Nummer 85.
Zondag 27 October 1901.
24e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste blad.
Bill
I0R0P0L - THEE
I
m
B
si
oimrau.
ITOON TXELEM,
Theod. WESSELS,
TACT.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
is een behoefte geworden.
WAALWIJK.
Bekendmaking.
FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag a vo n d.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.~5.
Franco per post door liet geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
U I T G E V E 11
WAALWIJK.
Advertenties 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel
ROTTERDAM.
Verkrijgbaar bij den Heer
In onze dageD, waarin men, om voor een
beschaafd inensch te willen doorgaan, de
gebruikelijke vormen in acht dient te nemen,
wordt een daartoe behoorende eigenschap vaak
schromelijk over het hoofd gezien.
Ik bedoel de, niet of moeielijk aan te
leeren, eigenschap van hetgeen men verstaat
onder het hebben van //tact".
Een echt Hollaudsch woord is het geloof
ik nietmaar het zou mij ten zeerste ver
wonderen, zoo er in ons woordenboek een
betere ombeschrijving was te vinden van de
beteekenis, gelegd in het uitspreken van
dat korte, doch krachtige woordje.
Ieder meent waarschijnlijk, dat hij, wat
hemzelf betreft, een taotvol mcnsch is.
Maar ik durf gerust beweren, dat die mee
ning voor een groot deel op zelfbedrog
berust.
Immers, ik geloof voor zeker te mogen
aannemen, dat de tallooze familie- en an
dere twisten, die in onze beschaafde maat
schappij dagelijks voorkomen, huu oorsprong
hebben in niets anders dan in het gemis
van tact bij een of bij beide der betrokken
partijen. Tien tegen één, dat de ontstane
verwijdering niet is begonnen met een he-
vigen twist neen veeleer ligt het voor de
hand, dat een enkel woord, vaak zonder
booze bedoeling uitgesproken, de lont in liet
kruit heeft geworpen
Hoeveel zedelijke moorden worden er
soms op een enkelen dag gepleegd, hoeveel
bloedende hartewonden geslagen door niet
uit hun aard slechte, maar tactlooze men-
schen Wie, die in „de wereld# verkeert,
heeft niet wel eens ontmoet ietwat ruwe,
met weinig fijn gevoel toegeruste mede
reizigers op ons levenspad, die op liefde—
looze wijze hun oordeel uitspraken, of
iemand op krenkende wijze behandelden P
En hoeveel pijn deed het ons dan, als
wij bemerkten, hoe de zoo ruw toegesprokene
als door een adderbeet getroffen, terugschrikte,
en niet in staat was te antwoorden op de
beleedigiugen al waren ze bedekt hem
naar het hoofd geslingerd
Als men den spreker zou hebben ver
weten, dat hij willens en wetens iemand
had gegriefd tot in het diepste der ziel, de
man zou u verbaasd hebben aangestaard eu
hebben gezegd „Ik bedoelde er niets kwaads
mede
II ne faut pas parler d'une corde dans
la maison d'uu penduDeze wijze raad
geving wordt al te veel vergeten
Hoe dikwijls komt in gezelschap een on
derwerp ter sprake, dat men kon het
weten pijnlijk is voor een der aanwezi
gen.
Een tactvol mensch zou wellicht nog bij
tijds een andere richting kunnen geven aan
het gesprek. Maar meestal wordt daaraan
niet gedacht.
~.Men gaat voort en ieder meent weer iets
anders er van te weten. Ja, vaak zeggen
velen méér dan zij kunnen weten. En de
gepijnigde zit aH op heete kolen. Hij wordt
bleek en het is hem, alsof de stoel, waarop
hij is] gezeten, onder hem wordt wegge
trokken. Maar in die gezelschappen, waar
nooit eens iets ernstigs ter sprake komt,
en men zich dus met „on-dits„ en andere
futiliteiten moet behelpen, laat men zoo
gauw een „interessant# onderwerp niet los.
