Nummer 33. Donderdag 25 April 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. B MONOPOL - THEE 1111 lp den Drempel van het Paradijs, Landbouwbrieven over Bemesting. ANTGON TIE L EN, Theod. WESBELS, Eïï' Lager Onderwijs. Uitgever: door waterhoudendheid voordeelig in gebruik. WAALWIJK. Bekendmaking. FEUILLETON. xxv. Dit Blad verschijnt W o e 11 s d a g- en Z a t e r d a g a v 0 11 d. Abonne 111 e n t s p r ij s per 8 maanden f 0.75. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Verkrijgbaar bij den fleer welke Gevaar, Schade of Hinder kannen veroorzaken. INRICHTINGEN welke Gevaar, Beliudc of nindcr kunnen veroorzaken. De Regeeriiig heeft geantwoord op het afdeelingsverslag der Tweede Kamer, be treffende liet wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. De Regeeriiig toont met cijfers aan, dat zij aan de bij de leerplichtwet aan de vo or standers van het b ij z o n- d e r 0 11 d e r w ij s gedane belofte (betrekkelijk de verhooging van de subsidiën aan de bijz. scholen) wel degelijk in elk opzicht heeft voldaan. Niet medegerekend de bijdrage in de kosten van het herhalingsonderwijs, zal het eindcijfer der bijdragen aan de bijzondere scholen, voor 1901 geraamd op f 1.220.000 worden Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot e lettors naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel verhoogd met f 536.840 plus f 208.034 60 is gelijk f 564.874.50 of pl.m. 46 percent. Daardoor klimt de bijdrage per leerling van f 5.876 tot f 8 597, dat is per leerling f 2.72 meer. Tot verscherping van het toezijcht van den Staat op het bijzonder onderwijs bestaat geen aanleiding. Ook de minister is overtuigd van de wen- schelijkheid eener meer ingrijpende her ziening der wet tot regeling van het lager onderwij». Voor een voorstel om de vrije en orde-oefeningen uit de lijst der verplichte leervakken te schrappen ziet de minister geen enkele re den. Ten opzichte van de geuite bezwaren te gen de voorgestelde bepalingen omtrent de tractementen der openbare onderwijzers betoogt de Regeering, dat wat thans wordt voorgesteld aan den eenen kant aan billijke wenschen tegemoet komt, aan den anderen kant ook beslist noodig moet worden ge acht. Een verhooging van het minimum der jaarwedden van de hoofden van scholen van f 700 tot f 750 met vier vijfjaarlijksche verhoogingen van f 50, waardoor dat mi- nimum klimt tot f 950, komt den minister voldoende voor. Bij do regeling der jaar wedden van hoofden van scholen rekening te houden met grootte der scholen, acht hij niet gewenscht. Het genot van vrije woning of vergoeding van huishuur uit te breiden tot de klasse-onderwijzers, die den leeftijd van 28 jaren hebben bereikt, ont moet bedenking. De wenschelijkheid tot toekenning van een verbooging voor het bezit van b ij a c t e n is bij de voorbereiding van het wetsontwerp niet buiten beschouwiug gebleven, doch na gezette overweging kon de Regeering geen vrijheid vinden dienaangaande voorstellen te doen. Een voorschrift in de wet om voor de vakken van het meer uitgebreid lager on derwijs en de vrouwelijke handwerken een belooning per lesuur vast te stellen, wenscht de minister niet te bevorderen. Een ingrijpende wetswijziging noodig voor een wettelijke regeling van de tractementen der bijzondere onderwijze rs op gelijken voet als ten aanzien van de openbare onderwijzers geschiedt, acht de minister buiten het kader van het tegen woordig wetsontwerp te liggen. Doch al ware dit niet het geval, zou een voorstel in die richting van de tegenwoordige Regeering niet zijn te wachten. Aan den wensch 0111 de b ij dragen van den Staat te regelen in verhouding tot de salarissen, die in de verschilleude gemeente worden betaald, kan niet worden voldaan. Evenmin is de Regeering geneigd om de voordracht in dien zin te wijzigen, dat het Rijk de ancienniteitsverhoogingen geheel voor eigen rekening neemt. Art. 45bis wijzigt de Regeering in dien zin, dat de vergoeding voor herhaling s- o 11 d e r w ij s ook zal worden uitgekeerd voor onderwij zers in vakken waarvan