Nummer 50.
Zondag 23 Juni 1901.
24ü Jaargang.
J
Tweede Blad.
IONOPOL - THEE
Op den Drempel van tiet Paradijs
Theod. WESSELS,
Moord te Tilburg.
zuiver, lekker, goedkoop,
WAALWIJK.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
ROTTERDAM
Verkrijgbaar bij den Heer
Oprichting Kamers van Arbeid.
Loting voor de Schutterij.
Kiezerslijst voor de Kamer van
Koophandel.
Levenslange gevangenisstrai.
Thans werd beklaagde ontroerd, eu greep
zijn zakdoek om een traan uit 't oog te
wisschen.
Pleidooi van den verdediger.
De verdediger Mr. Pels Rijcken, advo
caat te Breda, krijgt Vrijdagmorgen het
woord.
Spreker begint met een veldbloempje te
leggen op het graf van Maria Kessels, het
aanvallige meisje, het zonnetje in huis, de
vreugde daarbuiten, die zoo licht en opge
wekt daar henen trippelde met haar krans
van blonde lokken om het hoofd
Hij haalt hier het heerlijke vers van
Victor Hugo zoo schoon vertolkt in de
Camera Opscura.
Zij ruste in vrede
Pleiter schetst dan de ontroering van
heel Nederland, toen de nieuwsbladen de
mare van den ontzettenden moord ver
spreidden, eind Augustus van het jaar
1900.
Ieder voelt het reine, het heilige van een
kind.
En met een huivering van ontzetting
vernam men, dat dit reine vertrapt was
door een lagen wellusteling
Levenslustig huppelde ze het huis uit en
na tweemaal vier en twintig uren werd
haar lijk teruggevondeneen rozenknop
was vertrapt.
Pleiter brengt vervolgens hulde aan den
officier van justitie, met wien hij oen eer
lijken en ridderlijken strijd ondernam, en
aan den president die zoo taktvol deze
zaak heeft geleid.
De rechtbank vraagt hij geheel haar ziel
te dringen in deze zaak, haar mee te leven,
want dan zullen ze een heel andere voor
stelling krijgen van de feiten, die Mutsaers
verdacht maken.
Vaststaat dat aan Maria Kessels op den
bewusten dag was beloofd, dat ze uit rijden
mocht, vast ook dat ze mishandeld is en
daarna geworgd.
De vraag is wie is de dader
Het is noodig na te gaan, wat gebeurd
is sedert de vermissing en het oogenblik
dat Mutsaers den commissaris van politie
aansprak.
Spreker herinnert aan de eerste nasporin
gen naar het kind, het zoeken van de
werklieden van den heer Kessels, het ver
moeden van ontvoering.
Ei rst Donderdags zocht men op de ge
welven, wat de koster na eenige aarzeling
toestond.
Men zocht, omdat men het kind opge
sloten dacht.
Niemand vermoedde toen mooid.
Daar werd vernomen, dat een vrouw
gillen had gehoord.
Men kwam zoeken in de kerk beklaagde
zocht mee men zocht op de gewelven,
doch vond niets.
Trouwens toen men het lijkje op de ge
welven wist had men nog vijf kwartier werk
om het te ontdekken.
„Heb je het al?* riep de beklaagde, dat
legt men ter zijnen nadeel uit, doch be
klaagde riep het, toen Vlamings aan 't
zoeken was in den put aan de tegenover-
gestelde zij de, vanwaar het lijkje lag.
Nu liet oogenblik dat beklaagde door den
commissaris isx ontmoetde commissaris
beeft beklaagde aangesproken toen hij op
de kerk aan T werk was, dat klopt niet
met bet absoluut onware verbaal der fami
lie Panhuizen die den beklaagde uit de ge
sloten kerkdeuren hebben zien komen.
Of de vader dat verbaal aan de dochter
beeft gesuggereerd of omgekeerd weet plei
ter niet.
Pleiter verbaalt nu boe de schilder in
bet torentje aan den commissaris bet ver
baal deed van bet pakje en van de beken
tenis van den koster.
