Rummer 61.
Zondag 8 Augustus 1902.
25 Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Biad.
lt
KTOON TIELEI,
Alg.
Ned. Bond van
Schoenfabrikanten.
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Congres-vergadering.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A. bjo n n e m e n t s p r ij s per 8 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
bepaald land. Maar het verschil tusschen
UlTOKV E lt
WAALWIJK.
yarraehV.;*-'
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer coordeclige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
2e Algemeene en Congresvergadering
te Oisterwijk op Zondag 27 Juli 1902.
Direct na afloop van den geza-
menlijken maaltijd begaven de con
gresleden zich naar de zaal, die wederom
zeer druk bezet was.
We merken o.a. op talrijke heeren
geestelijken, de Burgemeester en talrijke
notabelen der gemeente Oisterwijk, de
president en eenige leden der Kamer
van Koophandel te Waalwijk e. m. a4
Nadat Dr. W. A. Nolens onder ap
plaus de zaal was binnengetreden, opende
de voorzitter ten ongeveer 47a uur de
vergadering met de volgende woorden
Ml
Hedenmorgen heb ik de leden een
hartelijk welkom geheeten, thans doe ik
dat de genoodigden en stel U daarbij
voor Dr. W. A. Nolens, die ons zal
komen spreken over beschermende
rechten*, daarover eens goed te worden
ingelicht Jis voor ons schoenmakers van
groot belang.
Dr. Nolens betreedt daarna 't podium
en spreekt ongeveer als volgt
M. H. Uit de omstandigheden dat
de Bond van Schoenfabrikanten, heden
morgen reeds zoo practisch heeft ver
gaderd, een tweede spreker na mij komt
en de muziek u daarna wacht, maak
ik op dat ik niet te veel van uw tijd in
beslag mag nemen.
Het onderwerp Beschermende rechten
is echter zeer belangrijk, eene opper
vlakkige bespreking zou reeds uren vor
deren. Ik zal mij daarom bepalen tot
enkele punten, van nut voor de belang
hebbende.
Vrijhandel en bescherming
De tegenstelling is begrijpelijk, maar
toch is geen enkele tegenstelling zoo
onjuist. In theorie alleen bestaat vrij
handel, want die moet internationaal
zijn, en die bestaat niet, evenmin als
algemeene ontwapening mooie idealen,
die op den duur illussies zullen blijken.
Wij weten 't allen, alle staten hebben
invoerrechten, Duitschland is bezig ze
weer te verhoogen en in Oostenrijk is
't zelfde punt aan de orde. Engeland
het voorbeeld der doctrinaire vrij
handelaars, tracht op andere manieren
zijne grenzen te sluiten, zelfs is er sprake
van rechten op granen.
Bedoeld wordt met vrijhandel in de
practijk, eenzijdige vrije invoer voor een
theoretische opvatting van 't woord en
de practijk geeft aanleiding tot misver
stand.
In theorie kan men spreken van het
beschermend stelsel, nl. een stelsel in
tegenstelling met den internationalen
vrijhandel en dat zou dan moeten be tee
kenen bescherming onder alle omstan
digheden van de binnenlandsche industrie,
vooral door het heffen van invoer rech
ten op die producten, die ook in het
binnenland geproduceerd worden. In
het practische leven bedoelt men er in het
land mede het heffen van rechten, die
in de gegeven omstandigheden den
nationalen arbeid moeten verdedigen
tegen de ongelijke concurrentie met
het buitenland, 't Woord bescherming
werkt op velen als een roode lap op
sommige dieren. Hct^ verblindt, het ir
riteert, en 't moet erkend, 't klinkt niet
aangenaam.
>Vrije invoer* daarentegen heeft een
magischen invloed. Tot juist ver
stand zou het beter zijn te spreken
van verweerrechten, verdedigingsrechten,
of, zooals het in den voorzichtigen stijl
der regeeringsstukken gebeurt, van her
ziening of wijziging, desnoods zelfs van
verhooging van tarieven.
De fictieve kunstmatige beteekenis, die
aan het woord vrijhandel gehecht wordt
door hen, die er over spreken of schrijven,
is een moeilijk uit te roeien gewoonte.
Toch gelden de argumenten voor inter
nationalen vrijhandel volstrekt niet voor
den eenzijdigen vrijen invoer, terwijl de
argumenten tegen een absoluut bescher
mend stelsel geen kracht hebben, waar
het geldt een practisch voorstel tot ver
hooging van invoerrechten in een be
paald land in bepaalde omstandigheden
gedaan.
