Rummer 80. Donderdag 9 October 1902. 25e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. 11 ANTONIO ÏEHKANDO.' AN TOON TIELEN, Aan onze Lezers, Twaalfgfootfoliopagina'sMuzielc Door de wereld. Uitgever: lil sell rij vin gsbil j et. FEUILLETON. aaBBBOBEiSSBS^v- - 'rwsESSWSBSiBSMaaasBStsx.^M^ww*««MMiHBa «rassasp- ^-^otbbbb ^r^-swaa '.saxeam Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdag» von d. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk 1 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote' letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3inaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten WAALWIJK. :|i gesloten. Reclames 15 cent per regel, .nuuw—11 11ii'imrn 1 Wij achten ons gelukkig uitvoering te kunnen geven aan een voornemen, hetwelk in den kring onzer lezers ongetwijfeld met groote belangstelling zal worden begroet. Als PREMIE voor de abonnés op onze Courant stellen wij verkrijgbaar de u fteenc uitgave eenig in den lande, zij zal verschijnen tweemaal per maand, elke aflevering zal bestaan in Vier pagi na's, belangwekkende lectuur, benevens bevattende 4 a 6 Muziekstukken van componisten van beteekenis. De muziekstukken worden gekozen uit de beste veelal niouwe composities, van eerste componisten uit binnen- en buitenland. Door een rijke afwisseling van clas- sieke en moderne muziek, ernstige en geestige melodiën, van stukken voor piano en voor zang met pianobegeleiding, in ver scheidenheid van stijl en schrijfwijze, zal het blad zoowel bevredigen den middel- matigen beoefenaar der muziek als ben die hooger eiscben stellen. Elke aflevering zal inhouden eene bespre king op welke wijze de bij elk Num mer behoorende muziekstukken be- hooren te worden gespeeld, hoe de door den'componist in muzieknooten neer geschreven gedachten moeten worden ver tolkt. Bovendien zal bet blad zijn een orgaan dat den beoefenaar der muziek tot vraagbaak, tot trouwe gids dient. Tegen betaling van slecbtt 60 Cents, per drie maanden, ontvangt men zes af leveringen te zamen 25 a 35 Muziek stukken bevattende Elk muziekstuk kost dus slechts 2 cent. Nog nimmer werd muziek van eerste com ponisten, zóó uitmuntend bewerkt en met zorg uitgevoerd, tegen zuik een ongekend lagen prijs aangeboden. Aau onze abonné's, bij wie onze courant per bode wordt bezorgd, zenden wij een proefexemplaar gratis ter beoordeeling. Binnen cenige dagen zullen wij het onze abounds doen bezorgen. Zij, die een Ex. wenschen te ontvangen, zullen wij hetzelve op aanvrage gratis aanbieden. Deze aanbieding is waarlijk een prach tige premis voor de lezers van onze couant, die wij twijfelen er niet aan, allen daarvan willen gebruik maken en ons bet onderstaande inteekenbiljot ten spoedigste ingevuld zullen terugzenden. DE UITGEVERS. x De ondergeteekende verlangt bij zijne Courant geregelde toezending van „Muzikale Bloemlezing" tweemaal per maand verschijnende, tegen den prijs van 60 ets. per drie maanden (franco per post 85 ct3.) WOON PL A ATS NAAM „Ik moet ook door de wereld* luidt een karakteristiek onderschrift op een uithang bord, dat we ergens zagen. Epii man staat er op voorgesteld, bezig met door een gro iten bal te kruipen, waarop du'delijkshalve nog eens „de wereld* staat geschreven. Welken samenhang de eigenaar van dit uithangbord, die kruier was, zocht tusscben zijn beroep en dit gezegde, meer dan bij andere beroepen, is niet recht duidelijk. Misschien dat bij aan wilde duiden hoe een „kruier* kruipen moet om door de wereld te komen en door de voorstelling de com passie zijner medeburgers wilde opwek-ken Maar zijn gezegde blijft raak. „Door de wereld te komen* 't wil heel wat zeggen. Maar „fatsoenlijk en eerlijk door de wereld te komen,* wil nog veel meer zeggen. Als de gulden levensochtend-stralen van kinderjeugd en aankomenden leeftijd ons beschijnen, dan kennen we de zorgen des levens nog niet. Dan is een opstel of een rekensom of het geattrappeerd worden bij een schavuiten- streek onze hoogste bekommernis. Maar we zien niet en we kunnen niet lezen wat er omgaat