Nummer 60. Donderdag 1 Augustus 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. IOHOPOL - THEE den Drempel van het Paradijs, ANTOON TIELEN, Theod. WESSELS, TANTE SANNE 5 4 Uitgever: Ongehoord is het succes der W AALWIJK. Bekendmaking. Aan Z. E. Paul Kruger. FEUILLETON. Een enkel woord over Kaïniet. Het Nieuwe Ministerie. Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.75. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel ROTTERDAM. Verkrijgbaar bij den Heer ter uitvaart. Moest dan uw laatste straal van vreugde, Uw laatste ster nog ondergaan, Transraalsche Balling in Europe? Wat rest U nog aan troost en hope Op uwe lange lijdensbaan Uw vierkleur met het doffe lamfer, Die zooveel heldenmoed bedekt, Heeft thans, gedrenkt met bloed en tranen Ook over haar beur zware banen In diepen weemoed uitgestrekt. Zij heeft de volle ramp zien dalen Uit de onheilzwangere oorlogswolk Zij heeft aanschouwd en meêgeleden Zij heeft met U, voor L gebeden En voor uw strijdend, lijdend volk. En moe van zien, en mee van lijden, Leï zij het hoofd ter ruste neer Geen blik heeft u meer toegeblonken, Maar 't erfwoord heeft u toegeklonken //Stel uw vertrouwen op den Heer Nu is 't als galmen de uitvaartklokken Uit 't verre Zuid in Neerland na, Een lied van hulde, een zang van rouwe Aan de edele, onverschrokken Vrouwe, Aan de heldhafte, trouwe Ga. Een dubble macht nam gansch uw liefde, Uw geest en hart eu leven iu, Gescheiden ja, maar steeds vereenigd, De smarte, door de trouw gelenigd Uw Volk en Uwe Gemalin. Een heilig ideaal verhoedde, Dat thans ook niet uw harte brak En Neêrlands Koningin was de eerste, Die tot u 't woord van troost, hel teerste, In 't namelooze lijden sprak. En Neêrlands volk vocht met het uwe Den zwaren, onherstelbren slag; In stiller, eerbied treedt het nader, Eu uit zijn hart naar 't uwe gaat er Een stroom van innig rouwbeklag. Een wensch, een vrome zielebede Verhoor haar, o genadig Heer Stijgt uit de horst der Leeuwendalers //O God, geef Gij aan de Transvalers Hun vrijheid en hun Kruger weer!" (L. K.) A. H. M. RUYTEN. Ofschoon het gebruik van kunstmeststoffen in de laatste jaren in sommige streken zeer is toegenomen, zijn er toch nog vele land bouwers, die er afkeerig van zijn. Vaak gebeurt dat, omdat ze wel eens slechte uit komsten gezien hebben bij anderen. En 't is waar, sommige landbouwers hebben wel eens minder gunstige resultaten van het gebruik der genoemde meststoffen. Doch die ongunstige uitkomsten zijn dan veelal het gevolg van een verkeerde behandeling van het land, van het bemesten op een ver keerd tijdstip, enz. Vooral de Kali of Potasch meststoffen staan bij sommige landbouwers slecht aangeschreven en worden bijgevolg nog niet zooveel gebruikt als zij verdienen. De Kali of Potasch is zoo noodzakelijk voor deu groei van alle gewassen, dat op een bodem, die deze stof niet, of in geringe hoe veelheid bevat, geen enkel landbouwgewas zou gedijen. In sommige streken wordt nog in 't geheel geen Kaliemest gebruikt, in andere is het slechts het Kaiuiet, dat eenige bekendheid heeft verkregen, maar toch nog niet algemeen is doorgedrongen. En dit laatste komt veelal, omdat de weinigen, die het gebruiken, het niet goed doen, en zoo een voorbeeld geven, dat men liever niet navolgt. Ik wensch heden over het gebruik van Kaïniet een enkel woord te zeggen. Kaïniet is een stof, die behalve de Kali waarom het