Nummer 28.
Zondag 7 April 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
Op den Drempel van het Paradijs,
I0S0P0L- THEE
PASCHEN.
AHTOON TIELEN,
P A S C H E I,
Theod. WESSELS,
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
INI) VSTBIÈELEN.
PASCHEN.
FEUILLETON.
door waterhoudendheid
voordeelig in gebruik.
WAALWIJK.
:sss
Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond.
A b o n n e in e n t s p r ij s per 8 maanden f 0.75.
Franco per post door het geheel e rijk f Ü.9Ü.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
U I T G E V E 11
WAALWIJK.
Advkrtentikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote.
letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden timaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
In 't Angstig duister van des Godmenscli' stervensuur,
Ligt stil geknield de arme Moeder-maagd
Haar harte van tranen vol echter geschraagd
Door „der menschheid verlossing", volbracht zoo duur
Daar rust de Souvereine Doode in Haar schoot
Een vlijmend scherp zwaard doorpriemt Haar harte,
En toch Haar ziele zweeft boven die smarte
Zij ziet in lichtglans tint'ling den verrezen „Dood".
En Christus verrijst in zilverglanz'ge kleeden
Hij stond op hemelsoh voordat de vrouwen waien.
Een Godsgezant* kwam 't der bedroefden openbaren.
f Halleluja Hemëlsche liefde heeft gestreden;
„Halleluja!' Hemelsche liefde heeft verwonnen;
„HallelujaAls iu Engten wellust juicht d'aardsch beneden.
E. a/d H. J. M. S.
Uithoofde van den
invallenden Feestdag
(2e Paaschdag) zal het
volgend nummer iets later dan ge
woonlijk verschijnen.
Advertentiën als anderszins voor
dat nummer worden ingewacht ui
terlijk Woensdagmiddag 12 uur.
I)e Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1900.
Heeren Industricelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den Voorzitter in te zenden.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd.
De Engel des Hemels daalt neer van
omhoog en met een vriendelijk oog brengt
hij ons den pal in der Paaschvrede, het
zegeteeken, als bewijs dat de strijd is vol-
stredeu en dat ook hier beneden de, vrede
moet heerschen# "iner^*
O, Paschen, zinnebeeld van di&Jicerlijk^
vrede, die alle» bestraalt en dorp en stad
landouw en als 't ware om zich aan
menschelijke razernij een doodsbed vonden
en hun laatsten blik ten hemel sloigeu.
En zoo blijft de levensvolheid zich steeds
verkondigen, die levenskracht, waaraan het
hoogfeest van Paschen ons telken jare her
en
De Bloem van het Parad Ja.
Het paradij» verloren,
Spelt God een heilig zaad,
Dat aan de dorre wereld
Een bloeme brengen gaat.
In Bethlehems landouwen
Ontlook een bloempje schoon,
En de Engelen zij zongen
Hun lied op woudren toon.
In 't Hofke van Olijven
Groeit op hat bloeinelijn
Een purpren passieroze
Zou dat de bloeme zijn P
En de Engelen zij stutten
De blotm, die stervend hing,
Tot zij op gindschen bergtop
Yan koude en dorst verging.
Maar straks in Jozefs hofstee
Herrees de bloeme schoon
En sneeuwwitte Engleu zongen
Hun lied op woudreu toon.
Iu 't Paradijs des hemels
Bloeit zij nu eeuwig voort
En duizend stemmen zingen
Hun loflied ongestoord.
En op de dorre wereld
Valt 't zaad van 't bloemelijn,
Het leeft en sterft, herrijst weer,
Mocht gij zulk bloempje zijn.
Waalwijk. Arn. Suijs.
Verkrijgbaar bij den Heer
die hemelgift te laven, openen zich de harten
der menschen en de knoppen op 't veld,
en 't is of in verrukking alles de vreugde
kreet „Hallelujah* heeft aangeheven.
O, Paschen, gij teeken der opwekking,
zinnebeeld der herleving en toch herinnering
aan liet droeve drama, gevolgd door de ver
heerlijking en opstanding ten derden dage,
waardoor het menschdom werd verlost.
