Numoier 26.
Zondag 30 Maart 1902.
25e Jaargang-
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
PASCHEN.
ONTWAAKT
AUTO ON T IEL EN,
Uit <i k v e u
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
FEUILLETON.
Hugh Conwa
•istisv.f*. f ï-efcü>*»a
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
den
17 regels
Het droevig offer i9 volbracht,
En in het stille graf
Rust Hij, die voor ons eeuwig heil
Zijn bloed en leven gaf.
Daar klieft een serafijn het zwerk
En daalt tot Jeztis neer.
Verbroken wordt het grafgesteente
Verrezen is de Heer.
Eu eensklaps baadt in gouden glans
De zon het blij heelal.
De hemel juicht, de aarde trilt
Van 't dav'rend lofgeschal.
En millioenen Eng'len zingen
„Thans, nu Uw heil begon,
Breng, Christen, lof en dank aan ITein,
„Die hel eu dood verwon.*
Bij wie onzer zijn in deze dagen, in
meerdere ot mindere mate, niet de gedachten
en gevoelens opgewekt, welke wij in boven
staand gedicht hebben trachten te vertolken
Wie onzer, die nog een weinig geniet
van de reine poesie des levens, heeft na de
dagen van stemmige ingetogenheid en stillen
rouw, niet opeens tot in het diepst zijner
ziel, de woorden hooren klinken
„Resurrexit sicut dixit, alleluja
En zelfs degene, die door de beslomme
ringen van zijn ambacht of bedrijf al zeer
weinig of geen tijd aan bespiegelingen en
overwegingen wijden kon, of wiens leven
door sleur en eentonigheid werd beheerscht,
en bij wieu dus sterke emoties moeten in
werken, om den sprank van poesie te wekken,
dien de Schepper op den bodem van ieder
uien schel ijk hart heeft neergelegd, ook hij
heeft een oogenblik van inwendige aandoe-
uit het Eugelsch
ning getrild, toen, na een paar dagen van
rouw, hij weer de kerkkloktoncn door de
lucht hoorde weergalmen, als de blijde
boodsehap van de verrijzenis des Heeren,
en het „Zalige Paschen eenige uren later
van mond tot mond klonk.
Paschen! Wat een herinneringen wekt
dit woord in ons opVY ij doorleven weer,
in onze verbeelding den gouden tijd onzer
helaas te spoedig voorbijgesnelde jeugd.
Schamen wij ons niet deze herinneringen
nog eens de revue te laten passeeren, zij
mogen lachwekkend zijn, belachelijk zijn zij
geenszins. En daarenboven, hoevelen, die
verre boven ons in rang en fortuin stonden,
hadden alles willen missen om nog eenmaal
dien gulden tijd te mogen doorleven, dien
tijd, toen zij met zoo weinig tevreden en
door onschuld zoo overgelukkig waren, toen
de eenvoudigste dingen vreugde, blijdschap
en voldoening schonkeu.
Het is Donderdag in de Goede Week.
Reeds vroeg gaan wij naar de kerk om toch
maar niets van de plechtigheden aldaar te
missen. Zonder eenigen schroom treden wij
zoo ver mogelijk naar voren oin alles tot
in de kleinste bijzonderheden te kunnen
afzien. Wij hooren voor het laatst het
plechtig Gloria begeleid door het orgel en
het gelui der klokken. Dan wordt alles
voor een oogenblik doodstil. Nieuwsgierig
en onbevreesd kijken wij naar het koor om
te zien, waar de organist gebleven is, en
waarom de koristen hun klaagmuziek zoo
onzeker inzetten. Een glimlach onderdruk
kend, kijken en luisteren wij naar de houten
ratels, welker knarrend gekras en gerammel
ons onwillekeurig doet rillen en wij vinden
deze krischende tonen zoo leelijk in verge
lijking met den weiluidenden klank der
metalen schellen welke thans voor een paar
dagen opgeborgen worden. Met opzet luis
teren wij 's middags naar den klokslag van
12 uur, om toch vooral maar het Angelus
niet te hooren luiden. Den volgenden dag,
Goeden Vrijdag, zijn wij weer vroeg op het
appèlde traditioneele boterham met stroop,
waarop wij reeds dagen gevlast hadden,
verschaft ons een Lucullus-maaltijd, wij
WAAL W IJ K.