in de eerste plaats te doen is' ook nog andere stoffen bevat, voornamelijk' Chloorverbindingen. De chloor der Kaïniet verbindt zich in den bodem zeer spoedig met Kalk, vooral wanneer deze in het bodem water opgelost voorkomt. Op die wijze ver bonden, zakt de chloor spoedig naar den ondergrond en doet in 't geheel geen schade meer. En de Kali, zakt die dan ook niet weg Neen, die wordt door den grond vastgehouden. Aangezien het voor de meeste planten wenschelijk is, dat de chloor verwijderd wordt en dit ook voor den toe stand van den bodem beter is, moet dus en dit volgt uit het voorgaande duidelijk de Kaïniet-gebruiker aan twee zaken denken n.l. lo. Kaïuiet moet voor een voorjaarsgewas in den herfst gegeven worden, of zoo vroeg mogelijk in den winter. 2o. Wie Kaïniet gebruikt zorge, dat zijn bodem Kalk bevat. Ik kan op dit laatste niet te sterk aan dringen. Over het algemeen wordt er te weinig kalk gebruikt en dat is een der oor zaken, waarom de meeste kunstmeststoffen uiet zooveel voordeel afwerpen, als mogelijk is. Nemen wij nu een voorbeeld. Veronderstellen wij, dat een boer een per ceel vrij lichten zandgrond met rogge wil bezaaien en dat er aardappelen op hel land hebben gestaan. Laat ons tevens aannemen, dat er het vorige jaar Kalk (schuimaarde, landbouwkalk of mergel b. v.) op deu grond is gebracht, zoodat de bodem genoeg kalk bevat. Aardappelen zijn zeer kaliroovend. Het is daarom, en ook omdat de rogge voor een Kalibemesting zeer dankbaar is, duidelijk, dat men, zoodra de aardappels van het land zijn, zich moet haasten om het land van Kaïniet te voorzien. Men geve van 600800 Kg. per H.A. Is het land door stalmest of chilisalpeter nog rijk genoeg aan stikstof, dan stelle men een salpeterbemes ting uit tot het voorjaar. Doch men ver- zuitne in geen geval, vooral als tnen Klaver onderzaait, superphosphaat of eenige andere phosphorbemesting te geven. Wanneer de rogge in 't geheel geen stalmest krijgt, zal een salpeterbemesting van 300 Kg. per H.A. zeer noodig blijken. Gewoonlijk wordt echter het roggeland versch bemest met stalmest en de landbouwers op het zand zaaien rogge, als ze mest hebben. Ze zaaien daarom als 't ware den heelen herfst eti winter door. Zoodra er weer wat mest. is, zaait men weer een perceel. Het is waar, dat rogge zeer goed gaat op stalmest, doch het is toch zeker beter, het zaaien achtereen te doen plaats hebben. Omdat men nu niet altijd stalmest in voldoende hoeveelheid voorhanden heeft en ten tweede, omdat stalmest alleen niet doelmatig is, geve men kunstmest. Wie per II.A. b.v. 800 Kg. Kaïniet, 300 Kg. superphosphaat geeft en daarbij sta'mest geeft of ter ver vanging van dit laatste 800 Kg. chilisal peter, alles gerekend per II.A., zal een uitstekenden oogst krijgen en zijn uitgave ruimschoots vergoed zie t. Omtrent de leden van het nieuwe Mini sterie, wier namen hedenavond zeer waar schijnlijk in de Staatsct. verschijnen, kan het volgende worden medegedeeld Dr. A. Kuyper, (Kabinetsformeerder), Minister van Binnenl. Zaken, tevens minis ter-president, is sedert 1891 lid der Tweede Kamer voor Sliedrecht, van 1874 '77 voor Gouda. Iu 1863 promoveerde hij tot doctor iu de godgeleerdheid en werd achter eenvolgens predikant te Beesd, te Utrecht en te Amsterdam. Bij de oprichting der Vrije Universiteit werd hij benoemd tot hoogleeraar aan die inrichting. Dr. Kuyper ia voorzitter der antirevolutionaire