Nummer 36. Zondag 5 Mei*1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. Mil. THEE fflONOPOL i.d, Monopol-Thee-Ondeineming Op den Drempel van het Paradijs, AITOON TIELEN, Theod. WESSELS, Uitgever: Dit nummer bestaat uit TWtE bladen. is een delicatesse. WAALWIJK. De Legerwetten. FEUILLETON. Suikerbietenteelt. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f ü.7o. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentie* 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel» eu advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel De Meimaand daald' op hare zilver-groene trone: Een lichtglans-tint'ling glijdt des ochtends langs 't Oosten Een schat van zuiv're verwe en geuren deze troosten 't Begeerig zingenot, al na Aprilsche koud-glans krone. 't Gewiekte jubellied het stijgt langs bosch en velden De vogelkeus al kweelend roepen zij hun liefste blij. Landdouwen herboren zijn ze't ichijne, als vertelden Z'op wisselende zielewijzen //Zie, we zijn weer vrij En of der aarde zielloos stof een reine ziel ontving, Geschapen door den gouden stroom der levendmaking, Zoo blijde juicht ze 't mit in haar al rijzend lente-jubeling. O, mensch die heeft verstand en rede en een ziele teer, O, stijge voelend dezen drang al hooger, hooger Totdat gij - zijgend in paradijsrust - vindt 't geheim der iWlen sfeer E. a/d. H J. M. S. 1 ROTTERDAM, Verkrijgbaar bij den Heer De wijzigingen, in de Militiewet van 1861 aangebracht en waarover a.s. Dinsdag middag de eindstemming valt komen thans op het volgende neer 1. Er zullen zijn acht lichtingen, in plaats van, als thans feitelijk het geval is, zeven. 2. Iedere lichting zal bedragen pl. m. 17.560 man, terwijl thans de jaarlijksche lichting telt 11.000 man. 3. De 17.500 manschappen zijn verdeeld over 8l/s maauders en 4 maanders, dat wil zeggen; 12.300 miliciens zullen voor eersten oefeningstijd hebben maand (met dien verstande dat zij, die niet voldoende ge Een weemoedige lach speelde om hare mond hoeken. oefend blijken, twaalf maanden in dienst kunnen gehouden worden) en 5200 miliciens 4 maanden. 4. De loting geschiedt in de maand October de opkomst der miliciens naar hun garnizoensplaats in Maart iets wat de laatste jaren ook reeds zoo was. 5. Eenige zoons zijn niet meer als zoo danig vrij terwijl de grootste helft van broeders uit één gezin dienstplichtig zal kunnen zijn. 6. Aan kostwinnende zoons zal, onder zekere bepalingen, schadevergoeding worden gegeven voor hun dienst als milicien. 7. Voor vierinaanders zullen in de eerste plaats in aanmerking komen de lotelingen, die aan door de regeering te stellen eischen van militaire bekwaamheid en lichamelijke geoefendheid voldoen. Indien het aantal van hen, die aan deze eischen voldoen, niet overeenkomt met het tot korte oefening in te lijven gedeelte, heeft hij, die een hooger nummer bezit, den voorrang tot de toe lating daarbij. 8. Van de 17.500 militairen, de jaarlijksche lichting uitmakende, moeten 15000 man schappen vier maanden na hun eersten oefeuingstijd dienst blijven doen (het blij vend gedeelte). Telkens 7500 van 15 No vember of 1 December tot Maart of 1 April en de andere helft der 15000 miliciens dus ook 7500 manschappen, van 1 April tot 1 Augustus. Feitelijk is dus de dienst tijd 12 maanden voor de z.g. &/2 maanders en 8 maanden voor de z.g. 4 maanders. 