Nummer 11. Donderdag 6 Februari 1902. 25e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. VOOR DEN PAPS. Uitsluitend voor onze Abonné's „De Echo van liet Zuiden" ONTWAAKT ANT0 0N T IEL EN, MINISTER LOEFF. Uitöevbk: De Neder!andsche handel en Nijverheid", Abonneert U op „De Echo v. h. Zuiden", FEUILLETON. Hugh Conway, Bekendmaking. ocraaasHHiaHaanai uit het Engelsch Verkiezing Kamers van Arbeid. uw 1 Witlvijksckr mi l<»iïs!ri Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden Uitgever. aan den WAALWIJK. Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel Jubelgiften ter gelegenheid van het 25-jarig Pausschap van Z. H. LEO XIII. Vorige opgaaf. Voor den Paus. W. Waalwijk. f 6.— 0.60 25.— f 31.60 De administratie stelt Yoor de Abonné's op dit blad, ik 15 oent verkrijgbaar als premie, een exemplaar van in Woord en Beeld le Serie. een prachtig en nuttig werk, waarvan 1 ex. op ons bureau ter inzage ligt. Opgaven spoedig gewenscht. Wualwijksctie en Langstraatsehc Courant. Het oudste in Waalwijk en de Langstraat verschijnende Nieuws- eu Advertentieblad. Het biedt den lezer alles Hoofdartikels Binnen- en Buitenlandsche Overzichten, de meest uitgebreide berichten uit Waalwijk en omliggeude gemeenten, breedvoerige verslagen van gemeenteraad an verdere be langrijke vergaderingen, mengelwerken enz. Thans hebben wij zooals onze lezers in het vorignummer gezien hebben, maatregelen getroffen, om van verschillende plaatsen, van tijd tot tijd brieven van medewerkers te ontvangen, wat zeer zeker de waarde van ons blad zal verhoogeu, en door ouze le zers op prijs zal worden gesteld. ABONNEERT OP door (6) Steeds bewegeloos als een marmeren beeld, reet neergeslagen oogen, sat zij als in diepe gedachten, en naar het scheen droeve gedachten ver lonken, terwijl wij niets anaers dan haar volmaakt profiel konden waarnemen. KeDyou had haar gewis niet te hoog geroemd, tiaar gelaat had een xeldsame aantrekkelijkheid voor mij, waarvan, volgens mijn oordeel, da buitengewone gomoedruat de grootste bekoorlijkheid uitmaakte. Ik werd al meer en meer verlangend om haar gelaat ge heel te tien, doch, wijl ik daartoe niet zonder onbescheidenheid kon geraken, was ik genoodzaakt te wachten tot aij toevallig haar hoofd mocht omwenden. Weldra scheen de oude Italiaansche haar taak volbracht te hebben. Toen ik zag, dat zij zich gereed maakte om zich uit hare knielende houding op te richten, stond ik op en begaf mij langzaam naar deu uitgang. Na eenige minuten gingen het meisje en hare geeellia mij voorbij eu was ik in staat baar nog beter te zien, omdat zij hier wacht ta totdat de oude vrouw hare vingers hen wijwatervat gedoopt had. Zij was ongetwijfelt zeer schoonMaar nare schoonheid was van vreemdsoortigen aard. Tot deze ontdekking kwam ik, toen hara oogen voor een kort oogeDblik, de mijne ontmoetten. Hoe donker en schitterend deze oogen ook waren, lag er een drooinnrige, afgetrokkenheid in, een blik die over iemand heen scheen te gaan, en staarde op hetgeen zich achter het voorwerp waarnaarf zij zag, bevond. Deze blik maakte een vreemdsoortigen indruk op mij, het oudste en eenige blad, dat in WAAL WIJK uitkomt. INRICHTINGEN welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van H. A. van Hilst om vergunning tot het oprichten eener paardensUchterij, achter het huis, genummerd wijk C no. 249 kadastraal bekend in Sectie B, No. 1384. Op Zaterdag den 