Nummer 15.
Donderdag 21 Februari 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aors Handel, industrie en Gemeentebelangen
Landbouwbiieven over Bemesting,
De Zuid-Afiikaansche oorlog.
Op den Diempel van het Paradijs
ANTOON T IEL EN,
U I T g k v e n
FEUILLETON
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonne m entsprijs per 3 maanden t' 0.75.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
WAALWIJK.
Advertenties 1—7 regels f 0.00 j daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advcrtentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
XXI.
Het is waar, de stalmest wordt nog al
tijd en met recht een volledige meststof ge
noemd, daar hij alle bestanddeelen bevat,
'ie door den oogst aan den bodem onttrok-
K en worden en dus door den mest ook
weder er aan teruggegeven moet worden.
Men heeft echter ook opgemerkt, dat de
stalmest alleen tot verkrijging van rijke
oogsten niet voldoende is. Want ook zelfs
in den besten stalmest zijn de noodzakelijke
plan ten voedingsstoffen niet in de verhouding
voorhanden, die door onze landbouwgewas-
en geëischt wordt. Daarom is een aanvul
ingvan den stalmest door bijvoeging van
kunstmeststoffen noodzakelijk. Daarenboven
wordt er in geen enkele boerderij zooveel
stalmest gemaakt, dat deze. voldoende is, om
alle landerijen, die er behoefte aan hebben,
er ook van te voorzien, zoodat men ver
plicht is door hulpraeststoffen den bodem te
verrijken met die stoffen, waardoor men den
■>ogst zelfs kan verdubbelen.
De prijzen der landbouwproducten zijn
in den kaatsten tijd zeer gedaald en er is
weinig uitzicht, dat zij weder die hoogte
zullen bereiken, welke zij vroeger hadden
dl door zoo velen teruggewenscht wordt.
Daarom schiet er voor den landbouwer niet
veel anders over dan door een rijkere op
brengst den lagen verkoopsprijs weder goed
e maken. De boer moet er aldus naar
streven, dat iedere vrucht, hetzij door stal
mest en kunstmest te zamen, hetzij door
kunstmest alleen, zoo met plantenvoedsel
voorzien wordt, dat zij een zoo hoog mo
gelijke opbrengst moet geven. Want slechts
een volledige bemesting geeft goede oogsten.
De te geven hoeveelheid meststoffen staat
natuurlijk in betrekking a met de te ver
bouwen gewassen, die alle een verschillende
behoefte aan meststoffen hebben, b met den
Di.rraad stoffen in den bodem aanwezig.
Zoo hebben alle grondsoorten, uitgezon
derd sommige, welke buitengewoon rijk aan
humus zijn, stikstof noodig, die het best in
don vorm van Cbilisalpeter kan gegeven
wordenzoo hebben alle lichtere gronden
lali noodig, in den vorm van kaïnietzoo
moet men de zwaardere gronden geringere
hoeveelheden geconcentreerde kalizouten ge
en (kali-magnesia, chloor-kalium enz.)zoo
nebben bijna alle grondemphosphorzuur noo
dig, dat meestentijds het best in den vorm
van Thomasphosphaat kan gegeven worden.
Aangezien het vooral het phosphorzuur is,
dat in den stalmest in te geringe hoeveel
heid voorkomt, kunnen we, als wij stalmest
geven, eer stikstof en kali dati phosphorzuur
missen.