partij. De Minister van Buiteulandsche Zaken, rar. R. Melvil baron van Lynden is sedert 1 Mei 1887 rechter in de rechtbank te Utrecht en sedert 1887 lid der Eerste Ka mer voor de provincie Utrecht. Hij behoort tot de rechterzijde der antirevolutionairen. Mr. J. A. Loeff (Katholiek), Minister van Justitie, (geboren in het naburige Baard wijk, dat hij 1.1. Zondag nog bezocht en waar zijne familie nog woont,) is een nog be- trekkelijk jong advocaat, in 1887 te 's-Bosch ingeschreven en daar onder zijn confrères zeer gezien, zoodat hij door hen tot lid van den Raad van Toezicht en discipline is benoemd. Eerst sinds 1896 is hij lid der Tweede Kamer voor het district 's Bosch en heeft daar meestal aan rechtsgeleerde debat ten deelgenomen. (Zie verder hier achter.) Generaal J. W. Bergansius (Katholiek), Minister van Oorlog is van 1888 1891 reeds in het vorig kerkelijk Kabinet minis ter van Oorlog geweest, heeft toen een legerorganisatie met afschaffing van plaats vervulling voorgesteld, welker afdoening hij echter wegens zijn aftreden na de verkiezin gen van 1891 niet heeft mogen ten einde brengen. De vorige maand is hij tot ka merlid voor Eist gekozen. De gepens. vice-admiraal G. Kruys, die als Minister van Marine zal optreden, heeft dat ambt reeds een paar maanden, van Maart tot Aug. 1891, vervuld, als opvolger van den lieer Dyserinck in het Kabinet- Mackay, dat na de verkiezingen van dat jaar zijn ontslag nam. De heer mr. J. J. I. Harte van Tecklen- burg (deze twee laatste woorden heeft hij eerst sinds eenige jaren bij zijn familienaam gevoegd,) minister van financiën, is sedert 1888 lid der Tweede Kamer voor het Ka tholieke district Grave. Hij is een bekwaam jurist, maar heeft ook op economisch ge bied zich bewogen en 11 jaar geleden een vlugschrift geschreven, waarin hij een soort van protectionisme heeft aanbevolen. De heer mr. J. A. De Marcz Oyens, Minister van Waterstaat, Handel en Nijver heid, is sedert 1885 met den titel van „Administrateur", hoofd van de afdeeling //Handel en Nijverheid" bij het departement van Waterstaat enz waarvan hem dus nu de geheele leiding is opgedragen. Hij be hoort mede tot dc anti-revolutionuairen en is een man van veelzijdige kennis. De minister van koloniën Jhr. mr. T. A. J Van Asch van Wijck is vroeger lid dei- Tweede Kamer geweest voor Amersfoort en werd in 1890 als gouverneur naar Suriname gezonden. Na ziju terugkeer kozen de Staten van Zeeland hem, in 1896, tot lid der Eerste Kamer. Hij is sedert een jaar burgemeester van Amersfoort, maar is voor zoover wij weten nooit in Ned.- Indië geweest. Er zullen, wanneer het nieuwe Kabinet aldus blijkt samengesteld, nieuwe Kamer leden moeten worden gekozen in de Eerste voor Utrecht en Zeeland, iu de Tweede eet De Echo van het Zuiden, VaalfQksthe en Liasslrulsrke Courant, De Burgemeester der gemeente Waalwijk, roept bij deze op de na te noemen milicien-verlofgangers dezer gemeente, van de lichting ]89S, om op de dagen en plaatsen achter ieders naam vermeld ouder de wapenen te komen. J. van Kregten, 6e Reg. Int. 29 Aug. 1901 tc Breda. L. J. Ooraens. idem. idem. idem. A. Hensen, idem. idem. idem. J. F. J. Knepflé, idem. idem. idem. G. Werkman 3e Reg. veldart. 