15en Februari 1902, des voor- middags te elf uren, zal op het gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen dit ver zoek in te brengen en deze raondeÜDg en schrif telijk toe te lichteD. Zoowel de verzoeker, als «ij die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, vóór het bovengemelde tijdstip, op de Secretarie der Ge meente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. Waalwijk, den 31en Januari 1902. Burgemeester en Wethouders voorn., De Burgemeester, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN L1E.MPT. Burgemeester en Wethouders maken bekend, dat de verkiezing van 4 leden-patroons en van 3 leden werklieden in de Kamer van Arbeid voor het SCHOENMAKERSBEDRIJF alhier, zal plaats hebben op DINSDAG 4 MAART 1902, en her stemming, zoo noodig, op DINSDAG 11 MAART DAARAANVOLGENDE; en de verkiezing van 5 leden-patroons en van 3 leden-werklieden in de Kamer van Arbeid voor het LEERLOOIERSBE- DRIJF alhier, op WOENSDAG 5 MAART 1902, en herstemmimr, zoo noodig, op WOENSDAG 12 MAART DAARAANVOLGENDE. Het stembureau houdt zitting in het gemeen tehuis (rnudzaal) vau des voormiddags 8 tot des namiddags 3 uur. Waalwijk, 2 Februari 1902. Burgemeester en Wethouders voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. De Secretaris, F. W. VAN LIEMPT. Aan de ^Parlementaire Portretten* in De Telegraafthans over Z. Exc. den mi nister van Justitie, Mr- J. A. Loeff, ont- leenen wij het volgende De lieer Loeff is een Zondagskind*, komend, aan de universiteit, als een vau de maar daar mijne oogen sleehts gedurende eene seconde de haren ontmoetten, keu ik niet zeggen of deze gewaarwording van aangenamen of ou- aangenamen aard was. Het meisje en hare gezellin draalden een weinig bij de deur, zoodat Kenyon en ik vóór hen het ge bouw verlieten. Wij bleven echter tot zij buiten wa ren. Dit mogeeen weinigonbe9cheiden aijn geweest, doek wij waren beiden verlangend om het meisje, verschijning ons zoo veel belang had ingeboezemd, weerte zien vertrekken. Terwijl wij de.kerkdeur uitgingen, merkte ik een man op, die dicht bij de trappen stond; een man van middelbaren leeftijd met het voorkomen «kb een gentleman. Hij bad een «enigszins hoogen rug en droeg een bril. Indien ik er eenig belang bij zoude hebben gehad om zijn stand in de maatschappij te bepalen, dau zoude ik gezegd hebben dat hij «en geleerde was. Omtrent zijne nationaliteit kon Seen twijfel bestaan bij was .op-en-top" Italiaan, lijkbaar wachtte hij op iemanden toen hel meisje, door de oude vrouw gevolgd de San Gi- ovauni uitkwam, stapte hij voorwaarts en sprak hen aan. De oude vrouw slaakte een zachten uitroep van verrassing. Zij greep zijn hand en bracht die aan hare lippen. Het meisje bleef blijkbaar ongevoelig. Men kon zien dat de gentleman alleen met de oude dieustbode te maken had. Hij sprak eenige woorden tot haar, en haar daarop ter zijde ne mende, wandelden deze twee tot op «enigen af- stand onder de schaduw der kerk, en scheneu in een ernstig geiprek gewikkeld, waarbij zij van lijd tot tijd een blik wierpen in de richtiüg waar het meisje was blijven staan. Thans waren wij in staat hare buitengewoue schoonheid te bewonderen. Een weinig vederop staande, konden wij baar, zonder bsleedigend of onbescheidenheid te zitn, beschouwen. rZij is een volmaakte schoonheid.