Nummer 89. Zondag 10 November 1901. 24e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste blad. MONOPOL - THEE 1 m m m ANTOON TIELEN, Theod. WES8ELS, N a j aars-Stemmingen. Uitgever: Dit nummer bestaat uit twee bladen. recommandeert zich zelve. WAALWIJK. Bekendmaking. FEUILLETON. WAALWIJK. ROTTERDAM. Verkrijgbaar bij den Heer De Echo van het Zuiden, Waahvjjksclie en Langsfraalstlie Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- tn Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.~5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertenties 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot* letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Sdrnaal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels #u advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel Burgemeester en Wethouders van Waalwijk maken bekend, d»t op Maandag 11 November aanstaande de verkiezing zal plaats hebben van 3 leden voor de Kamer van Koophandel en Fa brieken aldaar. Het slembureau zal sitting houden in bet ge meentehuis (raadzaal) van 'a morgens 9 lot 12 uur des middags. Waalwijk, 10 October 1901. Burgemeester en Wethouders voornd. K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. INRICHTINGEN welke gevaar, schade of hinder kannen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Seeretarie ter inzage ligt een vorzoek met bijlagen van E. KLIJBERG-Peunot, alhier, om vargunning tot het oprichten eener machinale schoenfabriek ea het daarin plaatsen van een gasmotor van elf paardenkracht, op de perceelea gelegen alhier, kadaster aectie C nes. 2039 tot en met 2046. Op Woensdag, den 20 November 1901. des voormiddag» te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan one bezwaren tegen dit ver- aoek in te brengen en deze mondeling en schrif- telijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker als sij die bezwaren heb ben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bovengenoemd tijdstip, op de Secretarie der 19. Hij had gedurende zijn lange loopbaan vaak ondervonden, hoe gewichtige ondernemingen schipbreuk leden, doordien de beambten niet de middelen beiaten om zich voldoende te verkleeden. Na zijn pensionneering had hij dientengevolge bij de prefectuur een kleine ondersteuning aange vraagd met behulp daarvan het magazijn geopend, dat sooeven Patrick's verwondering had opge hakt. Tegen een geringe schadevergoeding vonden de rechercheurs bij h«m alles wat zij voor hunne bijzondere opdrachten noodig hadden den rok van deu man van de wereld, zoowel als de soutane van den priester, de uniform van den officier, aoowel als den mot vuil bedekten kiel van den werkman. De oude Brousmiche was in zijn vak een kun stenaar, die zich niet er mede vergenoegde cos tumes te verhuren. Had hij iemand verkleed, dan leidde hij hem in een klein zijvertrek, waarop met groote letters het woord Laboratorium' 6tond. Hier bevond aich een kostelijke collectie van verschillende valsehe baarden. Brousmiche paste ze zijne cliënten zelf aan en voltooide hun toilet met behulp van was, schmink en andere middelen, soodat de persoon volkomen met aijn gewaad in harmonie was. Ik zal u een ,smid' geven, zei de ex-inspec teur, zijn hand op Bidach s schouder leggend, en voor u, mijnheer Patrick, ging hij voort, den Ionkman nauwkeurig opnemend, zal een ,metse- ear" het best voldoen. Gij hebt wel fijne handen, maar die tullen wij ordentelijk met kalk besme ren. Ga maar even in het f laboratorium' en wacht «en oogenblik. Enkele minuten later keerde hij met de bedoelde, pakken terug. Patrick en Bidach verkleedden zich onmiddellijk daarna liet Brousmicke ben voor een spiegel plaata nemen en voltooide hun toilet. Toen hij klaar was verzocht hij ban op te staan Gemeente kamiis nemen van de ter zake inge komen scbrilturen. Waalwijk, den 6 Nor. 