Niemand let dus op dengene, die op de
pijnbank ligt, en men gaat steeds voort met
het aanzetten der duimschroeven
Het is mij meermalen voorgekomen, dat
ik mij zeer unheimisch te moede gevoelde
hij het bijwonen van een dergelijke onwille
keurige rechtspleging. Ik deed het onmoge
lijke om de aaudacht van het geeerde
publiek op iets anders te richten. Maar
men luisterde niet naar mij de grap was
te kostelijk en het schandaaltje te pikant,
om het zoo maar in eens te laten voor wat
het was.
Getuigt het niet van heel weinig tact,
wanneer zoo iets in een zoogenaamd beschaafd
gezelschap plaats heeft
En hoe dikwijls gebeurt dit niet
Iets, waarbij men waarlijk wel tactvol
raag zijn, wanneer men tenminste niet on
handig wil wezen, is, als men iemand een
aardigheid of beleefdheid wil zeggen. Vele
inenschen meenen zich aangenaam te maken
door links en rechts complimentjes uit te
deelen. Zij begrijpen niet, dat men met
dit te doen, zich al spoedig belachelijk maakt
en dus juist het tegenovergestelde bereikt
van wat men beoogt.
Een curieus geval komt mij in de ge
dachte.
Een dame van middelbaren lee'ftijd ging
appartementen zien, met het doel die te
huren. De huisheer, die meende allerlei
dingen te moeten zeggen, om te toonen,
hoe vriendelijk en lief hij wel was voor
aijn huurders, had de groote onhandigheid
derhuurdster toe te voegen „O, u zult het
bij ons zoo pleizierig vinden Wij weten
met oude dames om te gaan. En nu
komt het mooie ik hoop dat u uit deze
kamers zult worden gedragen
De dame, die nog niet oud is en gezond,
voelt zieh zeer behaaglijk in dit aardsche
tranendal en heeft voorloopig nog niet
zoo heel veel zin, haar kamers te worden
„uitgedragen*. De man meende het zeker
goed, maar hij drukte zich uit zonder
tact.
Iets waarbij wel in de eerste plaats tact
moet worden betracht, is de opvoeding van
kinderen.
Och, hoeveel goeds wordt er verstikt, hoe
vaak wordt de harmonie verstoord in een kin-
dergemoed, door hetweinigtactvoloptreden van
ouders of onderwijzers. Een kindergemoed
is zoo iets teers en één enkele onhandigheid
kan zooveel bederven
Hoeveel opvoerders verdooven de liefde
tot de waarheid in plaats van die te ver
sterken, als zij misplaatst wantrouwen too
nen
„Maar is dat nu wel heusch waar P# of:
„Ik zie op je voorhoofd staan, dat je jokt."
Zoo'n blijk van wantrouwen kwetst het
voor indrukken zoo vatbaar kindergemoed
en is het wonder, dat- daaruit de conclusie
wordt getrokken „Och, zij gelooven mij
toch nietDan kan ik net zoo goed on
waarheid spreken
In de prilste jeugd reeds moet er met
grooten tact gewerkt worden op de ont
wikkeling van den waarheidszin der kinde
ren.
Daarom is het zoo hoogst gevaarlijk, als
moeders een zoo ernstige zaak als de zede
lijke opvoeding harer kinderen aan vreemden
overlaten. Gelukkig wordt de groote ver
antwoordelijkheid van de moeders al meer
en meer onder hare oogen gebracht.
Vele ouders meenen kracht bij te zetten
aan hun bevelingen en bedreigingen, wan
neer zij er eenige hartige woordjes lusschen
voegen.
Hierin schuilt eeu onnoemelijk groot ge
vaar
Ik hoorde eens een moeder binnen een
half uur niet minder dan twintig scheld
woorden bezigen tegen een paar van haar
jongens, die niet ver van haar at aan het
spelen waren.
Blijkbaar trokken de knapen het zich al
heel weinig aan, dat zij werden uitgemaakt
voor „schooiers, deugnieten.# Een bedaard
meisje, dat naast haar was gezeten, werden
de lieve naampjes toegevoegd van „kren
getje, lief rakkertje# enz.
