Nummer 15. Donderdag 21 Februari 1901. 24e Jaargang Toegewijd aors Handel, industrie en Gemeentebelangen Landbouwbiieven over Bemesting, De Zuid-Afiikaansche oorlog. Op den Diempel van het Paradijs ANTOON T IEL EN, U I T g k v e n FEUILLETON Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonne m entsprijs per 3 maanden t' 0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den WAALWIJK. Advertenties 1—7 regels f 0.00 j daarboven 8 cent per regel, grootr letters naar plaatsruimte. Advcrtentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel XXI. Het is waar, de stalmest wordt nog al tijd en met recht een volledige meststof ge noemd, daar hij alle bestanddeelen bevat, 'ie door den oogst aan den bodem onttrok- K en worden en dus door den mest ook weder er aan teruggegeven moet worden. Men heeft echter ook opgemerkt, dat de stalmest alleen tot verkrijging van rijke oogsten niet voldoende is. Want ook zelfs in den besten stalmest zijn de noodzakelijke plan ten voedingsstoffen niet in de verhouding voorhanden, die door onze landbouwgewas- en geëischt wordt. Daarom is een aanvul ingvan den stalmest door bijvoeging van kunstmeststoffen noodzakelijk. Daarenboven wordt er in geen enkele boerderij zooveel stalmest gemaakt, dat deze. voldoende is, om alle landerijen, die er behoefte aan hebben, er ook van te voorzien, zoodat men ver plicht is door hulpraeststoffen den bodem te verrijken met die stoffen, waardoor men den ■>ogst zelfs kan verdubbelen. De prijzen der landbouwproducten zijn in den kaatsten tijd zeer gedaald en er is weinig uitzicht, dat zij weder die hoogte zullen bereiken, welke zij vroeger hadden dl door zoo velen teruggewenscht wordt. Daarom schiet er voor den landbouwer niet veel anders over dan door een rijkere op brengst den lagen verkoopsprijs weder goed e maken. De boer moet er aldus naar streven, dat iedere vrucht, hetzij door stal mest en kunstmest te zamen, hetzij door kunstmest alleen, zoo met plantenvoedsel voorzien wordt, dat zij een zoo hoog mo gelijke opbrengst moet geven. Want slechts een volledige bemesting geeft goede oogsten. De te geven hoeveelheid meststoffen staat natuurlijk in betrekking a met de te ver bouwen gewassen, die alle een verschillende behoefte aan meststoffen hebben, b met den Di.rraad stoffen in den bodem aanwezig. Zoo hebben alle grondsoorten, uitgezon derd sommige, welke buitengewoon rijk aan humus zijn, stikstof noodig, die het best in don vorm van Cbilisalpeter kan gegeven wordenzoo hebben alle lichtere gronden lali noodig, in den vorm van kaïnietzoo moet men de zwaardere gronden geringere hoeveelheden geconcentreerde kalizouten ge en (kali-magnesia, chloor-kalium enz.)zoo nebben bijna alle grondemphosphorzuur noo dig, dat meestentijds het best in den vorm van Thomasphosphaat kan gegeven worden. Aangezien het vooral het phosphorzuur is, dat in den stalmest in te geringe hoeveel heid voorkomt, kunnen we, als wij stalmest geven, eer stikstof en kali dati phosphorzuur missen. Er is mij onlangs nog ten duidelijkste gebleken, dat, ondanks het gebruik van hulpmeststoffen door bet gesproken en ge schreven woord, door proefvelden, door gra tis aanbiedingen enz. zooveel mogelijk wordt bevorderd, er toch nog tal van boeren zijn, die nog in 't geheel geen kunstmest gebrui ken. Wij zouden bij alles wat wij over deze kwestie kunnen lezen in den tegen- woordigen tijd, moeten geloovcn, dat zulke landbouwers opzettelijk tegen beter weten in, bun bedrijf te kort doen. d De Echo van het Zuiden en UigxtrutxrV Courant, De wanhopige toestand, waarin De Wet zich volgens de Times en andere Engelsche bladen bevond de Daily Mail sprak bij herhaling de verzekering uit dat hij nu toch omsingeld was heeft niet lang geduurd, zelfs niet in de Engelsche vei beelding. Want Kitchener maakt met éen slag een einde aau alle illusies, door de mededeeling