Er is mij onlangs nog ten duidelijkste
gebleken, dat, ondanks het gebruik van
hulpmeststoffen door bet gesproken en ge
schreven woord, door proefvelden, door gra
tis aanbiedingen enz. zooveel mogelijk wordt
bevorderd, er toch nog tal van boeren zijn,
die nog in 't geheel geen kunstmest gebrui
ken. Wij zouden bij alles wat wij over
deze kwestie kunnen lezen in den tegen-
woordigen tijd, moeten geloovcn, dat zulke
landbouwers opzettelijk tegen beter weten
in, bun bedrijf te kort doen.
d
De Echo van het Zuiden
en UigxtrutxrV Courant,
De wanhopige toestand, waarin De Wet
zich volgens de Times en andere Engelsche
bladen bevond de Daily Mail sprak bij
herhaling de verzekering uit dat hij nu toch
omsingeld was heeft niet lang geduurd,
zelfs niet in de Engelsche vei beelding. Want
Kitchener maakt met éen slag een einde aau
alle illusies, door de mededeeling dat De
Wet „nog steeds« noordwaarts trekt en zich
nu ten westen van Hopetown beviudt om dan
„vei moedelijk" weer zuidwaarts koers te
zeiten. Zijn troepen, zegt de Engelsche ge
neralissimus van Zuid-Afrika, voorzien deze
mogelijkheid, hetgeen ongetwijfeld geen ge
ring kompliment aan hun scherpte van blik
in zich sluit.
Een Reuter bericht uit Britstowu meldt,
dat 1000 Boeren'te Strijdenburg staan. Er
schijnt dus weldra een vereeuigiog van deze
100U met Dc Wet's macht te mogen worden
tegemoet gezien, want Strijdenburg ligt N.
W. van de Aar en Z. W. van het zuiver
noordelijk van de Aar gelegen Hopetown.
Bovendien staan een aantal Boeren te Hou-
water, welbekend uit de eersie dagen van
den huidigen inval, toen daar de yeomanry,
die Brand vervolgde, in de pan werd gehakt.
Ook is er reeds gevochten in Maart 1900.
Deze plaats ligt ten westen van de Aar en
zuidelijk van Strijdenburg.
Het resultaat van de zware verliezen De
Wei bij lloutkraai toeg^brachi door scheeps-
kanonnen, maxims, gepantserde treinen en
een overmacht van Engelsche troepen, blijkt
dus te zijn dat hij ract de gewone snelheid
elke hinderpaal uit den weg ruimt en met
zijn „geestelijk en lichamelijk" uitgeputte, in
„lompeu" gehulde manschappen op ziju doel
aanstormt. Dit kan voldoende ziju om de
Eugelschen al huu pret over de mooie ver
halen der laatste dagen weer te vergallen.
Wanneer de Wet Prieska bereikt, kan hij
zeker zijn een grooten aanhang van ♦rebel
len" te verwerven, die hem tevens wel het
verlies aan ammunitie, althans gedeeltelijk
zullen kunnen vergoeden, (zie bericht hier
onder). Natuurlijk zal de Wet's zegevierende
opmarsch na de pertinente verzekering der
Engelscben, dat zijn einde nabij was, niet
nalaten grooten indruk op de Kapenaars te
maken.
§In elk geval zitten Kitcheners troepen, die
hel „nu van de Boeren in bewegelijkheid
winnen" (sic) opgehoopt aan de Aar en hun
groote bewegelijkheid schijnt ze zoo te heb
ben uitgeput, dat ze nu onbewegelijk zijn
geworden. Van een vervolging van de Wet
blijkt niets. Aan de vereeniging van dezen
met Brand, Hertzog en de hunnen staat thans
niets meer in den weg, zoodat de Wet niet
alleen binnen enkele dagen zijn legermacht
zal zien aangroeien met een volgens Engelsch
getuigenis, talrijke en schitterend bereden
macht, maar ook met eene, die de kaart van
het land kent.
Uit de republieken geen ander nieuws dan
weder een aanslag op den spoorweg tusschen
Vereeniging en Johannesburg. De Boeren
werden teruggedreven voor zij „veel" kon
den buitmaken. Dit zegt genoeg. De trein
heeft dus behoorlijk stil gestaan en de lossing
heelt gedeeltelijk plaats gehad. Wat er van
den trein onbeschadigd is gebleven aan ma
teriaal laat zich uit vroegere ervaring gemak
kelijk denken. Uit het oosten van Trans
vaal nog altijd niet de beloofde lijding van
den „zwaarsten slag sedert de bezetting van
Pretoria." Het schijnt dat Freucb het getij
heeft laten verloopen zonder de bakens te
verzetten.