in het gemoed van onze ouders en onze overheid. Den lach van tevredenheid om hun lippen, dien ja begrijpen we wél, maar de rimjiels op het voorhoofd of den ernst van den oogopslag zien we niet. Dan soms opeens, soms langzamerhand bij geleidelijken overgang komt het moment, dat wij een blik kunnen werpen in den strijd om het bestaan. De wedstrijd om de schoolprijzen wordt een wedstrijd om het dagelijksch brood. En meer en beter leeren we het inzien dat de een het den ander uit de handen, en uit den mond wil slooten. Om het zelf te hebben. Wat een ijverig voorbereiden om zich te bekwamen roor sen post of ambtwat een gedoe om met hope te kannen mededingen, wat een gewerk om met succes te sollici- teeren Wel mag cr een heiliging door godsdienst en oprechte ouderliefde ingestort zijn in den jeugdigen inau, opdat hij werkelijk man blijve; dat hij zich niet verlage door oneerlijke middelen om zijn doel te be reiken. Wel mag er vastheid zijn van zelfver winning en voortdurend geoefen in deze heerlijkste aller deugden. Maar zijn deze er ook eenmaal, dan kent de gelukkige bezitter ervan geen aarzelen ot dralen, hetzij een goede uitslag zijn pogen beloont, hetzij dit verijdeld wordt door mis lukking. Dan kan de vreugde wel weggaan achter donkere wolken, maar nooit de vrede. Dan zal hij vol blijven houden met koenen moed, wat stormen om hem gieren, en ten einde van zijn baan gekomen, zie boe kalm hij het moede hoofd neder- le8fc* „Door de wereld* 't zijn maar luttele woorden. Maar die de gevangenissen of verbeter huizen bevolken, wilden ook door de wereld, al zagen ze niet op een juiste afscheiding van mijn en dijn, al deinsden ze niet terug voor een stoot met een mes als hun oog het goud had gezien in de beurs van hun eveumensch. Zouden ook zij zoo kalm kunDen heen gaan En toch heeft misschien hun jeugd niet minder pijnlijke tranen gekost, toch heeft wellicht ook voor hen zoo vaak een minnend hart gebloed. Maar zij hebben niet gewild Plicht voorzeker is het, van die in vrij heid gesteld zijn in staat of stad ot in de maatschappij van 't huisgezin hun kindereu en pupillen te geven wat noodig en nuttig is, om door de wereld te komen. Men mag niet zeggen ik beu er ook zoo gekomen, mijn zoon moet het ook maar zoo doen. Want de tijden veranderen en de men- schen met hen, die niet meedoet ook in ontwikkeling of bekwaamheid, raakt achter of onder den voet en behoorlijke kosten mogen zij niet weigeren om hun kinderen door de wereld te leeren komen. Maar omgekeerd wat zijn de kinderen eer. nimmer—eindigende dankbaarheid schuldig aan die hen grootbrachten, en hoe mogen ze nimmer of nooit zich schamen voor de misschien wat meer ouderwetsche tn daar door ook al eenvoudiger maar misschien in stand mindere menschen die hun ouders waren. Vader en moeder op de eerste plaats hielpen hun kind door de wereld. Laat dan het kind ook altijd hun bloemen blijven brengen van dankbaarheid en hunne nage dachtenis bewaren iu zegening. In Engeland, vooral de Engelsche bladen, zien met nijdigheid de hulde die door ge heel Europa aan de Boeren-generaals wordt gebracht, de groote sommen gelds die het arme volk worden aangeboden. Zij zijn met afgunst, haat vervuld, die imperialisten voor die dappere kerels, die voor hun arm volk onverpoosd werken. De N. R. Ct. geeft naar aanleiding daarvan 't volgende artikel. Neen, verraders zijn ze niet, de drie Boerengeneraals, die een beroep hebben gedaan" op de beschaafde wereld om hun volk te steuuen iu zijn strijd tegen mate- rieeleu ondergang en het te gronde gaan van zijn nationaliteit. Trouwe onderdanen willen zij zijn van den Engelschcn koning. Herhaaldelijk hebben zij liet verklaard, en hun daden zijn met huu woorden in over- eenitemmiug. Maar evenmin willen zij verraders zijn van hun volk. Hun onaf hankelijkheid hebben zij prijsgegeven, maar niet huil nationaliteit. Naar Zuid-Afrika willen zij terug, om te leven onder hun volk. Zij begrijpen, dat trouw aan het En gelsche opperbestuur, leven in de schaduw der Engelsche vlag, gepaard kan gaan met het