9. Deze wet zal op een nader door de Regeering te bepalen dag worden ingevoerd. Of zij, die in de maand October zullen moeten loten, aan de nieuwe bepalingen onderworpen zullen zijn, is nog niet zeker. Het is echter niet onwaarschijnlijk, althans wanneer de Eerste Kamer nog in dezen zomer, dus na Pinksteren, de Militiewet met de wet op de Landweer mocht be handelen. Iets wat intusschen wel te ver wachten is. 10. Uitstel van opkomst kan des ge vraagd twee malen per jaar worden verlengd. 11. Zij die bij de bereden wapen» ge diend hebben, zijn vrij van dienst bij de Landweer. anden is de teelt van de suikerbiet dan ook tot zulk een hoogte gestegen al» in sommige streken van ons laod. En nog altijd tracht men verbetering aan te bren gen, om rijke oogsten te verkrijgen met een hoog suikergehalte en tengevolge daarvan een opbrengst van zuivere suiker, die in verhouding tot de bebouwde oppervlakte zoo groot mogelijk zij. Behalve het ge reedmaken van den akker (de tijd en de diepte van het ploegen), de standwijdte van de bieten op den akker, is een van de voornaamste punten, die bij de bietenteelt nog altijd nader bestudeerd worden, de wijze van bemesting en de hoeveelheid kunstmeststoffen, die gebruikt moet worden, om het suikergehalte des te hooger, het zoutgehalte des te lager eti dus de waarde voor de verwerking van des te meer be teek enis te doen zijn. Zoo ooit dan is de uitspraak van de theorie hier gebaseerd op de som van alle proeven, die op dit gebied gedaan ziju en nog gedaan worden. Iemand, die reeds jaren met het beste succes sui kerbieten zaait op verschillende soorten van grond vertelde mij, toen wij onlangs spraken over de hoeveelheid kunstmeststoffen, die gebruikt moet worden het volgendeNa tuurlijk", zoo zei hij, //hangt het wei af van den grond en van de voorvrucht wat ik geef maar minder dan 300 KG. Chilisalpeter en 500 KG. super, geef ik nooit. En in de meeste gevallen geef ik veel meer Chili, ja het gebeurt wel, dat ik er tweemaal zooveel baaltjes op laat gooien. En geloot me, hij de vele bieten, die wij tegenwoordig zaaien moeten we het wel met den chilizak houden anders komen we er niet uit. Ik deel dit slechts mede, opdat iedere landbouwer zelf ook op dit gebied proeven doe en zoo intens mogelijk werke, want in derdaad, bij diep ploegen, bij goed zaad eu doelmatige en overvloedige bemesting is er nog altijd meer van de biet te halen, dan er in sommige streken van gehaald wordt. Wij, or.dergeteekeuden, met dankbaarheid erkennende de groote waarde der door alle Mogendheden op de Haagsche Conferentie genomen Besluiten, wenschen hiermede krach tig Protest aan te teekenen tegen d3 wijze, waarop thans in Zuid-Afrika de gemaakte bepalingen door de Engelsche Militaire overheden met voeten getreden worden. I. Wij aanvaarden de te 's-Gravenhage vastgestelde bepalingen omtrent de gebruiken en wetten van den Oorlog, omdat daaruit duidelijk in het oog springt het groot ver schil tusschen de wijze van oorlog voeren door beschaafde natiën en die van bar- baarsche volken, en al werden de Zuid- Afrikaansche Republieken in letterlijken zin van de Conferentie uitgesloten, toch blijft de moreele verplichting, om niettemin de gemaakte wetten in toepassing te brengen, daardoor onaangetast. Wij hebben met diep leedwezen kennis genomen van de officieel e Proclamaties en instructie», welke door de Engelsche Mili taire overheden in Zuid-Afrika zijn uitge vaardigd. Deze verkondigen een thans gevolgde staatkunde van volslagen Verwoesting «n Verbeurdverklaring, in volkomen strijd met Artikelen 4452 der Haagsche Conventie. En daarom, terwijl wij een plechtig Pro test aanteekenen tegen dezen terugkeer tot de