Verder moet vooral gewezen worden
op het verschil van standpunt, dat bij
deze practische vraag van handels- en
nijverheidspolitiek kan worden ingeno
men. Eenzelfde voorstel zal b. v. heel
anders beoordeeld worden door looiers
dan door schoenfabrikanten. Men kan
zich plaatsen op het standpunt van
een enkelen persoon, 'van een bepaalde
groep van personen, van jjeen bepaalde
streek, van een bepaald bedrijf, al dan
niet in een Bond vereenigd, van een ge
meente, een provincie. Hetzelfde voorstel
zal heel anders beoordeeld worden door
producenten dan door de consumenten.
De handel van zijn kant zal er weel
een anderen kijk op hebbengroote
handelssteden willen den invoer zoo vrij
mogelijk hebben. Het tweede standpunt
dat men kan innemen, het hoogste,
vraagt niet naar het belang van een
bepaalde groep personen, zelfs niet van
een bepaalden staat, maar naar het be
lang van de geheele menschelijke sa
menleving. Op dit standpunt, dat op
den grootst mogelijken afstand staat van
de werkelijkheid, de practijk, mogen
zich plaatsen de theoretici, de geleerden
en ook de dichters, maar die functie
alleen, daar zij anders van dat standpunt
hebben af te dalen. Dit standpunt mag
niet worden ingenomen door de re
geering en door hen, die door nun po
sitie verplicht zijn voor het algemeen
belang op te komen van die gemeen
schap, hetzij de staat, de provincie of
de gemeente, wier algemeen belang zij
moeten voorstaan.
Wat voor enkele personen schadelijk
is, kan voor het algemeen belang nood
zakelijk zijn, bijv. maatregelen, die het
inkomen van sommigen doen verminde
ren, de arbeidersverzekering in het
algemeen en de sociale wetgeving. En
nu ligt het voor de hand dat ministers
en Kamerleden het standpunt van den
particulier, van een groep personen niet
mogen innemen, maar ook het hoogste
standpunt mogen zij niet innemen. Ieder
heeft het recht om voor eigen persoon
lijk of vakbelang op te komen met alle
geoorloofde middelen, de regeering zal
dan moeten oordeelen wat het zwaarste
weegt.
Een derde punt is de vraag, wat thans
de stand der kwestie is. De handels
politiek houdt verband met 't economisch
leven. Daaruit blijkt de onhoudbaar
heid van een doctrinair vrijhandclstelsel.
Toen echter hetgemeente huishouden
zich had ontwikkeld tot volkshuishouden,
moest de bescherming der steden worden
opgeheven, dat werd vrijhandel in den
staat. Nadat de grootindustrie een we
reldmarkt had gevormd, volgde de kon-
sekwente doorzetting van het beginsel,
dat er nu ook een belemmering moest
zijn over den handel tusschen de staten.
Daarbij bleef echter één factor buiten
berekening. De wetgever van een land
kan de belemmering van den handel
tusschen steden en provinciën opheffen,
maar niemand kan dit tusschen de ver
schillende staten. De meeste staten
voerden dan ook onvervaard bescherming
van den nationalen arbeid protectie in.
Daarop steunde de Duitsche tariefwet
geving evenals thans in Engeland en
daarmede moet een ander land wel
degelijk rekening houden.
Verschillende bekeeringen van vrij
handelaars in beschermingsgezinden heb
ben ook in ons land plaats gehad.
In ons land staat de wijziging der
handelspolitiek ook voor de deur, de
tarieven zullen worden verhoogd met
een fiscaal doel, om geld te kunnen
krijgen voor den staat. Dat is uitdruk
kelijk gezegd in de troonrede.
Men wil den nationalen arbeid be
schermen en ook kunnen opbieden tegen
andere staten bij 't sluiten van handel-
stractaten. In de derde plaats zijn ver
hooging der tarieven voorgesteld in
verband der maatschappelijke hervor
mingen, die dringend noodig zijn. Deze
worden wel door niemand bestreden,
zoolang eigen beurs niet geraakt wordt.
Sociale hervormingen leggen lasten op
de bedrijven, bemoeilijken aldus de con
currentie met het buitenland. Daarom
protectie. Dat is o. a. gezegd in de
aanvulling van het program der katholieke
Kamerleden. Men heeft gezegd, dat
het te vaag is. Maar men vergat, dat
er 25 verschillende conclusiën in één
zin moeten worden saamgevat. Dat
program zegt, dat protectie moet worden
ingevoerd om de voorwaarden voor pro
ductie zooveel mogelijk gelijk te maken
met die van het buitenland.
Hetgeen beteekent, dat de door de
arbeidswetgeving verhoogde productie
kosten der inlandsche nijverheid min
of meer moeten vergoed worden door
protectie. Met deze formuleering hebben
alle Kamerleden, vrijhandelaren en pro-
tectionisten zich kunnen vereenigen.
Verschillende moeilijkheden bieden
zich bij verhooging der tarieven aan.
