koord te kort was. De knoop, die ik aan het einde van het touw gelegd had, gaf mij daarvan zekerheid. Ik dacht aan mijn gebroken bren, maar nog meer «un de belotte, dien ik Henri gedaan had en... liet het touw los. Zonder ook maar eigens letsel te be komen, kwmu ik op het plaveisel teiecht. De aistand tusschen het uiteinde van het koord en deu grond was alzoo niet groot geweest. Een oogenblik bleef ik op den grond neergehurkt zitien, om eenigszins weer tot mijzelvc te komen, want ik wus zeer verschrikt door den sprong toen sloop ik heel langzaam vooruit gelijk een hond die verdwuald is, vreesachtig voor, achter mij en terzijde ziende. Niemand ontmoette ik Maar waarheen zou ik mij begeven (loc zou ik het aanleggen orn mijne of Henri's moeder te vinden? Ik wist, dat Tamerlan geheel Frankrijk en zelfs het buitenland rondreisde; dehool'ilzauk was daaaom, dat ik de waardin «In den rooden duivel" niet meer in handen viel. Tegen den morgen bevond ik mij, zonder te welen, hoe ik er gekomen was, voor de deur van een hek, dat een grooten tuin omsloot, waarin eeu aantal arm gekleede kinderen zich vroolijk vermaakten. Daar de lompen, die ik aan het lijf droeg, nie mand opvullend zouden toeschijnen, ging ik den tuin. Hij scheen mij zoo groot als de wereld op deu achtergrond, geheel in de verte, meende ik de zee en de bergen te zien, waarvan mijn moeder zoo dikwerf verteld had. De eerste be weging die ik mankte, was die, dat ik iuij in struiken verborg. Het gras wns zacht, de hemel olauw, Ine ht warin ik ondervond geene vrees meer. Om mij heen, ia mijne onmiddellijke nabijheid, zag ik eene menigte onschuldige vogeltjes... ik sliep in. Hoe lang ik geslapen hab, weet ik, niet; wel echter, dat 't een naigen men slaap was, zoo aangenaum, als geen van al len, sedert de booze l'duinelle mij geslagen bad." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1900 | | pagina 1