De Wet en Sieyn zijn Vrijdagmorgen met
een strijdmacht van 2000 a 3000 man en
twee kanonnen, den spoorweg ten noorden
van Houtkraal overgetrokken. Dc Engelsche
bommen joegen den vijand uiteen, die zich
niet van zijn kanonnen bediende. Een ge-
pantserden irein opende het vuur met scheeps
geschut. De Engelschen slaagden er in,
een gedeelte van het konvooi van De
Wet buit te maken, daaronder begrepen
100.000 patronen en veel munitie voor snel-
vuurgeschut. De Engelsche verliezen waren
drie gewoudeu.
De Engelsche telegrammen die eiken doo-
den, gewonden en gevangen genomen Boer
zorgvuldig registreeren, verzuimen maar al
te dikwijls melding te maken van den te
genslag van de Engelsche wapenen. Zoo
heel terloops vernemen wij nu uit een tele-
legram van Bennett Burleigh, den correspon
dent van de Daily Telegraph, dat de Wet
tusschen Zoudag 10 Februari en Donderdag
87 Engelschen gevangen heeft gemaakt.
5)
Voorkomend en beleefd, nam hij liet pakket
op en zette het op den deurdrempel terug.
Zij was door de onverwachtte ontmoeting
zoozeer verrast, dat zij vergat een woord van
dank te spreken. Waarschijnlijk had de vreemde
heer dat ook niet verwacht, tenminste hij ver
wijderde zich zeer snel. Manou hoorde hem de
trap afhollen en het hotel verlaten.
De kellner bracht het avondmaal; met een
limlach vol welbehagen nam zij aan den rijk-
oeladen disch plaats en deed de gerechten alle
eer aan. Toen het maal was afgeloopen, ging
zij andermaal voor den spiegel staan, als kon
deze de vragen naar hare toekomst beautwoorden.
De eerste dag van haar zelfstandig leven was
op schitterende wijze voorbijgegaan zij had de
vol van //Barones Karger' zoo verwonderlijk
goed gespeeld, dat niemand een andere persoon
lijkheid achter had gezocht. Zij was zoo ver
standig, de kleine Matton, zij trad met zooveel
zekerheid op en drie jaren lang mocht zij zoo
erder spelen I In den grond der zaak, was het
toch ook geen kwaad, wat zij deed wien kon
het schaden, dat zij onder een val9chen naam
haar bestaan voerde? En wie zou er naar vra
gen, wanneer zij later hare rol had teneinde
gespeeld, hare middelen had verteerd en weer
uit deze kringen voor goed verdween Maar
het werken, zou zij daaraan niet ontwennen,
als zij een tijdlang op den drempel van het
paradijs had gestaan Energiek schudde zij
bet hoofd. Voor de toekomst was zij niet bang,
neen, neen, duizendmaal neen. Zij nam de
kandelaar en trad nog dichter voor den spiegel.
De gouden band in hare bloude lokken schit
terde haar fonkelend tegen, iedere trek van haar
gelaat verleende aau haar gelukzalig lachen op
honderden wijzen meer schoonheid voorwaar,
haar plan rooe9t slagen, de prins moest haar
outmoeten, hij kon haar niet over het hoofd
zien, en een rijke prins zou het zijn, goedhartig
en meedoogend, die haar het kleine bedrog, dat
zij had gepleegd, spoedig vergaf en haar boven
alles lief had, ieder harer gebreken verontschul
digde en verschoonend haar stout plan goed
keurde. En trof zij hem niet, den prins, wat
dan Dar. bleef haar nog altijd de arbeid 1
„Dwaze Manon, om je hersens met ztilke vragen
te plagen.... komt tijd, komt raad, zegt een oud
spreek woord/ riep zij, luid lachende uit.