gebruik van een eigen taal en onderwijs in eigeu scholen. Zoo hebben zij gedacht en gesproken, sedert het vredesverdrag werd geteekend, en in dren gedachtengang wenden, zij zich tot de volken. Zij vragen geld, de generaals. Voor het een zoowel als voor het ander is geld noo dig. De verbrande woningen moeten her bouwd en van het noodige voorzien, het verwoeste land moet weer bewerkt worden en in staat gesteld om er van te oogsten. Scholen moeten gebouwd, onderwijzers be zoldigd worden. Het volk is.arm eu heeft alles verloren. Er is nog in tal van andere nooden te voorzien dan in de kosten van den terugkeer naar de woestenij, waar eens hun woning stond, van aanvankelijk onder houd van de benoodigdheden tot hervatting van hun bedrijf, waarvoor de bekende drie millioen pond reeds in de verte niet voldoen de is. Daarom vragen de generaals, behalve voor de scholen, voor weduwen en weezen, inyalieden en armen, voor wie de belofte der Britsche regeering om te leenen, de eerste twee jaren renteloos en in volgende jaren tegen 3 pCt., een ijdele klank is. Waarom is de Engelsche pers, behoudens de enkele uitzonderingen, over dit verzoek om geldelijke steun zoo gebelgd, eu wordt zelfs gevraagd, of de generaals na deze handeling wel weer iu Zuid-Afrika kunnen worden toegelaten Voor ons bestaat er nauwelijks twijfel, dat haar boosheid vooreerst een gevolg is van de volmaakte logeustralling barer meest geliefde voorstelling, dat' de generaals van een geheel anderen geest werden gedreven dan de „coterie* van Kruger, die zijn volk had misleid en bedrogen. Dat waren andere mannen dan de „vluchtelingen", die in Nederland haat stookten tegen Engeland. Zij waren dappere en edelmoedige vijanden geweest en zouden blijken niet alleen trouwe onderdanen der Eugelsclh, regeering te zijn, maar ook warme waardeerders van Engelauds goede bedoeling. Zij hadden Engeland be grepen, en men hoopte in hen vurige be keerlingen te zien, mede-apostelen yan de leer, dat ieder verstandig man, van welke nationaliteit ook, zich bij nadere kennis making welbehagelijk, tevreden en dankbaar I'll I III I IIMlÉl 1 en ingstrailsrhr Courant, «KSS DOOR A. C. V. D. H. 33 Auteursreehl verzekerd volgens de wet.) Ach, de Dey heeft in een oogenolik van drift den onbescbaamdea Franschen consul een welverdienden slag in het aangezicht gegeven en nu is dat ellendige volk 'twelk reeds jaren op het bezit van ons schoon lijk belust is, zoo beleedigd, dat het bloedige wraak wil nemen. Is het niet ongehoord, voor een slag in het aange zicht den Dey den oorlog te verklaren, eene stad te vernielen, een heele bevolking te straffen Ja, geachte heer, een consul eeu slag in het aangezicht te geven, wordt in Europa be schouwd als majesteitschennis. Ja, Carlo, in dat hebzuchtige Europa be schouwd men alles als majesteitschennis, geloof ik. Gesteld vader, sprak üliva, dat de Franschen Algiers beschieten, kunnen wij daar ook nog door lijden Vooreerst wel niet, geloof ik. Maar Algiers in hunne macht zijnde, zullen ze weldra zuid waarts trekken en in onze landstreek komen Wat zal er dan van ons gewordeD Wat van mijn zuur verdiend geld mijn woonhuis, ambt, enz. Geeu ellende voor den tijd, geachte heer, sprak Carlo glimlachend, want in zijn ziel was hij zeer ingenomen met de tijding der oorlogs verklaring. Meer dan ooit toch bestond er nu de kans om de dierbare vrijheid te herkrijgen. Aangeuomen dat de Franschen hier komen, zult gij oodervinden met welk een edele natie gij te doen hebt, zult gij zien, hoe zij er eene eer in stellen den overwonnene edel te behandelen en in het bezit van zijn rechtmatig verkregen goed te laten. Voor het echter zoo ver is, Carlo, zal ik eene sterke, gewapende bende in onze streek hebben, om mijn eigendom te verdedigen. Dat was juist de zaak totaal bederven. Koer geen geweld. Wij zijn tegen hen niet opgewassen, en bij den minsten tegenstand dien zij hier ondervinden, zouden zij ons als vijanden beschouwen en als zoodanig behandelen. Wilt gij wijs doen in uw belang en in dat dergenen, waarover gij gesteld