Pleiter wijst er met nadruk op dat de
schilder op den commissaris toen een uit—
nemenden indruk maakte.
Het rekwisitoir beeft op pleiter hoege
naamd geen indruk gemaakt bij mist er
alle opjectiviteit in.
De geheele redeneering steunt hierop
„ik, officier, acht den schilder schuldig* en
om dit aan te toonen woidt rijp en groen
bijgesleept.
„De dader had haast* zegt de officier,
„hij liet bet onderlijfje bij bet lijk* even
later boor ik „De dader handelde met
groote kalmte*, „bij trachtte den postzegel
van den brief te scheuren* wat was bet
nu: kalmte of baast
Een misdadiger begaat dwaasheden, maar
kan de koster geen dwaasbeden doen bet
overgeven van dat pakje
De schilder bezocht de plaats der mis
daad óók de koster.
Het geheele rekwisitoir bestaat uit te
genstrijdigheden.
De jurisprudentie van den Hoogen Raad
zegt, dat leugens van een beklaagde kunuen
worden uitgespeeld.
Pleiter haalt citaten aan uit de Pinto.
Volstrekt waardeloos acht pleiter de po
gingen om den beklaagde in tegen
spraak te brengen met zijn eigen verkla
ringen.
ileklaagde vertelde, de politie luisterde,
bij schreef op.
Dat is een drievoudige handeling waar
door licht een onjuistheid kan ontstaan.
Pleiter tracht dit nader aan te toonen
uit de processen-verbaal. Dan zegt bij dat
men gemakkelijk waarnemingen en rede
neeringen verwart men ziet een schim bij
een raam, later ziet men een man uit dat
raam komen.
Wij hebben een schim zien inklimmen,
redeneeren we dan.
Ook met den tijd moet men voorzichtig
wezen uit niets blijkt dat de schilder
Donderdags de bloedvlekken op bet pakje
beeft ontdekt.
En wat bet wegbergen betreft, dat is
een kwestie van gewoonte.
Er is geen schijn van bewijs, dat be
klaagde in bet kerkportaal stond, toen bet
kind voorbijkwam.
Noch vrouw Panhuizen, noch vrouw
Claessen hebben den kost<*r gezien.
Zij zagen wel bet kind het kan dus
niet waar zijn dat de koster van de kerk
naderde.
Dat bet bloed in de catechismuskamer
De Echo van het Zuiden
Bnrgemeester en Wethouders van Waalwijk
Gezien de Koninklijke besluiten van '20 Slei
j.l. nos. 47 en 48 waarbij voor deze gemeente
zijn opgericht:
A. Eene kamer van arbeid voor liet leerlooiers-
bedrijf en
B. eene kamer voor het schoenmakersvak
noodigen de hoofden en bestuurders van ge
noemde bedrijven uit, om voor het einde
dezer maand ter secretarie alhier opgaat te
doen van de mannelijke en vrouwelijke werk
lieden die bij hen in dienst zijn of geweest zijn,
gedurende het laatst verloopen kalenderjaar en
den ouderdom van 25 jaar hebben bereikt, welke
opgaaf noodig is tot het opmaken der kiezers
lijsten ttr zake.
De genoemde opgaaf kan d a g e I ij k s worden
gedaan ter secretarie alhier van 9 tot 12 uur
voormiddag, terwijl formulieren voor de aangifte
aldaar kosteloos verkrijgbaar zijn.
Waalwijk, 15 Juni 1901.
Burgemeester en Wethouders voornd.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. VV. VAN LIEMPT.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt
aan de belanghebbenden bekend
Dat de loting voor de Schutterij, tusschen de
ingeschrevenen van dezen jare, zal plaats hebben
onder toezicht ecner Commissie uit het Bestuur,
ten Raadhuize dezer gemeente, op Woensdag den
20 Juni 1901, des voormiddags ten elf ure precies
wordende de belanghebbenden bij deze gelast,
zich ter plaatse en op dato vermeld, te laten
vindeu, ten einde aldaar voor de dienst der
Schutterij te loten of zulks door behoorlijke ge
machtigden te laten doen zullende voor hen
die persoonlijk alwezend blijven, en zich niet op
vorenstaande wijze hebben doen vertegenwoor
digen, door een der leden van de Commissie
worden getrokken.