Het badseisoen was eerder begonnen dan ge
woonlijk, daar de heerlijke, zooveel belovende
zomer, bijzonder vroeg was ingetreden en eene
menigte badgasten naar het strand der Oostzee
had gelokt. Het weer was buitengewoon gun
stig, bijna nog nooit te voren, sedert het veel
jarig bestaan der badplaats, hadden de ïuenschen
een zoo druk bezoek bijgewoond. Een stroom
touristen kwam en ging, zonder ann liet leven
dige verkeer ook maar eenigszins afbreuk te
doen. Aan het strand te Z... krioelde eene
bonte, alle talen sprekende menigte, door elkaar.
Muziek weerklonk, kinderen juichten, bootjes
staken in zee, met jonge menschen in schilder
achtige C09tuum bemand, roeiers en hengelaars
drongen door elkaar en over dat alles spreidde
zich de prachtige, wolkelooze hemel uit.
„Een dag als uitgezocht om te genieten," zeide
een oude grijze dame, die een oogenblik het
schoone tafereel had aanschouwd. Zij was ge
zeten in een kooge rieten strandstoel, die haar
van alle zijden tegen tocht beschermde. Zij
droeg een lichtgrijs zomertoilet en had een
donkere mantille losjes om de schouders ge
slagen, en hield haar zacht en fijngeteekend
gelaat eenigszins terzijde gewend naar een jonge
dame, in een crêmkleurige rijk geborduurde
japon, met een helroode Turksche sjerp, die
evenals zij, vol belangstelling naar het bonte
gewoel aan het strand keek.
Zij zaten iets terzijde van een badkoets, mid
den in het mulle zand, waarin de joDge, zeld
zaam schoone dame met de punt van haar pa-
ia#ol, allerlei grillige figuren trok.
„Nu, lieve baronnesse, bent U het niet met
mij eens?' glimlachte de oude dame.
„Ik heb, reeds eenige dagen geleden, opgemerkt
dal het mij te moede is, alsof ik in het paradijs
wandel', antwoordde de aangesprokene levendig.
De adjudant van de Prince of Wa'es's
Light Horse zoo seint deze correspondent
en zestien van zijn manschappen die
Zondag voor een week bij de Zanddrift
gevangen waren genomen, kregen bevel orn
al hun veldftesschen, veldkijkers enz. af ;e
doen en moesten de Boeren lot gisteren,
16 Februari (de Wet schijnt dus tamelijk op
zijn gemak voortgetrokken te zijn te voet
volgen. Op dien dag stelde Froneman hen
in vrijheid met een officier en 65 man van
de yeomanry en vier soldaten van de King s
Dragoon Guards. Deze laatsten waren Don
derdag gevangen genomen. Al deze man
schappen werden gedwongen te loopen en
kregen weinig e'en. Zij hadden 36 uren
aaneen te marcheeien door regen en modder
en de officieieu klaagden dat hun voeten
open waren en zij niet meer voort konden.
Ten slotte gingen zij op het natte veld liggen
Volgens Bennett Burleigh, heeft de Wet
Vrijdag Froneman met 100') man, een pom
pom en een vijlden ponder opgedragen in
de richting van Hopetown te rukken.
In het gevecht tusschen de Boeren en den
gepantserden trein raakte een Engelsche
marine twaalfponder dadelijk onklaar.
Bet ontsnappen van Boercngevnngenen.