Hoe zal de taal zijn, die zulke kinderen
op later leeftijd spreken
De bovenvermelde vrouw was uit den
burgerstandmaar gaat het in een meer
beschaafdo omgeving wel zooveel beter toe
Men behoeft werkelijk niet al te gevoelig
te zijn, om pijnlijk aangedaan te worden,
wanneer men bij toeval in de nabijheid is
van een uitgaande jongeheerenschool.
Het „g. v. d.' ligt ze op de lippen en
ik geloof voor zeker te mogen aannemen-
helaas dat een jongen door zijn kame
raden niet tot man bestempeld wordt, wan
neer hij niet flink kan vloeken.
Droevig, nietwaar
Laatst liep ik voér een dame, dia met
haar zoon wandelde.
Het jongmensch, een hoogere-bnrger-
scholier, vertelde iets aan zijne moeder.
Maar het verhaal was zoo doorspekt met
vloeken en ruwe woorden, dat ik mij ge
drongen voelde eens even om te zien. De
gedistingueerd gckleede moeder lachte
Het hinderde haar dus niet, dat haar zoon
die akelig mwe woorden sprak
Ach, wellicht, was zij er reeds aan gewoon
geraakt ze door manlief te hooren uiten,
want hierbij geldt het boven alles
Zooals de ouden zongen,
Zoo piepen de jongen#.
Om nu met nog een enkel iets dit op
stel te besluiten, wenschte ik te wijzen op
het gebrek aan tact, dat vele menschen
toonen, waar het geldt ongelukkigen en
zwaarbeproefden te troosten.
De aanraking met een fijn besnaarde ziel
in tijden ran diepe smart is iets zeldzaam
verkwikkelijks.
Maar hoe weinigen toonen zoo'u fijn be
snaarde ziel te bezitten
Van nalura heeft de mensch een gevoe
lig hart. Hij wil gaarne hulp verleenen,
waar die wordt gevraagd en troosten waar
wordt geleden. Maar de wijze waarop dit
geschiedt is niet zelden averechts.
Het bestaan van klaagvrouwen in den
ouden tijd duidt aan, dat men een luid
misbaar als het kenmerk van droefheid be
schouwde. En nog meenen vele menschen,
vooral in den minderen stand, dat gillen en
luid snikken de eenige wijze is, waarop
men smart kan kenbaar maken.
Een stille handdruk, een veelzeggende
blik geeft ons in dagen van diep leed meer
bevrediging dan tal van woorden en klach
ten Wanneer ergens tact noodig is, dan
is het wel in het sterfhuis, of in de woning
van een zwaarbeproefde.
Men ziet dus, het hebben van tact moge
schijnbaar iets van weinig beteekenis zijn,
zeker is het, dat de waarde van het bezit
van die eigenschap onberekenbaar groot i«,
waar het geldt zoowel kleine als groote
gebeurtenissen te regelen, met al de gevol
gen voor dit en ook vaak voor een volgend
leven X.
N.
De Echo van het Zuiden,
Waahvijksrlie ra Uaptriatsehr Courant,
Iiü ■jljjj.Mmuri Mimiiwwjj
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dat op Maandag 11 November
aanstaande de verkiezing zal plaat9 hebben van
3 leden voor de Kamer van Koophandel en Fa
brieken aldaar.
Het stembureau zal zitting houden in het ge
meentehuis (raadzaal) van 's morgens 9 tot 12
uur des raiddag3.
Waalwijk, 10 October 1901.
Burgemeester en Wethouders voornd.
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. VV. VAN LIEMPT.
lp—■■mw>*uwwiiiwbiiihw »»imimmmmt
15.