30 Aug. 1901 idem. Waalwijk, 20 Juli 1901. De Burgemeester voornd., J. TIMMERMANS Wz. Wd. B. qgMnB-aa-riiBami ■miiimi wni» iiuitnam 48. Daar nauwelijks twee schreden van haar af, - ging den innu, die zij zoo smartelijk beminde, "oe dikwijls had zij zich in eindelooze nachten 4e mogelijkheid afgeschilderd, dat het toeval hem nog eens op haren weg zou voeren en wat zij 4&n doen en zeggen zou I En thans zeide zij in tat geheel nietshaar schoot niets te binnen al die fraaie woorden, die zij bij elkaar had gezocht, om zijn hart te ontroeren. En toch was ''j geenszins buiten bezinning, integendeel, zij lette nauwkeurig op, waar den weg overstroomd w&s, en waar een steen lag, waarvoor zij uit den *«g moest gaan. Zij zag ieder zijner schreden, toen hij in gelijken tred en op een betamelijk»» af pand, naast haar liep zij voelde zijne hand aan 'lei kraag van den mantel, die hij over haar hoofd had geslagen en daar vasthield, om haar [egen den regen te beschermen dat was de l'atste gunst van het noodlot; Manon wist, dat !'j niets meer te hopen had. Het logemeDt was eindelijk nabij. Het onweer was wel iets minder hevig geworden, maar altijd nog lievig genoeg, 0m voor Manon een schuilplaats noodzakelijk te ®aken. Na veel heen en weer praten met den kastelein, in wiens huis de zuchtende feestgeuooten t{n toevlucht hadden gevonden en schouder aan nhouder op het opklaren van de lucht stonden wachten, gelukte het Brunneck, in het kamertje 'so den stalknecht een onderkomen voor Manon 18 vinden. Hij nam haar den, door liet water zwaren, aantel van de schouders en breidde dien over te" stoel uit. rEn u r" vroeg zij, toen zij bemerkte, dat hij 'eer wilde teruggaan. »lk vind misschien nog wel een ander hoekje, "aar ik het onweer kan afwachten." »ln zulke omstandigheden zijn plichtplegingen "'ei op hun plaatsblijf hier, mijnheer Brun- ^eck, ik weet zeer goed, dat dit onze laatste ont- moeting isik zal sterk zijn." Zooder te antwoorden, volgde hij haar in het kleine kamertje, welks geheel ameublement uit een bed, een tafel en een stoel bestond. Hij ging naar het venster, bracht zijn voorhoofd tegen de ruiten en keek naar buiten, hoe het water in de dakgoot stroomde ea in volle stroomen op de plaats plaste. Hij was even bleek en stil als het meisje, dat, met het gelaat in de handen verbor gen, op den kant van het bed zat. Ach, hoeveel leed, hoe onnoembaar veel verdriet hadden deze twee inenschen elkaar aangedaan! De tijd vloog voorbij, het eentonige bruischen van het water en het plassen van dc dakgoot hield op de dikke, zware wolk deelde zich aan het firnament iu verscheidene deeleu. De zon liet twee gulden stralon in liet kamertje vallen en verborg toen haar gelaat weer achter de wolken. De bleeke, ernstige man verroerde zich niet hij hoorde en zag niet, hoe beneden lachende stemmen weerklonken, hoe dc dames, met de japonnetjes hoog opgenomen, met lichte schreden over da schitterende waterplassen sprongen en het terrein verlieten, hoe de kippen kakelend uit haar schuilplaats onder de schuur te voorschijn kwamen en vroolijk met de vleugels sloegau. Jonge mannenstemmen hieven, bij het verder gaan, het schoone gezang aan„wie heeft u, heerlijk reuzenwoud, zoo trotsch eu S'.atig opgebouwd?" Het was tijd om te gaan Manon verhief zich langzaam, ging, met zachten tred, naar den in smartelijk poinzen verzonken man, knielde neder, omvatte zijne voeten en smeekte met hartverscheurende stem „Vergiffenis vergiffenis!" Brunneck sprong op, verschriktverstoord „Vergiffenis!" smeekte zij nog eens, terwijl zij hare oogen vol