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Het is altijd onvoorzichtig, als een schrij ver, die op een bepaald oogenblik bij zijn lezers zek'-re stemming wil wekken, daarbij rekent op de medewerking van het woder ten tijde, dat de uitdrukking zijner gedachten hun in zichtbaren vorm zal wor den aangeboden. Op een zoo onbetrouw- baren factor slaat maken, is bouwen op een veem bodem. Wij zullen ons daarvoor wachten. Is er, door een gelukkigen samenloop van om standigheden, harmonie tusschen aanschou wing en bespiegeling, tusschen de werke lijkheid en het beeld dat wij gaan schetsen, dan merken wij dat aan als een hoogst welkome toegift. Zoo niet, dan zal niet het heden, maar het jongst verleden ons bezighouden. Dat verleden, nagenoeg twee volle maan den lang met geringe onderbreking, was het niet heerlijk Moeten menschen van leef tijd niet diep terug in hun herinneringen, om een zoo treffend afscheid van het schoone jaargetijde terug te vinden Wezenlijk, het liefelijke groen van het Hollaudsch landschap, liet scheen ons niet te willen verlaten. We hebben het be wonderd, op alle lijden van den dag, vooral des morgens, als er over heen gespreid lag die wazige nevelbedekking, rustig en toch beweeglijk, langzaam voortkruipende tus schen de grashalmen en alle ruimten vul lende, om daarmee vereenigd een tapijt te vormen van onovertrefbare schoonheid. Wij zagen der boomen bladerendos zich tooien met de tinten des ouderdoms, in oumerk- baren overgang, en de hooge gestalten langs de wegen en aan den zoom der bosscheu zich verheffen als krachtige grijsaards, vo! levenslust, gaarne nog hun plaats innemende onder de werkenden en het sieraad blijvende van hun omgevingeen mengeling van kleuren, waarover het goude zonlicht een welbehaaglijk schijnsel bleef werpen, als zou er aan het feest geen einde komen. En tusschen al dat groen en paars en geel, in 6D trad terug om zijn werk in oogensehoaw te nemen. Terwijl hij het licht van versehilieude kanten op hem liet vallen, legde hij de laatste hand aan hun uitrusting als een schilder, die zijn werk aan een eindrevisie ooderwerpt. Hier zette hij de pet iets schuiner, daar trok hij de das recht om ten slotte weer enkele passen terug te treden. Prachtig I mompelde hij tevreden. Als ge nu maar niet te bevreesd mot den mond bent, dan moet het een slimmerd zijn, die in u iets anders dan een paar handwerkslieden ontdekt Eenigen tijd later schreden Bidach en Patrick door de Rue des Martyrs. De oude Brousmiche had geenszins overdreven, toen hij beweerde, dat da jongelieden volslagen onkenbaar waren. Bidach droeg het zwarte buis en de lage pet van den smid, alsof hij nooit anders gedaan had. Handen en gelaat waren zwartgemaakt en tusschen de lippen balanceerde bij, strikt volgens deregelen der kunst, zijn sigaar. Hij liep eenigazins gebogen, den zak met gereedschap over den schouder. Patrick O'Keddy zag er met zijn wijden kiel en ontelbare malen herstelde, met kalk bemorst» broek, uit als een metselaarsgezel. Zijn baard zat dik in de kalk en op ziju lomps schoenen prijkten groote, wits vlekken. Wij tullen allereerst wat gaan gebruiken in een proeflokaal in de Rue Borchart, zei Bidach, om ons eeu weiuig aan de kleeren te gewennen. Tegen zes uur zaten zij aan een tafel in de bedoelde herberg tusschen een menigte arbeiders van allerlei slag. Patrick liat zich een stuk rund- vleesch schijnbaar uitstekend smaken en dronk, zonder met de oogen te knippen, de afschuwelijke vloeistof, die de waard met den naam van wijn bestempelde. Een uur later slenterden zij langzaam door de buitenwijken, de houding aannemend van arbei ders, die traag en gedachteloos na den langen werkdag huiswaarts keeren. Onderweg gaf Bidach nog enkele aanwijzingen. Reeds 'a middags had hij bij een vroegeren collega geïnformeerd naar de kroeg van den ouden Jorre. Dc herberg bleek de verzamelplaats te zijn van de beruchtste spitsboeven van hen kwartier. De oude Jorre hield bovendien eeu soort pandjeshuis en stond als heler bekend. De politie liet zijn zaak oogluikend toe, dewijl zij er soms bij even- de verte wegvloeiende tot een harmonisch geheel, dat door geen schilder op zijn palet kan worden gemengd, de late herfstbloemen, krachtig van toon, met geestige spikkels het landschap verluchtende, als wilde het najaar zoo ver mogelijk de hand toesteken aan de lente, die komeu moetwanneer de wachtende strijd zal zijn uitgestreden. Liefelijk-weeraoedig was telkens de schei dende dag, als hij du gedachte in ons deed rijzen, dat