* zeide ik meer tot mij zelf dan tot Kenyon. „Niet zoo volmaakt als ik dacht,' antwoordde hij, #er ontbreekt iets aanik weet niet of bet bezieling of leven is dat zij mist.» «Ik kan geen gemis bespeuren,' hernam ik zoo vol geestdrift dat Kenyon luid begon te lachen. „Zijn Engelscbe gentlemen gewoon hunne land- genooten op zulk een wijze te beschouwen en hen op openbare plaatsen te roemeD, zooals gij dit deze dame doet Of hebt gij u deze gewoonte knapste en ijverigste studiosi, wien 't niet ora een doctoralen bul, maar om wetenschap te doen is, vestigt hij dadelijk voor zich deu roem van iemand te zijn, bestemd om carrière te maken. Hij is een van de ern- stigst-gestemde zonen der Alma Mater, maar tevens een conviva, die dadelijk populair, geliefd, gezocht is onder de kameraden. Zijn plan om advocaat te worden is ook hierom alleszins te begrijpen, wijl de heer Loeff een man is, die makkelijk, helder, zelfs sierlijk en boeiend zijne gedachten weet te vertolken. En nauwelijks heeft hij de eerste schreden gezet op het gebied van den rechtsconsulent, of zijn naam, als zoodanig, is gevestigd. Zijn dissertatie (gelijk men weet, bij het deoat over Hoofdstuk IV in December gebruikt om rar. Loeff een eerste, aanvankelijk gevaarlijk lijkend stootje toe te. brengen I) trekt de aandacht reeds. Lokt oppositie uit van zeer gezaghebbende zijde principeele oppositie wel te verstaan. En ook hierin blijft mr. Loeff de gelukkige man want hij is in staat aan te toonon dat meu bij minder-onstuimige en daardoor ietwat-oppervlakkig geworden beschouwing, zijne beweringen in ander licht moet zien.... Precies, trouwens, als in de Tweede Kamer, onlangs, toen de heer Marchant poogde mr. Loeff een „libertijn* te maken, op grond dierzelfde dissertatie, eu de minister slag vaardig en „au courant" genoeg bleek om den aanval door het noemen van één ver geten woordeken totaal, voor goed, te ont zenuwen.... 1 Juist deze nooit-falende slagvaardigheid is het onmisbare voor den kampioen in parle mentair debat, den heer Loeft'zoozeer eigen. Zij vindt haar bron zoowel in kalm zelf vertrouwen als in algeheel gemis aan ner veuss verlegenheidde nachtmerrie voor allen, die, nu en dan tegenover „heete vuurtjes", welke ook, geplaatst worden En begrijpen zal men, dat ook de verme telste „durf", bij onvoldoende en niet ge noegzaam „solide" kennis moet falen..,. Voor dit alles ia bij den minister Loeff geen moment eenig gevaar. Benijdenswaardig is ook deze minister van Justitie, omdat zijn positie zooveel aangenamer is dan die van zijn voorganger. Bij hem geen theoriën, in omwerpen te belichamen, waarvau 't de groote vraag is, of men er na veel gewurm en bangen strijd, iets als een meerderheid voor zal bijeen trommelen. Het eenige „delicate" punt was de quaestie der doodstraf. Maar tijdens het budgetdebat is genoegzaam gebleken, ten voordeele der Italiaansche schooricn eigen ge maakt?' Deze beleedigende vraag klonk mij op 't on verwachtst in de ooren. Wij keerden ons snel ora en sagen een slank man van dertigjarigen leeftijd vlak achter ona staan. Zijne gelaatstrek ken waren tegelraatig doch terugstootend, Men bemerkte bij den eersten oogopslag, dat zijn grij zende mond overschaduwd werd door den zwaren knevel, en dat die donkere oogen en wenkbrauwen in staat waren zich door plotseling opkomenden toorn te fronsen. Voor het oogenblik was de uitdrukking van 's mans gelaat ten zeerste be- leedigend. een spotachtige lach, waarmede de buiteulanders meestal de Engclschen