Gelukkig gleed het lemmet af op een corset-
balein, zoodat de oude dame nog gelegenheid had
om op het Yenster toe te snellen en om hulp te
roepen. De moordenaar sleurde haar achteruit
en gaf haar een messnede over de keel om haar
het schreeuwen te beletten. Toen hij zag. dat
lijn slachtoffer geen teekenen van leven meer
gaf, ijlde hij op de schrijftafel toe. opende die
met een looper en begon den inhoud te doorzoe
ken. De komst van den politiebeambte en den
portier noodzaakte hem de wijk te nemen naar
de hangkast en onze lezers weten met welk ge
volg. liet is tot heden niet gelukt zijn identiteit
vast te stellen. De vragen van den rechter van
instructie beantwoordde hij met hoonende op-
msrkingen en laffe aardigheden. De geneesheeren
hopen juffrouw Daube in het leven te kunnen
behouden.'
VII.
Den dag, volgende op dien van haar reis naar
Clamart, ontving Johanna een bezoek van den
heer Merentier.
Sinds enkele dagen was hij uit Rusland terug
gekeerd, maar dringende bezigheden hadden hem
verhinderd eerder aan Johanna's uitnoodiging
gevolg te geven.
De oude heer was diep bewogen, toen hij de
dochter van zijn vermoorden vriend in zulk een
armoedige omgeving terugzag en de fletse kleur
van haar gelaat deed hem maar al te gemakkelijk
de ontberingen gissen, waaraan zij ten prooi was
geweest.
Moet ik u zoo terugzien, Johanna? waren
zijn eerste woorden, hoe vreeselijk moot die slag
u getroffen hebben.
Dat alles is voorbij, mijnheer Merentier, gaf
het meisje, treurig glimlachend, teu antwoord.
Wij moeten nu werken om in ons onderhoud te
voorzien. Ala George en ik nu maar gezond
blijveo, dan hebben wij geen reden tot klagen.
Ik ben wel niet rijk, dat weet gij, maar
toch zal ik alles in het werk stellen om u te
helpen; ik zal nooit vergeten hoe uw vader mij
in moeielijke uren terzijde geslaan heeft.
Ik dank u uit den grond van mijn hart en ik
ben blij, dat gij weer te Parijs zijt; mocht mij
than3 iets overkomen, dsn staat George ten minste
niet alleen maar ik wil niet dat gij u voor mij
in moeielijkheden 6tekcn zult. Voorloopig be
hoeven wij geen gebrek te lijden ik heb u alleen
verzocht hier te komen, wijl ik Jacht, dat gij
mij zoudt kunnen helpen bij het opsporen van
de moordenaars van raijr. vader.
En nu deelde zij hem omstandig den loop der
gebeurtenissen mede, na den dood vnn den heer
Bacédat. Uitvoerig schilderde zij hem de ont
dekking van Bidach betreffende de vrouw, dir.
zich Juana noemde en vroeg hem toen, of hij
wellicht eenige vingerwijzing met betrekking tot
die vrouw verstrekken kon.
Peinzend boog de heer Merentier het hoofd,
als zocht hij in zijn geheugen naar den draad
der geschiedenis.
Iu gespaunen verwachting hield Johanna den
blik op hem gevestigd, want zij wist van welke
hooge beteekenis nauwkeurige aanwijzingen
omtrent die vrouw voor haar waren.
Juana... Juana, herhaalde de heer Merentier,
het hoofd oprichtend. Ja, daar herinner ik mij
iet» van was het niet te Buenos Ayres
Juist, riep Johanna levendig uit. In de
geheimzinnige correspondentie, waarvan ik u
vertelde, komt de naam dier stud voor.
Die Juana was een Pcrunansche mnar
waarachtig, die naam komt daar zoo veelvuldig
voor en liet is dus de vraag, of het juist die
Juana was. Ik heb haar iu 1847 of 1848 gezien
zij was een groot, prachtig meisje. Mijn schip
moest vier of vijf dagen te Buenos Ayres blijven
liggen en uw vader, dien ik toevallig ten huize
van een mijner vrienden, een reeder, aangetroffen
had, noodigde mij uit hem te bezoeken. Hij
had toen inderdaad den naam Rodrigues aange
nomen en gaf zich voor een Spanjaard uit, daar
onze landslui in dien tijd vrijwel met schele
oogen werden aangezien. Juana was zijn huis
houdster. Ik ben maar twee uren bij uw vader
geweest en heb Juana later nimmer weergezien.