dat De Wet „nog steeds« noordwaarts trekt en zich nu ten westen van Hopetown beviudt om dan „vei moedelijk" weer zuidwaarts koers te zeiten. Zijn troepen, zegt de Engelsche ge neralissimus van Zuid-Afrika, voorzien deze mogelijkheid, hetgeen ongetwijfeld geen ge ring kompliment aan hun scherpte van blik in zich sluit. Een Reuter bericht uit Britstowu meldt, dat 1000 Boeren'te Strijdenburg staan. Er schijnt dus weldra een vereeuigiog van deze 100U met Dc Wet's macht te mogen worden tegemoet gezien, want Strijdenburg ligt N. W. van de Aar en Z. W. van het zuiver noordelijk van de Aar gelegen Hopetown. Bovendien staan een aantal Boeren te Hou- water, welbekend uit de eersie dagen van den huidigen inval, toen daar de yeomanry, die Brand vervolgde, in de pan werd gehakt. Ook is er reeds gevochten in Maart 1900. Deze plaats ligt ten westen van de Aar en zuidelijk van Strijdenburg. Het resultaat van de zware verliezen De Wei bij lloutkraai toeg^brachi door scheeps- kanonnen, maxims, gepantserde treinen en een overmacht van Engelsche troepen, blijkt dus te zijn dat hij ract de gewone snelheid elke hinderpaal uit den weg ruimt en met zijn „geestelijk en lichamelijk" uitgeputte, in „lompeu" gehulde manschappen op ziju doel aanstormt. Dit kan voldoende ziju om de Eugelschen al huu pret over de mooie ver halen der laatste dagen weer te vergallen. Wanneer de Wet Prieska bereikt, kan hij zeker zijn een grooten aanhang van ♦rebel len" te verwerven, die hem tevens wel het verlies aan ammunitie, althans gedeeltelijk zullen kunnen vergoeden, (zie bericht hier onder). Natuurlijk zal de Wet's zegevierende opmarsch na de pertinente verzekering der Engelscben, dat zijn einde nabij was, niet nalaten grooten indruk op de Kapenaars te maken. §In elk geval zitten Kitcheners troepen, die hel „nu van de Boeren in bewegelijkheid winnen" (sic) opgehoopt aan de Aar en hun groote bewegelijkheid schijnt ze zoo te heb ben uitgeput, dat ze nu onbewegelijk zijn geworden. Van een vervolging van de Wet blijkt niets. Aan de vereeniging van dezen met Brand, Hertzog en de hunnen staat thans niets meer in den weg, zoodat de Wet niet alleen binnen enkele dagen zijn legermacht zal zien aangroeien met een volgens Engelsch getuigenis, talrijke en schitterend bereden macht, maar ook met eene, die de kaart van het land kent. Uit de republieken geen ander nieuws dan weder een aanslag op den spoorweg tusschen Vereeniging en Johannesburg. De Boeren werden teruggedreven voor zij „veel" kon den buitmaken. Dit zegt genoeg. De trein heeft dus behoorlijk stil gestaan en de lossing heelt gedeeltelijk plaats gehad. Wat er van den trein onbeschadigd is gebleven aan ma teriaal laat zich uit vroegere ervaring gemak kelijk denken. Uit het oosten van Trans vaal nog altijd niet de beloofde lijding van den „zwaarsten slag sedert de bezetting van Pretoria." Het schijnt dat Freucb het getij heeft laten verloopen zonder de bakens te verzetten. De Wet en Sieyn zijn Vrijdagmorgen met een strijdmacht van 2000 a 3000 man en twee kanonnen, den spoorweg ten noorden van Houtkraal overgetrokken. Dc Engelsche bommen joegen den vijand uiteen, die zich niet van zijn kanonnen bediende. Een ge- pantserden irein opende het vuur met scheeps geschut. De Engelschen slaagden er in, een gedeelte van het konvooi van De Wet buit te maken, daaronder begrepen 100.000 patronen en veel munitie voor snel- vuurgeschut. De Engelsche verliezen waren drie gewoudeu. De Engelsche telegrammen die eiken doo- den, gewonden en gevangen genomen Boer zorgvuldig registreeren, verzuimen maar al te dikwijls melding te maken van den te genslag van de Engelsche wapenen. Zoo heel terloops vernemen wij nu uit een tele- legram van Bennett Burleigh, den correspon dent van de Daily Telegraph, dat de Wet tusschen Zoudag 10 Februari en Donderdag 87 Engelschen gevangen heeft gemaakt. 