zijt, tracht dan het volk bedaard te doen blijven, dat het zich niet verzette, geen verraad plege. Zoo gij wilt, zal ik mij gaarne belasten u hierin naar mijn beste vermo gen te helpen. Mijne kostbaarheden wil ik toch op eene veilige plaats in mijn tuin verbergen. Dit kunt gij doen, ofschoon ik voor mij het niet noodig oordeel, mits de bewoners bier rustig blijven en dat hangt grootendeels van u af. Nog eens, de Franschen zijn geen koppen snellers, geen amokmakers, gern wraakzuchtigen, maar edele lieden. De kadi was echter niets op zijn gemak. Hij liep hoofdschuddend het vertrek op en neer en mompelde gedurig binnensmonds Mahomed, Mahomed, wat blijft er von uw rijk iu ons werelddeel over? De ongeloovige komt hier den baas spelen. Kunt gij dit dulden Neen, gij zult vuur en zwavel van den hemel zenden om die goddeloozen te verdelgen tot den laatste» toe en de bewoners zullen weer na eenigen tijd u luide danken en roepen God is God en Maho.ned is zijn profeet; zij hebben ons de overwinning bezorgd. Lof en eer hem in eeuwigheid. De voorspelling van den kadi ging niet in vervulling. Algiers, het oude roofnest, werd hevig beschoten en tot overgave gedwongen. De Franschen stichtten eene geduchte sterkte, vlak bij de stad, en togen vooreerst niet Zuidwaarts, wijl zij iu de omgeving van Algiers de handen vol werk hadden om zich te verdedigen tegen benden, die menigmaal onverwachts kwamen toegesneld om hen uit huune stellingen te verjagen. De kadi t»nde dus dra alle vrees uit zijn hait Een oproerige geest was ech'er in de bevolking gekomen, een geest, die na eenigen tijd den kadi verontrustte, zoodat hij vast besloot, zich terdege in acht te nemen. Ziet ge nu, geachte heer, hoe ge thans op eens in de achting van het volk gereze n zijt het zou u in dezen oogenblik op de handen dragen. Zoo waar is het, wat er geschreven staat: Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Dat staat toch niet in mijn koran. Het staat in onze schriftuur, geachte heer. Handel nu voortaan wat meer naar de uitspraken van uw geweten, wees niet altijd even gestreng, straf met leedwezen, met tegenzin '.eg zoo weinig boete op als mogelijk is, gij zijt immers toch rijk genoeg, en gij zult ondervinden, dat gij weldra de gevierde, do beminde, in plaats van den gevressde in uw streek jult zijn. Met veel belangstelling vroeg Oliva aan haren vader naar den afloop der zitting. Toen zij de uil spraak vernam, was ook zij zeer verheugd eu' sprak op blijmoedigeD toon: Doe wel aun die uwe vijanden zijn en gij zult gloeiende kolen op hunne hooiden verzamelen.* Maar, kindlief, hoe kom je aan die spreuk Die staat al weer niet in den koran. Carlo leerde haar mij, vaderzij is getrok ken uit zijne schriftuur. Houdt gij er eene schriftuur op na, Carlo f Neen, geachte heer, maar veel spreuken en verhalen uit onzen bijbel zijn mij altijd bijge bleven. Dan moeten ze indertijd ook wel een diepen indruk op u gemaakt hebben. Het zou mij pleizier doen er nog eeus meer te hooren, niet, wijl ik er mee instem, o nee», de korau bevat toch alles, wat men noodwendig dient te weten, maar uit nieuwsgierigheid zou ik durven zeggen. L>e jonkman sprak op plechtigen toon »Gij, o mijn God, zijt goedertieren en waar achtig lankmoedig en alles beschikkende in barmhartigheid u te to kennen is de volmaakte deugd uwe rechtvaardigheid en almacht te overwegen is de wortel der onsterfelijkheid. De kadi, verrukt over deze schoone spreuk, riep eensklaps uit Wel, Cailo, het schijut, dat in al uw spreuken barmhartigheid de hoofdrol speelt. Ik wil thans ook toonen. dat barmhar tigheid eene eigenschap van mijn karukter is. Veel diensten reeds hebt gij mij bewezen, groote rampen van mij en de mijnen afgewend vraag thans wat gij wilt en ik zal het u geven, zoo het maar eenigszins in mijn vermogen is. De jonkman, wicn de tranen op deze woorden in de oogen schoten, wierp een blik op, Oliva, een blik, die meer uitdrukte dan duizend woorden dit zouden vermogen. Hij wierp zich op de knieën voor zijnen meester en snikte luid Welnu, geachte heer, geef