En 't is of door dit teeken het mensch
dom opstaat en tevens de natuur ontwaakt,
alles herleeft. Alle3 ontvangt weer herleving
en nieuwe kracht èn ziel èn lichaam en de
gansche natuur.
De natuur, die zijn winterkleed heeft
afgelegd, gaat zich tooien in ziju lieve, groene
„Resurrexit." „Hij is verrezen!"
Blijdo klinken allerwegen de jubelende
klokkenakkoorden en galmen het uit
llesurrexit, Hij is verrezen, zooals hij ge
zegd heeft.
En daverend verkondigt ons dit gelui
opuieuw Hij is verrezen voorwaar, zooals
die tijding eens door den juichenden En—
gelenmond den vromen vrouwen werd ver
kond.
En geheimvol suist ons die mare in het
oor en wij roepen uit„waar is, o Dood,
uw prikkel, waar Hel uw zegepraal.
En die herleving spiegelt zich zoo schoon
af bij ieder winter-afscheid en de intrede
van de lente, wanneer de wintervorst ver
jaagd wordt door het heerlijke frissche lente
koeltje en het oog van den nauwkeuriger)
beschouwer reeds aan hoornen en bloemen
en planten een nieuw knopje bespeurt. Thans
nog zeer klein, maar slechts wachtende
op de eerste kussen der lentezon, die het
oogenblik van ontwaken zal aankondigen,
en dan zal dat loover ontspruiten en die
heerlijke bloemeckelk zich ontsluiten
O, natuur, o, prachtig zinnebeeld der
menschelijke herleving.
De mensch die den weg moet bewandelen
naar beter, naar hooger naar volmaakter,
moet ook alles van zioh afwerpen wat hem
hinderlijk is op het pad, dat naar zijn
einddoel leidt. Wij bezitten de kracht om
steeds verder te gaan, de wijsheid om den
lent^&acht^jm^jilleg Jeeft. op.y- o-
^2^0 - j"islen weg te behouden' die ontvoeren
baringen van zijne jeugdige kracht.
Rondom ons heen zien wij het afnemen
en verdwijnen, moede hoofden nijgen meer
en meer ter aarde, om eindelijk de rustige
rust hiernamaals te gaan genieten. Maar
ziet, iu die woning waaruit wij r.og zoo kort
geleden een vriend en medestrijder hebben zien
wegdragen onder de droefheid van familie-
en kennissen, is weer nieuw le7en de stilte
en somberheid komen vervangen. Yroolijke
kinderstemmen in dartel spel klinken rond,
onbewust van de smart der pijnen en van 't
scheiden op diezelfde plek geleden.
En ziet ginds dartelen iu onbezorgde
blijdschap en plukken stoeiende kinderen,
de eerste bloempjes langs de wegen en op
de velden en genieten van de herleving van
Gods schoone natuur met volle teugen, op
diezelfde plaats waar eens de krijgsklaroeneu
weerschalden, de kanonnen bulderden, de
overwinnaars hunne triomfkreten aanhieven
en duizenden en duizenden slachtoffers der
^Éas&en is dus het feest der herleving,
herinneren wij on» dit en handelen wo er
ook naar, laat ons tot ons zeggen het is
Paschen, de dag der herleving en denken
we na wat voor ons is gedaan en trachten
we dit ook waardig te worden en ook in
ons het vuur voor 't ware Cu^^ocd^te^oeift
herleven en opflikkeren/" Wij zijn allen
strijders daarvoor en al vormen we alleen
een nietig weinig vermogend schepsel, in
vaste gelederen aangesloten, vermogen we
machtig veel in deze wereld, waar zelfzucht,
vergoding van stoffelijk bezit, omnensche-
Vyke wreedheden en grove onrechtvaardig
heid nog eene ruime plaats innemen.
Zijn we aan die roeping ontrouw ge
worden dan zal ons lieden die stem ter
herleving oproepen en zij zal ons aanzetten
De Echo van het Zuiden,
Waalwijfcsclie cii Langslraatsche Courant,
16)
Hat was werkelijk «en piachtig ingericht ver
trek, weliswaar niet al te ruim, maar toch zeer
voornaam en gezellig.