gaan naar de haven om het "ouwbetoon der
schepen te ziei^, en 's middags om 3 uur
luisteren wij allen, zonder onderscheid,
Roomsch en niet-Roomsch, naar liet hoofd
der School, die ons in warme, eerbiedige
taal, wélke nicmands godsdienstige overtui
ging kwetsen kon, de geschiedenis van het
lijden van Christus verhaalt. Bijna vóór
dag en dauw trekken wij Zaterdagmorgen,
voorzien van emmer of kan, op pad om bij
de wijding van het vuur en het water te
genwoordig te zijn. Om ons aandeel van
het gewijde water te. bekomen, dringen wij,
op gevaar van half dood gedrukt of hals
over kop in de tobbe geworpen te woiden,
door de ieder oogenblik aangroeiende menigte
heen, tot wij heeleraaal vóóraan staan.
Voorzien eindelijk van een boordevolle kan
of emmer spoeden wij ons triomfantelijk
huiswaarts, makkers en voorbijgangers on
gevraagd onderweg besprenkelend, tot wij
ten slotte onze woning bereiken met den
bodera van ons vat nog nauwelijks bedekt.
Het gelui der klokken ging in die drukte
voor ons verloren, het werd niet een9 door
ons gehoord. In den stillen avond bezoe
ken wij met den knecht of de dienstbode
een behoeftig gezin om er de Paaschgift
onzer brave ouders te brengen, opdat ook
die ongelukkigeu of minder bedeelden een
blijden feestdag kunnen vieren. En Paasch-
zoutlag eindelijk Uitgedost in ons nieuwe
pak, zoeken wij onze makkers op, niet
weinig trotsch op onze gekleurde paasch-
eieren, welke wij in den broekzak overal
meedragen. Zij smaken ei niet te minder
om, al zijn zij opzettelijk wat hard gekookt,
imipers de fraaie kleur verhoogt den smaak
niet weinig.
Zoo doorleven wij in in die gelukkige,
zonnige dagen een heel mysterie, en al
beseffen wij de grootheid en de beteekenis
er nog niet ten volie van, toch gevoelen
wij, dat de Kerk haar hoogsten triomf viert,
en het leven over den dood zegepraalt
Nimmer beschouwden wij ook met meer
aandacht rls dien morgen de sennuerij van
de „Opstanding des Heeren."
En later? Later? Waren wij toen ook
Advertentiën
letters naar plaatsruimte,
worden 2maal berekend.
advertenties bij abonnement worden speciale, zeer voordeelige contractei»
nes 15 cent per regel
t U.GO daarboven 8 cent per regel, groote
Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
Voor plaatsing van een groet aantal regels au
gesloten. Reclames
door
Op verkenning naar de „Waarheid".
zoo spoedig blij, zoo tevreden en overge
lukkig Ach! laat or.s eens een enkele
maal in het leven oprecht zijn en niet
huichelen.
Onze jaren vermeerderden. De hartstochten
staken allengs met toenemende hevigheid
hel hoofd op. Zwakke menschen, als wij zijn,
lieten wij allen, de een meer, de ander min
der, er ons door medesleepen, een kille hui
vering grrep ons aan, idialen en illusieti be
gonnen plaat-s te maken voor naakte wer
kelijkheid, en als gevolg van dien, verflauw
de het vaste geloof en verzwakte het innige
vertrouwen onzer kindsheid of wel, zij wer
den steeds meer op den achtergrond gedron
gen. De strijd om het bestaan brak aan,
wreede ontgoocheling was meermalen ons
detl, wij werden ijverzuchtig en achterdochtig.