5) Voorkomend en beleefd, nam hij liet pakket op en zette het op den deurdrempel terug. Zij was door de onverwachtte ontmoeting zoozeer verrast, dat zij vergat een woord van dank te spreken. Waarschijnlijk had de vreemde heer dat ook niet verwacht, tenminste hij ver wijderde zich zeer snel. Manou hoorde hem de trap afhollen en het hotel verlaten. De kellner bracht het avondmaal; met een limlach vol welbehagen nam zij aan den rijk- oeladen disch plaats en deed de gerechten alle eer aan. Toen het maal was afgeloopen, ging zij andermaal voor den spiegel staan, als kon deze de vragen naar hare toekomst beautwoorden. De eerste dag van haar zelfstandig leven was op schitterende wijze voorbijgegaan zij had de vol van //Barones Karger' zoo verwonderlijk goed gespeeld, dat niemand een andere persoon lijkheid achter had gezocht. Zij was zoo ver standig, de kleine Matton, zij trad met zooveel zekerheid op en drie jaren lang mocht zij zoo erder spelen I In den grond der zaak, was het toch ook geen kwaad, wat zij deed wien kon het schaden, dat zij onder een val9chen naam haar bestaan voerde? En wie zou er naar vra gen, wanneer zij later hare rol had teneinde gespeeld, hare middelen had verteerd en weer uit deze kringen voor goed verdween Maar het werken, zou zij daaraan niet ontwennen, als zij een tijdlang op den drempel van het paradijs had gestaan Energiek schudde zij bet hoofd. Voor de toekomst was zij niet bang, neen, neen, duizendmaal neen. Zij nam de kandelaar en trad nog dichter voor den spiegel. De gouden band in hare bloude lokken schit terde haar fonkelend tegen, iedere trek van haar gelaat verleende aau haar gelukzalig lachen op honderden wijzen meer schoonheid voorwaar, haar plan rooe9t slagen, de prins moest haar outmoeten, hij kon haar niet over het hoofd zien, en een rijke prins zou het zijn, goedhartig en meedoogend, die haar het kleine bedrog, dat zij had gepleegd, spoedig vergaf en haar boven alles lief had, ieder harer gebreken verontschul digde en verschoonend haar stout plan goed keurde. En trof zij hem niet, den prins, wat dan Dar. bleef haar nog altijd de arbeid 1 „Dwaze Manon, om je hersens met ztilke vragen te plagen.... komt tijd, komt raad, zegt een oud spreek woord/ riep zij, luid lachende uit. Het badseisoen was eerder begonnen dan ge woonlijk, daar de heerlijke, zooveel belovende zomer, bijzonder vroeg was ingetreden en eene menigte badgasten naar het strand der Oostzee had gelokt. Het weer was buitengewoon gun stig, bijna nog nooit te voren, sedert het veel jarig bestaan der badplaats, hadden de ïuenschen een zoo druk bezoek bijgewoond. Een stroom touristen kwam en ging, zonder ann liet leven dige verkeer ook maar eenigszins afbreuk te doen. Aan het strand te Z... krioelde eene bonte, alle talen sprekende menigte, door elkaar. Muziek weerklonk, kinderen juichten, bootjes staken in zee, met jonge menschen in schilder achtige C09tuum bemand, roeiers en hengelaars drongen door elkaar en over dat alles spreidde zich de prachtige, wolkelooze hemel uit. „Een dag als uitgezocht om te genieten," zeide een oude grijze dame, die een oogenblik het schoone tafereel had aanschouwd. Zij was ge zeten in een kooge rieten strandstoel, die haar van alle zijden tegen tocht beschermde. Zij droeg een lichtgrijs zomertoilet en had een donkere mantille losjes om de schouders ge slagen, en hield haar zacht en fijngeteekend gelaat eenigszins terzijde gewend naar een jonge dame, in een crêmkleurige rijk geborduurde japon, met een helroode Turksche sjerp, die evenals zij, vol belangstelling naar het bonte gewoel aan het strand keek. Zij zaten iets terzijde van een badkoets, mid den in het mulle zand, waarin de joDge, zeld zaam schoone dame met de punt van haar pa- ia#ol, allerlei grillige figuren trok. „Nu, lieve baronnesse, bent U het niet met mij eens?' glimlachte de oude