Iedere verandering in handelspolitiek is
moeilijk, zooals nieuwe schoenen lastig
zijn.
Iedere verandering van stelsel geeft
last, en heeft met vele vooroordeelen te
kampen. Zij die bij 't vroegere goed vaar
den zijn er tegen. Maar in den grooten
strijd van belangen is absolutisme geheel
verkeerd, moet gelet worden op 't alge
meen belang.
Tweedens is er het bezwaar der ver
bruikers. Men zegt dat door bescher
ming het geld der verbruikers door dat
der ondernemers wordt overgehemeld. Ik
kan hier niet over uitweiden merkt alleen
op, dat de koopkracht der verbruikers
door bescherming zeker stijgt. Trouwens,
dit tweede bezwaar wordt zelf niet ernstig
meer genomen door de beste denkers
onder de socialisten.
Spr. citeert uit de werken van het
Duitsche Rijksdaglid Auer Arbeitsmarkt
unci Handelsver trage, en uit Schepel,
Grondziige der Handelspoliiik.
Als de nationale arbeid, (is het resumé
van den staat), gebaat wordt door be
schermende rechten, en de werkman
meer koopkracht krijgt, dan dienen zelfs
de socialisten zich bij protectie neer te
leggen.
Derde bezwaar is het sluiten van
handelstractaten. Dat is echter iets, wat
wij aan de ministers moeten overlaten,
't Zou te vervoeren.
Vierde bezwaar is de belangenstrijd
Nergens treden de moeilijkheden zoo
tasbaar aan den dag als in den belan
genstrijd. De tegenstelling van belangen
bestaat ook in ons land. Wat voor het
eene bedrijf fabricaat of product is, doet
voor het andere dienst als grondstof of
als hulpstof. Met name, de lederindustie
heeft er belang bij dat de looimaterialen
goedkoop zijn, maar de boschbouw, die
in Duitschland zoo belangrijk is, heeft
er belang bij dat de inlandsche schors
zoo duur mogelijk betaald wordt. De
lederindustrie wil haar product tegen de
hoogst mogelijke prijzen afzetten en heeft
er belang bij om tegen de buitenland-
sche concurrentie geholpen te worden.
De schoenenindustrie daarentegen heeft
belang bij het omgekeerde, wil voor
haar grondstof zoo min mogelijk betalen.
Dit doet zich voor in iederen staat,
waar de tarieven aan de orde zijn. Spr.
wijst op een brochure in Oostenrijk
verschenenZoll-politische Gegensatze
Schuhwaare und LederwaareOesterreichs.
Er zijn in zulke gevallen twee wegen
mogelijk1° een compromis tussschen
de beide industrieën, vooral wanneer ze
grootendeels in dezelfde streken worden
uitgeoefend, waardoor aan de regeering
de taak gemakkelijker wordt gemaakt
en meer kracht kan worden ontwikkeld
2°. ieder voor zich zijn eigen belangen
voorstaan. De regeering en de bij de wet
geving betrokken personen kunnen dan
de wederzijdsche belangen wikken en
wegen. Daarbij zal ook te rade gegaan
moeten worden met het aantal onder
nemingen en het aantal personen daarin
werkzaam.
Uit de uitkomsten der beroepstelling
in 1899, opgemaakt door het Centrraal
Bureau van Statistiek, blijkt dat alleen in
de provincie Zuid-Holland 24 leerlooie
rijen met 77 werklieden, in Gelderland
39 met 255 werklieden in Noord-Brabant
508 leerlooierijen met 1137 werklieden
Daarentegen waren in het schoenma
kersbedrijf te Zuid-Holland 3249 onder
nemers met 3209 werklieden, in Gel
derland 1600 ondernemingen met 1217
werklieden en in Noord-Brabant 2511
ondernemers met 9018 werklieden. In de
zes tot nu bewerkte provincies waren
er in de lederindustrie 583 ondernemers
met 1585 werklieden, in de schoenen-
fabricage 11420 ondernemers met
16356 werklieden, zoodat dus tegenover
de 2168 personen uit de lederindustrie
staan 27776 personen, die direct in de
schoenenindustrie werkzaam zijn.
Ik zeg dat is iets, waarmede zoo
wel èn door de regeering èn door de
kamers zal worden rekening gehouden,
waar de strijd van belangen tusschen de
beide industrieën moet worden opgelost.
't Is ook wenschclijk dat in de adres
sen aan de regeering zooveel moge
lijk gegevens staan, die gewicht in de
schaal leggen.
Daarom zou ik den schoenfabrikanten
in overweging geven in hun adres, waar
toe zij van hun standpunt verplicht zijn,
het memorandum van den Bond van
Oostenrijksche schoenfabrikanten te
volgen, daar staan tevens nog veel mee
punten in.