geen wettelijke akte van bekwaamheid verkrijgbaar is, mits hun benoeming plaats heeft onder goedkeuring van het schooltoezicht. Op zeer uitvoerige wijze verdedigt zich de minister verder tegen de klacht dei- voorstanders van het bijzonder onderwijs, dat de voorgestelde regeling voor het b ij zonder onder w ij s onvoldoende is. Hij kan daaruit geen an dere conclusie trekken, dan dat de voor standers van het bijzonder ouderwijs al zeer moeilijk zijn te bevredigen en dat zij zich omtrent de voorgestelde subsidieverhooging illusies hebben gemankt, die zoover het althans van deze Regeering afhangt, onmo gelijk zijn te verwezenlijken. Alle gronden, zoowel de klei-als de zand gronden, zoowel de leem- als de veengronden worden door de aanhoudende verbouwing van de verschillende landbouwgewassen lang zamerhand ontbloot van de voorname voe dingsstoffen kali,- phosphor- en stikstof. Het is daarom, dat al deze gronden op den duur moeten voorzien worden van uieuwe kali,- phosphor- en stikstof verbindingen. Een gewas, dat den grond zeer uitput, dat, niettegenstaande den grond, waarop het geteeld wordt, uit zijn aard reeds arm is, dezen nog armer maakt, is de boekweit. De boekweit is een gewas, dat alleen op zand- en vergronden verbouwd wordtklei-, en stijve leemgronden zijn voor de boekweitteelt niet geschikt. Een bemesting met verschen stalmest is voor dc boekweittecl niet ge wenscht, daar deze de ontwikkeling van de bladeren wel bevordert, doch ten koste van de zaadopbrengsthet gebruik van kaïniet en andere kalizouten is echter zeer aan te bevelen, terwijl de bodem ook een voldoende hoeveelheid phosphor moet hebben, zoodat raenvmoet zorgen, dat een genoegzame hoe veelheid Thomasphosphaat in den grond gebracht zij. Deze Thomasphosphaat kan men bij dit gewas gerust in 't voorjaar geven, daar de boekweit, die slechts een groeitijd van drie maanden heeft, pas omstreeks half Mei ge zaaid wordt. Men kan namelijk niet vroe ger zaaien, daar de plant zeer gevoelig is voor nachtvorsten en men dus zooveel mo gelijk moet wachten tot den tijd, waarin deze niet meer te vreezen zijn. Het is een algemeen heerschende meening, dat boekweit geen bemesting behoeft. Die meeiiing moet bestreden worden. Wil men een goed beschot hebben en veel zaad, dan geve men b.v. 200 kg. geconcentreerd kalizout per H.A. en 600 h 800 kg. Thomasphosphaat. Stikstofmeststoffen behoeft deze plant niet zooveel te hebben; met 150 kg. chilisalpeter per H.A. kan men volstaan. De bewerking van den grond voor boek weit is nog zeer verschillend. In Drente wordt veel geploegd eerst diep en vervolgens, nadat de grond dun bemest is, minder diep geploegd. In Noordbrabant ploegt men de laatste maal het diepst, om den nieuwen grond boven te brengen en den grond aan de oppervlakte meer kluilerig te maken. Daarom wordt ook weinig geëgd. Dieklui- terige oppervlakte beschermt de planten beter tegen den wind, terwijl de onkruiden door de diepere bedekking meer worden verstikt. Verder mag de boekweit niet te dicht op een staan. Ook mag het zaad niet dieper dan 2,5 tot hoogstens 5 cM. in den grond komen. Om beide laatstgenoemde redenen is ook de rijencultuur voor de boekweit zeer aan te bevelen. NB. Uier mede is deze rij van Landbouw brieven gesloten. i —II II De Echo van het Zniden en Unfslraalsrkr Courant, De Burgemeester der gemeente Waalwijk; Gezien de aanschrijving van Heeren Gedepu teerde Staten van Noord-Brabant van 17 dezer G no. 144, Prov. bijblad no 53, maakt bekend dat door de betrokken commissie, ingevolge art. 10 van het reglement ter bevordering van de paardenfokkerij in deze Provincie, van 1 De cember 1899, ter dekking is goedgekeurd de tien jarige donkerbruine heügst genaamd „Gesar* hoog 1.60 meter, toebchoorende aan de Gebroe ders De Bruin te Babilonienbroek (gemeente Meeuwen). Waalwijk, 22 April 1901. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. INRICHTINGEN Burgem. en Wetb. der gemeente Waalwijk, brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente- Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bij lagen van J. Fransen aldaar, om vergunning tot het oprichten eener schietinrichting met boog en pijl op een perceel tuin gelegen te Waalwijk, kadastraal bekend in Sectie B, No 1539. Op Zaterdag, den 4 Mei 1901, des voorraiddags te elf uren. zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwa -en tegen dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge meente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 19 April 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. 21) ,Je hebt de huisdeur toch goed op slot gedaan, Raimond Zeker, maar waarom opeens zoo bezorgd /Mijn hemel, op deze wijze moest men wel bang worden eerst Hanna met haar spook geschiedenis en ter. slotte nog de baronesse met naar gelaat wit als een doek en die is in 't geheel niet bijgeloovig. Er moet toch wel eenige nd voor Hanna's bewering bestaan, ik zal ,r morgen eens flink in 't verhoor nemen, om „Doe dat niet moeder, wat ik u bidden raag. Dring niet in geheimen die ons niet raken. Neem een afwachtende houding aan, totdat de nuk in een helderder daglicht komt te staan wees dan echter ook r.iet half, maar grijp toe en maak alles daghelder 1* .Sla je geloof aan Hanna's verhaal De rechtsgeleerde haalde de schouders op. «Hanna is bij de baDd en verstandig, maar dat kan nog verstandiger menschen overkomen, ik meen een zinsbegoocheling.* Hij ging achter over in den stoel liggen, waarin Manon zooeven had gezeten en liet in gepeins zijn hoofd op de hand rusten. De oude dame nam haar sleutelmandje. „Wel te rusten, Raimond.' «Wilt u al gaan slapen, moeder?" (Ja, het is hoog tijd, al bij half elf. Jij bent gewoon later op te blijven, maar wij oude mensch- jes moeten vroeg te bed, willen wij den volgen den dag weer in ons gewone doen zijn." «Wilt u, terwille van mij nog uiet een half uurtje opblijven Toe, gaat u hier naast mij ritten, ik kan waarlijk nog niet gaan slapen.' De oude vrouw deed het gewillig, ofschoon de slaap haar uit de oogen keek. Zij zette het licht en het sleutelmandje op de tafel en ging tegenover haar zoon zitten. «Die spookgeschiedenis heeft je tot nadenken gestemd, is het niet zoo, Raimond Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk, brengen ter openbare kcnni9, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van de Wed. J. Verhuist wonende alhier, om vergunning tot het plaatsen en in werking brengen van een gasmotor van 2'/s paardenkracht in haar smederijgebouw, staande te Waalwijk, kadastraal bekend in Sectie C, No. 1687. Op Zaterdag, den 4 Mei 1901, des voormiddags te elf uren, zbI op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit verzoea in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichttn. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge meente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 19 April 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. De Burgemeester van Waalwijk maakt bekend dat in het vervolg nieuw op deO. L. .school toe tc laten kinderen voorzien moeten zijn van een bewijs, gratis ter Secretarie verkrijgbaar. Oude f9 en verzorgers worden dringend verzocht wanneer hunne kinderen voor het eerst op de O. L. school moeten worden toegelaten zich tijdig van zulk een bewijs te voorzieu. Waalwijk, 24 April 1901. De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. „Ik denk er in het geheel niet meer aan maar ik had een verzoek aan u, wilt u mij nog eens alles, hoort u wel, alles wat u omtrent de barones weet te vertellenook het begin van uwe kennismaking? U hebt dat wel is waar al vroeger gedaan, maar ik was toen zoo verstrooid. Niet waar, u doet het zonder iets weg te laien «Don is er niet veel te zeggen, ik weet zeer weinig aangaande haar, het is alsof er een ge heim op haar rust, waarvan men den sluier niet kan oplichten. Wij kwamen toevallig in eikaars vaarwater, zooals het dikwijls in het leven voor komt ik had het schoone stille meisje reeds meermalen gezien op mijne wandelingen en aan de table d'hóte, waar zij zich uitdrukkelijk met niemand bemoeide verder