beschouwen. Dat hij een buiteolauder was kou men oamidde- lijk opmerkeD, niettegenstaande het onberispelijke Engelsch waarin hij ons toesprak. Ik had reeds een scherp antwoord gereed, doch Xenyon die een zeer geestig en welbespraakt jongmensch was, voorkwam mij. Hij lichte zijn hoed op. en maakte een zwaaiende buiging, die even goed voor beleefdheid ais voor bespotting kon worden aangemerkt. „Signor,* zeide hij, „een EDgel6chman reist door uw heerlijk land om al wat Natuur eu KuDst schoons bevat te zien en to bewonderen. Indien onze bewondering u heeft beleedigd, vragen wij u vergiffenis.' De man aarzelde, wijl hij niet wist of mijn vriend scherste ol iu ernst sprak. Indien wij iets onbetamelijks mochten gedaan hebbeu wil de signor dan onze verontschuldiging aan de dame aanbieden?' Zijne echtgei.oote of moet ik zeggen zijne dochter Daar de man nog jong was, klonk de laatste vraag tamelijk sarcastisch.» „Zij is geen van beide,' snauwde hij. Kenyon boog opnieuw. „Ha, een vriendin dus. Dan maak ik de signor mijn hartelijk compliment, evenals over zijne bedrevenheid in onze taal.' De man raakte blijkbaar in de war; Kenyon sprak op zulk eene vroolijken en orgekunstelden toon. „Ik heb verscheiden jaren in Engeland doorge bracht.* zeide hij kortaf. „Verscheiden jaren? Dat zou ik niet verwacht hebben, omdat de signor zich niet heeft geoefend in die Engelsch eigenschap, die van meer beteekenia dat dit „desideratum" in de Nederlandsche vertegenwoordiging nooit een zoo branden de liefde zal vermogen te doen ontvonken, dat het voor een minister van Justitie, tegenstander ervan als de tegenwoordige, bedenkelijk kon worden. En ook bij deze gelegenheid was de magistraal-tactvolle wijze, waarop mr. Loeft het principieele van|het practische der zaak wist te scheiden aldus de beginselvraag onbestreden latend zéér te bewonderen. Voor hen, die de richting, waarin de be- windsmau Coit van der Linden, als minister van Justitie, zich bewoog volgen, is natuur lijk de ommekeer van zaken een diepe en harde receptie geweest. En voor hen is het een bedroevend schouwspel te moeten aanzien, hóe de ar beid van den vorigen minister onderbroken, geknot, en ten deele tot „monnikenwerk" gemaakt is. Doch zij hebben zich slechts te schikken in het onvermijdelijke, de logica der feiten met wijsgeershart te beschouwen en te hopen op voor hen en hunne vrien den „betere" tijden Als, intusschen, iemand, onder deze om standigheden als lid van het rechtsche Ka— biuet optredend, geschikt is om een stemming van toenadering en van verzoening te kweekeu in de Kamer, dan voorzeker de heer Loeff. Dat is in December j.l. toch zeer helder ;:an den dag getreden De heer Loeff maakte op de heereu al aanstonds een indruk, welken men 't best teekent door te gewagen Yan aangenaam, sympathiek. Hij maakt bovenal de impressie van iemand, van wien kracht, wil, daad uit gaan. Ook uiterlijk. De heer Loeft' is een niet te groot, maar forsch gebouwd, stevig, kerngezond man van vrij jeugdig voorkomen. Zijn kleurig gelaat, met blonden knevel en vaste, kloeke trekken, heeft bij den eersten aanblik zekere strengheid, zekere forsche onverzettelijkheid. En ongetwijfeld is deze minister niet de man er naar om aan een leiband te loopen of hetgeeu hem nuttig, dienstig voorkomt, uit laksche zwakheid of lauwe toegevendheid op de lange baan te schuiven. Dit allerminstDe mensch van streng plichtsbesef