De Petersburgsche correspondent van de
N. R. Ct. schrijft
'tZijn niet vier Boeren, zooals ik meldde,
maar vijf, die van de Catalonia in de baai
van Colombo ontsnapt zijn, door de Cherson
van de Russische vrijwillige vloot opgenomen
weiden, en in Feodosia geland zijn. Zij zijn
eeigisteren hier in Petersburg aangekomen,
geadresseerd aan ds. Gillot. Hoe zij hier
heen gekomen zijn, de verschillende inte
ressante détails van hun reis, daarover zal
ik u naderhand schrijven, daar hel voor
zichtigheidshalve misschien beter is, met
't oog op moeilijkheden, die de Russische
overheden er door konden krijgen, daarmee
te wachten tot de reizigers Rusland verlaten
hebben. Ik wil u eerst met de heeren be
kend maken, 't Zijn vier Vrijstaters en een
Transvaler, een Duitscher van geboorte
Hausner is zijn naam die al sinds 15
jaar in Transvaal woont en burger is. Hij
had een zeer goede betrekking in Pretoria
toen de oorlog uitbrak en hij opgecomman
deerd werd. Sinds dien tijd is hij niet meer
naar Pretoria teruggekeerd. Hij is 30 jaar
oud en de oudste van 't gezelschap. Hij is
't langst in het veld geweest, want eerst den
7den October werd hij, bij Reitzburg, bij
't overtrekken van een drift op de grens van
Transvaal en Vrijstaat, gevangen genomen.
Hij stond onder kapitein Cilliers, 't hoofd
van 't vei kennerscorps dat vroegei onder
Theron en Cilliers gestaan had. 1 heron
viel bij Krugersdorp). In 't begin van .den
oorlog stond hij in Natal en maakte o. a
den slag bij Elandslaagte mee. De andere
Zij legde den grooten, witten stroohoed naast
zich in hel zand en wierp het hoofd met de
schoone blonde lokken, waarin een gouden band
floukerde, in den nen. „Ach, Mevrouw I3run-
neck, hoe gelukkig moet degene wel wezen,
die iederen zomer hierheen kaD trekken, om van
de heerlijke buitenlucht te genieten 1»
„U beut al zeer besoheiden in uwe wenschen.
Slaat dat dan niet in uwe macht?' De oude
dame boog bij deze woorden haar goedig, in
nemend gelaat tot hare jeugdige metgezellin
over.
„Neen, dat zal ik niet altijd kunnen.... mis
schien nog slechts éénmaal!' antwoordde Manon
want zij wa6 het na eenig talmen.
Vul deelneming beschouwde de rechterswedu we
Bruuneck het jonge meisje aan hare zijde, wier
gelaat een kleine wolk overschaduwde. Een
tweede vraag, die bij haur opkwam, kon zij
niet over hare lippen krijgen met geweld onder
drukte zij deze en hernam snel: „Ja. wel 18
het hier een heerlijke plekje grond, maar ik ken
er vele zulke en nog schoonere.'
„Nog schoonere?' vroeg Manon ongeloovig.
„Veel schoonere', verzekerde de oude dame.
„Hebt u dan nog zoo weinig van de wereld
gezien voegde zij er onwillekeurig aan toe.
„Ik heb nog totaal niets gezien, eerst dezen
zomer....' Manon bad hieraan nog iets willen
toevoegen, maar eensklaps zweeg zij.
„Dan kan ik uwe bewoudering ten volle be
grijpen. Ik voor mij heb al een heel stuk van
de wereld afgereisd en heerlijke Btreken aan
schouwd. Deze streek leeft echter nog in het
bijzonder in mijne herinnering voort wilt u
weten waarom?» vervolgde zij, toen zij de
schoone, bruine oogen van het meisje aan hare
lippen zag hangen. „Het was mijn Huwelijks
reis» Cen weemoedige trek vloog over haar
gelaat „het is reeds lang, zeer long geleden
want mijn zoon is nu bijDa veertig jaar en wij
waren reeds een paar jaren getrouwd, toen hij
geboren werd."
„Dus u hebt een zoon?'
„Ja, hij is, zooals ik zeide, reeds tamelijk
oud.'
„En u bent al lang weduwe, nietwaar.'
„Sedert dertig jaren zoo oud is mijne dochter
Leokadië precies zij was pas eenige maanden
oud, toen mijn geliefde echtgenoot stierf. Slechts
twee kinderen bezit ik.