gebruiken van barbaarsche horden, doen wij een krachtig beroep op de Mogendheden, ïen verzoekend ten spoedigste, maar langs vriendschappelijken weg, eenige overwegingen ten beste te geven, waardoor de krijgsbe drijven in Zuid-Afrika terug gebracht zullen worden binnen de grenzen, die zij zeiven in den naam der menschelijkheid en van het recht daaraan gesteld hebeen. ir. Bij geen enkel gewas worden zoo alle krachten ingespannen om de opbrengst zoo hoog mogelijk te doen zijn, dan dit in som mige streken van ons land het geval is met de suikerbiet. En inderdaad, in weinige De Oorlog in Zuid-Afrika en de Vredes-Conferentie. Het bestuur van het Nederlandsche Comité dei Internationale Unie verzoekt ons het vol gende beroep en protest op te nemen, 't welk door bedoelde Unie is vastgesteld, en dat zij ter onderteekening aanbiedt aan alle voorstanders van //recht en „vrede". Aan de Mogendheden welke de Haagsche Conventies voor Arbitrage en de wetten en gebruiken van den oorlog onder teekenden. De Mogendheden hebben verklaard te willen „uitbreiden het rechtsgebied eli het internationale rechtsgevoel te verstertfen" door het stichten van een Hof van Arbitrage toegankelijk voor iedereen (voorrede van de Conventie voor vreedzame regeling van internationale geschillen). Zij hebben boven dien verklaard, dat „het noodig is door eene internationale overeenkomst de beginselen van recht en gerechtigheid vast te stellen, waarop de zekerheid der Staten en het wel zijn der volkeren berust." Zij hebben ook in Artikel I gezegd, dat zij „overeenkomen om al hunne krachten in te spannen ten einde de vreedzame regeling van geschillen Ie Echo van het Zuiden, Waalwnkstlie en Laigstraatsclie Courant - mf i f A AA /•inn*«KAtran R ppnf. r>PT 24) Ondertu98chen dank ik u voor de goede be doeling waarmede u, in mijne afwezigheid, voor mij partij trokt. En nu wil ik u, nog vóór al de anderen, vertellen, dat ik niet weet waar ik ben geboian. Niemand antwoorde iets. „Ho. bul' riep de koetsier op den bok. Hij keerde zich om, toonde zijn eerlijk breed gezicht en zeide goedig: .Daar aan de weg ligt een goede uitspanning, als het gezelschap zich soms eens vertreden wil, de paarden verlangen naar een slok water. „Dan stoppen, gebood Brunneck. Nadat allen waren uitgestapt en het, geheel uit steenen opgetrokken huis, in oogenschouw hadden genomen, deed Brunneck het voorstel den net onderhouden tuin te gaan bezichtigen en in een der prieeltjes een glas bier te gaan drin ken. I)e rechtersweduwe had Lucy's arm genomen en was met deze vooruitgeloopen. .Waarom wilt u uwe geboorteplaats niet noe men vroeg de rechtsgeleerde met duisteren blikhij was aan Manon's zijde gebleven. .Moet ook u juist een naam weten?' een smartelijke trek gleed over haar gelaat. .Versta mij niet opzettelijk verkeerd barones Karger; ten slotte zal het algemeen bevreemding wekken, wanneer u uwe afkomst steeds in een ondoordringbaar duister blijft hullen.' .Wat maakt dat uit ik ga spoedig weg, reed9 binnen eenige maanden.' .Ligt er u werkelijk zoo weinig aan de mee ning en de herinnering uwer vrieuden ge legen." .Neen, voorzeker zeer veel en toch En toch spreekt u altijd van uw heengaan, alsof dat alles goed zou kunnen maken. Maar, wanneer wij u nu eens niet lieteD gaan „Wie zou mij terughouden?' .Mijne moeder is u ten zeerste genegen.