dame. „Ik heb, reeds eenige dagen geleden, opgemerkt dal het mij te moede is, alsof ik in het paradijs wandel', antwoordde de aangesprokene levendig. De adjudant van de Prince of Wa'es's Light Horse zoo seint deze correspondent en zestien van zijn manschappen die Zondag voor een week bij de Zanddrift gevangen waren genomen, kregen bevel orn al hun veldftesschen, veldkijkers enz. af ;e doen en moesten de Boeren lot gisteren, 16 Februari (de Wet schijnt dus tamelijk op zijn gemak voortgetrokken te zijn te voet volgen. Op dien dag stelde Froneman hen in vrijheid met een officier en 65 man van de yeomanry en vier soldaten van de King s Dragoon Guards. Deze laatsten waren Don derdag gevangen genomen. Al deze man schappen werden gedwongen te loopen en kregen weinig e'en. Zij hadden 36 uren aaneen te marcheeien door regen en modder en de officieieu klaagden dat hun voeten open waren en zij niet meer voort konden. Ten slotte gingen zij op het natte veld liggen Volgens Bennett Burleigh, heeft de Wet Vrijdag Froneman met 100') man, een pom pom en een vijlden ponder opgedragen in de richting van Hopetown te rukken. In het gevecht tusschen de Boeren en den gepantserden trein raakte een Engelsche marine twaalfponder dadelijk onklaar. Bet ontsnappen van Boercngevnngenen. De Petersburgsche correspondent van de N. R. Ct. schrijft 'tZijn niet vier Boeren, zooals ik meldde, maar vijf, die van de Catalonia in de baai van Colombo ontsnapt zijn, door de Cherson van de Russische vrijwillige vloot opgenomen weiden, en in Feodosia geland zijn. Zij zijn eeigisteren hier in Petersburg aangekomen, geadresseerd aan ds. Gillot. Hoe zij hier heen gekomen zijn, de verschillende inte ressante détails van hun reis, daarover zal ik u naderhand schrijven, daar hel voor zichtigheidshalve misschien beter is, met 't oog op moeilijkheden, die de Russische overheden er door konden krijgen, daarmee te wachten tot de reizigers Rusland verlaten hebben. Ik wil u eerst met de heeren be kend maken, 't Zijn vier Vrijstaters en een Transvaler, een Duitscher van geboorte Hausner is zijn naam die al sinds 15 jaar in Transvaal woont en burger is. Hij had een zeer goede betrekking in Pretoria toen de oorlog uitbrak en hij opgecomman deerd werd. Sinds dien tijd is hij niet meer naar Pretoria teruggekeerd. Hij is 30 jaar oud en de oudste van 't gezelschap. Hij is 't langst in het veld geweest, want eerst den 7den October werd hij, bij Reitzburg, bij 't overtrekken van een drift op de grens van Transvaal en Vrijstaat, gevangen genomen. Hij stond onder kapitein Cilliers, 't hoofd van 't vei kennerscorps dat vroegei onder Theron en Cilliers gestaan had. 1 heron viel bij Krugersdorp). In 't begin van .den oorlog stond hij in Natal en maakte o. a den slag bij Elandslaagte mee. De andere Zij legde den grooten, witten stroohoed naast zich in hel zand en wierp het hoofd met de schoone blonde lokken, waarin een gouden band floukerde, in den nen. „Ach, Mevrouw I3run- neck, hoe gelukkig moet degene wel wezen, die iederen zomer hierheen kaD trekken, om van de heerlijke buitenlucht te genieten 1» „U beut al zeer besoheiden in uwe wenschen. Slaat dat dan niet in uwe macht?' De oude dame boog bij deze woorden haar goedig, in nemend gelaat tot hare jeugdige metgezellin over. „Neen, dat zal ik niet altijd kunnen.... mis schien nog slechts éénmaal!' antwoordde Manon want zij wa6 het na eenig talmen. Vul deelneming beschouwde de rechterswedu we Bruuneck het jonge meisje aan hare zijde, wier gelaat een kleine wolk overschaduwde. Een tweede vraag, die bij haur opkwam, kon zij niet over hare lippen krijgen met geweld onder drukte zij deze en hernam snel: „Ja. wel 18 het hier een heerlijke plekje grond, maar ik ken er vele zulke en nog schoonere.' „Nog schoonere?' vroeg Manon ongeloovig. „Veel schoonere', verzekerde de oude dame. „Hebt u dan nog