tranen tot hem opsloeg. „U vergeven, dat je mij mijn hart hebt ontsto len sprak hij op bitteren toon en toch trilde er iets in zijne stem, als diepe, onuitsprekelijke droefheid. Ik was een dwaas, dat ik u vertrouwde, terwijl ik wist, dat ik tot die menschen behoorde, die gedoemd zijn voor eeuwig een eenzaam leven te leideu. Ik heb een hoogen prijs voor dat be wustzijn moeten betalen. God weet het, een veel hoogeren dan andere menschen daarvoor betalen /Het heeft mij tot een ongelukkig inensch ge maakt, wien het leven tot last is. Ik heb ie bemind, Manon, zooals zelden een vrouw wordt bemind. Toen ik mijne moeder naar haar laatste rustplaats geleidde, heb ik eerst geweten, hoezeer ik u heb bemind, want dc smart over het verlies van die dierbare vrouw was eene zachte, bijna zou ik kunnea zeggen eene troost rijke. ik hoop op een wederzien; de smart, die ik terwille van jou leed, bracht mij tot ver twijfeling tusschen on» tweeën kan er geen band bestaan en toch wilde mijn arm, trouw hart u niet laten schieten I Wanneer ik geloofde uw beeld met vuur en zwaard uit mijne borst te hebben gerukt, dan kwam het mij deu vol genden dug weer in al zijne bekoorlijkheid voor den geest. Ik zelf schrok voor de kracht van dezen onderdrukten hartstochten mijne moeder." „Uwe moeder?" vroeg Manon, stamelend. „Die stierf kort r.adat u Nhad verlaten. Zij stierf met woorden van liefde en vergiffenis voor uzij heelt mij bekend, dat zij sterk legen eene verbinding van ons beiden was ge weest en ons van elkander verwijderd had ge houden thans weet ik alles. Wij hebben te weinig gedaan om uw vertrouwen te winnen, misschien was ik daarvoor ook niet de rechte man. Het voortdurende wantrouwen tegenover anderen heeft mij egoïstisch gemaakt maar ik ben tot mijzelve teruggekeerd en heb u reeds lang ver geven I Hebt u gehoord. Manon, dat ik geen wiok meer jegens u koester?" Hij bukte zich verder voorover naur de knielende gestalte; misschien vreesde hij, dat zij bewusteloos was geworden bij hoorde haar snikken en zag het zenuwachtig schokken van haar lichaam. Eene vreeselijke ontroering had haar aangegre pen en nooit weer in zijn geheele leven vergat iiij deu blik, dien zij tot hem opsloeg. Met een vurigen druk vatte zij zijne hand eu bracht die aan hare lippen. Tot in de ziel ontroerd, bevrijdde hij zich en liep met sDelle schreden de kamer op en neer. Hij was bleek als een geest. Men hoorde op den trap loopen. Eerst na herhaald kloppen, deed Brunneck „binnen" hooren. Het was de kastelein, die met de vraag kwam, of zij niet liever naar een beter vertrek wilden verhuizen, dat, door het vertrek der gasten, thans beschikbaar was. Brunneck bedankte en beval den wagen voor te laten komen. Toen de waard zich had verwijderd, zeide hij snel: „De koetsier zal u naar Woltersdorf terug rijden. Bent u van plan, daar Dog lang te blijven „Neenik heb reeds eens om mijn ontslag gevraagd en zal dat nog eens doen." ACHTTIENDE HOOFDSTUK. „Juffrouw Ritter, u wilt met alle geweld Wol tersdorf verlaten; mag ik niet weten waarom? Zonder reden laat men zijne betrekking toch niet varen. Als ik de reden wist, zou ik er misschien verandering in kunnen brengen. Bent u beleedigd, omdat wij u eergisteren op het terrein der wed rennen hebben achtergelaten Maar u bleeft wel een uur weg; Jacques liep als een bezetene, om u te zoeken, maar hij kon h niet vindende dames en mijne