De zelfzucht maakte zich van ons meester
en deze ging niet gepaard met die andere,
meer edele zucht om voor onzen broeder
slechts een bescheiden deel te vragen van
hetgeen wij voor ons zeiven eischten.
Voor een tijdelijk voordeel verloochenden
wij misschien onzen aard en karakter. Hoog
moedswaanzin verblindde ons wij toornden
tegen hen, die ons geen genoegzame eer
bewezen, of die vóór onzen naam een ijdelen
titel weglieten, waarop wij eigenlijk, noch
door meerdere moraliteit, noch door hoogere
geestesbeschaving of andere uitmuntende
eigenschappen, aanspraak mochten maken.
Ous leven en streven ging op i:i het ei
gen „ik" in plaats van alles voor allen te
zijn. Of wel w ij gingen nog verder. Voor
een bedriegelijke hoogachting onzer meerderen
lieten wij onzen vrijen wildat onwaardeer
bare en zelfsdoor den Schepper geëerbiedigde
geschenk, knechten om tot geestelijke slaver
nij le vervallen.
Kortom wij weiden misschien rijker aan
geld, kennis en ondervinding, doch niet
gelukkiger en zeker niet beter. Als wij nu
deze harde waarheid maar willen erkennen,
hebben wij reeds veel goeds gedaan, n.l. den
eersten stap gezet op den weg, die tot ver
betering en tot zelfvolmaking voert. Wie zijn
fouten wil erkennen, dien zijn ze reeds half
vergeven en voor dien klinkt ook weldra
met reden het Pax Vobis.
Het was een goed idee van de Kerk en
voor hare leden eene verheffende en tevens
troostrijke gedachte het Paaschfeest te stellen
in den tijd, waarop ook de natuur hare
renaissance of wedergeboorte viert. Immers,
er is harmonie tusschen de geestelijke ver
rijzenis van den mensch en het ontwaken van
den natuur uit haren winterslaap. Beidon
slaken de boeien, die hen tot dusverre knelden
en hunne ontwikkeling en overgang tot een
nieuw, krachtig leven tegenhielden. Een
frissche adem strijkt thans over al liet ge
schapene, de warmte, die bron van leven en
arbeidsvermogen, roept de groeikracht van
dieren en planten weer te voorschijn, de
stof wordt opnieuw bezield en iedere atoom
begint weer zijn kringloop want meeuer. wij
nicl, dat al wat gestorven is, ten doode
gedoemd blijft of aan vernietiging is prijs
gegeven. De stof is onvern etigbaar. Deze
stelling of natuurkundige wet, al naar men
het belieft te uoemen, klinkt volstrekt niet
paradoxaal en nog veel minder athcistisch.
Immers Hij, die de stof uit niet schiep, be
zit ook alleen de macht haar weer in het
niet te doen verzinken.
Gelijk uit de duisternis het licht, uit den
ï.acht de morgen rijst, zoo ontkiemt uit den
dood weer het leveu. Het vergane stol scheukt
volgens '.vetten, die ons beperkt verstand
niet kan achterhalen, weer leven en onder
houd aan railliarden organische wezens en
dit blijft zich zoo herhalen tot den grooten
dag, waarop volgens de voorzegging, alle
leven moet uitgedoofd worden. Aan die
eenmaal gestelde orde kunnen wij, zwakke
schepselen, niets veranderen. Hoe wij ook
trachten de aarde te hervormen of te vervor
men, was het ons zelfs gegeven hare polen
te keeren, de énergie van het heelal i9 en
blijft standvastig. Berusten wij dus in het
onvermijdelijke en zijn wij niet zoo dwaas
of verblind ons leven te beschouwen als een
produkt van krachten en toevallige omstan
digheden, doch veeleer als een uitvloeisel
van Hem, wiens Liefde on Almacht alles in
het aanzijn riepen. Onderwerpen wij, zond?r
schroom, ons verstand aan het geloof, wij
naalwyksebf en liiixslrulsrkr Courant,
(19.