zoo weinig van de wereld gezien voegde zij er onwillekeurig aan toe. „Ik heb nog totaal niets gezien, eerst dezen zomer....' Manon bad hieraan nog iets willen toevoegen, maar eensklaps zweeg zij. „Dan kan ik uwe bewoudering ten volle be grijpen. Ik voor mij heb al een heel stuk van de wereld afgereisd en heerlijke Btreken aan schouwd. Deze streek leeft echter nog in het bijzonder in mijne herinnering voort wilt u weten waarom?» vervolgde zij, toen zij de schoone, bruine oogen van het meisje aan hare lippen zag hangen. „Het was mijn Huwelijks reis» Cen weemoedige trek vloog over haar gelaat „het is reeds lang, zeer long geleden want mijn zoon is nu bijDa veertig jaar en wij waren reeds een paar jaren getrouwd, toen hij geboren werd." „Dus u hebt een zoon?' „Ja, hij is, zooals ik zeide, reeds tamelijk oud.' „En u bent al lang weduwe, nietwaar.' „Sedert dertig jaren zoo oud is mijne dochter Leokadië precies zij was pas eenige maanden oud, toen mijn geliefde echtgenoot stierf. Slechts twee kinderen bezit ik. De baronnes had aandachtig toegeluisterd gaarne zou zij nog meer uit het leven van deze vrouw, bij wie zij zich had aangesloten, sinds zij door een toeval aan het strand hadden kennis gemaakt, hebben vernomen. Reeds zes weken kenden zij nu elkaar. Dag in, dag uit, wandelden zij mei elkaar uit en naar hun gemeenschappelijk hotel; al meer en meer werden zij met elkaar vertrouwd en vonden welgevallen in eikaars omgang. De baronnes vermeed het over zich- zelve te spreken en was, door hare schuwe terug houdendheid, de oorzaak, dat ook de andere niets omtrent hare levensomstandigheden mede deelde. Danrdoor kwam het, dat de beide dames, in vele opzichten, bijna nog even vreemd tegen over elkaar stonden, als op den dag der kennis- \J V VI I I O making. Slechts eens had Manon, toen het zoo te pas kwam, laten doorschemeren, dat zij geheel alleen op de wereld stond en geene bloedver wanten bezat. Herhaaldelijk was het der rechterswedu we opgevallen, dat zij ieder gesprek dat muur eenigszins op familiebetrek kingen duidde, ontweek en daarom had de lijr.bescliaalde viouw, met beleid, iedeie toespelling daarop vermeden en was er onwillekeurig toe gekomen, ook omtrent haar eigen familie het diepste stilzwijgen in acht te nemen. „Hoe benijd ik u uwe herinnering aan het verleden/ hervatte Manon na een poosje het gesprek. „Niet waar, die herinnering weegt op tegen een geheel leven „Ja, wanneer er voor ons hart niet meer tc wenschen overblijft.' „Maar uw leven is toch stellig zeer rijk en gelukkig geweest. Voor u is er toch niets te wenschen overgebleven?" Lachend speelde Manon met de prachtige sjerp, die haar slanke taille omsloot. Een zekere mate van nieuwsgierigheid viel er in den toon, waarop zij sprak niet te miskennen. „Mijn leven vlood rustig en gelukkig daarheen, maar, niettegenstaande dat, zijn mij de droevige dagen ook niet gespaard gebleven. En, - van wenschen gesproken één wensch zou ik, voor mijn dood, nog gaarne in vervulling zien treden, doch ik vrees, dat ik dezen wel onvervuld in het graf mede zal nemen.' „Is die wensch zoo moeilijk te vervuiler?» „Dat wil ik nu juist niet zeggen, maar toch, vier, de Vrijstaters, hebben ook allen ondel de Wet gediend. 'tZijn flinke kerels. Ge<| Botha is groot en stoer gebouwd. Hii heefl een gezicht dat altijd lacht en dat een rij blinkend witte, gezonde tanden laat zied Om hun gebit zijn ze trouwens allen tj benijden. Hij draagt noch snor noch baart' Zijn blik is zoo open als die van een kint maar de trek om den mond en die sterk] kin laten in hem iemand herkennen, die mt gevaren spot. Hij was voor 't uitbreker! van den oorlog beambte aan de National! bank te Bloemfontein. F. Steijn is d kleinste hij is van den zelfden ouderdom) Zijn uiterlijk is sympathiek en zeer intelligent Zijn beroep was telegraaf beambte voor hj opgecommandeerd