hij mogelijk wel de laatste kon geweest zijn in de vriendelijke reeks. Wij konden niet nalaten te denken aan het contrast tusschen den nnjaarsgloed, dien we genoten hadden en de najaarsstormen, die niet zouden uitblijven; enkele malen werd het ons ook duidelijk gemaakt, dat de ken tering nog iets anders brengen kan dan de milde lachjes van den zonnegod. En af en toe scheen de natuur zelve dat mee te voelen dan daalden uit de met dampen bezwangerende luchten de regens neder al» eeu tranenbad, beweeneude de vergankelijk heid van alle schoon, droef te moede onder den indruk van dorrend loof en vergrauwende zoden. Maar die stemming was dan geen blijvende de uren van melancholie gingen voorbij, de tranen hielden op te vloeien, een glimlach drong door de terneder-ge- slagen wimpers, spreidde zich over het gansche gelaat en weldra kreeg weer de vroolijkheid de overhand, gelijk bij een gelukkig kind de buien van leed spoedig verdwijnen om plaats te geven aan de blijdschap, waarmede hoop en vertrouwen hot hart vei vullen. Maar dut alles gaat voorbij,of is reeds voorbijgegaan. De. Zwitserache her ier moge zoo lang hij kan vertoeven op de hoog vlakte, waar de Iiernel zoo helder, de lucht zoo rein, de zonneglans zoo verkwikkelijk is, toch komt de tijd dat hij moet ne derdalen naar zijn winterkwartieren. En wij, bewoners van de laagvlakte aan het Noordzeestrand, al blijven we ons vermeien in het natuurschoon, totdat de koude het doet verbleeken en de laatste tinten weg sterven in het grauw dat de winterheersclier voor zich laat uitspreiden, toch slaat de ure, dat wij met een zucht ons moeten af wonden vau het verlaten tooneel, waar de zomer zijn idyle ons heeft toegezongen. Wat licht er in dien zucht Hij is een uitdrukking van smart. *Wij hebben het gehad", de gemeenzame taeele razzia's menige goede vangst deed. Voorzichtigheid was evenwel in elk geval aan bevelenswaardig, want de schavuiten die de her berg met hun tegenwoordigheid vereerden, waren tol alles in staat en beschouwden iederen onbeken de met onverholen wantrouwen. Men had Bidach den mad gegeven een revulver mede te nemen om zich in geval van nood, het rapaille van het lijf te kunnen houden. Het wapen bevond zich in zijn gureedscliapszuk. XII. Omstreeks negen uur daalden onza beide vrien den de twee treden af, waardoor de gelagkamer van den beganeu grond gescheiden was. Langs de muren stonden douker-geverfde, kreupele tafels en stoelen met. zittingen van stroo. Het midden van het vertrek werd ingenomen door een rookerige kachel en op den achtergrond, nabij de deur stoud het buffet, waarachter de oude Jorre zich placht te nestelen. De gasten werden bediend door een jong mensch van stompzinnig uiterlijk van omstreeks twintig jaar, die staande scheeD te slapen. Aan de linker zijde bevond zich een*porti«k, toegang gevend tot een zaal van kleinere afmetingen, waarin, ver licht door twee walmende petroleumlampen, het biljart stond. Toen Patrick en Bidach hun ontiée maakten, was de gelagkamer zoo goed als ledig. De meeste gasten kwamen gewoonlijk eerst na middernacht, daar de omtrek alsdan bijna uitgestorven was. De kroeg zag er dan, met hare gesloteu luiken, eveneens uit,alsof de bewoners reeds lang opéén oor lagen. De jongelieden namen plaats aan een tafeltje, vanwaar sij desnoods de biljartkamer konden overzien en lieten zico koffie en speelkaarten brengen. Het mocht ODgeveor Kalftien geweest zijn, toen de voordeur op een kier geopend werd eu eeu brievenbesteller twee brieven neerlegde. De kellner, die de brieven aangevat had, reikte ze den waard toe, die. dampend als een fabrieks schoorsteen en een fluweelcn mutsje schuin op het hoofd, er uit zag uls een oude gevangen bewaarder. Na de brieven vluchtig bezien te hebben sloot hij den een zorgvuldig in een der buffetladen weg, zegswijze teekent leedgevoel. Al toefde het la ;g, wat wij zoo gaarne bestendigd had den gezien, toch dwong een onverbiddelijke wet tot wijkeu, zooals voor alle we- reldsche ding een tijd van heengaan is vastgesteld. En wij denken er met wee moed aan, dat alle bezit slechts bruikleen isdat alie hechtingen des harten, die het verbinden aan de kostelijke