en var. zelfbewust han delen zonder wankeliug of treuzeling, die deze eigenschappen ook van anderen wacht of eischt men behoeft dezen minis ter niet lang te observeeren om tot het besef te komen, dat hij zulk een man is. Niet een zeer- piooizaam man, dus wel- licht, maar tevens iemand, van wien men zegt „te weten, wat ge aan hein hebt." De heer Loeff, iu de Kamer gesteld voor allerlei vragen en „nooden" en grieven, draait er niet lang omheen. Met zijn zware, krach tige stein, die soms iets broinmigs kan hebben, doch voor het „commando" uitstekend ge schikt zou zijn, zegt hij onverwijld wat zijn bedoeling is. Hij verschuilt zich niet achter over-hoft'elijke vage belf-toezeggingen en ook niet achter half-weigeringen, gewikkeld in duizend fluweelen verzuchtingen van leedwe zen enz.O neen. De heer Loeff zegt, „carrément", dit zal ik nagaan, dat hebt ge van mij niet te wachten. En nog iets anders weiger ik. En voor een vierde, vijfde „desideratum" heb ik voorshands geen tijd. Wat ik voorloopig wil nastreven, en er al mijn kracht aan geven hier hebt ge het lijstje. Zulke menschen zijn nu niet altijd de alleraangenaamste, maar ik geloof, dat de meeste toch aan hen de voorkeur geven boven de „slappe" ontwijkers en snel-belo- vers. Ook dit. Wanneer de minister Loeft' „on derzoek» toezegt, dan is het nooit hulpmid del om mod goed fatsoen „van 't gezanik af te komen" op hoop dat de zaak wel langzamerhand in ren doofpot zal raken Neen, als de heer Loeff onderzoek beloofd, dan kan men er vast op aan, dat hij met een „bekwamen spoed", die letterlijk mag worden opgenomen, zijn bevelen zal geven of er zelf op uit gaan. Men kan nu behooren lot de politieke tegenstanders van dezen minister en dus zijn kemst betreuren. Dat spreekt van zelf. Doch ook van dat standpunt kan men waardeeren, zich verheugen in de voortreffe lijke qualiteiten, waarvan mr Loeft'blijk gaf Uit het bovenstaande moet men vooral niet afleiden, dat de nieuwe minister van Justitie ruw, onheusch, of barsch was in de verdediging van zijn begrooting. Zooals ik zei de. indruk, door hem gemaakt was zoo sympathiek mogelijk. Mr. Loeff is ongetwijfeld iemand van smaak, van acsthetisch gevoel en fijne be schaving. Wie zijn redevoeringen naleest, hem zal opvallen de zorg, aan den vorm ook besteed. Niet een der „dichterlijke* figuren is hij, natuurlijk, maar wel degelijk een redenaar, die zich bij de voorbereiding zijner oratiën en pleidooien onwillekeurig geleid gevoelde door zekeren drang om den gekuischteu, sierlijken vorm niet te verwaar- loozen. is dan uitspraak of taaleigen.' Kenyon zweeg en keek den man zoo onschul dig vragend in het gelaat, dat hij „in de val liep.' „En welke eigenschap is dat, als ik u vragen mag?' zeide hij. „Zich met zijn eigen zaken te bemoeien,» ant woordde Kenyon op korten, schei pen toon, den spreker den mg toekeerend, ten teeken dat het ondei houd geëindigd was. Het gelaat van den man werd vuurrood van woede. Ik hield hem goed in het oog, omdat ik vreesde dat hij mijn vriend zou aanvallen. Hij oordeelde het echter geraden dit niet te doen. Onder het uitten van een vloek keerde hij zich om en daarmede was liet incident geëindigd. Terwijl dit onderhoud gevoerd werd, had tie oude Italiaansche vrouw haren als geleerde uit- zienden vriend verlaten en nadat zij zich weder bij het jonge meisje had gevoegd, vervolgden zij tezamen hunnen weg. Onze boosaardige