Kostbare tapijten lagen op den vloar en aan de
eene zijde sloot een donkerfluweelen portière een
torenkamertje af, dat, in aijn ronden achterkant,
drie breede vensters vertoonde, die op de straat
uitzagen een alleraardigst lief hoekje om te
keuvelen, met breeds bladplanten en beeldjes
gestoffeerd! Een kleine kamerfoutein sproeide het,
als zilver glinsterende water in een kunstig van
stukjes rot» samengesteld bekken, waarin dartele
goudvischjes lustig lagen te spartelen.
.Het staat u goed aan, nietwaar? Later moet
u ook de kamers van de andere dames zien.
Hiernaast bevindt zich uw sluapkaraer. Mocht
u het een of ander anders wenschen. dan aal
daarmede rekening worden gehouden. Mogen wij
u, bij het uittrekken van uwen reismantel be
hulpzaam zijn? Zoo dadelijk gaan wij thee
drinken. Wilt u, dames zoo goed zijn de baro
nesse naar de eetzaal te voeren, dan ga ik gauw
eventjes, naar de keuken, om naar de gerechten
te sien.' Na deze woorden snelde de praatzieke
dame heen, die fungeerde als de moeder van de
jonge dames, die iu hare verpleging en bescher
ming waren aanbevolen.
.Nog ben ik u en mevrouw de directrice dank
verschuldigd, voor ni het moois, dat u voor mij
hier hebt gebracht. Weest zoo goed de betui-
gingen mijner dankbaarheid te aanvaarden.'
.Wij deden niet meer dan onzen plicht,' nam
de jonge weduwe het woord. ,Dat doen wij
altoos, wanneer er een nieuwe pcusionaire komt.
Wij verheugen ons ten zeerste over uwe erken
telijkheid en bieden u onzerzijds onze vriend
schap aan.'
.De dames traden, een voor eep, naar voren
en reikten Manon de hand. De beide zusters in
den rotfw waren de laatsten.
,Ik reken op uwe sympathie, zooals u, bij de
vooritelling reeds de mijDe hebt gewonnen; ook
ik bon een wees 1" sprak Manon ontroerd, op
zachten toon.
De beidt moisjea keken haar vol deelneming
aan.
,U moet mij nog veel van mijn broer en dat
uoodlottige zeetochtje vertellen," verzocht Lucy
von Stainm. .Hij heeft mij zeer veel over u ge
schreven, zoodat ik werkelijk zeer nieuwsgierig
werd om u te leeren kennen.
.Zie ik er dan in 't gehoel niet zoo uit, als u
zich mij hadt voorgesteld?' schertste Manon, die,
te midden dezer goed opgevoede, beschaafd* dames,
verruimd ademhaalde.
,Ja, toch wel." Lucy bloosde hevig. ,U is
nog veel ichooner en innemender dan ik ge
dacht had.'
Nu kreeg Manon een kleur, inaar van vreugde.
Wat was schoonheid toch een machtige factor.
Zij effende de wegen en cijferde zellV. de onkunde
en het gebrek aan kennis der beleefdheidsvormen
weg.
.Mag ik u later bij het uitpakken helpen,"
vroeg Lucy beleefd.
Met weinige woorden slecht» had Manon de
toegenegenheid der jonge dames verworven,
waartoe hare alles behalve allcdaagsche verschij
ning stellig niet het minste bijdroeg.
De theetafel wti elegant en sierlijk. De direc
trice, als de eerste en hare nicht Amelia als de
laatste aan tafel, voerden het beheer, de eerste
al» bevelende, dc laatste al9 uitvoerende persoon.
Een meer gemoedelijk theeuurtje had Manon
nog nooit beleefd.
Allen spraken ongedwongen en levendig met
elkaar. Amelie's schrille stem klor.k daartusichen
als een hooge dissonant. Zij beschouwde en
bekeek alle aauwezigen van top tot teen en het
scheen, alsof zij Manon in den grond wilde be-
studeeren haar blik wendde zich slechts vluchtig
vau haar af, wanneet dexe, door dat stijve aan
kijken, onaangenaam aangedaan, de oogen op
sloeg. Deze laatste was iu weerwil van de
spraakzaamheid van mevrouw Wullbradt, die
zich voortdurend met haar bemoeide, stil ge
worden. 1
,U zult wel vermoeid zijn van de reis, trek
a, zonder verdere plichtplegingen gerust iu uwe
kamer terug, waarde baronesse,' bracht zij ein-
deltjk in het midden.