—' „En toch bezit zij, die than» aan hare zijde gaat, nog meer haar vertrouwen dan ik. Het ligt niet aan mijn gebrek aan openhartigheid, zeg u dat nietopenhartigheid verwerft het ver trouwen niet alleen 1 Zelt», als uwe moeder wist. dat ik in een heerlijk slot, met alle rechten van de dochter van een magnaat wa» geboren, zelfs dan nog zou de schuwe terughoudendheid niet uit haar liart wijken, dat weet ik zeker. Ik bezit niet de gave om mij bij iemand uan te sluiten, zooals meu dat guarne zou weuschen. Ik beu te veel met mijne gedachten alleen ge weest Charlottenhof was een nette opperhoutvesters- plaats het heerenhuis met zijn zuilengang eu heldere vensters, waarvoor hagelwitte gordijnen hingen eu die met uitgelezeu bloemen waren versierd, lag in een dal, rondom door dichte beuken omzoomd. Een helder kamermeisje kwam uit de gang loopen, toen de koetsier, luid klappend met zijne zweep, den breeden kiezelweg opreed, die naar de houtvesterswoning leidde. Een bekoorlijk jong meisjeskopje vertoonde zich op het balkon en keek over de leuning. Met den vroolijken uitroep; „Manonl Raimond I' verdween het van het venster en dadelijk daar op hoordde men de vrouw van den opperhout vester de trap afhollen. Leokadië begroette allen allerhartelijkst. Toen zij ten laatste aan den hals haars broeders hing, fluisterende zij op zachten toon „Wat is dat een vreugde voor ons, Raimond I Ik kan je er niet genoeg voor bedanken 1' Nadat zij met hare moeder eu Lucy, die in de eerste opgewonden heid wild door elkaar liepen, eenige woorden had gewisseld, voerde zij deze in het huis en liet het aan hareu broeder over om de baronesse te begeleiden. u „Hier is het betooverend schoon,* lispelde aia- non, terwijl zij op den zuilengang wees, dienaar een bijzonder fraai aangelegden tuin met dichte boschcages voerde. „Bevalt het u hier?" „Ja, zeer goed.' „Dat doet mij veel genoegen.' „Mevrouw uwe zuster moet wel zeer gelukkig zijn „Ja,' antwoordde hij eenvoudig weg. „Blaar zij heeft tien lange jaren moeten wachten, voor dat haar verloofde haar als zijue vrouw in zijn huis kon voeren." „Tien jaren?' herhaalde zij. „Dat is een lange tijd en voor de liefde een zware Pr°Niet ieder zou die proef kunnen door staan 1» „Dat betwijfel ik ook.' „Zoudt u het kunnen?' Een lichte blos overtoog Msnon s gelaat, „ik weet het niet.' „Maar ik, ik zou het wel kunnen, gelooft u dat T1 ,Ja.' verzekerde zij oogenblikkelijk. „Ik ge loof zelfs, dat u slechts ééns kunt beminnen sn daarna nooit weer.' „Ha! U hadt het toen over mij 1' sprak hij met schitterende oogen. Het eerste oogenblik, dat Leokadië met hare moeder alleen was, maakte zij zich ten nutte ora te vragen: „Wie van de twee is het, moeder? „Wie zou je hart het meest begeeren i" „Lucy „Welnu het mijne ook." „En Raimond?' „Ik hoop Lucy,' „Goddank. Ik vreesde reeds dat hij voor dien stap te oud was geworden. De barones lijkt mij zeer terughoudend. Misschien laai zij zich te veel op haar rang eu vermogen voor- staun.» „Dat geloof ik juist niet; zij is alleen maar voorzichtig iu haar verkeer met anderen en laat zich nooit door de omstandigheden moeslee- pen. Anders heeft zij een volmaakt, door en door waardig karakter.' 