Italiaan begaf zich nu naar den man die iu gesprek was geweest met de oude dienstbode, nam hem onder den arm en verwij- perde zich met hem in een tegenovergestelde rich ting. Spoedig waren zij uit het gezicht verdwenen. Kenyon deed mij geen voors-el om het eerste paar te volgen, terwijl ik, al hadde ik dit ook gewenscht ie bloode was om het hem te ver zoeken. Toch vrees ik, dat hot besluit om den volgenden d«g San Giovanni weder te bezoeken in mijn gemoed rijpte. Maar ik ZHg haar niet weder. Ik durt niet zeggen, hoe dikwijls ik mij naar deze kerk begaf, Maar zoolang ik mij t9 Turijn bevond, ont moette ik noch het schoone raei.-jt noch hare ge leidster weder. Onze brutale vrend kwamen wij verscheiden malen op straat tegen, en werden dan vereerd met een duisteren, dreigenden blik waaraan wij ons echter niet stoorden moar het lieve meisje met dat bleeke gelaat en de vreemd soortige donkere oogen kregen wij niet weder te zien. Het zou dwaas klinken wanneer ik beweerae, dat ik rerlield geraakt was op eene dame die ik slechts eenige oogenblikketi gezê n had. tot wie ik nimmer een woord gesproken had, wier naam en woonplaats mij onbekend waren maar ik moet bekennen dat zoover blikken dit kunnen teweeg brengen, ik meer belang pteldo in dit meisje dan in eenig ander dat ik ooit ge zien had. Hoe schoon zij ook was, kon ik mij niet verklaren waarom ik deze bekoring voor haar gevoelde. Ik had zeer veel schoone vrouwen ontmoet. En toch slenterde ik, alleens ter wille van de onbeduidende kans om deze weder te zien, door Turijn, totdat het geduld van Kenyon, mijn blijmoedigen en goedaardigen vriend, was uitge put en hij verklaarde, dat als ik niet besloot te vertrekken, hij alleen op reis zoude gaan. Ten laatste gaf ik toe. Tien dagen waren voorbijge gaan zonder gc ontmoeting, waarop ik waciute. En wij vertrokken dus. Van Turijn begaven wij ons westwaarts naar Genua, Florence, Rome en Napels en andere plaatsen van minderen rang; daarop staken wij naBr Sicilië over en werden te Palermo, volgens overeenkomst, ontvangen aan boord van hetjecht van eer. anderen vriend. Wij hadden onze reis zonder overhaasting voortgezet en in elke stad, die wij bezochten, zoo lang vertocld als het ons behaagde, zoodat op het tijdstip dat het jacht zijn kruistocht volbracht had en ons noor En geland teiugvoerae, de zomer bijna ten einde was. Herhaaldelijk had ik sedert ik Turijn verlaten had, aan het meisje gedacht, dat ik in de San Giovanni gezien had, ja, zoo dikwijls aan haar gedacht, dat ik om mijn eigen dwaasheid lachte. Tot nu toe had ik nog nooit zoo lang de beeltenis eener vrouw in mijn geest bewuard. De aard harer schoonheid moest bepaald iets betoovetends voor mij gehad hebben. Ik her innerde mij eiker, trek, ik zon, indien ik schil iler ware geweest, haar portret uit mijn geheugen hebben kuunen schilderen. Ik mocht zooveel om mijne dwaasheid lachen als ik wilde, maar kon mij zelf toch niet verhelen, dat hoe kort ik haar ook gezien hod, de indruk dien zij op mij ge maakt had met den dag sterker in plaats van zwnkker werd. Ik beschuldigde mij. dat ik Turijn verlaten had zonder huar nog eens ont moet te hebben, al had ik er mijn verblijf ook maanden moeten rekken, liet was mij te moede als hadde ik, door deze stad te verlaten, een kans verloren, die zich slechts eenmaal iu 's menschen leven voordoet. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1