De baronnes had aandachtig toegeluisterd
gaarne zou zij nog meer uit het leven van deze
vrouw, bij wie zij zich had aangesloten, sinds
zij door een toeval aan het strand hadden kennis
gemaakt, hebben vernomen. Reeds zes weken
kenden zij nu elkaar. Dag in, dag uit, wandelden
zij mei elkaar uit en naar hun gemeenschappelijk
hotel; al meer en meer werden zij met elkaar
vertrouwd en vonden welgevallen in eikaars
omgang. De baronnes vermeed het over zich-
zelve te spreken en was, door hare schuwe terug
houdendheid, de oorzaak, dat ook de andere
niets omtrent hare levensomstandigheden mede
deelde. Danrdoor kwam het, dat de beide dames,
in vele opzichten, bijna nog even vreemd tegen
over elkaar stonden, als op den dag der kennis-
\J V VI I I O
making. Slechts eens had Manon, toen het zoo
te pas kwam, laten doorschemeren, dat zij geheel
alleen op de wereld stond en geene bloedver
wanten bezat. Herhaaldelijk was het der
rechterswedu we opgevallen, dat zij ieder gesprek
dat muur eenigszins op familiebetrek kingen
duidde, ontweek en daarom had de lijr.bescliaalde
viouw, met beleid, iedeie toespelling daarop
vermeden en was er onwillekeurig toe gekomen,
ook omtrent haar eigen familie het diepste
stilzwijgen in acht te nemen.
„Hoe benijd ik u uwe herinnering aan het
verleden/ hervatte Manon na een poosje het
gesprek. „Niet waar, die herinnering weegt op
tegen een geheel leven
„Ja, wanneer er voor ons hart niet meer tc
wenschen overblijft.'
„Maar uw leven is toch stellig zeer rijk en
gelukkig geweest. Voor u is er toch niets te
wenschen overgebleven?" Lachend speelde Manon
met de prachtige sjerp, die haar slanke taille
omsloot. Een zekere mate van nieuwsgierigheid
viel er in den toon, waarop zij sprak niet te
miskennen.
„Mijn leven vlood rustig en gelukkig daarheen,
maar, niettegenstaande dat, zijn mij de droevige
dagen ook niet gespaard gebleven. En, - van
wenschen gesproken één wensch zou ik, voor
mijn dood, nog gaarne in vervulling zien treden,
doch ik vrees, dat ik dezen wel onvervuld in
het graf mede zal nemen.'
„Is die wensch zoo moeilijk te vervuiler?»
„Dat wil ik nu juist niet zeggen, maar toch,
vier, de Vrijstaters, hebben ook allen ondel
de Wet gediend. 'tZijn flinke kerels. Ge<|
Botha is groot en stoer gebouwd. Hii heefl
een gezicht dat altijd lacht en dat een rij
blinkend witte, gezonde tanden laat zied
Om hun gebit zijn ze trouwens allen tj
benijden. Hij draagt noch snor noch baart'
Zijn blik is zoo open als die van een kint
maar de trek om den mond en die sterk]
kin laten in hem iemand herkennen, die mt
gevaren spot. Hij was voor 't uitbreker!
van den oorlog beambte aan de National!