moeder, die, als er onweer komt opzetten, altijd zeer angstig is, noodzaakten mij letterlijk om weg te rijden. Brunneck bood zeer bereidvaardig aan, de zorg voor u op zich te nemen, hij wilde u in zijn wagen naar Wolters dorf laten brengen, wat bij immers ook heefr gedaan hij heeft zijn plicht als cavalier ten volle vervuld. Wat was uw plan dan eigenlijk „Mevrouw de baronesse, wees zoo goed, dat alles aan mij over te laten ik kan niets anders doen dan mijn verzoek herhulen, alleen wenschte ik te zeggen, dat het persoonlijke redenen zijn, die mij dringen heen te gaan." „Nu, met geweld wil ik niet terughouden wanneer u beslist wilt gaan ga dan 1" De jonge baronnesse wierp verontwaardigd het hoofd in den nek. „Wanneer wilt u vertrekken?" „Zoo spoedig mogelijk, vandaagmorgen „Zoo vlug gaat dat niet, ik moe» eerst naar eene andere dame omzien nu wij zullen zien, laten wij zeggen vandaag over eene week. In dezen tijd valt mijn verjaardag, waarop ik een groot gezelschap verwacht, daarbij moet u mij uwe diensten nog eenmaal verleenen. Dus, heden over een week, eerder niet." fU moest mij niet verlaten, ik ben al te zeer aan u gewend," meende mevrouw Burkhart, toen Manon deze haar aanstaand vertrek mededeelde. „Wij willen allen te samen naar Zgaan en dan kurt u mij het graf van Helene wijzen, er bestaat voor mij geen twijfel meer, dat zij liet geweest is. Ik heb mij per draad tot den Vrijheer von Stamm om de photografie gewend en hij heeft die mij onmiddellijk toegezonden; daarin heb ik de moeder van Helena herkend. Nu wil ik nog iets in vertrouwen mededeelen, ik heb Seefeld teruggezien en hem duidelijk herkend... het heeft er allen schijn van, dal hij bij mij wil inbreken, om het erfdeel van Helene met geweld te bemachtigen. Ik heb geld en bij zal dat heb ben omtrent de dood van Helene, kortom, ik wil hem zijn vreesclijk geheim alkoopen." „Wees voorzichtig, mevrouw... ik waarschuw n voor Seefeld I Zelve hebt u gezegd, boe gevaar lijk hij is; boe gemakkelijk zoudfc gij in een strik kunnen vallen, die hij voor u heeft gespannen Laat u in elk geval niet alleen met hem in, hij zal u om den tuin leiden want hij is sluw en onbeschaamd." „Dat weet ik allemaal, juffrouw Ritter, en ik zal op mijne hoede zijn. Ik kan er echter geen getuigen bijnemen, want dan zou hij niets los latenenfin, wij zullen zien" De oude vrouw lachte Cjiitjes. „Hij zal komen, dat staat vast; want hij verkeert in grooten nood en d speur honden zitten hem op de hielen. Mijnheer Brun neck heeft mij verteld, dut Seefeld reeds vóór maanden uit de gevangenis was ontsnapt, maar de politie i9 hem weer op het spoor." „Hebt u aan Biuiineck verteld, dat u Seefeld hebt gezien „Neenik volg mijn eigen plan. Weet u dut ik al met Seefeld heb gesproken „IJ f" Manon verschrok hevig. „Wees maar niet bangVan uit mijn ven ster heb ik hem onlangs loegeroei en, om op Lisa's verjaardag, wunneer aller, in het elot de handen vol hebben, mij te komen bezoeken. Hij sluipt bijna iederen nacht om hel paviljoen." „Hij zal niet komen,* riep Manon vol vuur; zij rilde letterlijk bij de gedachte, dut die schurk zicli hier in de nabijheid ophield. „Hij komt wel want hij heeft geld noodig en hij weet, dat ik de man van Helene geen valstrik zal leggen. Ik wil hem voorthelpen, opdat hij in een ander land zijn spitsboevenstre* ken kan voortzetten." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1