aan het strand en in den tuin van het hotel en later zag ik haar ook in de kerk, maar altoos alleen. Er lag een bijzondere soort van teruggetrokkenheid over haar wezen verspreid, hoe zal ik het zeggen, een diepe, diepe stilte, want ook hare lippen waren voortdurend gesloten nooit zag ik haar spreken en slechts hare oogen zag ik schitteren vol ver rukking over de deinende golven en zich verlus tigen in de piucht der heerlijke natuur. Dat was ulle8. Menigmaal zag ik haar, moederziel alleen in de duinen om schelpen en steentjes te zoeken, terwijl zij zorgvuldig de nabijheid der menschen vermeed. Eeri9 op een morgen kwam ik, vroeger dan gewoonlijk in mijn badkoetsje, de bndvrouw vertelde mij dat juist eene dame een bad nam, de barones uit Oostenrijk, die zeer vroeg kwam. Ik liet mij door de badvrouwont- kleeden, baadde met hare hulp, zooab de dokter mij had voorgeschreven van de jouge dam» zag ik geen spoor. Toen ik eindelijk weer uit het water ging en de trap van mijn badkoetsje op klom, stond eensklaps de barones naast mij en reikte mij mijnen trouwring, die van mijn vin ger was gegleden. Ik dankte haar zeer hartelijk en met een tamelijken woordenvloed ju weet toch hoe ongaarne ik dien ring had willen mis sen. Dat was het begin. Den volgenden dag troffen wij elkaar in den coriidor vt»n het bad hotel waarin we beiden onzen intrek hadden genomen, naar wij toen eerst ontdekten, in aan elkaar grenzende kamers. Van toen af aan gin gen wij elkaar niet meer stilzwijgend voorbij, maar spraken met elkaar, waarbij ik op den voor grond moet stellen dat ik het was, die het eer3t begon te spreken. Zij is buitengewoon stil en heeft, naar mijne meening een lmrae jeugd ach ter den rug, zij is ook niet vermogend zooals men zou denken; over dat alles heeft zij mij nooit in twijfel gelaten, maar over hare familie spreekt zij nooit! «Dat is alles wat ik van haar weet." Raimond was zijne moeder met geen ankel woord in de rede gevallen, hij bleef sprakeloos zitten en^ liet zooals te voren ziju hoofd op de hand rusten. „Raadsheer von Huber beweerde den tak of zijtak van de Kargers in Oostenrijk te kennen, maar Manon vertelde mij, dat haar vader in het geheel geen verwanten bezat." „Is dat alles en wat is uwe raeening over de barones?' Zij is mij te veel in zichzelve gekeerd, nooit geeft zij zich geheel, wie weet welk een zware ■chool zij heeft doorloopen die gedachte be kruipt mij bijna altoos 1 Geloof me, eerder zal men een steen aan '1 spreken krijgen dan haar; nooit zal zij zich aan een mensch openbaren.' „Waarom niet?* „Zij is zeer trotsch, zóó trotsch, dat zij liever een ongeluk draagt dan haar hart voor een an der bloot te leggen." Nu keek Brunneck op, zoo snel, dat het aan de onstuimigheid der jeugd herinnerde en ook de woorden vloeiden hem met een eigenaardig trillenden klank, snel van de lippen terwijl hij sprak „Maar dan is zij een juweel I' „Een juweel?' De oude dame schudde het hoofd. „Ik zou er niet zoo een in onze familie wenschen, noch als mijne dochter noch als uwe vrouw 1 Wat "zou hare geheimzinnigheid niet een onheil na zich kunnen sleepen, als wij om trent hare afkomst steeds in het duister moeten tasten „Aan haar geliefden man sal zij alles toever trouwen." Zijne oogen straalden van een onge kend vuur. „Een vrouw die een geheim met zich ronddraagt moet men voor zich niet wenschen Raimond. Een geheim, dat het licht schuwt is een gevaar lijk iets; dikwijls werpt het zijne schaduwen over een geheele familie en knaagt het onbarm hartig aan de wortels van het geluk I Laat een dergelijk juweel schieten je hebt zwaar ge- noeg onder je eigen geheim, dat niet eens ver zwegen behoefde te worden, gebukt gegaan, de schaduw van d« vermeende misdaad heeft je leven verduisterd en de jeugd verkort. Laat dit eene ons voldoende zijn, wij willen der barones haar geheim niet ontrukken." „Misschien is het een soort van wantrouwen, die geen reden van bestaan heeft,' „Laat ons dat voldoende zijD, wij bemoeien ons niet daarmede. Nog iets zou ik je willen vertellen, dat u een