Er trad een pauze in. Peinzend steunde Me-
rentier het hoofd in de hand en scheen nog iets
op het hart te hebben.
Zijn aarzeling ontging Johanna niet.
Gij weet nog iets en wilt het mij ook wel
zeggen, zei zij smeekend ik bezweer u, verzwijg
mij niets. liet ongeluk heeft mij tien jaar ouder
gemaakt. Gij kunt mij gerust alles zeggen.
Nog aaizeldc Merentier, alsof het hem moeite
kostte een begin te maken.
Wat nu volgt, heeft weinig met uw vnder,
maar veel met mij te maken. Wat gij mij zoo
even over de wijze van uitvoering der misdaad
den roof der effecten en andere papieren
gezegd hebt, schijnt een eigenaardig licht te ver
spreiden over een gebeurtenis, waarin ik onlangs
betrokken ben geweest.
Gij hebt mij verhaald van een intelligent,
energiek man ging hij nu een hernieuwd aarzelen
voort, die u in deze zaak gewichtige diensten
Oewezen heeftkan men hem vertrouwen
Als uzelven, haastte Johanna zich zijn
vraag te beantwooiden. Ilij heeft, in weerwil
van zijn bescheiden, bijnu schuchter uiterlijk, een
buitengewone scherpzinnigheid aan den dag ge
legd en mij doorslaande bewijzen van toewijding
gegeven.
Dus zijt gij van oordeel, dat men hem eeu
gewichtig geheim toevertrouwen kan?
Voorzeker 1 Het is onnoodig hem iets te
verzwijgen.
Gij kunt niet beseffen, hoe moeielijk valt,
ging Merentier in pijnlijke verlegenheid voort,
ii te bekennen, wat ik op het hart heb. Maar
het kan u met betrekking tot het onderzoek
naar den ellendigen moordenaar, van groot nut
zijn en daarom mag ik u niets verzwijgen. Met
geweld dwong hij zich tot kalmte, om te ver
volgen. Gij moet dan weten, mijn kind, dat uw
vader, toeu hij gedood werd, een portefeuille bij
zich had, die den roover in handen gevallen is
en waarin een brief zat, dien ik hem twee dagen
van te voren geschreven had. In dien brief....
Een doodelijke bleekheid overtoog Merentier's
gelaat en met sidderende hand streek hij over
zijn voorhoofd. Opnieuw boog hij het hoofd als
schaamde hij zich over het geheim, dat hij op
het punt stond te onthullen. Met nauw hoor
bare stem ging hij voort: Indien het vlekke-
looze, aan den arbeid gewijde leven dat ik nu
reeds vijf-en-dertig jaar lang leid, als menig goed
werk, dat ik in dien tijd tot stand bracht en de
kwellende gewetenswroeging nog niet voldoende,
zijn geweest om die smet uit te wisschen, dan
moet dotgeue, wat ik nu bij deze biecht lijd,
mij geheel met God verzoenen. Verneem dan,
mijn kind, dat ik mijn loopbaan als adelborst
op een oorlogsschip aanving. Ik zal u niet
vermoeien met bijzonderheden trouwens al
wilde ik zulks, ik zou niet kunnen. Ik was arm
mijn kameraden rijker dan ik speelden
hoog ik liet mij meeslcepen in den beginne
verloor ik kleine sommen en ten slotte alles wat
ik bezat. Toch moest ik leven, moar vooral
spelen moe9t ik, want de hartstocht in mij was
machtiger geworden dan zelfs de hoDger. In het
vuur van het spel en tengevolge van de slinge
ring van het schip kwam het vaak voor, dat
geldstukken op den grond vielen, waai op dan
verder geen acht geslagen werd. Van dergelijke
buitenkansjes trok ik echter partij, iaapte de
goudstukken op en stak ze heimelijk in mijn
zak. Op die manier leerde ik stelenOp zekeien
dag had een mijner makkers een groote som
gewoanen. In dien tijd waren de oorlogsbodems
niet zoo groot als tegenwoordig en de kwarticreu
der officieren lang zoo gemakkelijk niet inge
richt. Wij sliepen met ons tienen in dezelfde
kajuit.