En dat eindelijk de belanghebbende personen,
bij de loting de gelegenheid zal worden open
gesteld om de redenen van vrijstelling, waarop
sommigen aanspraak zouden mogen maken, ter
kennisse van genoemde Commissie te brengen,
met aanduiding van het artikel der wet en het
onderdeel van dien, waarop zij liunne reclame
hebben gegrond.
En opdat niemand hiervan eenige onwetenheid
zoude kunnen voorwenden, zal deze worden af
gekondigd en aangeplakt, waar zulk3 binnen deze
gemeente gebruikelijk is.
Waalwijk den 17 Juni 1901.
De Burgemeester voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
39.
De dorpstraat liep tusschen de ter rechter en
linkerzijde opdoemende huizen door, maar alles
was doodstil, slechts uit een stal in de nabijheid
klonk het loeien van een koe en voor het huis
daarnaast sloeg de waakhond Ban die met zijn
ketting verschrikkelijk rammelde. Reeds wilde
Manon hare wandeling voortzetten, toen zij een
tweede straat ontdekte, die meer naar links af
boog en naar een ander gedeelte van het dorp
scheen te voeren. In twijfel, waarheen te gaan
blijf zij staan. Waar bevond zich het logement
Eensklaps was het zinsbegoocheling Onwillc
keurig richtte zij hare schreden naar een oud
met sneeuw bedekt huis, waaruit haar de toonen
van een oude piano tegemoet klonken. .Ver
trouw op God, Hij is de Heer....* zong een bc-
Zende, oude mannenstem. Manon vouwde hare
vanden een troostwoord hier in den vreemde
hij luisterde, zoolang het lied weerklonk en toen
klopte zij aan de gesloten huisdeur.
De melodie, daarbinnen werd plotseling afge
broken en een heldere, zachte vrouwenstem
sprak: .vader, er klopt iemand aan de deur,
wilt u niet opendoen
Slepende schreden werden spoedig gehoord in
de huisgang en een schel licht viel door de
spleten der deur.
„Wie is daar?* vroeg de oude mannenstem
vaD zoo juist.
.Een vreemdeling die op haar doorreis is en
die een schuilplaats voor den nacht zoekt.'
De grendel werd weggeschoven en de deur
draaide in hare hengels. .Komt ju, in Godsnaam,
binnen, al houden wij er geen logement op na,
toch jagen wij niemand van onze deur.»
Do lichtstrnlen vielen, door de geopende ka
merdeur, op het gelaat van den oude en over
goten ook Manon. Op hetzelfde oogenblik stieten
beide een kreet van verassing nit. Het was de
oude man, die met Manon in dezelfde coupé had
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk j
noodigen belanghebbenden uit, die niet op de j
laatst vastgestelde kiezerslijst voorkomen, waar
aan de bij art G van liet betrokken kiesreglement
volgden en aanspraak maken om op de kiezers
lijst te worden geplaatst, daarvan voor 1 Juli
a.s. schriftelijk aangifte te doen ter secretarie
alhier.
Waalwijk, 15 Juni 1901.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHEUREN.
De Secretaris,
F, W. VAN LIEMPT.
(Vervolg le Blad.)
Groote misdadigers doen altijd dwaze
dingen. En het gelukt de justitie altijd de
misdadigers op te zoeken, wanneer zij op
die dwaasheden sloot. Dat spreken met die
otlbekende vrouw is een dier dwaasheden.
Het meisje Kessels had een kerkboekje in
den zak. Beklaagde zegt, dat toen hij de
kleertjes onder de looze baar vond, hij niet
zag, dat in het japonnetje een zak zat. Be
klaagde zeide eerst van de justitie het be
staan van het kerkboekje gehoord te hebben.