denkbeeld van het karakter van het meisje zon kunnen geven. Toen ik haar nog niet kende, zag ik eens aan het strand een troepje knapen staan, die naar het scheen bij de badgasten behoorden cn zich daar hadden ver zameld, om zich met spelen te vermaken zij hadden een kleine erbarmelijk leelijken hond bij zich, dien zij zeer slecht behandelden en op een ongehoord# wijze sarden ten laatste vatten zij het besluit op het kwispelende beestje tcdoo- den, zij wierpen het in het water en slieten het zonder erbarmen weer terug, als het zich trachtte te redden en telkens wanneer het diertje den oever trachtte te bereiken, werd het opnieuw in den vloed geslingerd. Het Ier dood veroordeelde eu gesarde beest spartelde ontzettend zijn laatste poging om op een plaats te klimmen, waarop zijne pijnigers zich niet bevonden, werd door eer. jong meisje, het was Emmy von Huber, ver ijdeld, die het met den stok van haar parasol terugstiet in de golven, die het met geweld mee sleepten. Tusschen twoe haakjes wil ik hier even opmerken, dat ik nog nooit een meisje met een zoo gevoelloos hart heb gezien als zij en dat ik nog nooit van iemand ander9 zulk een afkeer heb gekregen als van haar. Ik haastte mij om aan het strand te komen, waar deze scène werd afgespeeld, om aan het gruwzame tooneel eeu einde te maken, toen barones Karger mij voor- bijsnelde en rechuit in het water liep, dat haar tot aan de heupen reikte, toen zij het kleine mormel bij den kop te vutten kreegzij greep het uitgeputte dier, droeg het naar het strand on zette het in het zand neer, waar het beestje spoe dig weer tot zichzelve kwam, met dolle vreugd tegen haar opsprong en hare handen en voeten likte. Beide aropen van het water! Verschei dene stemmen werden hoorbaar, men lachte om de daad der barones, om haar bedorven kleed en wat dies meer lij. Zij bleef uitermate be- daard, wendde zich tot den eigenaar van den hond, een brutalen opgeschoten jongen die met wijduitgestrekte beenen vlak voor haar was gaun staan en den hond van haar opeischte en gaf hem een goudstuk. „Daarmede is het dier be taald, het is van nu af mijn eigendom', sprak zij. De jongen sprak niet tegen, maar verheugde zich over den goeden ruil en verdween met zijn speelkameraden. De hond bleef in het badhotel, waar hij zich als muizenvanger verdienstelijk maakte en de hotelhouder en de bedienden hem goed behandelden. Ik ben ten eir.de met mijn verhaal. Nu is het tijd om ter ruste tc gaan, slaap wel, Raimond." „Ik dank u moeder, dat u mij nog deze kleine gebeurtenis heb verteld, ik dank u zeer. Zij is inderdaad goud waard.* Hij drukte zijne moe der de hand en geleidde haar tot aan de deur. NEGENDE HOOFDSTUK. Toen de deur zich achter zijne moeder gesloten had, bleef hij nog lang in gedachten verzonken zitten. Het zal ongeveer middernacht zijn ge weest, toen hij de kaars nam en op zijn teenen naar boven ging, om zijne moeder in haren slaap niet te storen. Toen hij de deur van zijn studeerkamar opende was het hem alsof hij eenig geluid vernam, hij luisterde een oogenblik, maar, Haar hij niets meer hoorde, hield hij het voor een speling zijner phantasie. Hij ging in zijn slaapkamer en lag spoedig te bed. I11 weerwil van de gedachten waarmede zijn geest zich be zighield, sliep hij spoedig in, maar hij kon nog niet lang hebben geslapen, toen hij door een verblindende lichtstraal, die hem in de oogen. scheen, plotseling uit den slaap werd opgeschrikt Biunneck bezat geen vreesachtige natuur en een groote tegenwoordigheid van geest; daarom had hij ook door geen enkele beweging ven aden dot hij wakker was geworden, maar door de bijna geheel gesloten oogleden keek hij naar de spookachtige gestalte, die bij de portière slor.d, welke de kamer van het studeervertrek scheidde. Plen gestalte met huiveringwekkend gelaat, met breede verwrongen trekken, stond daar onbewe gelijk naar zijn legerstede te staren. Hare linker hand droeg een brandende kaars, hare rechter hield de plooien van liet gordijn vost. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1