bank te Bloemfontein. F. Steijn is d
kleinste hij is van den zelfden ouderdom)
Zijn uiterlijk is sympathiek en zeer intelligent
Zijn beroep was telegraaf beambte voor hj
opgecommandeerd werd. Deze beide werde
gevangen genomen den llden Juni in del
slag bij Roodewal, waar de Engelschen zoj
zware verliezen leden. Dan komen de twej
gebroeders Steïjtier, Geo en Laurens. Get
de oudste, is ook vijf en twintig, was rec.hu
geleerde (vvetsagent, zooals de Boeren d<
noemen) te Zastron in den Vrijstaat. Hij
donker van uiterlijk, groot en breed gej
schouderd. Bij Thaba'nchu werd hij in tl
kuit gewond en bij Zandrivier met de heelj
ambulauce door de Engelschen gevangel
genomen. Dat was ongeveer den 18den Mei
Laurens is een jonge reus van twee ej
twintig jaar. Hij studeerde nog aan 't Grei
college te Bloemfontein toen de oorlog uit-1
brak Tusschen Ladybrand en Thaba'nchj
werd hij gevangen genomen, toen hij a leej
van een verkenning terugkwam en door dj
Engelschen overvallen werd. Hij meendl
dat het ongeveer op den 20stcn Mei wal
dus een paar dagen nadat ziju broer gevangel
was genomen. De Steytlers zijn van Ho!-j
lanrische afkomst de vader was geborel
Hollander, de moeder eene Botha. Alle
waren gewone burgers, alleen Steijn wi
assistent veldcomet. Na in verschillende gt
vangenissen gezeten te hebben, waren zj
naar Groenepunt gebracht, waar zij ver-I
scheidene pogingen gedaan hebben om t
ontsnappen. Vooral Botha kreeg een ver
maardheid om zijn tunnels graven, mar
toch lukte het hem niet te ontkomen. Eer
had 't maar weinig gescheeld. Omdat j
zulke onrustige gevangenen waren, weide
zij naar Ceylon overgebracht. Zoo kwamel
zij aan boord van de Catalonia en toen (I
631 man aan boord waren, ging het na;l
Ceylon. De behandeling aan boord val
't transportschip was beestachtig geweesl
maar 't waren vooral de geboren HollanrieJ
die 't hard te verduren hadden. Het ete]
was wel slecht geweest, maar dat was ni
niet 't ergst. Wie trouwens gebruik maakt
van 't recht om zich te beklagen over 't etei
werd voor een paar dagen op water en broc
in de cel geplaatst. Na 't maal kwam e<
officier steeds vragen, of iemand klachtt
had over 't eten maar zoo'n klacht ha|
zooals de zaken nu staan....' epn traan glinsterc
in de oogen der oude dame. „Ach, je weet nc
niet, wat leugen en bedrog kunnen uitwerkej
Hoeveel onheil ontstaat er dikwijls nit de uc
beduidend9te zaken. Welk een diepe schadu'
weipt een leugen en veinzerij dikwijls op h-,
leven vac den mensch 1'
.Munon verbleekte en zat sprakeloos. Ij
woorden van de oude vrouw, die zooveel hr
ondervonden, drongen haar prophetisch in
ooren en deden haar hart sidderen.
Intusschen was de vreugde aan het strai
meer en meer luidruchtig geworden. De war
delaars stonden in dichte drommen bij de pii
opeengedrongen en woorden „zij komen /„„<1 a;
zijn zij schalden vroolijk langs het stran.
Armen werden in de richting van de zee uil!
gestrekt, kinderen werden in de hoogte gebeurt
om de vol spanning verwachtte en vroolijk b]
groete deelnemers aan de zeilwedstrijd en C
ver daarachter aan den gezichtseinder opdot
mende roeibooten te kunnen zien; zakdoeke
werden gezwaaid en het strand daverde van
boera's der verzamelde menigte.
„Dc jonge Vrijheer Von Stamra wint het. 11
is met zijne kleine boot de andere ver voor f
riepen eenige heeren, die met hunne beproeft!
verrekijkers op eene verhevenheid uan het stranl
hadden post gevat.
Aller opmerkzaamheid werd getrokken do
een smalle boot, waarin slechts een persoon
jonge man zat, gekleed in een gestreept spor
costuum, die inet reuzenkracht het ranke vaal
tuigje door het water deed snijden. Met fabel
aeluige snelheid schoot het over de vrije watt
vlakte voort en na vijf-zes minuten weergalmde
een eindeloos gejubel, hoerageroep, fanfares
handgeklap. De jonge Vrijheer had mol et
grooten voorsprong vóór de andere roededingej
het strand bereikt. „De Vrijheer heeft het gj
wonnen/ joelde de menigte. Met handdrukke
woorden en blij gelach werd de jonge schooi
mau begroet.
(Wordt vervolgd.)