Toch is op dat punt gelogen en spreker zal
dit bewijzen.
Op 24 Augustus zeide bekl. tegen de C.
v. H. dat in den zak van het japonnetje een
kerkboekje was. Vergissing is hier niet mo
gelijk.
Beklaagde moet de kleertjes ouder dc
oogeu gehad hebben. Onmiddellijk na het
plegen van het misdrijf moet hij de kleeren
hebben nagezien.
Alweer een aanwijzing van schuld.
Beklaagde zegt eerst, dat het pakje hem
open en bloot werd ter hand gesteld, later
dat het in een courant gewikkeld was. Noch
in het schortje, noch iu de strook was bloed
te bespeuren, al beweerde beklaagde dit
Dit wordt bevestigd door liet rapport der
deskundigen. Ter terechtzitting verklaarde
beklaagde, dat het hemdje met bloed be
smeurd was.
Waarom beklaagde het pakje mee naar
huis aam Misschien om den koster verdacht
te maken, misschien uit hebzucht. Want
de dader was hebzuchtig. Eeu kwartje en een
dubbeltje dat het kind in den zak had, is
nooit teruggevonden en de dader heeft ge
tracht de postzegels van den briel nog af te
trekken.
Beklaagde had het pakje thuis. Hij moest
politie en justitie vóór zijn en daarom heeft
hij het verhaal van den koster en het pakje
verzonnen. Het is ondenkbaar, dat de koster
die gelegenheid genoeg had om lijkje en
kleeren voorgoed te verbe-gen, zonder deug
delijken grond een hem zoo goed als onbe
kenden man zijn geheim zou toevertrouwen.
Bovendien was om 7 uur het lof begonnen.
De koster moest in de sacristy zijn, en vele
kerkgangers zouden in het portaal het over
handigen van het pakje gezien hebben.
Waarom vergewiste de schilder zich dan
niet van den inhoud van het pakje
Beklaagde zonder vast werk zijnde, leefde
van den eenen dag in den andere. Het is
dus zeker dat hij, tuk om de premie te ver
dienen, zijn oogen den kost zou gegeven
hebben.
En is het niet vreemd dat de koster de
plaatjes weer zou laten liggen op een plaats,
gezeten, toen zij haar eerste schreden in de
wereld deed.
„Een zeldzaam toeval zeide de oude en nam
zijn fluweeleu kalotje af. Waarlijk wel een
toeval.'
„Kent u mij terug?" Manon haalde verlicht
adem. Van deze milde, trouwe trekken kon zij
slechts' goeds verwachten. Een zacht, innig en
vurig dankgebed steeg, uit haar hart, tot God
op, die hare schrede naar deze woning had ge
leid.
„Zulk ccn lief, schoon gelaat gaat iemand nooit,
uit de gedachte.... ik heb waarlijk dikwijls aan
u gedocht maar, kom binnen, mijn kind,
vertel ons, wat u naar deze streken voert.» Hij
hielp Manon de sneeuwvlokken van haar mantel
afschudden eu nam haar de bagage uit de handen.
Daarna bracht hij haar naar de woonkamer.
In dc gemoedelijke kamer heersclitc een aan
gename warmte; op de canapé, die achter de
ronde tafel stonfl, lag een jeugdige vrouwenge
stalte, in doeken en kussen gehuld, die hen vol
verwachting aankeek.
„Dat is mijn dochter Toni, die pas van een
ernstige ongesteldheid is genezer.om haar heb
ik toen ter tijd die reis ondernomen, zij was
eenige jaren gouvernante bij een familie te N
en ik bracht haar daar eens een bezoek op de
terugreis ontmoetten wij elkaar in den trein.