.Zal ik niet zoolang wachten, tot de thee is
afgeloopen
.Waar denkt u aan? Zoo hechten wij bij het
avondeten niet aan de vormen. Dat doen wij
alleen maar bij het diner. Avonds gnat en
blijft ieder naar eigen goeddunken. De dames
blijven meestal in de kamer hiernaast zitten
lezen of musiceeren maar vanavond zult u
niet gestoord worden, de vleagel is op slot. De
weduwe Hertwig heeft, zooals u ziet, de eetzaal
reeds verlaten, sij wil met oen bekende familie,
den schouwburg gaan bezoeken. .AmyDe
directrice schreeuwde zeer hurd over de tafel
heen.
Juffrouw Amelie legde onmiddellijk haar bo
terham op haar bordje en loerde, boos over de
stoornis, naar hare tante.
.Geleid de barones naar hare kamer en kijk
of Kitty alles goed iu orde heeft gemaakt. Kitty
moet namelijk voor bet in orde houden uwer
kamers zorgen.'
.Derangeer u uiet, juffrouw Wullbradt, freule
von Stamal heeft mij beloufd, om met mij
,Ik ben reeds gereed," klonk Lucy's wellui
dends stem.
.Onze Lucy is een charmant, beminnenswaardig
kind!" sprak, glimlachend, mevrouw Wullbradt,
terwijl zij de beide jonge dames op den voet
volgde. Ik heb Netty, Betty cd Kitty de grootst
mogelijke bereidvaardigheid en oplettendheid in
geprent; zij hebben weliswaar de handen vol,
muur mocht u eenige verandering wenschen,dan
heeft u maar zonder complimenten te bevelen.
En nu goeden nacht, droom u lekker.'
Op het breede poitual dat naar verscheidene
kamers voerde, 6tond een tamelijk groote mar
meren tafel, waarop zich wel een doziju kande
laars bevonden. Lucy nam een van deze, stuk
de kaars aan eu voerde Manon in hare vertrek
ken. Terwijl deze, zacht sprekend, hare koffer»
openmaakte en het voor het nachttoilet benoo-
digde daaruit uaai, had Lucy zich overtuigd, of
in de slaapkamer alles in orde was. Nu schreed
zij zacht naar het gordijn voor den torenerkei en
lichtte dit eenigszins terzijde. Een helder licht
brandde in het schuins daartegenover gelegen
torenkamertje.
.Hoe verrukkelijk zijn deze erkels," zcide
Manon, terwijl zij naast Lucy ging staar, die
.1:1—.. - '/«.l nruow ivii u'P'/Pn mnpfiMl Orp&lPlinil ftll
naar den overkant keek.
.Ja, ik wou, dat dit de mijne was."
.Ach, zou ik hem niet aou u kunnen afstaan
,U bent wel vriendelijk, barones, ik dank u
zeer, maar ik heb een dito op den anderen hoek
van het huis." Lucy was vuurrood geworden.
.Behoort dia verlichte toren aan den overkant
niet bij het huis van de Brunnecks
.Juist, de advocaat bewoont hem. De gordijnen
zijn bijna altijd u«er, maar het i» zijn lievelings
plakje. Mag ik u bij uw toilet behulpzaam
zij»?*
Manon geholpen door de zachte, kleine handjes
van de aardige Lucy, lag weldra ondor de met
kant omzette dekens.
Deze weldadige rust was haar te machtig, zij
9treed reeds met den slaap. .Laat u als 't u
blieft, liet licht niet branden, ik ben te vermoeid
om het naderhand uit te doen,' verzocht zij.
.Dan zul ik er wel voor zorgen. Welterusten,
barones!'