mij de vrijheid, beloof mij, dat ik naar mijn land weder kan keeren wanneer ik verkies, dit is het eenige wat ik begeer. Vrij zijt gij van af dezen oogenblik, edele jongeling, sprak de kudi bewogen, maar spreek mij niet van naar uw land terug te keeren, ik kan u niet missen, ik heb u lief, alsof ge mijn zoon waart. Leef, regeer en heersch hier in deze woning, doch blijf bij mij en wees mijn steun in den ouden dag, mijne vreugde, mijn alles. Helaas, wat baat mij geachte heer, de vrijheid, zoo ik niet gaan kun, waar ik wil Overal, kunt gij gann, gij moogt zelfs eene reis naar Spanje maken, zoo ge mij maar op uw woord belooft, zoo spoedig mogelijk naar hier weer te keeren. Ieder ander zou zich door die belofte gelukkig geacht hebbenniet alzoo Carlo. Hij wilde geheel en al vrij zijn, door geen enkel woord of belofte gebonden. Een woord was bij hem een woord, hij zou het zich tot eene misdaad aangerekend hebben, dit te schenden of niet na te komen. Daarom hernam hij Hoor, geachte heer. Ik neem aan, dat ik onmisbaar voor u geworden ben, te oordeeleu althans naar uwe eigene woorden. Hedenk echter eens, dat ik nu reeds bijna vijftien jaren in den vreemde leef en al dicu tijd niets meer van mijne dierbaarste betrekkingen gehoord heb. Wat is er van miju vader geworden Was hij werkelijk dood. toen hij, door dien knotsslag getroffen, Ier aaide stortte? Is hij misschien niet tot het leven teruggekeerd? Zoekt hij soms niet overal naar zijne kinderen? En zoo hij eens te Almeria mocht zijn, bid ook hij dan niet dag en nacht zijn panden nog eenmaal te mogen wederzien En mijne zuster, waar toeft zij Is het lot haar zoo gunstig geweest als mij Zie, als ik deze vragen overweeg, zou ik van hier willen heenvliegen naar mijn geliefd Almeria, naar het huis, waar ik geboren ben, naar den tuin, waarin ik als kind gespeeld heb, naar het kerkhof, waar mijne moeder rust, om haar graf met bloemen te tooien. Ik neem dit graag aan, mijn zood, viel de kadi hem in de rede. Veronderstel echter, dat gij, te Almeria gekomen, uw vader noch uwe zuster vondt, wat hadt ge dan nog? Ik zou dan in ieder geval hoogstwaarschijn lijk van dien pijnlijken twijfel, die reeds jaren mijn gemoed verteert, bevrijd zijn. In Almeria zal mttt wel weten, wat er van vader en Lucia geworden is, Daar heeft men ongetwijfeld een, vlijtig onderzoek naar hen ingesteld. En mocht, liet noodlot, dat ik geen van beiden meer kon aanschouwen, welnu, dan zou ik mij in Almerin vestigen, ik zou trachten een eerlijk bestaan te verwerven, ik zou in den echt treden et* in vrede afwachten, hoe God verder over mij beschikken zou. Gij zoudt in den echt treden, sprak dn kadi glimlachend. Zijt gij dan zoo vast overluigd spoedig de keuze uws harten daar te zulieu vinden De jonkman wierp een schuinschen blik op Oliva. Deze wendde het hoofd ter zijde, om den blos te verbergen, die haar gelaat overtoon. Ik zal huwen, geachte heer, met haa:, die God mij op mijn pad gestuurd heeft ol nog sturen zal. Gelukkig de vrouw, Carlo, die u eenmaal tot echtgenoot krijgt. Blijf nog een paar jaren bij mij en ga dan naar Spanje. Neen, geachte lieer, ik kan zoo lang niet wachten. Het is of een geheim vuorgevocl mij toeroept: Vertrek spoedig, draal niet lunger, vreugde zal uw deel zijn, na lijden komt ver blijden. Altijd heb ik dit voorgevoel gehad, doch thans spreekt het sterker dan ooit in mij. Ik voel, dat ik aan den vooravond van groon; "ebeurtc'nissen sta, en daarom geachte heer willig mijn verzoek in, maak mij den gelukkigste der stervelingen. Wanneer denkt gij dan uiterlijk te zullen vertrekken, zoo ik u toestemming geef? Binnen drie weken, genadige heer. Welnu, Carlo, wees dan vrij. Van al deze oogenblik verklaar ik u bij Allah en ziji proleet voor een vrij man, over wien ik niet* meer te zeggen heb. Gij kunt vertrekken, wan neer gij wilt en ik zal u niet met. ledige handen van hier laten gaan. Leef dun eenmaal gelukkig in uw zoo dierbaar Spanje. Ik echter zul uv% vertrek niet lang overleven. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1