Kijk Toni, dit is mijn jonge reisgenoot van
toen. Ga nu zitten en vertel ons, wat u tot
ons heett gevoerd
„Dat was spoedig gedaan. Manon was nog
niet ten einde, toen de oude man en zijn dochter
reeds het voorstel deden bij hen den nacht door
te brengen, „lk ben de schoolmeester van het
dorp en dit huis behoort bij de school wij zijn
wel is waar wat klein behuisd, maar een logeer
kamertje houden wij er toch op na en ik zal
dadelijk gaan om eenige houtblokken in den
haard te leggen, opdat het een weinig verwarmd
is. wanneer u er op komt. Toni zal zich in
dien tusschentijd wel met u onderhouden.' De
oude vriendelijke man was opgestaan, stak een
licht aan en ging de kamer uit.
De morgentrein had zijn versche locomotief
gekregen en was in alle vroegte vertrokken,
maar Manon had hij niet meegenomen zij sliep
onder het dak van een rechtschapen man den
langen slaap van do hoogste en diepste uit
waar ook beklaagde geregeld komt
Beklaagde beweert, dat hij 22 Augustus
het torentje tot zijn verbazing open vond.
Later toen het torentje gesloten was, zag
hij den koster het angelus luiden, 's Middags
zeide de koster, dat hij een boodschap voor
hem had. Toen hij de sacristy-deur open
zag, ging hij niet naar den koster toe, maar
ging weg.
Maken deze omstandigheden het verhaal
van den beklaagde niet onaannemelijk
Beklaagde steekt de plaatjes die hij zgn.
in het torentje vond in zijn zak, of bracht
beklaagde geen verband tusschen de kleertjes
die daar lagen en de plaatjes?
Bovendien kan de beklaagde niet hebben
waargenomen wat hij heeft medegedeeld.
Nog vindt hij zijn bewijs van schuld in
de omstandigheid dat beklaagde na de ver
dwijning van het kind bepaald onrustig was,
gelijk uit de getuigenverklaringen blijkt.
Een ander bewijs van schuld vindt spr.
in beklaagdes geaardheid. Hij is een lieder
lijk individu, gelijk de getuigenverklaringen
leeren. Een der getuigen wierp hij tegen den
grond, sloeg haar en dreigde haar te wur
gen. Nog een andere wierp hij tegen den
grond en sloeg. Opmerkelijk is dit, dat beide
meisjes tegen hel hoofd werden geslagen
als ook het kindje Kessels. Dat hij beide
meisjes bij de keel greep en Maria Kessels
is gewurgd.
De beide meisjes hadden een zwaren taak
maar brachten hulde aan de waarheid.
Herhaaldelijk ondervraagd ontkende be
klaagde.
De handeling aan Maria Kessels gepleegd
wijst op en vurige misdaad.
Een laatste omstandigheid is het vinden
van bloed in de kiel van Mutsaers. De kiel
was 's Maandags schoon geweest. Bij onder
zoek bij Mutsaers moeder is gebleken hoe
brandhelder die vrouw het goed altijd
wascht.
In hel bloed in zijn kiel en dat in Maria's
kleertjes is geen verschil gevonden. Op 25
Augustus is beklaagde onderzocht, maar geen
schram werd op zijn lijf gevonden.
In beklaagdes boven- en onderhand, zijn
bruine en grijze broek werd bloed gevonden.
De aanwezigheid van bloed in die kleeren,
zou tot het doen van verschillende vragen
aanleiding kuunen geven?
Heeft bekl. van broek verwisseld na de
misdaad Er is een omstandigheid, die daar
op wijst. Bekl. beweert de broek, behoorende
bij zijn grijze jas 21 Augustus nog te hebben
gedragen, doch 22 Augustus niet omdat de
eerste nat was door regen.
Die broek hing bij huiszoeking over een
droogstok. Beklaagde heeft thuis de bruine
broek weer aangetrokken en de grijze gerei
nigd, gcüjk spr. vermoedt, vooral daar hij
zijn giijze jas op 22 Augustus wel heeft
gedragen.