De vaandrig, uitgeput door een afmaltenden,
bij het spel dooigebrachten nacht, had zich
geheel gekleed in zijn hangmat ter ruste gelegd;
zijn jas hing los geopend en eenige oogenblikken
van tevoren had ik opgemerkt dut e:n met
bankpapier gevulde portefeuille uit zijn binnen
zak puilde
Na verloop van een uur sloop ik in de vaste
overtuiging, dat alle9 sliep, geruischloos naar de
hangmat van den vaandrig en haalde behoed
zaam de portefeuille te voorschijn, Toen ik op
het punt stond den buit in veiligheid te brengen,
sprong de bestolene plotseling uit zijn hangmat
en greep mij bij mijn kraag, tegelijkertijd de
overigen wekkend. Wij hebben ons niet ver
gist, mijne heeren, juichte hij, Ponsart is waar
achtig een spitsboef. Men had opgemerkt, dat
ik de goudstukkon, die van de talel wareu ge
rold, opraapte en mij gadegeslagen.
De portefeuille met bankpapier was een val
geweest, waarin ik argeloos gevlogen was. Nog
drie maanden duurde onze reis. Gij kunt u
Naar Gods beeld geschapen, met het
Hoogere, den drang naar het ideaal in ons
en dan steeds godslasterijke woorden uit te
braken, om toch maar vooral te toonen,
dat men geen meisje is
voorstellen welk een leven ik gedurende diea
tijd geleid heb. Mijn kameraden hadden het ge
beurde niet gerapporteerd, zoodat men mij geea
ofïïcieele straf oplegde maar ik moest aller
verachting ondervinden en w.rd gemeden al» een
melaatsche. Geen scheldwoord, geen beleediging
werd mij bespaard. Het rocht moest zijn loop
hebben en ik beklaag mij du» niet. Eer»t bij
onze aankomst in Frankrijk werd mijn misdaad
bekend gemaakt en ik werd schandelijk uit
's lands dienst gejaagd. Ik nam toen een ande
ren naam aan en liet mij als matroos op da
monsterrol van een koopvaardijschip inschrijven.
Dank zij mijner bekendheid mei den dienst,
mijner beschaving en mijn goed gedrag, werkt#
ik mij spoedig op tot kapitein, gaarde een klein
vermogen bijeen en trouwde. Zooals gij weet,
mocht ik niet lang liet bijzijn mijner goeda
vrouw genieten zij stierf eenige dagen na da
geboorte van mijn zoon. De toekomst van diec
knaap staat nu op het spel. Ik heb u gezegd,
dat ik een anderen naam aangenomen had
vroeger heette ik Louis Ponsart. Tot nu toa
heeft die naamsverandering geen zwarigheden
voor mij opgeleverd. Maar over enkele maanden
gaat mijn zoon naar de krijgsschool te Saint-
Cyr. Aangezien hij nu daarvoor zijn geboorte-
acte overleggen moet, zal het uitkomen dat hij
niet gerechtigd is den naam Merentier te voeren,
men zal hem dwingen zich Ponsart ta noemen,
zooals zijn vader oorspronkelijk heette. Ver
schrikkelijk, al9 men bedenkt, dat er onder zijn
kameraden zoons kunnen zijn van hen, dir mij
gekend hebben en getuigen mijner schande
zijn geweest.
Gij begrijpt, vervolgde de oude heer, dat
ik de oogeu voor mijn kind moet neerslaan en
gedwongen ben hem te bekennen, dat ik den
naam, waarvan hij een der dragers is onteerd
heb. Ik wist dat uw vader een vriend den
tegenwoordigen grootzegelbewaarder was en
hoopte door zijn bemiddeling verlof te bekomen
om dia naamverwisseling vol te houden. Schaam
tegevoel hield mij er echter van terug hem
mijn misdaad mondeling te bekennen, eu daarom
onthulde ik hem mijn geheim per brief.
(Wordt vexvolgd.)