HOOFDSTUK XI.
Dwars door Europa en Azië heen, om een
onderhoud van één uur met een Russisch staat
kundige gevangene
Het was een ouainnig plan, en toch was ik
vast besloten het ten uitvoer te brengen. Mocht
het al krankzinnig wezen, dan zoude het ten
rains'e het zekerste zijn om mij voor te lichten
bij de maatregelen, die ik gedwongen zoude
worden te nemen. Ik wilde niet in woeste vaart
op mijn doel toesnellen, en mijn poging vruch
teloos zien muken door een ot' ander onderge
schikt persoon ot belung. Neen ik moest mij
op weg begeven met hulpmiddelen wier over
wegende kracht niemand zou durven betwisten.
Geld, een der belangrijkste hefbooraen, bezat ik
in overvloed en was ik bereid in ruime mate
1® besteden, maar er bestonden nog anderen, die
even onmisbaar waren, en dus moest ik mij be
ijveren ook die machtig te worden. Ik wilde
rustig en stelselmatig te werk gaan, want er
zoude nog verscheiden dagen verloopen eer ik
het mocht wagen Pauline te verlaten. Alleen
wanneer alle denkbare gevaar geweken was,
kon ik mijn reis aanvaarden.
Gedurende de dagen dat het arme meisje
langzamerhand, doch zeer, zeer langzaam hare
krachten herwon, raudpleegde ik mijn verleden,
en welke vrienden ik ooit onder de aanzienlijken
des lands bezeten had, tot ik er één herdacht
wiens betrekking van dien aard was. dat het
hem mogelijk was, vau een veel hooger ge
plaatst man dan hij zelve was een gunst te ver
zoeken en boveodien mocht verwachten, dat deze
hein onverwijld zoude worden toegestaan. Eu
hij deed dit ten mijnen behoeve metzulken aan
drang dat ik een introductie ontving voor den
Engelschen gezant te St. Petersburg, benevens
het afschrift van een brief, die mij vooruit ge
zonden was en instructie ten mijnen behoeve
bevatte. Elk dezer brieven droeg een har.dtec
kening die mij gewis elke denkbare hulp zou
verschaffen. In het bezit daarvan en een cre-
dietbrief voor een zeer aanzienlijk bedrag op de!
Bank van St Petereburg, was ik toegerust voor
mijn reis. Maar voor mijn vertrek moest ik
maatregelen nemen dat PamliDe's veiligheid en
verpleging niets te wenschen zouden overlaten.
De bezwaren, die dit opleverde deden mij bijna
van de uitvoering van tmij» plan afzien. En
toch wist ik, dat ik er gevolg aan moest geven,
want indien ik dit niet deed. dan zou Macari's
logen zich voor eeuwig tusschen mij en mijne
vrouw plaatsen. Het was beter, dat ik onmiddel
lijk heen ging, terwijl wij vreemdelingen voor
elkander waren; beter dat wij, indien Ceneri
door woord of teekeu de schnndelijke raededee-
ling bevestigde, elkander nimmer zouden
weerzien 1
Pauline zou in goed? handen achterblijven.
Priscilla zo» trouw en gewillig aan mijn ver
zoek voldoen. Ook zij wist dat haar pleegkind
haar herinneringsvermogen herkregen hud, doch
niets wist van hetgeen met haar van het oogen
blik dat zij het verloren ha d, gebeurd was. '/.ij
kende de reden waarom i k sedert verscheiden
dagen niet in de ziekenkam er was geweest. Zij
wist dat ik Pauline, in hare teger.woordigen
toestand, in geenerlei opzi cht meer als mijne
vrouw beschouwde, als t oen ik haar voor de
eerste maal in Turijn gezie u had. Zij wist dat
er een geheim in onze wederzijdsche be
trekking bestond en dat i k verplicht was een
lange reis te ondernemen, om dit op te los
sen.