schatten van schoonheid en van liefde, bestemd zijn om te worden losgemaakt. Schoonheid, hoe vergankelijk is zij, een ding van één dagZie dat biad daar, eenmaal een wondervol weefsel, fraai van kleur en sierlijk van gedaate, schakel toen in een keten van luchtige golving, als het op dan adeiu van een koeltje dartelde aan ranke steel, het oogenblik kwam, dat het zijn tint verloor, dat het vergrauwde eu verschrompelde, dut zijn trilling een kraken, werd, tot het eindelijk, van sappen ontdaan, nederstortte op den bodem, om nog een tijd ten speelbal lestrekken aan den wind, over te gaan in het onoogelijk bestanddeel eener slijkmassa, onder den voet getreden. Zoo keert alles terug tot de ruwe stol, blijft het schoons!e niet gespaard. En als alles weg is, verbergen wij ons in de be schuttende woning, ontwijken wij de toornige uitvallen van des winters herauten be nijden wij, gebonden aan de plek die het maatschappelijke leven ons heeft aangewezen voor het verrichten van de dagelijks weder- keereude taak, de wiekvaardigheid der ge verderde luchtbewoners, die ten rniuste uog den weg vliegen de n zomer kunnen volgen om in zijn koestering hun kortstondig be staan te volbrengen. Wij niet alzoowij moeten het ons getroosten, dat ons ver laat wat geen menschelijke macht in staat is te doen blijven, om iets meer dan de herinnering over te houden. Maar die zucht zij ook een uiting van berusting. Het toppunt van dwaasheid zou wel zijn, in opstand te komen tegen de onverzettelijke wet van komen en van gaan, waaraan elk levend organisme is onderwor pen, en aan verzet denkt ook niemand. Weemoed moge ons vervullen als het ver lies een feit is geworden, wij hebben altijd geweten dat het zoo zijn zou. Er is echter verschil in de wijze waarop wij ons er bij nederleggen, en dit geldt het verlies van nog heel veel andere dingen dan de schoon heden van het zomerseizoen. Een berusting, die zich klagend buigt voor het onvermij delijke, of misschien nog mokkend en wre velig in onderwerping komt als hadde de las den anderen en wierp dien verfrommeld, achteloos in een hoek. Hoewel Bidach op dat oogenblik uitsluitend zijn aandacht aan het spel scheen te wijden, was hem toch van de komst van den besteller tot het wegwerpen van het briefje, niets ontgaan. Bovendien wai hem opge vallen, d»t de oude Jorre hen twee-of driemaal met wantrouwende blikken bud aangezien, alsof hij niet goed wist, wat hij van de beide nieuwe gezichten denken moest. Bidach achtte hat niet overbodig hein gerust te stellen. Hij wachtte een gunstige gelegenheid af en begaf zich toen met slependctt gang naar het buffet. Ik heb gehoord, dat gij een goeie kerel zijt, meester, hief hij met schorre stem. Zoudt gij me niet uit een verlegenheid kunnen helpen? Mijn kameraad heeft mij al m'n geld afgewonnen. Bij deze woorden haalde hij een oud-zilveren horloge uit zijn zak en overhandigde het den waard. Deze zette zijn bril op en onderwierp het uur werk aan een zorgvuldig onderzoek, Ik wil het wel van u koopenhonderd sous geef ik er voor, zei hij. Honderd sous slechts, dat is niet veel. Zij herhaalden nog enkele oogenblikken waarna Bidach naar zijn plaats terugkeerde Do koop was gesloten en de oude was soo tevr-den, dut hij den beiden vrienden eeu lijvig glas van zijn besten wijn inschonk. Zij speelden tot middernacht de zaal begon zich intusschen langzamerhand te vullen. Telkens ging de deur open, om eon of twee mannen, vaak aangeschoten, in te laten. Toen de blinden gesloten werden, hadden Bidach en zijn makker het spelen gestaakt. De jonge hand eens onrechtvaardigen overwinnaars getroffin, beantwoordt niet aan het doel van al hetgeen het leven aanbiedt, voedt niet op, verruimt niet het gemoed, maakt ons niet beter. Ook wij zijn, gelijk het blad van den boom, op deu weg eener ontwikkeling, die, na haar hoogtepunt be reikt te hebben, uitloopt op een eindpaal waarachter niets zichtbaars ligtdoch op dien weg nemen wij, weder zooals het blad het deed uit de lucht, voedsel op dat de poriën der ziel binnendringt. Wij ontvangen liet in dagen van feestelijk gejubel, wij ontvangen het niet minder in 's levens wintertijd, als het somber is om ons