„Slaap lekker I' Manon hield eenige oogenblik-
keii dc kleine, rozige hand vast, die Lucy haar
ten afscheid bood en richtte zich een weinig uit
dc weeke kussens op. .Wie is toch tlie Aioy
of Amelie?' vroeg zij plotseling. Het onaange
name gevoel, dat haar bij den eersten aanblik van
dat leelijkc schepsel bekropen was, kon zij nog
maar steeds niet van zich afschudden.
.Zij is een verlaten kind zonder ouders, zonder
geld, die bij hare tante het genadebrood eet en
dienotbodenwerk moet verrichten. Zij is in den
grond te beklagen want een onzinnigste lief
de verleert haar, zij is tot dol worden» toe,
verliefd op advocaat Brunneck. In vertrouwen
g.sproken, barones. Amy is u vijandig gezind.
.Maar waarom, wat heb ik dan toch gedaan?"
U hebt eenige weken in Brunnecks nabijheid
vertoefd, dat misgunt zij u. Zij kwelt ons allen
zond»r uitzondering met hare jaloerschheid.'
.En weet hij iels van hare neiging ten zijnen
opzichte?'
.Wel neen, zelf mevrouw Wullbradt met.
Amy zelve heeft niet het minste vermoeden, dat
wij achter haar geheim zijn gekomen. Wees
maar op uwe hoede, zij heeft eene boosaardige
en om niet te zeggen een valsclie inborst, ilct
is een mengelmoes van sluwheid en kwaadaar
digheid. Maar zij heeft geen ruim veld voor
hare kuiperijen wij kennen haar en gaan haar
zal waar wij wezen moeten/ gesteund en
geschraagd door de leiding van de Hoogere
Macht, door den wijzen vinger Gods zon
der^ welke wij niets vermogen.
HÜI MM U I fcl li "A**1 'JA
uit den weg, zoo nu en dan laten wij haar de
tanden eens zien, als zij het te ver drijlt en
ergeren luiar dan zooveel als wij kunnen. En
toch heb ik soms medelijden met haar; zij ziet
er door hare ongelukkige liefde, zoo kwijnend
uit en zoo veronachtzaamd in hare kleeding, dat
slaap lekker I» voegde zij er glimlachend uan
toe, toen zij zag dat Manon, overmand door den
slaap, de oogen had gesloten. Zij blies het licht
uit en vei liet op hare teenen de slaapkamer.
In het huis van mevrouw Wullbradt was het
langzamerhand doodstil geworden. De droomgod
bemoeide zich met de schoone slaapster en buiten
zong de nachtwind een wiegeliedje. Het zal
ongeveer middernacht zijn geweest, toen Manon
door een onbestemd iets, plotseling uit den slaap
opschrikte.
Een zwakke lichtstraal viel door een niet vol
maakt gesloten portière, die haar slaapkamer vau
de woonkamer 6cheidde. Eerst ducht Manon, dat
liet reeds morgen was er. Kitty zachtkens in hare
kauser de noodige werkzaamheden verrichtte,
doch een blik op het venster overtuigde haar,
dat het buiten nog pikdonker moest zijn. Snei
als de gedachte, richtte zij zich overeind en
gluurde voorzichtig door de reet der goidijnen.
Met geweld drong zij den gil terug, die haar
dreigde te ontglippen. Een ontzettende ungst
kelende haar aan hare plaats, en zij zat daar,
alsof zij in een zoutpilaar was veranderd. Bij
den schijn zag zij eene spookachtige in een wit
kleed uiet langen sleep, gehulde gedaai le, die
zich langzaam in de kamer bewoog. Voor kc-t
gelaat van deze verschijning bevond zich een
masker, huiveringwekkend, muurwil met griezelig
verwrongen trekken I
Eensklaps de oude hangklok in de gar-g
sloeg één uur veidween de gestalte uit het
vertrek, doch niet als eeu schaduw, rnaar door
de deur, die bovendien nog een weinig piepte.
Een oogenblik stond Manon als versteend,
naar de deur te staren, dit» zooals alles rondom
haar, in duisternis was gehuld toen vermande
zij zich, snelde er heen, tastte naar de kruk en
deed dc deur op het nachtslot.
(Wordt vervolgd.)