werd. Deze beide werde gevangen genomen den llden Juni in del slag bij Roodewal, waar de Engelschen zoj zware verliezen leden. Dan komen de twej gebroeders Steïjtier, Geo en Laurens. Get de oudste, is ook vijf en twintig, was rec.hu geleerde (vvetsagent, zooals de Boeren d< noemen) te Zastron in den Vrijstaat. Hij donker van uiterlijk, groot en breed gej schouderd. Bij Thaba'nchu werd hij in tl kuit gewond en bij Zandrivier met de heelj ambulauce door de Engelschen gevangel genomen. Dat was ongeveer den 18den Mei Laurens is een jonge reus van twee ej twintig jaar. Hij studeerde nog aan 't Grei college te Bloemfontein toen de oorlog uit-1 brak Tusschen Ladybrand en Thaba'nchj werd hij gevangen genomen, toen hij a leej van een verkenning terugkwam en door dj Engelschen overvallen werd. Hij meendl dat het ongeveer op den 20stcn Mei wal dus een paar dagen nadat ziju broer gevangel was genomen. De Steytlers zijn van Ho!-j lanrische afkomst de vader was geborel Hollander, de moeder eene Botha. Alle waren gewone burgers, alleen Steijn wi assistent veldcomet. Na in verschillende gt vangenissen gezeten te hebben, waren zj naar Groenepunt gebracht, waar zij ver-I scheidene pogingen gedaan hebben om t ontsnappen. Vooral Botha kreeg een ver maardheid om zijn tunnels graven, mar toch lukte het hem niet te ontkomen. Eer had 't maar weinig gescheeld. Omdat j zulke onrustige gevangenen waren, weide zij naar Ceylon overgebracht. Zoo kwamel zij aan boord van de Catalonia en toen (I 631 man aan boord waren, ging het na;l Ceylon. De behandeling aan boord val 't transportschip was beestachtig geweesl maar 't waren vooral de geboren HollanrieJ die 't hard te verduren hadden. Het ete] was wel slecht geweest, maar dat was ni niet 't ergst. Wie trouwens gebruik maakt van 't recht om zich te beklagen over 't etei werd voor een paar dagen op water en broc in de cel geplaatst. Na 't maal kwam e< officier steeds vragen, of iemand klachtt had over 't eten maar zoo'n klacht ha| zooals de zaken nu staan....' epn traan glinsterc in de oogen der oude dame. „Ach, je weet nc niet, wat leugen en bedrog kunnen uitwerkej Hoeveel onheil ontstaat er dikwijls nit de uc beduidend9te zaken. Welk een diepe schadu' weipt een leugen en veinzerij dikwijls op h-, leven vac den mensch 1' .Munon verbleekte en zat sprakeloos. Ij woorden van de oude vrouw, die zooveel hr ondervonden, drongen haar prophetisch in ooren en deden haar hart sidderen. Intusschen was de vreugde aan het strai meer en meer luidruchtig geworden. De war delaars stonden in dichte drommen bij de pii opeengedrongen en woorden „zij komen /„„<1 a; zijn zij schalden vroolijk langs het stran. Armen werden in de richting van de zee uil! gestrekt, kinderen werden in de hoogte gebeurt om de vol spanning verwachtte en vroolijk b] groete deelnemers aan de zeilwedstrijd en C ver daarachter aan den gezichtseinder opdot mende roeibooten te kunnen zien; zakdoeke werden gezwaaid en het strand daverde van boera's der verzamelde menigte. „Dc jonge Vrijheer Von Stamra wint het. 11 is met zijne kleine boot de andere ver voor f riepen eenige heeren, die met hunne beproeft! verrekijkers op eene verhevenheid uan het stranl hadden post gevat. Aller opmerkzaamheid werd getrokken do een smalle boot, waarin slechts een persoon jonge man zat, gekleed in een gestreept spor costuum, die inet reuzenkracht het ranke vaal tuigje door het water deed snijden. Met fabel aeluige snelheid schoot het over de vrije watt vlakte voort en na vijf-zes minuten weergalmde een eindeloos gejubel, hoerageroep, fanfares handgeklap. De jonge Vrijheer had mol et grooten voorsprong vóór de andere roededingej het strand bereikt. „De Vrijheer heeft het gj wonnen/ joelde de menigte. Met handdrukke woorden en blij gelach werd de jonge schooi mau begroet. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1