Waar dergelijke zaken van een Bond
uitgaan, moet zoo krachtig en zoo talrijk
mogelijk worden opgetreden.
De voorlichting en documenteering is
noodig en blijkt zeer goed uit hetgeen
de minister van binnenlandsche zaken
zeide Nu zeg ik, dat ik niet geheel
als voorstander van protectie optreed
we zijn overtuigd van hetgeen de tot
nogtoe gevolgde handelspolitiek voor
ons land heeft opgeleverd, doch dege
lijke voorlichting blijft noodig, er moet
gewikt en gewogen worden.
Thans is er een regeering en eene
meerderheid, welke dien weg op wilik
zal me wel wachten een regeering groot
te prijzen, ik wil eerst zien wat er ge
daan wordt; prijzenswaardig is het, dat
zij aan 't werk is om tot dat doel te
komen, wij moeten haar steunen door
den weg zooveel mogelijk te effenen.
Gematigdheid is noodig.
We moeten overwegen wat' in ge
geven omstandigheden 't beste is
zien wat bereikbaar isvermeden dient
te worden, dat tegenstelling van belan
gen ontaarde in een strijd met onge
oorloofde middelen tusschen de belang
hebbenden.
Ik eindig met den wensch, dat men
gezamenlijk of afzonderlijk optredende,
tot het gewenschte resultaat, tot het
gemeenschappelijk doel moge komen,
en dat daardoor de industrieën in gun
stiger conditiën mogen komen, evenals
de in die industrieën werkzame arbei
dersbevolking.
(Luid Applaus.)
Na een korte pauze houdt de heer
van Stccnis uit Vucht de volgende
lezing over Vak-onderwijs
Het is voor mij een zeer aangename
taak het nut van vakonderwijs te be
spreken, omdat ik maar al te zeer van
het nut daarvan overtuigd ben.
Ik heb tot onderwerp van bespreking
gekozen sWat behoort een schoenmaker
te weten
Dat is een vraag waar natuurlijk
zeer veel toe behoort, dus moet ik
mij bij enkele hoofdvereischten bepalen,
die dunkt mij voldoende zullen zijn,
om het nut van het vakonderwijs aan te
toonen. De tegenwoordige eischen zijn
op velerlei wijs toegenomen, niet in één
enkel maar in alle opzichten.
Gelijk een architect nauwkeurig dient
te weten, aan welke voorwaarden een
gebouw moet voldoen, ten einde met be
trekking tot gemak, doelmatige inrich
ting, en rangschikking van al zijne
deelen aan billijke eischen te voldoen,
evenzoo behoort de schoenmaker, de
noodzakelijke eigenschappen van goed
schoenwerk te kennen en moet hij al
zijne zorgen besteden, om eene in alle
opzichten goeden schoen voor den voel
te maken.
Dat kan hij alleen als hij de hoeda
nigheden van den voet in alle opzichter,
kent, zijn werk dient zoo ingericht tc
zijn, dat het de functie van de verschil
lende deelen van den voet niet alleen
niet belemmert, maar die veeleer op
doeltreffende wijze ondersteunt en zoo
doende het den voet zoo gemakkelijk
mogelijk maakt.
Dit is te eer noodig, omdat de voet
niet alleen het lichaam moet dragen en
voortbewegen, maar ook vaak nog zeer
zwaar lasten bij er moet nemen, gelijk
dit bij den arbeid, die een mensch te
verrichten heeft, te pas kan komen
kunnen in het algemeen de schoenmaker-
aan die eischen voldoen, of dicnci.
velen dat nog te leeren
Het is een dringende taak der vak
scholen zegt dr. Paul Starke om de
anatomische kennis van den voet tc ver
breiden, want als er anatomische kennis
van den hoefsmid vereischt wordt om
het edele paard te beslaan, dan drukt
die plicht natuurlijk veel zwaarder op
den schoenmaker, omjjden zooveel edeler
menschen voet te bekleeden.
Er wordt op dit punt steeds te weinig
acht geslagen; aan geen ander lichaam-
deel heeft de eigenzinnige mode, deze
onbarmhartige tiranie der menschen,
zich zoo zeer vergrepen als juist aan
de voeten, waardoor de schconc
natuurlijke vorm der voeten uit het oor
wordt verloren en in welk schoeisel
het loopen een groote marteling is.
Ik noemde daar zooeven de mode
eigenzinnigheid en meen daar volkomen
toe gerechtigd te zijn, want zoo vee!
schoenmakers als er zijn, zooveel made*
zijn er, waarvan een groot gedeelte zeer
slecht tc noemen is men geeft maar
KW.aiMMuauiHMiwm»f Mi turn n n -yixgwwr-c-
WailvQkscke en Laiigstraatsche Cnirait,
OVERAL VERKRIJGBAA R
VAN DEN
MIJNE HEEREN 1