De schuld van beklaagde is wettig en
overtuigend bewezen. Beklaagde heeft een
afschuwelijk misdrijf gepleegd tegenover een
kind. Daarna heeft hij zijn onschuldig slacht
offer uit den weg geruimd. Ontzetting heeft
een ieder aangegrepen Ieder vader en
moeder ging een rilling door de leden. Met
sluw overleg wierp de misdader de schuld
op een medemensch en wierp hij een hee1
gezin in een peel van jammeren. Van spoor
van berouw is bij dit individu geeu sprake,
Zoo'n man moet voor altijd uit de samen
leving verbannen worden.
Ik requireer in naam der koningin
putting. De schokken, die zich in den luatsten
tijd op haar hoofd hadden gestapeld, waren te
hevig en te talrijk geweest.
Toen zij eindelijk uit den, niet door droomen
gestoorden slaap ontwaakte, was het reeds lang
dog. Haastig kleedde zij zich aan en liep de
trap af. Uit het schoollokaal klonk haar het
eentonige „éénmaal één is één* uit vele jonge
keelen tegen, dat als aan een touwlje werd
afgedraaid.
Toni, de dochter van den schoolmeester, ont
ving haar in de woonkamer met een vriendelijken
handdruk. Zij was niet jong meer, zooals Manon
nu eerst opmerkte, zij zou zoo ongeveer achter
in de dertig zijn, maar een uitdrukking van
reine goedhartigheid en edele beschaving lag
over hare trekken verspreid. Toen zij zich mei
moeite van de canape ophief, om voor de gast
het ontbijt te halen, dat op het helder brandende
fornuis stond, drukte Manon haar zacht in de
kussens terug en ging zelve de warme melk
halen, die de oude meester daai voor haar had
neergezet. Het was het eerste, wat zij genoot
nadat zij N.... had verlaten.
„Vader knoeit allc9 terecht, zoolang ik nu ziek
ben geweest.... gave God, dat ik hem spoedig
kan helpen: Voor het middageten zorgt een
medelijdende buurvrouw, maar buitendien valt
er nog genoeg in huis te doen/ vertelde Toni,
terwijl Manon haar ontbijt gebruikte. Zij ver
telde nog veel over hare wederwaardigheden, hoe
of zij, lot aan den dood barer moeder, buitens
huis had vertoefd en vlijtig had gewerkt en
voor haar vader een mooi duitje voorden ouden
dag had overgespaard; dat haar vader nog altijd
niet van zijn dagelijks werk wilde scheiden,
hoewel het hem zwaar genoeg viel en nog
vele dingen meer.
Toen de waardige, oude schoolmeester in de
pauze, de kinderen had laten gaan, die jubelend
en jolend om het huis liepen, had Manon het
besluit genomen, ook van haar kant de waar
heid niet te verbergen maar allo mogelijke in
lichtingen over haar persoon te verstrekken
zij begon daarmede dan ook dadelijk, nadat de
grijze onderwijzer bij haar aan de tafel was
gaan zitten. Zij verzweeg niets uit haar leven,
zelfs niet hare liefde voor Rairaond Brunneck,
ja, zij deelde iedere bijzonderheid van het treurige
voorval in pension Wullbradt mede en eveneens
de verwikkeling van haar persoon in het drama.
„Ik ben zoo te zeggen op do vlucht besloot
zij haar verhaal.
„Geruimen tijd heerachte er diepe stilte, vader
en dochter lieten het gehoorde nog eens weer
door hun brein gaan, voordat zij woorden konden
vinden.
De oude man sprak het eerst, hij drukte
Manon vol deelneming de hand en begon over
iets anders te 9preken, totdat Manon opstond en
en aanstalten maakte om naarjtiet station te gaan.
Toen verrees ook hij legde zijne hand op haar
schouder en zeide „blijf bij ons, juffrouw Rit ter,
hier bij ons zult u goed geborgen zijn wel is
waar, zult u aan de kleine bescheidene ver
houdingen zijn ontwend maar, met een goeden
wil, zult u zich spoedig daarin kunnen schikken
het gaan zoeken in het wilde naar een
passenden werkkring is niet gemakkelijk, van
een bepaalde plaats uit gaat dit altijd minder
moeilijk. Toni heeft nog verpleging noodig, u
zoudt zich hier in huis zeer nuttig kunnen
maken en ons daardoor aan u verplichten. Wij
hebben brood en een warme kamer in den win
ter; en aan u zullen daarvoor geene verplichtin
gen worden opgelegd. De vriendschap van hen,
die u genoemd hebt, heeft geen waurde, tracht
die voorname boel te vergeten eu blijf voorloo-
pig met ons onder één dak.'