Mijne instructies waren de volgende: Zoodra
Pauline's toestand dit zoude veroorlooven, moest
zij naar een zeeplaats vervoerd worden dat net
haar aan aiets zoude ontbreken. Indien zij ver
langde te weten hoe zij daar gekomen was, moest
haar gezegd worden dat een hurer betrekkingen,
die thans een buitenlandsche reis maakte, haar
tot zijne terugkomst onder Priscilla's opzicht
geplaatst had. Maar zoolang de herinnering nan
de laatstverloopen maanden niet bij haar terug
keerde, mocht haar ^een woord omtrent hare
ware betrekking tot mij worden gesproken.
Want ik betwijfelde het inderduad ol' mijn hu
welijk wel wettig was, en of zij het indien
zij zulks wenschte, niet kou laten ontbinden
omdat zij kon beweren, dat het buiten hare
voorkennis gesloten was. Als ik van mijn reis
terugkeerde, en zij zooals ik mij vast overtuigd
hield, mijner waardig zoude zijn, zou alles we
der opnieuw moeten beginnen.
Ik had opgemerkt dat Pauline, nadat ere koorts
huur verlaten had, geen woord gerept had om
trent de verschrikkelijke daad waarvan zij voor
drie jaren geleden, getuige was geweest. Ik
vreesde dat zij wanneer zij volkomen hersteld
zoude zijn, de een oi andere poging tot onthul
ling ervan zou wenschen te doen. liet was niet
te voorzien waartoe zij dit geval zoude overgaan.
Ik vernam dat Macari den dag na dat ik hem
van de misdaad beschuldigde, Engeland verlaten
had, en Ceneri was buiten haar bereik. Ik
hoopte dat Pauline tot mijn terugkomst rustig
zou worden gehouden; en ik gelastte Priscilla,
haar, indier. zij over een misdaad mocht begin
nen te spreken, mede te deelen dat alles werd
aangewend om de schuldigen aan het gerecht
over te leveren.
Priscilla moest mij schiijven uaar St. Peters
burg, Moskou cn andere plaatsen, die ik op
mijn heen- en torugreis moest aandoen. En hier
mede had al wat ik bedenken kon, gere
geld.
Alles, behalve één ding: Morgen-ochtend moet
ik vertrekken; mijn reis-pas is geteekend, mijn
bagage staat gepakt, alles is gereed. Nog
één enkele maal moet ik haar zien, eer ik mij
ter ruste begeelwellicht voor den laatsten
keer I
Priscilla zeide mij, dat zij in een rustigen 9laap
lag.
Nog éénmaal moast ik dat schoone gelaat aan
schouwen, opdat ik haar beeld duizenden mijlen
ver in mijn geest zoude kunnen bewaren.
Ik sloop de trap op, en trad het vertrek bin
nen. Daar stond ik naast hare sponde en
staarde roet door tranen verduisterde oogen op
haar, die ik mijne vrouw noemde. Ilc gevoelde
mij al9 een misdadiger en ontwijder, zoozeer
wist ik, hoe weinig recht ik had em in deze
kamer te zijn. Haar bleek, rein gelaat lag op
het kussen het 9choonBt gelaat voor mij ter
wereld. Haar boezem ging in rustige ademha
ling op en neder. Onbeschrijfelijk schoon en
blank als een engel lag zij daar, en toen ik haar
zoo beschouwde zwoer ik, dat geen iuen3cheiijk
woord mij aan hare onschuld zou doen twijfe
len. Maar toch zou ik naar Siberië gaan I
lk zou alles ter wereld hebben willen geven
om mijne lippen op de hare te drukken, in 9taat
te zijn haar met een kus te doen ontwaken, en
deze lange donkere wimpers te zien ontsluiten
en hare oogen zich met liefde op mij richten.