'Daarvoor staat mij onze goede moeder borg.' Manon was wat vroeger opgestaan dan ge woonlijk om eene wandeling in het bosch te maken; zij had, achter hare gordijnen verborgen, eenige jonge houtvesters tusschen de hooge boo- men zien verdwijnen. Een niet te beschrijven verlangen trok haar naar het groene woud zij kleedde zich snel aan en liep door het muisstille huis, waarbinnen allen gisteren avond eerst laat ter ruste waren gegaan. De keukenmeid stond op de binnenplaats en haalde versch water uit de üomp. Vóór het ontbijt behoefde Manon met terug te zijn en in den tijd, die daar nog voor lae kon zij gemakkelijk het halve bosch door- loopen. Op goed geluk af sloeg zij het meest begane pad in, dat achter de woning van den opperhoutvester in het dichte woud voerde. Pas had zij eenige minuten geloopen, toen zij, vlak bij den weg Blunneck bemerkte, die gezeten op een gevelden boomstam, hare komst afwacht te. Hij sprong echter dadelijk op, toen hem haar voornemen om naar hem toe te gaan, duidelijk W/Soo half en half had ik verwacht u in het bosch te zullen treffen,' begon hij lachend en toch met den, aan hem eigen zijnden ernst, die hem nooit verliet. „Mij verwacht? „Hoe vreemd nietwaar? En toch is het zoo, ik versta de kunst beter dan al de anderen, in uw binnenste te lezen ik wist gisteren toen wij hier aankwamen reeds, dat u in alle vroegte het woud zoudt bezoeken 1 Mijn goede engel leidde uwe wee tot mij ik wilde u vandaag spreken en heb er over nagedacht, wat ik u zeggen wilde. Mag ik u uitnoodigen plaats te nemen op dezen boomsiam A Manon liet zich zonder plichtplegingen daar op neder en hij leunde, met over elkaar geslagen armen, met zijn rug tegen een hooge opgescho ten, slanken boom. Eer. zachte blos lag over zijne, anders ietwat bleeke trekken verspreid. Hij had zich een weinig terzijde gewend, als keek hij naar de op gaande zou, die zich een weg door de ontbladerde takken zocht te banen. Hij scheen zoozeer in zijn herinneringen verdiept, dat hij haar en alles rondom zich heen vergat. Op eenen afstand sprongen twee jonge herten, aan den zoom van het wond op een poisierlijke wijze in het rond en tuimeldon, spelend, over elkaar heen, totdat hun fijn oor plotseling den ademtocht van een mensch opving en zij zich met wilde sprongen in het beschermende kreu pelhout storten. En nu was het woud, soover het oog reikte geheel ledig, slechts tal van goud kever» kropen langzaam over den vaalgroenen grond. Brunneck had zijn gelaat langzaura tot Manon gewend, die tegenover hem zat en er in haar rijkgegarneerd, wollen kleed met pofmouwen, buitengewoon bekoorlijk en gedis tingeerd uitzag. „Heeft mijne moeder u wel eens over de scha duw gesproken, die mijn leven gedurende vele, vele jaren, heeft verduisterd?" „Een of twee keer heeft zij daarop gezinspeeld, meer weet ik er niet van. Welk een grooten achat bezit u in uwe moeder 1' „Daarvan ben ik mij ten volle bewust. Maar ul hare liefde heeft het verschrikkelijke feit niet kunnen uitwisschen, dat met een centenaarlast op mijne schouders drukte.' Plotseling verschoot hij van kleur. „Wilt u weten barones Karger, wat als een vloek op mijn leven heeft ge legen „Do herinnering duaraan windt u op, spreek u er liever niet over, wanneer het u te smarte lijk valt." „Ik zal het nooit leeren geheel en al onver schillig te ziju ten opzichte van dit keerpunt in mijn leven. Het is waar, ik spreek daarover zelden of nooit. Maar u moet het toch hooren. Schrik, wat ik u verzoeken raag niet dadelijk bij het eerste woord terug. Mijzel^en heeft dat woord geen nacht rustig laten slapen, het heelt mij ge marteld en gepijnigd; „moordenaar moorde naar riep het mij bij nacht en bij dag in de ooren en dreef mij voort van mijn legerstede en in het woud en in het veld, rusteloos, ja ruste loos Eu nu verbleekt u ook u zult deze hand niet meer willen aanraken, omdat zij menschenbloed heeft vergoten u zult het Ksïnsteeken op mijn voorhoofd zoeken.—* (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1