heen. En zouden wij de meest voedzame spijae mogen versmaden, omdat zij niet het ver hemelte streelt Er ligt nog meer in den zucht, die op welt uit de borst, terwijl wij de laatste schoone herfstdagen met een blik vol liefde naoogen. Wij weten, dat in den cirkel gang der natuur al wat geweest is, weder keert in het afscheid klinkt het verlangen des wederziens. Wie onzer zal mogen deelnemen aan de blijde inkomst van den vorst, nadat hij tijdelijk zijn residentie heeft verlegd, het is alleen God, die dat be slist, maar terugkomen zal hij. En eigenlijk, wat hij heeft afgeworpen en achtergelaten als een waardeloos tooisel, het zal weer dienen om hem een nieuw gewaad te vervaardigen de in het stof vertreden overblijfselen van blad en bloem, zij hebben hun taak volbracht, aan hun besteraming voldaan, zij zijn de bouwstoffen voor een nieuw leven. Dat nieuwe leven, het kon digt zich nu reeds aan, al moet er nog een crisis doorloopen worden eer het zich baan breekt. Ziet maar, juist op de plek waar het oude blad is afgescheurd, vestigde zich het knopje, binnen welks omkleeding het len televen wordt voorbereiden de bloeme waarvan de tot stof vergane kroon en andere, sieraden niet meer te herkennen vallen, heeft haar bevruchtingswerk verricht aan de zaden, die doorgedrongen zijn tot in den bodem waar zij stil de bedreigingen van den winter over zich heen zullen laten gaan, totdat hun tijd weer daar is, en len- te's wekstem ten arbeid roept. Het oog, dat slechts de oppervlakte der dingen beziet, speurt niets dan verganke lijkheid. Doch opwaarts blikkende, naar de blauwe lucht, waar misschien het herfst- Ier wisselde van plaats en ging met zijn rug naar den muur gekeerd naast Bidach zitten, zoo dat hij de gelagkamer in haar geheel kon over- De gasten waren intusschen bijna onzichtbaar gehuld in dichte rookwolken, die in den loop van tijd den zolder dermate aangezwart hadden, dat het scheen, alsof hij met teer bestreken was. Aan alle kanten hoorden men ruwe, met vloekon doorspekte gesprekken hooren. Aan een hoektafeltje waren drie mannen ge zeten, die zich op gederapten toon onderhielden. Eenigen tijd later trad een reusachtige, plompe kerel binnen, die, het drietal gewaar wordend, op hen afstapte en den jongste, die nauwelijks achttien jaren scheen te tellen, een vraag in het oor fluisterde. Na bekomen antwoord, begaf hij zich naar den ouden Jorre. Ilij was niet do eerste, die den waard terzijde nam. Reeds twee- of d-iemaal van te voren, had hij deze bezoekers achter hot buffet geroepen, hetgeen Bidach, wien dit niet ontgaan was, van een zekere onrustig heid vervulde, daar hij vreesde dat op die wijze het belangrijkst hem ontsnappen zou. Bonjour, Os, zei Jorre, den nieuwuangokomene de hand reikend. Ia er nieuws? Os fluisterde hem eenige woorden in het oor. Jorre opende de lade, haalde daaruit den brief, dien de besteller te voren gebrucht had en reikte heiu over aan Os, die hem, na liet adres vluchtig gelezen te hebben, in zijn binnenzak liet ver dwijnen. Zij redekavelden nog enkele oogen blikken, waarna Os weer tot zijne makkers terugkeerde. Hij moet hem den brief gegeven hebben zei Bidach, die de geheimzinnige beweging van den waard opgemeikt had en daarbij boorde hij zijn blikken diep in het ruwe, dierlijke gelaat van den man, als of hij de trekken voor eeuwig in zijn geheugen wilde prenten. Zou dat du Gu=taaf, aan wien de brief geadresseerd was, zijn Was bij de goheiinzinnige moordenaar van den heer Bacedat? Twijfel rees in Bidach op; hij zag, hoe de verdachte zijn glas met dc rechter hand aanvatte om het naar ziju mond te brengen en 'tevens hield hij zijn pijp mot de rechterhand iiSt. Die waarneming bracht den ex-dedective een weinig van streek zich tot den Ier wendend, vroog hij zacht: Hebt ge gezieo, wat die man zooeven in zijn zak stak P Neen 1 Ik zou willen weten, of het de brief was en welk adres daarop voorkomt I Dan zullen we hem den brief afnemen I Da zaak is zoo helder als gles ik zoek twist met hein een vechtpartij zal niet uitblijven en tue schen de slagen en stompen haal ik den brief uit zijn zak. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1901 | | pagina 1