Maar neen, dat mocht niet zijn 1 En toch
kon ik mij niet weerhouden haar zeer zacht op
het voorhoofd te kussen. Zij bewoog zich even,
hare oogleden beefden, en, even als iemand, die
op een misdaad betrapt wordt, snelde ik de ka
mer uit.
Den volgenden dag was ik reeds honderden
mijlen ver, en was mijn gemoed wat rustiger.
Wanneer ik Ceneri ooit mocht bereiken, en
bevond dat Macari niet gelogen had, dat ik op
laaghartige wijze misleid, en als werktuig van
booswichten gebezigd was geworden, dan zou
ik tenminste de armzalige voldoening der wraak
genieten.
Ik zou hem als slaaf mishandeld cn in ketenen
geklonken wederzien. Dat zou mij een vergoe
ding zijn voor mijn lange reis. Wellicht was
deze wraakzucht wel eenigszins te verge
ven aan een man, die zooveel geleden had
als ik.
Eindelijk St. Petersburg I De brief, dien ik bij
mij draag, en een. dien hij reeds ten mijnen be
hoeve ontvangen heeft, verschaffen mij een wel-
willende ontvangst bij Harer Majesteit's edelen
vertegenwoordiger in de Russische hoofdstad.
Mijn verzoek wordt aandachtig aangehoord en
niet aU onzinnig verworpen. Men zegt mij dat
het onvoorzichtig is, doch de woorden,onmo-
lijk toe-te-staan*, worden niet gebezigd, Er staan
zeer groote moeilijkheden in den weg, doch,
wijl mijn zaak geheel van ondergeschikten aard
is en niet het minste politiek karakter draagt,
en mijne brieven de onderteekeniug dragen van
een persoon, wien de gezant zeer gaarne van
dienst wil zijn, zegt men mij niet dat de hin
derpalen onoverkomelijk zijn. Ik moet eenige
dagen, wellicht eenige weken geduld oefenen,
doch mag mij overtuigd houden, dat al het mo
gelijke voor mij gedaan zal worden. Er be
staat, zooals (le nieuwsbladen schrijven, eenige
wrijving tusschen de beide rijken. Intusschen,
wie is de gevangene, en waar bevindt hij
zich? O, dat kan ik niet zeggen. Ik weet al
leen dat hij geneesheer is met name Ceneri,
een Italiaan. een Apostel der vrijheid.
patriot samenzweerder. Ik was niet dwaas ge
noeg mij voor to stellen dat hij gevonnist en
veroordeeld was or.dcr den naam waaronder ik
hem kende. Ik veronderstelde dat deze valsch
was.
Lord Q. wa9 er zeker van, dat in de laatste
maanden niemand van dien naam veroordeeld
was geworden, doch dat deed weinig ter zaker.
Wanneer het verlof gegeven werd, dan zou,
met de datums die ik had opgegeven, de identi
teit van den man onmiddellijk door de politie
worden vastgesteld. En nu, goeden morgen,
zoo spoedig mogelijk zou ik bericht van de um-
bassade ontvangen.
*Eu nog een enkele waarschuwing. Mr.
Vauglmn,'- zeide Lord Q.»Gij zijt nie: in En-
gelaud. Herinner u dat een ondoordacht woord,
zelfs een blik, een toevallige opmerking tegen
een vreemdeling, die naast u aan laiel zit, uwe
za-.«k geheel zou kunnen bederven. Hét regee-
riogsstelsel is hier geheel anders dan het
onze.'
Ik bedankte hern voor zijne inlichting, hoewel
ik geen waarschuwing r.oodig had. De waar
heid is, dat een Engelechman in Sr. Peterburg
steeds door spionnen omgeven is en waak. Ik
was dus vastbesloten mij ten zeerste in acht te
nemeo.
(Wordt vervolgd.)