Dikke tranen welden op in Manon's oogen.
„En u, wat zegt u, juffrouw Toni?'
„Ik geloof, dat mijn vader gelijk heeft; blijf
hier, totdat er betere tijden aanbreken. Laat
uw koffer komen eu blijf zoolang bij ons, totdat
u alles vergeten hebt.»
En Manon bleef, ach zoo gaarne! Bij de goede
menschen in het stille dorp leidde zij een geheel
ander, aan zelfonderzoek gewijd leven, zooals zij
het te voren nooit had gekend. Met een rustig
en eerlijk geweten stond zij voor vader en doch-
ier er was niets meer te verbergen, niets
racer te bemantelen, haar leven lag duidelijk
voor haar als een opengeslagen boek. Een zoete
rust en stille vrede trokken in haar ziek gemoed
en horstelden langzamerhand het evenwicht in
hare ziel.
Zoo verliepen er weken en maanden. Het
proces in N... nam een kalm verloop. Van haar
advocaat kreeg zij geregeld bericht, alles ging
zooals het gaan moest... Erauiy von Iluber had
hare verklaring, voor zoover die Manon betrof,
teruggenomen, eu daarmede verviel het onderzoek
tegen deze van zelf; maar ook teD opzichte van
Emmy was er niets bezwarends aan het licht
gekomen. Manon's verklaring hield te weinig
in en zoo werd dan, reeds in de eerste dageu
der lente, de behandeling voor gesloten ver
klaard. Naar Manon zolve had niemand meer
gevraagd, de eens zoo hoog vereerde baronesse
scheen geheel te zijn vergeten. Een bittere lach
speelde om Manon's mondhoeken, toen zij 't
schrijven van haren advocaat tezamen vouwde,
ltaimond'e beeld kwain haar voor oogen en zij
wist zelve niet dat zij hevig weeni'e.
Toni kwam ontroerd op haar toeloopen en
streelde hoar troostend over de blonde lokken.
„Laat mij weenen, Toni," zeide zij op hare
troostwoorden, „Het zijn de laatste tranen, die
ik over dat afgesloten gedeelte van mijn leven
stort het was het meest bewogen tijdperk
nu echter begint er een nieuw, naar ik hoop,
liet laatste meest rustige gedeelte lv
En alleen des avonds, voor zij hare legerstede
opzocht, vlogen hare gedachten nog eenmaal
naar ltaimond Brunneck, die zijne lielde zoo
gemakkelijk had laten varen, die geen vinger
meer had uitgestoken, om te weten te komcH
wat thans haar lot wa9. Zou hij haar reeds
hebben vergeten Manon had al hare kracht
noodig, om zich staande te houden, soms dacht
zij, dat zij liet onderspit zou delven, doch haar
hart was weer vol zelfvertrouwen en sterker
geworden, zij klampte zich vast aan het be
trouwen op God en dat ia ten allen tijde een
sterke steun.
Nadat Toni ten volle was genezen en weer bij
krachten was gekomen, keek zij hare toekomst
scherper in de oogen zij besloot, in overleg met
deze ware vriendin, een voor hare bekwaamheid
en kennis geschikten werkkring te gaan zoeken.
Toni, de oudste en meer ervarene, la8 en zocht
in de couranten naar geschikte betrekkingen,
maar het geluk scheen Manon niet gunstig te
zijn; er was daarbij nie's te vinden, dat maar
eenigszins leek. Diepe moedeloosheid beving
Manon, in weerwil van de troostwoorden van
Toni en haar vader. Een geheel jaar was reed>(
met vrachteloos zoeken verstreken.
I
(Wordt vervolgd.)
l